Home

Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

In deze verordening zijn regels vastgesteld voor het in de handel brengen, de vervaardiging, de invoer, de uitvoer, de levering, de distributie, de geneesmiddelenbewaking, de controle en het gebruik van diergeneesmiddelen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing op diergeneesmiddelen die industrieel of door middel van een industrieel procedé zijn vervaardigd en bestemd zijn om in de handel te worden gebracht.

2.

De artikelen 94 en 95 zijn niet alleen van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde geneesmiddelen, maar eveneens op werkzame stoffen die als grondstoffen voor diergeneesmiddelen worden gebruikt.

3.

De artikelen 94, 105, 108, 117, 120, 123 en 134 zijn niet alleen van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde geneesmiddelen, maar ook op geïnactiveerde immunologische diergeneesmiddelen die zijn vervaardigd uit pathogenen en antigenen afkomstig van een dier of van dieren in een epidemiologische eenheid en die gebruikt worden voor de behandeling van dat dier of die dieren in diezelfde epidemiologische eenheid of voor de behandeling van een dier of dieren uit een eenheid met een bevestigd epidemiologisch verband.

4.

In afwijking van de leden 1 en 2 van dit artikel zijn alleen de artikelen 55, 56, 94, 117, 119, 123 en 134 en afdeling 5 van hoofdstuk IV van toepassing op diergeneesmiddelen waarvoor overeenkomstig artikel 5, lid 6, een vergunning is verleend.

5.

In afwijking van lid 1 van dit artikel zijn de artikelen 5 tot en met 15, 17 tot en met 33, 35 tot en met 54, 57 tot en met 72, 82 tot en met 84, 95, 98, 106, 107, 110, 112 tot en met 116, 128, 130 en 136 niet van toepassing op overeenkomstig artikel 86 geregistreerde homeopathische diergeneesmiddelen.

6.

Hoofdstuk VII is niet alleen van toepassing op de in lid 1 van dit artikel bedoelde geneesmiddelen, maar ook op:

  1. stoffen met anabole, infectiewerende, antiparasitaire, ontstekingswerende, hormonale, narcotische of psychotrope eigenschappen die bij dieren kunnen worden gebruikt;

  2. diergeneesmiddelen die in de apotheek of door een andere persoon die daartoe krachtens nationaal recht gemachtigd is, overeenkomstig een diergeneeskundig voorschrift voor een bepaald dier of een kleine groep dieren worden bereid („formula magistralis”);

  3. diergeneesmiddelen die in de apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van een farmacopee worden bereid en die voor directe verstrekking aan de eindgebruiker zijn bestemd („formula officinalis”). Wanneer die formula officinalis bestemd is voor voedselproducerende dieren, is daarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist.

7.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  1. diergeneesmiddelen die autologe of allogene cellen of weefsels bevatten en geen industrieel procedé hebben ondergaan;

  2. diergeneesmiddelen op basis van radioactieve isotopen;

  3. toevoegingsmiddelen voor diervoeding als omschreven in artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad(1);

  4. diergeneesmiddelen die voor onderzoek en ontwikkeling zijn bestemd;

  5. gemedicineerde diervoeders als gedefinieerd in artikel 3, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) 2019/4.

8.

Met uitzondering van de procedure voor een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen, laat deze verordening nationale bepalingen inzake vergoedingen onverlet.

9.

Niets in deze verordening belet een lidstaat om op zijn grondgebied de nationale controlemaatregelen in te voeren of te handhaven die hij nodig acht met betrekking tot narcotische en psychotrope stoffen.

Artikel 3 Conflictregels

1.

Wanneer een diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 2, lid 1, van deze verordening ook binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad(2) of Verordening (EG) nr. 1831/2003 valt, en er sprake is van strijdigheid tussen de onderhavige verordening en Verordening (EU) nr. 528/2012 of Verordening (EG) nr. 1831/2003, heeft de onderhavige verordening voorrang.

2.

Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen besluiten of een specifiek geneesmiddel of een specifieke groep geneesmiddelen als diergeneesmiddel moet worden beschouwd. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 145, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 4 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1. „diergeneesmiddel” :

    elke stof of combinatie van stoffen die aan ten minste één van de volgende voorwaarden voldoet:

    1. ze wordt aangeboden als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij dieren;

    2. ze is bestemd voor gebruik bij of toediening aan dieren om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen;

    3. ze is bestemd voor gebruik bij dieren om een medische diagnose te stellen;

    4. ze is bestemd om te worden gebruikt voor euthanasie bij dieren;

    2. „stof” :

    een materie van

    1. menselijke oorsprong;

    2. dierlijke oorsprong;

    3. plantaardige oorsprong; of

    4. chemische oorsprong;

    3. „werkzame stof” :
    een stof of een mengsel van stoffen bestemd voor gebruik bij de vervaardiging van een diergeneesmiddel en die/dat bij gebruik bij de vervaardiging daarvan een werkzaam bestanddeel van dat diergeneesmiddel wordt;
    4. „hulpstof” :
    elk ander bestanddeel van een diergeneesmiddel dan de werkzame stof of het verpakkingsmateriaal;
    5. „immunologisch diergeneesmiddel” :
    een diergeneesmiddel dat bestemd is om aan een dier te worden toegediend om actieve of passieve immuniteit tot stand te brengen of de mate van immuniteit te bepalen;
    6. „biologisch diergeneesmiddel” :
    een diergeneesmiddel waarvan een van de werkzame stoffen een biologische stof is;
    7. „biologische stof” :
    een stof die geproduceerd wordt door of onttrokken wordt aan een biologische bron en waarvan de typering en de bepaling van de kwaliteit alleen kan gebeuren aan de hand van een combinatie van fysisch-chemisch-biologische tests, gecombineerd met kennis van het vervaardigingsproces en de beheersing daarvan;
    8. „referentiediergeneesmiddel” :
    een diergeneesmiddel waarvoor overeenkomstig artikel 44, 47, 49, 52, 53 of 54, zoals vermeld in artikel 5, lid 1, een vergunning is verleend op basis van een overeenkomstig artikel 8 ingediende aanvraag;
    9. „generiek diergeneesmiddel” :
    een diergeneesmiddel met dezelfde kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling aan werkzame stoffen en dezelfde farmaceutische vorm als het referentiediergeneesmiddel, en waarvan de biologische equivalentie met het referentiediergeneesmiddel is aangetoond;
    10. „homeopathisch diergeneesmiddel” :
    een diergeneesmiddel dat volgens een in de Europese Farmacopee of, bij ontstentenis daarvan, in de in de lidstaten officieel gebruikte farmacopees beschreven homeopathisch vervaardigingsproces uit homeopathische grondstoffen wordt verkregen;
    11. „antimicrobiële resistentie” :
    het vermogen van micro-organismen om te overleven of in aantal toe te nemen in aanwezigheid van een concentratie van een antimicrobiële stof, die doorgaans voldoende is om de groei van micro-organismen van dezelfde soort te remmen of te doden;
    12. „antimicrobiële stof” :
    elke stof met een rechtstreekse werking op micro-organismen, gebruikt voor de behandeling of voorkoming van infecties of infectieziektes, waaronder antibiotica, antivirale middelen, antischimmelmiddelen en antiprotozoaire middelen;
    13. „antiparasiticum” :
    een stof die parasieten doodt of de ontwikkeling van parasieten onderbreekt en die gebruikt wordt voor de behandeling of voorkoming van een door parasieten veroorzaakte infectie, infestatie of ziekte, met inbegrip van stoffen met een afwerende werking;
    14. „antibioticum” :
    alle stoffen met een rechtstreekse werking op bacteriën, gebruikt voor de behandeling of voorkoming van infecties of infectieziektes;
    15. „metafylaxe” :
    de toediening van een geneesmiddel aan een groep dieren, nadat een klinische ziekte bij een aantal dieren in de groep is vastgesteld, met het doel de klinisch zieke dieren te behandelen en de verspreiding tegen te gaan van de ziekte naar dieren die daarmee in nauw contact staan, een risico lopen en mogelijk al subklinisch geïnfecteerd zijn, tegen te gaan;
    16. „profylaxe” :
    de toediening van een geneesmiddel aan een dier of groep dieren voordat er klinische ziektesymptomen optreden, om te voorkomen dat een ziekte of infectie zich voordoet;
    17. „klinische proef” :
    een studie die tot doel heeft om onder praktijkomstandigheden de veiligheid of de werkzaamheid van een diergeneesmiddel onder normale veehouderij-omstandigheden of volgens normale veterinaire praktijken te beoordelen met het oog op het verkrijgen van een vergunning voor het in de handel brengen of een verandering daarvan;
    18. „preklinische studie” :
    een studie die niet onder de definitie van klinische proeven valt en tot doel heeft de veiligheid of werkzaamheid van een diergeneesmiddel te onderzoeken met het oog op het verkrijgen van een vergunning voor het in de handel brengen of een verandering daarvan;
    19. „baten-risicobalans” :

