Home

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2019 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2019 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt specifieke voorschriften vast voor de uitvoering van de in artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde officiële controles van producten van dierlijke oorsprong.

Die specifieke voorschriften behelzen:

  1. criteria en voorwaarden om

    1. te bepalen wanneer de ante-mortemkeuring in bepaalde slachthuizen onder toezicht of onder de verantwoordelijkheid van een officiële dierenarts mag worden uitgevoerd;

    2. te bepalen wanneer de ante-mortemkeuring in het geval van noodslachting buiten het slachthuis mag worden uitgevoerd;

    3. te bepalen wanneer de ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst mogen worden uitgevoerd;

    4. te bepalen welke waarborgen van kracht moeten zijn voor de uitvoering van de post-mortemkeuringen en auditactiviteiten onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts als bedoeld in artikel 18, lid 2, onder c) en d), van Verordening (EU) 2017/625;

    5. afwijkingen van artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625 wat de indeling van de productie- en de heruitzettingsgebieden in verband met Pectinidae, mariene buikpotigen en stekelhuidigen betreft te bepalen;

    6. te bepalen wanneer de officiële controles in uitsnijderijen kunnen worden uitgevoerd door personeel dat daartoe is aangewezen door de bevoegde autoriteiten en goed is opgeleid;

  2. de vaststelling van specifieke afwijkingen voor Rangifer tarandus tarandus, Lagopus lagopus en Lagopus mutus teneinde reeds lang bestaande lokale en traditionele gewoonten en gebruiken te kunnen voortzetten;

  3. de vaststelling van specifieke minimumvoorschriften, met inbegrip van specifieke minimumvoorschriften inzake opleiding voor de officiële dierenarts, de officiële assistent en het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel teneinde te waarborgen dat zij de in artikel 18 van Verordening (EU) 2017/625 beschreven taken naar behoren uitvoeren;

  4. de vaststelling van passende minimumvoorschriften inzake opleiding voor het slachthuispersoneel dat bijstand verleent bij de in artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) 2017/625 beschreven taken.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1) „slachthuis” :
    slachthuis als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.16, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    2) „bedrijf van herkomst” :
    het bedrijf waar de dieren het laatst zijn gehouden. In het geval van semigedomesticeerde hertachtigen als gedefinieerd in bijlage I, punt 2, onder q), bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad(1), is het samendrijven voor het selecteren van dieren voor de slachting inbegrepen;
    3) „productiegebied” :
    een productiegebied als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.5, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    4) „heruitzettingsgebied” :
    een heruitzettingsgebied als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    5) „door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel” :
    een andere persoon dan de officiële assistent en de officiële dierenarts die overeenkomstig deze verordening bevoegd is om als zodanig op te treden in uitsnijderijen en aan wie de bevoegde autoriteiten de uitvoering van specifieke werkzaamheden toebedelen;
    6) „risicoanalyse” :
    risicoanalyse als gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad(2);
    7) „uitsnijderij” :
    een uitsnijderij als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.17, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    8) „pluimvee” :
    pluimvee als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    9) „lagomorfen” :
    lagomorfen als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    10) „exploitant van een levensmiddelenbedrijf” :
    exploitant van een levensmiddelenbedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
    11) „als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren” :
    als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    12) „vlees” :
    vlees als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    13) „gekweekt wild” :
    gekweekt wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    14) „eindverbruiker” :
    eindverbruiker als gedefinieerd in artikel 3, punt 18, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
    15) „detailhandel” :
    detailhandel als gedefinieerd in artikel 3, punt 7, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
    16) „inrichting” :
    een inrichting als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
    17) „slachthuis met geringe capaciteit” :
    een door de bevoegde autoriteiten op basis van risicoanalyse aangewezen slachthuis waarin de slachting alleen tijdens een deel van de werkdag plaatsvindt of tijdens de gehele werkdag maar niet op iedere werkdag van de week;
    18) „wildbewerkingsinrichting met geringe capaciteit” :
    een door de bevoegde autoriteiten op basis van risicoanalyse aangewezen wildbewerkingsinrichting waarin de wildbewerking alleen tijdens een deel van de werkdag plaatsvindt of tijdens de gehele werkdag maar niet op iedere werkdag van de week;
    19) „grootvee-eenheid” :
    grootvee-eenheid als gedefinieerd in artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1099/2009;
    20) „klein vrij wild” :
    klein vrij wild als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    21) „wildbewerkingsinrichting” :
    wildbewerkingsinrichting als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.18, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    22) „verzendingscentrum” :
    verzendingscentrum als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    23) „tweekleppige weekdieren” :
    tweekleppige weekdieren als gedefinieerd in bijlage I, punt 2.1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    24) „verwerking” :
    verwerking als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder m), van Verordening (EG) nr. 852/2004;
    25) „ingewanden” :
    ingewanden als gedefinieerd in bijlage I, punt 1.12, bij Verordening (EG) nr. 853/2004;
    26) „primaire productie” :
    primaire productie als gedefinieerd in artikel 3, punt 17, van Verordening (EG) nr. 178/2002;
    27) „melkproductiebedrijf” :
    een melkproductiebedrijf als gedefinieerd in bijlage I, punt 4.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004.

