Home

Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad

Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

Tenzij anders is bepaald, is deze verordening van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die worden ingezet of bedoeld zijn om te worden ingezet voor commerciële visserijactiviteiten op visbestanden in het gereglementeerde gebied van de NAFO, zoals omschreven in bijlage I bij het verdrag, alsmede op activiteiten van vaartuigen van derde landen in het kader van het verdrag in wateren of gebieden van de Unie.

2.

Deze verordening is van toepassing onverminderd de verplichtingen in bestaande verordeningen in de visserijsector, met name Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad(1) en Verordeningen (EG) nr. 1005/2008(2) en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad(3).

3.

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn onderzoeksvaartuigen van de Unie niet gebonden door instandhoudings- en beheersmaatregelen met betrekking tot de visvangst, met name maaswijdte, minimumafmetingen en gesloten gebieden en seizoenen.

Artikel 2 Onderwerp

1.

Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de toepassing door de Unie van de CEM met het oog op de uniforme en doeltreffende uitvoering ervan in de Unie.

2.

Voorts wordt bij deze verordening een aantal bepalingen van Verordening (EU) 2016/1627 gewijzigd.

Artikel 3 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

    1. „het verdrag” :
    het Verdrag van 1979 inzake de samenwerking op visserijgebied in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, zoals van tijd tot tijd gewijzigd;
    2. „het verdragsgebied” :
    het gebied waarop het verdrag van toepassing is, als omschreven in artikel IV, lid 1, ervan. Het verdragsgebied is verdeeld in wetenschappelijke en statistische deelgebieden, sectoren en deelsectoren, die zijn opgenomen in bijlage I bij het verdrag;
    3. „het gereglementeerd gebied” :
    het deel van het verdragsgebied buiten nationale jurisdictie;
    4. „visbestanden” :

    alle vis en schaal-, schelp- en weekdieren in het verdragsgebied, met uitzondering van:

    1. de sedentaire soorten waarover de kuststaten soevereine rechten mogen uitoefenen overeenkomstig artikel 77 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, en

    2. voor zover zij onder andere internationale verdragen vallen, de anadrome en catadrome bestanden en de in bijlage I bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee genoemde over grote afstanden trekkende soorten;

    5. „visserijactiviteiten” :

    het oogsten of verwerken van visbestanden, het aanlanden of overladen van visbestanden of van daarvan afgeleide producten, of andere activiteiten ter voorbereiding van, ter ondersteuning van of verband houdend met het oogsten van visbestanden in het gereglementeerde gebied, met inbegrip van:

    1. het daadwerkelijk zoeken naar of vangen van visbestanden, of alle pogingen die hiertoe in het werk worden gesteld;

    2. alle activiteiten waarvan op redelijke gronden kan worden aangenomen dat zij bedoeld zijn om visbestanden te traceren, te vangen, binnen te halen of te oogsten, ongeacht het doel daarvan, en

    3. alle op zee ter ondersteuning of ter voorbereiding van de in deze definitie beschreven activiteiten verrichte handelingen, met uitzondering van operaties in noodgevallen waarin de gezondheid en veiligheid van de bemanningsleden of de veiligheid van een vaartuig in het geding is;