    een beoordeling van de positieve effecten van het diergeneesmiddel ten opzichte van de onderstaande met het gebruik van het diergeneesmiddel verbonden risico’s:

    1. elk risico voor de gezondheid van dier of mens dat verband houdt met de kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid van diergeneesmiddelen;

    2. elk risico van ongewenste effecten op het milieu;

    3. elk risico voor de ontwikkeling van resistentie;

    20. „algemene benaming” :
    de door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aanbevolen algemene internationale benaming voor een stof of, bij ontstentenis daarvan, de gangbare algemene benaming;
    21. „benaming van het diergeneesmiddel” :
    een fantasienaam die geen verwarring doet ontstaan met de algemene benaming, dan wel een algemene of wetenschappelijke benaming vergezeld van een merk of van de naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen;
    22. „sterkte” :
    het gehalte aan werkzame stoffen in een diergeneesmiddel, uitgedrukt in hoeveelheid per doserings-, volume- of gewichtseenheid, naargelang van de farmaceutische vorm;
    23. „bevoegde autoriteit” :
    een door een lidstaat overeenkomstig artikel 137 aangewezen autoriteit;
    24. „etikettering” :
    informatie op de primaire verpakking of de buitenverpakking;
    25. „primaire verpakking” :
    het recipiënt of enige andere verpakkingsvorm die rechtstreeks met het diergeneesmiddel in contact staat;
    26. „buitenverpakking” :
    de verpakking waarin de primaire verpakking wordt geplaatst;
    27. „bijsluiter” :
    een document over een diergeneesmiddel dat informatie bevat voor het veilige en doeltreffende gebruik ervan;
    28. „verklaring van toegang” :
    een authentiek document, ondertekend door de eigenaar van de gegevens of zijn vertegenwoordiger, waarin verklaard wordt dat die gegevens ten behoeve van de aanvrager met betrekking tot de bevoegde autoriteiten, het Europees Geneesmiddelenbureau dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 726/2004 („het Bureau”) of de Commissie voor de toepassing van deze verordening mogen worden gebruikt;
    29. „beperkte markt” :

    een markt voor een van de volgende soorten geneesmiddelen:

    1. diergeneesmiddelen voor de behandeling of preventie van ziekten die zelden of in beperkte geografische gebieden voorkomen;

    2. diergeneesmiddelen voor andere diersoorten dan runderen, schapen voor vleesproductie, varkens, kippen, honden en katten;

