Home

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Artikel 1 Onderwerp

In deze verordening worden gedetailleerde bepalingen vastgesteld voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigsystemen en voor het personeel, met inbegrip van piloten op afstand, en de organisaties die daarbij betrokken zijn.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van Verordening (EU) 2018/1139.

Daarnaast gelden de volgende definities:

    1. „onbemand luchtvaartuigsysteem” (UAS):
    een onbemand luchtvaartuig en de apparatuur om het vanop afstand te besturen;
    2. „exploitant van onbemande luchtvaartuigsystemen” (UAS-exploitant):
    een natuurlijke persoon of rechtspersoon die vluchten uitvoert met of voornemens is vluchten uit te voeren met een of meer UAS;
    3. „bijeenkomsten van mensen” :
    bijeenkomsten waar zoveel mensen aanwezig zijn, dat het niet mogelijk is uit de weg te gaan;
    4. „geografische UAS-zone” :
    een door de bevoegde autoriteiten vastgesteld gedeelte van het luchtruim waarin UAS-vluchtuitvoeringen worden gefaciliteerd, beperkt of verboden, teneinde risico's in verband met veiligheid, privacy, bescherming van persoonsgegevens, beveiliging of het milieu ten gevolge van UAS-vluchtuitvoeringen te beperken;
    5. „robuustheid” :
    de eigenschap van risicobeperkende maatregelen die voortvloeit uit een combinatie van het door de risicobeperkende maatregelen geboden veiligheidsvoordeel en het door het veiligheidsvoordeel bereikte niveau van waarborging en integriteit;
    6. „standaardscenario” :
    een type UAS-vluchtuitvoering in de categorie „specifiek”, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1 van de bijlage, waarvoor op zodanige wijze een precieze lijst van risicobeperkende maatregelen is vastgesteld dat de bevoegde autoriteit tevreden kan zijn met verklaringen waarin exploitanten verklaren dat zij de risicobeperkende maatregelen zullen toepassen wanneer zij dit type vluchtuitvoering verrichten;
    7. „vluchtuitvoering binnen zicht” (Visual Line of Sight Operation — VLOS):
    een type UAS-vluchtuitvoering waarbij de piloot op afstand zonder hulp voortdurend visueel contact houdt met het onbemande luchtvaartuig, waardoor hij de vliegbaan van het onbemande luchtvaartuig ten opzichte van andere luchtvaartuigen, mensen en obstakels kan controleren, teneinde botsingen te voorkomen;
    8. „vluchtuitvoering buiten zicht” (Beyond Visual Line of Sight Operation — BVLOS):
    een type UAS-vluchtuitvoering die niet in VLOS wordt verricht;
    9. „certificaat van exploitant van lichte UAS” (Light UAS Operator Certificate — LUC):
    een certificaat dat aan een UAS-exploitant wordt afgegeven door een bevoegde autoriteit zoals uiteengezet in deel C van de bijlage;
    10. „modelluchtvaartuigclub of -vereniging” :
    een organisatie die wettelijk is gevestigd in een lidstaat met het oog op de uitvoering van vrijetijdsvluchten, luchtvaartvertoningen, sportactiviteiten of activiteiten met UAS;
    11. „gevaarlijke goederen” :

    artikelen of stoffen die bij een incident of ongeval een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu en die als vracht worden meegenomen door het onbemande luchtvaartuig, waaronder met name:

    1. explosieven (gevaar voor massa-explosie, luchtdrukwerking of scherfwerking, gering gevaar voor luchtdrukwerking, groot brandgevaar, springstoffen, extreem ongevoelige explosieven);

    2. gassen (ontvlambaar gas, niet-ontvlambaar gas, giftig gas, zuurstof, inademingsgevaar);

    3. ontvlambare vloeistoffen (ontvlambare vloeistof, brandbaar, stookolie, benzine);

    4. ontvlambare vaste stoffen (ontvlambare vaste stoffen, zelfontbrandende vaste stoffen, gevaarlijk in contact met water);

    5. oxidatiemiddelen en organische peroxiden;

    6. giftige en besmettelijke stoffen (gif, biologisch risico);

    7. radioactieve stoffen;

    8. bijtende stoffen;