Artikel 3 Criteria en voorwaarden om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen in bepaalde slachthuizen door een officiële assistent mogen worden uitgevoerd

1.

In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 mogen ante-mortemkeuringen van andere diersoorten dan pluimvee en lagomorfen onder toezicht van een officiële dierenarts door een officiële assistent worden uitgevoerd, mits de in het slachthuis toegepaste procedures aan de volgende criteria en voorwaarden voldoen:

  1. de taken binnen de ante-mortemkeuringen zijn uitsluitend van praktische aard en hebben alleen betrekking op een of meer van de volgende werkzaamheden:

    1. het controleren of de exploitant van een levensmiddelenbedrijf voldoet aan de vereisten met betrekking tot informatie over de voedselketen en identiteitscontrole van de dieren;

    2. het voorselecteren van dieren die mogelijk onregelmatigheden vertonen met betrekking tot de vereisten voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn;

  2. wanneer mogelijke onregelmatigheden worden waargenomen of vermoed, wordt de officiële dierenarts onmiddellijk in kennis gesteld door de officiële assistent die de keuring uitvoert, en vervolgens voert de officiële dierenarts de ante-mortemkeuring persoonlijk uit, en

  3. de officiële dierenarts controleert regelmatig of de officiële assistent zijn/haar taken naar behoren uitvoert.

2.

In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 mogen ante-mortemkeuringen van alle diersoorten in een slachthuis worden uitgevoerd door een officiële assistent onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts, mits aan de volgende criteria en voorwaarden wordt voldaan:

  1. er is op het bedrijf van herkomst al een ante-mortemkeuring uitgevoerd door een officiële dierenarts overeenkomstig artikel 5;

  2. wanneer mogelijke onregelmatigheden worden waargenomen of vermoed, wordt de officiële dierenarts onmiddellijk in kennis gesteld door de officiële assistent die de keuring uitvoert, en vervolgens voert de officiële dierenarts de ante-mortemkeuring persoonlijk uit,

    en

  3. de officiële dierenarts controleert regelmatig of de officiële assistent zijn/haar taken naar behoren uitvoert.

3.

De in de leden 1 en 2 vastgestelde afwijkingen gelden niet:

  1. voor dieren die een noodslachting ondergaan als bedoeld in sectie I, hoofdstuk VI, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

  2. voor dieren waarbij de verdenking bestaat dat zij een ziekte of aandoening hebben die schadelijke gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid;

  3. voor runderen afkomstig van inrichtingen zoals omschreven in artikel 4, punt 27), van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad(3) waaraan niet de status „vrij van infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex” (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) is verleend zoals vastgelegd in deel II, hoofdstuk 1, afdelingen 1 en 2, van bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie(4);

  4. voor runderen, schapen of geiten afkomstig van inrichtingen zoals omschreven in artikel 4, punt 27), van Verordening (EU) 2016/429 waaraan niet de status „vrij van infectie met Brucella abortus, M. melitensis en B. suis zonder vaccinatie” is verleend zoals vastgelegd in deel I, hoofdstuk 1, afdelingen 1 en 2, van bijlage IV bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689;

  5. voor dieren afkomstig uit een beperkingszone zoals bedoeld in artikel 126, lid 1, punt b), iii), van Verordening (EU) 2016/429 waaraan binnen die zone beperkingen zijn opgelegd;

  6. voor dieren die aan strengere controles worden onderworpen vanwege de verspreiding van nieuwe ziekten of speciale ziekten op de lijst van de Wereldorganisatie voor diergezondheid.

Artikel 4 Criteria en voorwaarden om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen in het geval van noodslachting buiten het slachthuis mogen worden uitgevoerd

In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2017/625 mag de officiële dierenarts ante-mortemkeuringen in het geval van noodslachting buiten het slachthuis uitvoeren, maar alleen in het geval van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren en mits de bijlage III, sectie I, hoofdstuk VI, punten 1, 2 en 6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde vereisten voor noodslachting in acht worden genomen.

Een modelgezondheidscertificaat zoals vastgesteld in bijlage V bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 van de Commissie(5) wordt afgegeven voor dieren die geschikt zijn voor slachting. Het gezondheidscertificaat wordt samen met de dieren naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook. Alle voor een volgende controle relevante waarnemingen worden in het gezondheidscertificaat vermeld.

Artikel 5 Algemene criteria om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst mogen worden uitgevoerd

1.

In afwijking van artikel 18, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) 2017/625 mag de bevoegde autoriteit de uitvoering van ante-mortemkeuringen van voor de slacht bestemde dieren op het bedrijf van herkomst toestaan overeenkomstig de in lid 2 en artikel 6 vastgestelde criteria en voorwaarden.