    30. „geneesmiddelenbewaking” :
    de wetenschap en de activiteiten die verband houden met de opsporing, beoordeling, kennis en preventie van vermoedelijke ongewenste effecten of andere met een geneesmiddel verband houdende problemen;
    31. „basisdossier diergeneesmiddelenbewakingssysteem” :
    een gedetailleerde beschrijving van het diergeneesmiddelenbewakingssysteem dat de houder van de vergunning voor het in de handel brengen gebruikt voor een of meer diergeneesmiddelen waarvoor een vergunning is verleend;
    32. „controle” :
    elke door een bevoegde autoriteit uitgevoerde taak ter controle van de naleving van deze verordening;
    33. „diergeneeskundig voorschrift” :
    een door een dierenarts afgegeven document voor een diergeneesmiddel of een geneesmiddel voor menselijk gebruik met het oog op het gebruik bij dieren;
    34. „wachttijd” :
    de minimumtermijn die, onder normale gebruiksomstandigheden, moet verstrijken tussen enerzijds de laatste toediening van het diergeneesmiddel aan een dier en anderzijds de productie van levensmiddelen die van dit dier afkomstig zijn teneinde te waarborgen dat die levensmiddelen geen residuen bevatten in hoeveelheden die schadelijk zijn voor de volksgezondheid;
    35. „in de handel brengen” :
    het voor het eerst in de gehele Unie of in een of meer lidstaten, naargelang het geval, op de markt aanbieden van een diergeneesmiddel;
    36. „groothandel” :
    iedere activiteit die erin bestaat diergeneesmiddelen aan te schaffen, te houden, te leveren of uit te voeren, al dan niet tegen betaling, uitgezonderd de kleinhandelslevering van diergeneesmiddelen aan het publiek;
    37. „waterdiersoorten” :
    diersoorten als bedoeld in punt 3 van artikel 4 van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad(3);
    38. „voedselproducerende dieren” :
    voedselproducerende dieren als gedefinieerd in artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 470/2009;
    39. „wijziging” :
    een wijziging in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen van een diergeneesmiddel zoals bedoeld in artikel 36;
    40. „reclame voor diergeneesmiddelen” :
    iedere uiting in verband met diergeneesmiddelen ter bevordering van het leveren, verspreiden, verkopen, voorschrijven of gebruiken van diergeneesmiddelen, met inbegrip van de verstrekking van monsters en sponsoring;
    41. „signaalbeheerproces” :
    een proces met het oog op de uitoefening van actief toezicht op gegevens inzake de bewaking van diergeneesmiddelen, teneinde die gegevens te beoordelen en te bepalen of de baten-risicobalans van die diergeneesmiddelen veranderd is teneinde de risico’s voor de diergezondheid, de volksgezondheid of milieubescherming op te sporen;
    42. „mogelijk ernstig risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu” :
    een situatie waarin er een aanzienlijke waarschijnlijkheid bestaat dat het gebruik van een diergeneesmiddel een ernstig gevaar zal opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu;
    43. „voor nieuwe therapieën bestemd diergeneesmiddel” :
    1. een diergeneesmiddel dat specifiek ontworpen is voor gentherapie, regeneratieve geneeskunde, weefseltechnologie, een therapie op basis van bloedproducten of faagtherapie;

    2. een via nanotechnologieën verkregen diergeneesmiddel; of

    3. enige andere therapie die wordt beschouwd als een opkomend gebied van de diergeneeskunde;

    44. „epidemiologische eenheid” :
    een epidemiologische eenheid als gedefinieerd in punt 39 van artikel 4 van Verordening (EU) 2016/429.

HOOFDSTUK II VERGUNNINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN — ALGEMENE BEPALINGEN EN VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE AANVRAGEN

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 5 Vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 6 Indienen van aanvragen voor vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 7 Talen

Afdeling 2 Voorschriften voor het dossier

Artikel 8 Gegevens die bij de aanvraag moeten worden gevoegd

Afdeling 3 Klinische proeven

Artikel 9 Klinische proeven

Afdeling 4 Etikettering en bijsluiter

Artikel 10 Etikettering van de primaire verpakking van diergeneesmiddelen

Artikel 11 Etikettering van de buitenverpakking van diergeneesmiddelen

Artikel 12 Etikettering van kleine primaire verpakkingseenheden van diergeneesmiddelen

Artikel 13 Aanvullende gegevens op de primaire verpakking of de buitenverpakking van diergeneesmiddelen

Artikel 14 Bijsluiter van diergeneesmiddelen

Artikel 15 Algemene voorschriften betreffende productinformatie

Artikel 16 Bijsluiter van geregistreerde homeopathische diergeneesmiddelen

Artikel 17 Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot deze afdeling

Afdeling 5 Specifieke voorschriften voor generieke, hybride en combinatiediergeneesmiddelen en voor aanvragen op basis van geïnformeerde toestemming en bibliografische gegevens

Artikel 18 Generieke diergeneesmiddelen

Artikel 19 Hybride diergeneesmiddelen

Artikel 20 Combinatiediergeneesmiddelen

Artikel 21 Aanvraag op basis van geïnformeerde toestemming

Artikel 22 Aanvraag op grond van bibliografische gegevens

Afdeling 6 Vergunningen voor het in de handel brengen voor beperkte markten en in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 23 Aanvragen voor beperkte markten

Artikel 24 Geldigheid van een vergunning voor het in de handel brengen voor een beperkte markt en procedure voor een nieuw onderzoek ervan