    6. „vissersvaartuig” :
    elk vaartuig van de Unie dat is uitgerust voor, bedoeld is voor, of betrokken is bij visserijactiviteiten, inclusief het verwerken of overladen van vis of dat andere werkzaamheden uitoefent met het oog op het beoefenen van of in verband met visserijactiviteiten, inclusief experimentele visserij;
    7. „onderzoeksvaartuig” :
    een vaartuig dat permanent voor onderzoek wordt ingezet of een vaartuig dat normaliter voor visserijactiviteiten of visserijondersteunende activiteiten wordt ingezet en tijdelijk voor visserijonderzoek wordt ingezet;
    8. „CEM” (Conservation and Enforcement Measures):
    van kracht zijnde instandhoudings- en handhavingsmaatregelen zoals vastgesteld door de NAFO-commissie;
    9. „vangstmogelijkheden” :
    bij een van kracht zijnde handeling van de Unie aan een lidstaat toegewezen vangstquota voor het gereglementeerde gebied;
    10. „EBVC” :
    het Europees Bureau voor visserijcontrole, opgericht bij Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad(4);
    11. „visdag” :
    kalenderdag of deel van een kalenderdag waarop een vissersvaartuig aanwezig is in een sector in het gereglementeerde gebied;
    12. „haven” :
    entiteit die onder andere offshoreterminals en andere installaties omvat voor het aanlanden, overladen, verpakken, verwerken, bijtanken of bevoorraden;
    13. „vaartuig van een niet-verdragsluitende partij” :
    een vaartuig dat vaart onder de vlag van een staat die geen verdragsluitende partij bij de NAFO is of geen lidstaat is of een vaartuig dat ervan wordt verdacht in geen enkel land te zijn geregistreerd;
    14. „overlading” :
    overbrenging, over de zijde, van het ene vissersvaartuig naar het andere, van visbestanden of visserijproducten;
    15. „pelagische trawl” :
    een trawl die is ontworpen om op pelagische soorten te vissen en waarvan geen enkel deel is ontworpen om op enig ogenblik met de bodem in contact te komen of op zodanige wijze wordt gebruikt dat het op enig ogenblik met de bodem in contact komt. Het tuig is niet uitgerust met schijven, klossenpezen of rollers op de grondpees of met enig ander toebehoren dat is ontworpen om met de bodem in contact te komen, maar er kan netbeschermingsmateriaal aan zijn bevestigd;
    16. „kwetsbare mariene ecosystemen” of „KME's” :
    kwetsbare mariene ecosystemen als bedoeld in de punten 42 en 43 van de internationale richtsnoeren van de Voedsel- en Landbouworganisatie (Food and Agriculture Organization; FAO) voor het beheer van diepzeevisserij op volle zee;
    17. „voetafdruk”, ook bekend als „bestaande bodemvisserijgebieden” :
    het deel van het gereglementeerde gebied waar historisch bodemvisserij heeft plaatsgevonden, en dat wordt omschreven door de coördinaten in tabel 4 en wordt geïllustreerd in figuur 2 van de CEM (bedoeld in respectievelijk punt 1 en punt 2 van de bijlage bij deze verordening);
    18. „bodemvisserijactiviteiten” :
    activiteiten waarbij het vistuig tijdens het normale verloop van de visserij in contact komt of waarschijnlijk in contact komt met de zeebodem;
    19. „verwerkte vis” :
    een marien organisme dat sinds de vangst fysiek is gewijzigd, met inbegrip van vis die is gefileerd, ontweid, verpakt, ingeblikt, ingevroren, gerookt, gezouten, gekookt, gepekeld, gedroogd of op enige andere wijze voor de markt is geprepareerd;
    20. „experimentele bodemvisserijactiviteiten” :
    bodemvisserijactiviteiten die buiten de voetafdruk worden verricht, of binnen de voetafdruk met aanzienlijke veranderingen in de wijze waarop of in de technologie waarmee de visserij wordt verricht;
    21. „KME-indicatorsoorten” :
    de soorten die wijzen op de aanwezigheid van KME's, zoals gespecificeerd in deel VI van bijlage I.E bij de CEM (bedoeld in punt 3 van de bijlage bij deze verordening);
    22. „IMO-nummer” :
    een zevencijferig nummer dat aan een vaartuig wordt toegewezen onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie;
    23. „inspecteur” :
    tenzij anders is bepaald, een inspecteur van de visserijcontrolediensten van een verdragsluitende partij bij de NAFO die voor de gezamenlijke inspectie- en surveillanceregeling als bedoeld in hoofdstuk VII is aangewezen;
    24. „IOO-visserij” :
    de activiteiten die zijn beschreven in het internationaal actieplan ter voorkoming, ontmoediging en beëindiging van de illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij, dat door de FAO is vastgesteld;
    25. „visreis” :
    de tijd die een vissersvaartuig vanaf zijn aankomst in tot zijn vertrek uit het gereglementeerde gebied aldaar doorbrengt en die doorloopt tot alle aan boord gehouden vangst uit het gereglementeerde gebied is aangeland of overgeladen;
    26. „VCC” :
    een visserijcontrolecentrum aan land van de vlaggenlidstaat;
    27. „lijst van IOO-vaartuigen” :
    de lijst vastgesteld overeenkomstig de artikelen 52 en 53 van de CEM;
    28. „significante nadelige effecten” :
    de significante nadelige effecten als bedoeld in de punten 17 tot en met 20 van de internationale richtsnoeren voor het beheer van diepzeevisserij op volle zee van de FAO;
    29. „KME-indicatorelementen” :
    topografische, hydrofysische of geologische kenmerken die op de mogelijke aanwezigheid van KME's wijzen, zoals gespecificeerd in deel VII van bijlage I.E bij de CEM (bedoeld in punt 4 van de bijlage bij deze verordening).
    30. „waarnemer” :
    een persoon die door een lidstaat of een verdragsluitende partij gemachtigd en gecertificeerd is tot het observeren, monitoren en verzamelen van informatie aan boord van vissersvaartuigen;
    31. „MCS-website” :
    de monitoring-, controle- en surveillancewebsite van de NAFO, die informatie bevat die relevant is voor inspecties op zee en in de haven.