2.

De volgende criteria en voorwaarden zijn op alle diersoorten van toepassing:

  1. er worden controles uitgevoerd van de registers en documentatie van het bedrijf van herkomst, met inbegrip van verificatie van informatie over de voedselketen;

  2. indien nodig wordt individueel onderzoek van de dieren gefaciliteerd door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf;

  3. ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst behelzen een fysiek onderzoek van de dieren om te bepalen of:

    1. zij aan een ziekte of aandoening lijden die op dieren of mensen kan worden overgedragen door contact met of consumptie van het vlees van dergelijke dieren, en of zij individueel of collectief gedrag vertonen op grond waarvan kan worden gevreesd dat een dergelijke ziekte is uitgebroken;

    2. zij algemene gedragsstoornissen, ziekteverschijnselen of afwijkingen vertonen die het vlees van dergelijke dieren ongeschikt maakt voor menselijke consumptie;

    3. er aanwijzingen of vermoedens bestaan dat de dieren meer chemische residuen bevatten dan de in de wetgeving van de Unie aangegeven grenswaarden, of residuen van verboden stoffen;

    4. zij verschijnselen vertonen die wijzen op problemen in verband met dierwelzijn, waaronder buitensporige vuilheid;

    5. zij geschikt zijn om te worden vervoerd;

  4. de controles en de ante-mortemkeuring op het bedrijf van herkomst als genoemd onder a), b) en c) worden door een officiële dierenarts uitgevoerd;

  5. de dieren die geschikt zijn voor slachting worden naar behoren geïdentificeerd en worden afgezonderd van andere dieren en rechtstreeks van het bedrijf van herkomst naar het slachthuis gebracht;

  6. voor dieren die geschikt zijn voor slachting wordt een gezondheidscertificaat zoals vastgesteld in bijlage IV, deel I, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/628 worden afgegeven. Het gezondheidscertificaat wordt samen met de dieren naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook. Alle voor een volgende controle relevante waarnemingen worden in het gezondheidscertificaat vermeld.

3.

In het slachthuis worden de volgende aanvullende controles uitgevoerd overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EU) 2017/625 en artikel 3 van deze verordening:

  1. regelmatige controle van de verplichting van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf om te waarborgen dat de dieren naar behoren worden geïdentificeerd;

  2. regelmatige controle van de naleving van voorschriften inzake dierenwelzijn tijdens het vervoer en bij de aankomst in het slachthuis en of er tekenen zijn die wijzen op een aandoening die schadelijke gevolgen kan hebben voor de menselijke of dierlijke gezondheid.

4.

Indien de dieren niet binnen drie dagen na de datum waarop het in lid 2, onder f), genoemde gezondheidscertificaat is afgegeven, of, in de in artikel 6, lid 5, genoemde gevallen, binnen 28 na die datum, niet zijn geslacht, en de dieren:

  1. niet van het bedrijf van herkomst naar het slachthuis zijn verzonden, moet een aanvullende ante-mortemkeuring worden uitgevoerd en een nieuw gezondheidscertificaat worden afgegeven;

  2. al onderweg zijn naar of in het slachthuis zijn, mag de slachting worden goedgekeurd zodra de reden voor de vertraging is beoordeeld, mits de dieren een aanvullende ante-mortemkeuring ondergaan overeenkomstig artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627 van de Commissie(6).

Artikel 6 Soortspecifieke criteria en voorwaarden om te bepalen wanneer ante-mortemkeuringen op het bedrijf van herkomst mogen worden uitgevoerd

Artikel 7 Criteria en voorwaarden voor de uitvoering van de post-mortemkeuringen onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts, als bedoeld in artikel 18, lid 2, onder c), van Verordening (EU) 2017/625

Artikel 8 De uitvoering van post-mortemkeuringen door de officiële dierenarts

Artikel 9 Criteria en voorwaarden voor de uitvoering van auditactiviteiten in slachthuizen en wildbewerkingsinrichtingen

Artikel 10 Criteria en voorwaarden voor de uitvoering van officiële controles waaronder auditactiviteiten in uitsnijderijen

Artikel 11 Officiële controles van Pectinidae, mariene buikpotigen en stekelhuidigen, die geen filtrerende dieren zijn en die zijn verzameld in productiegebieden die niet door de bevoegde autoriteit zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2017/625

Artikel 12 Specifieke afwijkingen voor Rangifer tarandus tarandus, Lagopus lagopus en Lagopus mutus, zoals voorzien in artikel 18, lid 7, onder h), van Verordening (EU) 2017/625

Artikel 13 Specifieke minimumvoorschriften voor de officiële dierenarts, de officiële assistent en het door de bevoegde autoriteiten aangewezen personeel

Artikel 14 Minimumvoorschriften inzake opleiding voor slachthuispersoneel

Artikel 15 Inwerkingtreding en toepasselijkheid

BIJLAGE I

BIJLAGE II