Artikel 25 Aanvragen in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 26 Voorwaarden voor een vergunning voor het in de handel brengen in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 27 Geldigheid van een vergunning voor het in de handel brengen in uitzonderlijke omstandigheden en procedure voor een nieuw onderzoek ervan

Afdeling 7 Onderzoek van aanvragen en grondslag voor de verlening van vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 28 Onderzoek van aanvragen

Artikel 29 Verzoeken aan laboratoria tijdens het onderzoek van aanvragen

Artikel 30 Informatie over fabrikanten in derde landen

Artikel 31 Aanvullende gegevens van de aanvrager

Artikel 32 Intrekking van aanvragen

Artikel 33 Uitkomst van de beoordeling

Artikel 34 Classificatie van diergeneesmiddelen

Artikel 35 Samenvatting van de productkenmerken

Artikel 36 Besluiten over de verlening van vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 37 Besluiten tot weigering van een vergunning voor het in de handel brengen

Afdeling 8 Bescherming van technische documentatie

Artikel 38 Bescherming van technische documentatie

Artikel 39 Beschermingstermijn voor technische documentatie

Artikel 40 Verlenging van de beschermingstermijnen en aanvullende beschermingstermijnen voor technische documentatie

Artikel 41 Rechten in verband met octrooien

HOOFDSTUK III PROCEDURES VOOR VERGUNNINGEN VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Afdeling 1 Vergunningen voor het in de handel brengen die in de gehele Unie geldig zijn (gecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen)

Artikel 42 Toepassingsgebied van de procedure voor een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 43 Aanvraag voor een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 44 Procedure voor een gecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 45 Heroverweging van het advies van het Bureau

Afdeling 2 Vergunningen voor het in de handel brengen die slechts in één lidstaat geldig zijn (nationale vergunningen voor het in de handel brengen)

Artikel 46 Toepassingsgebied van de nationale vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 47 Procedure voor een nationale vergunning voor het in de handel brengen

Afdeling 3 Vergunningen voor het in de handel brengen die in verschillende lidstaten geldig zijn (gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen)

Artikel 48 Toepassingsgebied van gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 49 Procedure voor een gedecentraliseerde vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 50 Verzoek van de aanvrager om heroverweging van het beoordelingsrapport

Afdeling 4 Wederzijdse erkenning van nationale vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 51 Toepassingsgebied van de wederzijdse erkenning van nationale vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 52 Procedure voor de wederzijdse erkenning van nationale vergunningen voor het in de handel brengen

Afdeling 5 Vervolgerkenning in de procedures voor wederzijdse erkenning en voor gedecentraliseerde vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 53 Vervolgerkenning van vergunningen voor het in de handel brengen door aanvullende betrokken lidstaten

Afdeling 6 Procedure voor herziening

Artikel 54 Procedure voor herziening

HOOFDSTUK IV MAATREGELEN NA DE VERLENING VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN

Afdeling 1 Diergeneesmiddelendatabank van de Unie

Artikel 55 Databank van de Unie inzake diergeneesmiddelen

Artikel 56 Toegang tot de diergeneesmiddelendatabank

Afdeling 2 Verzameling van gegevens door lidstaten en verantwoordelijkheden van houders van vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 57 Verzameling van gegevens met betrekking tot antimicrobiële geneesmiddelen die bij dieren worden gebruikt

Artikel 58 Verantwoordelijkheden van de houders van vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 59 Kleine en middelgrote ondernemingen

Afdeling 3 Veranderingen in de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 60 Wijzigingen

Artikel 61 Wijzigingen waarvoor geen beoordeling vereist is

Artikel 62 Aanvraag van wijzigingen die moeten worden beoordeeld

Artikel 63 Secundaire veranderingen in de productinformatie

Artikel 64 Groepen wijzigingen

Artikel 65 Werkverdelingsprocedure

Artikel 66 Procedure voor wijzigingen die moeten worden beoordeeld

Artikel 67 Maatregelen tot afsluiting van de procedure voor wijzigingen die moeten worden beoordeeld

Artikel 68 Toepassing van wijzigingen die moeten worden beoordeeld

Afdeling 4 Harmonisatie van de samenvattingen van de productkenmerken voor geneesmiddelen waarvoor op nationaal niveau een vergunning is verleend