HOOFDSTUK II INSTANDHOUDINGS- EN BEHEERSMAATREGELEN

Artikel 4 Onderzoeksvaartuigen

Artikel 5 Vangst- en inspanningsbeperkingen

Artikel 6 Visserijsluitingen

Artikel 7 Aan boord gehouden bijvangst

Artikel 8 Overschrijding van de bijvangstlimieten per trek

Artikel 9 Noordse garnaal

Artikel 9 bis Kabeljauw in sector 3M

Artikel 10 Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Artikel 11 Pijlinktvis

Artikel 12 Instandhouding en beheer van het haaienbestand

Artikel 13 Maaswijdten

Artikel 14 Gebruik van netvoorzieningen en het merken van vistuig

Artikel 15 Verloren of achtergelaten vistuig, terughalen van vistuig

Artikel 16 Minimummaten voor vis

HOOFDSTUK III BESCHERMING VAN KME'S IN HET GEREGLEMENTEERDE GEBIED TEGEN BODEMVISSERIJACTIVITEITEN

Artikel 17 Voetafdrukkaart (bestaande bodemvisserijgebieden)

Artikel 18 Gebiedsbeperkingen voor bodemvisserijactiviteiten

Artikel 19 Experimentele bodemvisserijactiviteiten

Artikel 20 Voorlopige beoordeling van voorgestelde experimentele bodemvisserijactiviteiten

Artikel 21 Contact met KME-indicatorsoorten

HOOFDSTUK IV VAARTUIGVOORSCHRIFTEN EN CHARTERING

Artikel 22 Vaartuigvoorschriften

Artikel 23 Charterovereenkomsten

HOOFDSTUK V MONITORING VAN DE VISSERIJ

Artikel 24 Productetiketteringsvoorschriften

Artikel 25 Monitoring van de vangst

Artikel 26 Satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS)

HOOFDSTUK VI WAARNEMERSREGELING

Artikel 27 Waarnemersprogramma

HOOFDSTUK VII GEZAMENLIJKE REGELING VOOR INSPECTIE EN SURVEILLANCE OP ZEE

Artikel 28 Algemene bepalingen

Artikel 29 Kennisgevingsvereisten

Artikel 30 Surveillanceprocedures

Artikel 31 Procedures voor het aan boord gaan en voor inspecties voor verdragsluitende partijen

Artikel 32 Verplichtingen van de kapitein van het vaartuig tijdens de inspectie

Artikel 33 Inspectieverslag en follow-up

Artikel 34 Procedures in verband met inbreuken

Artikel 35 Aanvullende procedures voor ernstige inbreuken

Artikel 36 Vervolgactie bij inbreuken

Artikel 37 Rapporten van de lidstaten over inspectie, surveillance en inbreuken

HOOFDSTUK VIII HAVENSTAATCONTROLE VAN VAARTUIGEN DIE DE VLAG VAN EEN ANDERE VERDRAGSLUITENDE PARTIJ VOEREN

Artikel 38 Toepassingsgebied

Artikel 39 Verplichtingen van de havenlidstaat

Artikel 40 Verplichtingen van de vlaggenlidstaat

Artikel 41 Verplichtingen van de kapitein van het vaartuig

Artikel 42 Bij de inspecties in de haven vastgestelde inbreuken

Artikel 43 Vertrouwelijkheid

HOOFDSTUK IX NIET-VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN

Artikel 44 Vermoeden van IOO-visserij

Artikel 45 Waarneming en inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen in het gereglementeerde gebied

Artikel 46 Binnenvaren van de haven en inspectie van vaartuigen van niet-verdragsluitende partijen

Artikel 47 Voorlopige lijst van IOO-vaartuigen

Artikel 48 Maatregelen tegen vaartuigen op de lijst van IOO-vaartuigen

HOOFDSTUK X SLOTBEPALINGEN

Artikel 49 Vertrouwelijkheid

Artikel 50 Procedure in geval van wijzigingen

Artikel 51 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 52 Intrekking

Artikel 54

BIJLAGE