Artikel 69 Toepassingsgebied van de harmonisatie van samenvattingen van de productkenmerken van een diergeneesmiddel

Artikel 70 Procedure voor harmonisatie van de samenvattingen van productkenmerken voor de referentiediergeneesmiddelen

Artikel 71 Procedure voor harmonisatie van de samenvattingen van productkenmerken voor generieke en hybride diergeneesmiddelen

Artikel 72 Documentatie betreffende de milieuveiligheid en milieurisicobeoordeling van bepaalde diergeneesmiddelen

Afdeling 5 Diergeneesmiddelenbewaking

Artikel 73 Diergeneesmiddelenbewakingssysteem van de Unie

Artikel 74 Databank voor diergeneesmiddelenbewaking van de Unie

Artikel 75 Toegang tot de databank voor diergeneesmiddelenbewaking

Artikel 76 Melding en registratie van vermoedelijke ongewenste effecten

Artikel 77 Verantwoordelijkheden inzake diergeneesmiddelenbewaking die rusten op de houder van een vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 78 Gekwalificeerde personen verantwoordelijk voor diergeneesmiddelenbewaking

Artikel 79 Verantwoordelijkheden inzake diergeneesmiddelenbewaking die rusten op de bevoegde autoriteiten en het Bureau

Artikel 80 Delegatie van taken door de bevoegde autoriteit

Artikel 81 Signaalbeheerproces

Afdeling 6 Verwijzing (referral) in het belang van de Unie

Artikel 82 Toepassingsgebied van de verwijzing (referral) in het belang van de Unie

Artikel 83 Procedure voor verwijzing (referral) in het belang van de Unie

Artikel 84 Besluit na verwijzing (referral) in het belang van de Unie

HOOFDSTUK V HOMEOPATHISCHE DIERGENEESMIDDELEN

Artikel 85 Homeopathische diergeneesmiddelen

Artikel 86 Registratie van homeopathische diergeneesmiddelen

Artikel 87 Aanvraag tot en procedure voor registratie van homeopathische diergeneesmiddelen

HOOFDSTUK VI VERVAARDIGING, INVOER EN UITVOER

Artikel 88 Vergunningen voor de vervaardiging

Artikel 89 Aanvraag voor een vergunning voor de vervaardiging

Artikel 90 Procedure voor de verlening van vergunningen voor de vervaardiging

Artikel 91 Databank voor vervaardiging en groothandel

Artikel 92 Veranderingen in vergunningen voor de vervaardiging op verzoek

Artikel 93 Verplichtingen voor de houder van een vergunning voor de vervaardiging

Artikel 94 Certificaat van goede praktijken voor de vervaardiging

Artikel 95 In de Unie gevestigde importeurs, fabrikanten en distributeurs van werkzame stoffen

Artikel 96 Registers

Artikel 97 Gekwalificeerde persoon die verantwoordelijk is voor de vervaardiging en de vrijgave van partijen

Artikel 98 Certificaten van diergeneesmiddelen

HOOFDSTUK VII LEVERING EN GEBRUIK

Afdeling 1 Groothandel

Artikel 99 Vergunningen voor groothandel

Artikel 100 Aanvraag van en procedure voor vergunningen voor groothandel

Artikel 101 Verplichtingen van groothandelaars

Artikel 102 Parallelhandel in diergeneesmiddelen

Afdeling 2 Kleinhandel

Artikel 103 Kleinhandel in diergeneesmiddelen en bijhouden van registers

Artikel 104 Kleinhandel op afstand in diergeneesmiddelen

Artikel 105 Diergeneeskundig voorschrift

Afdeling 3 Gebruik

Artikel 106 Gebruik van geneesmiddelen

Artikel 107 Gebruik van antimicrobiële geneesmiddelen

Artikel 108 Registratie door eigenaars en houders van voedselproducerende dieren

Artikel 109 Registratieverplichtingen voor paardachtigen

Artikel 110 Gebruik van immunologische diergeneesmiddelen

Artikel 111 Gebruik van diergeneesmiddelen door dierenartsen die diensten verrichten in andere lidstaten

Artikel 112 Gebruik van geneesmiddelen bij niet-voedselproducerende diersoorten buiten de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 113 Gebruik van geneesmiddelen bij voedselproducerende landdiersoorten buiten de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 114 Gebruik van diergeneesmiddelen voor voedselproducerende waterdiersoorten

Artikel 115 Wachttijd voor geneesmiddelen die worden gebruikt bij voedselproducerende diersoorten buiten de voorwaarden van de vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 116 Gezondheidssituatie

Artikel 117 Inzameling en verwijdering van afval van diergeneesmiddelen

Artikel 118 In de Unie ingevoerde dieren of producten van dierlijke oorsprong

Afdeling 4 Reclame

Artikel 119 Reclame voor diergeneesmiddelen

Artikel 120 Reclame voor diergeneesmiddelen waarvoor een diergeneeskundig voorschrift vereist is

Artikel 121 Stimulering van de verkoop van geneesmiddelen die bij dieren worden gebruikt

Artikel 122 Tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake reclame

HOOFDSTUK VIII INSPECTIES EN CONTROLES

Artikel 123 Controles

Artikel 124 Audits door de Commissie

Artikel 125 Goedkeuringscertificaat

Artikel 126 Bijzondere regels voor inspecties in het kader van diergeneesmiddelenbewaking

Artikel 127 Bewijs van de kwaliteit van diergeneesmiddelen

Artikel 128 Specifiek bewijs van de kwaliteit van het geneesmiddel voor immunologische diergeneesmiddelen

HOOFDSTUK IX BEPERKINGEN EN SANCTIES

Artikel 129 Tijdelijke beperkende veiligheidsmaatregelen

Artikel 130 Schorsing, intrekking of wijziging van de voorwaarden van vergunningen voor het in de handel brengen

Artikel 131 Schorsing of intrekking van een vergunning voor groothandel

Artikel 132 Schrapping van importeurs, fabrikanten en distributeurs van werkzame stoffen uit de databank voor vervaardiging en groothandel

Artikel 133 Schorsing of intrekking van vergunningen voor de vervaardiging

Artikel 134 Verbod op de levering van diergeneesmiddelen

Artikel 135 Door de lidstaten opgelegde sancties

Artikel 136 Financiële sancties die door de Commissie zijn opgelegd aan houders van een vergunning voor het in de handel brengen van diergeneesmiddelen waarvoor een gecentraliseerde vergunning is verleend

HOOFDSTUK X REGELGEVEND NETWERK

Artikel 137 Bevoegde autoriteiten

Artikel 138 Wetenschappelijk advies voor internationale organisaties voor diergezondheid

Artikel 139 Comité voor diergeneesmiddelen

Artikel 140 Leden van het Comité

Artikel 141 Taken van het Comité

Artikel 142 Coördinatiegroep voor wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedures betreffende diergeneesmiddelen

Artikel 143 Leden van de coördinatiegroep

Artikel 144 Taken van de coördinatiegroep

HOOFDSTUK XI GEMEENSCHAPPELIJKE EN PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 145 Permanent Comité voor diergeneesmiddelen

Artikel 146 Wijzigingen in bijlage II

Artikel 147 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 148 Gegevensbescherming

HOOFDSTUK XII OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 149 Intrekking

Artikel 150 Verband met andere handelingen van de Unie

Artikel 151 Eerdere aanvragen

Artikel 152 Bestaande diergeneesmiddelen, vergunningen voor het in de handel brengen en registraties

Artikel 153 Overgangsbepalingen betreffende gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen

Artikel 154 Oprichting van de databank voor diergeneesmiddelenbewaking en van de databank voor vervaardiging en groothandel

Artikel 155 Initiële invoer in de diergeneesmiddelendatabank door de bevoegde autoriteiten

Artikel 156 Evaluatie van de regels voor de milieurisicobeoordeling

Artikel 157 Verslag van de Commissie over traditionele kruidenmiddelen voor de behandeling van dieren

Artikel 158 Evaluatie van de maatregelen betreffende paardachtigen

Artikel 159 Overgangsbepalingen betreffende bepaalde certificaten van goede praktijken voor de vervaardiging

Artikel 160 Inwerkingtreding en toepassing

BIJLAGE I

BIJLAGE IIVOORSCHRIFTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, LID 1, ONDER B)

BIJLAGE III

BIJLAGE IV