    12. „lading” :
    instrument, mechanisme, uitrusting, onderdeel, apparaat, hulpvoorziening of accessoire, met inbegrip van communicatieapparatuur, dat geïnstalleerd is in of bevestigd is op het luchtvaartuig en niet wordt gebruikt of bedoeld is om te worden gebruikt bij het bedienen of besturen van een luchtvaartuig tijdens de vlucht, en dat geen deel uitmaakt van een casco, motor of propeller;
    13. „directe identificatie op afstand” :
    een systeem dat zorgt voor de lokale uitzending van informatie over een geëxploiteerde UA, met inbegrip van de markering van het UA, zodat die informatie kan worden verkregen zonder fysieke toegang tot het UA;
    14. „follow-me-modus” :
    een vluchtuitvoeringsmodus van een UAS waarbij het onbemande luchtvaartuig constant de piloot op afstand volgt binnen een vooraf bepaalde straal;
    15. „geobewustzijn” :
    een functie die, gebaseerd op de door de lidstaten verstrekte gegevens, een potentiële inbreuk op luchtruimbeperkingen detecteert en de piloten op afstand waarschuwt zodat zij onmiddellijk effectieve maatregelen kunnen nemen om die inbreuk te vermijden;
    16. „door een particulier gebouwde UAS” :
    een UAS dat voor eigen gebruik door de bouwer is geassembleerd of vervaardigd, uitgezonderd UAS die zijn vervaardigd uit een reeks onderdelen die als een bouwpakket in de handel worden gebracht;
    17. „autonome vluchtuitvoering” :
    een vluchtuitvoering waarbij een onbemand luchtvaartuig wordt geëxploiteerd zonder dat de piloot op afstand kan ingrijpen;
    18. „niet-betrokken personen” :
    personen die niet deelnemen aan de UAS-vluchtuitvoering of die niet op de hoogte zijn van de instructies en veiligheidsvoorschriften van de UAS-exploitant;
    19. „op de markt aanbieden” :
    het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie;
    20. „in de handel brengen” :
    een product voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden;
    21. „gecontroleerde grondoppervlakte” :
    het gebied op de grond waarin het UAS wordt geëxploiteerd en waarin de UAS-exploitant kan garanderen dat alleen betrokken personen aanwezig zijn;
    22. „maximale startmassa” (MTOM):
    de door de fabrikant of de bouwer gedefinieerde maximale massa van het UA, met inbegrip van de lading en de brandstof, waarbij vluchtuitvoeringen met het UA kunnen worden verricht;
    23. „onbemand zweefvliegtuig” :
    een onbemand luchtvaartuig dat in de lucht wordt gedragen door de dynamische reactie van de lucht tegen de vaste liftoppervlakken, waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor. Het kan worden uitgerust met een motor om gebruikt te worden in noodgevallen;
    24. „waarnemer van een onbemand luchtvaartuig” :
    een persoon die naast de piloot op afstand is geplaatst en die door visuele waarneming zonder hulp van het onbemande luchtvaartuig de piloot op afstand helpt om het onbemande luchtvaartuig in VLOS te houden en de vlucht veilig uit te voeren;
    25. „luchtruimwaarnemer” :
    een persoon die de piloot op afstand helpt door het luchtruim waarin het onbemande luchtvaartuig vliegt, zonder hulp visueel af te speuren naar mogelijke gevaren in de lucht;
    26. „bedieningseenheid” (command unit, „CU”):
    de apparatuur of het apparatuursysteem om onbemande luchtvaartuigen op afstand te bedienen, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 32, van Verordening (EU) 2018/1139, en die de besturing van of het toezicht op het onbemande luchtvaartuig tijdens de vluchtfase ondersteunt, met uitzondering van infrastructuur die de verbindingsdienst voor bediening en besturing (command and control, „C2”) ondersteunt;
    27. „C2-verbindingsdienst” :
    een door een derde geleverde communicatiedienst die de bediening en de besturing tussen het onbemande luchtvaartuig en de CU mogelijk maakt;
    28. „vluchtgeografie” :
    het (de) in ruimte en tijd gedefinieerde luchtruimvolume(s) waarin de UAS-exploitant van plan is de vluchtuitvoering te verrichten volgens de in aanhangsel 5, punt 6, onder c), van de bijlage beschreven normale procedures;
    29. „vluchtgeografiegebied” :
    de projectie van de vluchtgeografie op het aardoppervlak;
    30. „volume voor onvoorziene voorvallen” :
    het luchtruimvolume buiten de vluchtgeografie waarin de in aanhangsel 5, punt 6, onder d), van de bijlage beschreven procedures voor onvoorziene voorvallen worden toegepast;
    31. „gebied voor onvoorziene voorvallen” :
    de projectie van het volume voor onvoorziene voorvallen op het aardoppervlak;
    32. „operationeel volume” :
    de combinatie van de vluchtgeografie en het volume voor onvoorziene voorvallen;
    33. „grondrisicobuffer” :
    een zone boven het aardoppervlak die het operationele volume omsluit en gespecificeerd is om het risico voor derden op het oppervlak tot een minimum te beperken in het geval het onbemande luchtvaartuig het operationele volume verlaat;
    34. „nacht” :
    de uren tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering, zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie(1).

Artikel 3 Categorieën UAS-vluchtuitvoeringen

UAS-vluchtuitvoeringen worden verricht in de categorie „open”, „specifiek” of „gecertificeerd”, zoals gedefinieerd in respectievelijk artikel 4, 5 of 6, onder de volgende voorwaarden:

  1. UAS-exploitanten in de categorie „open” hebben geen voorafgaande exploitatievergunning nodig, en de UAS-exploitant hoeft geen exploitatieverklaring in te dienen vóór de vluchtuitvoering plaatsvindt;

  2. Voor UAS-vluchtuitvoeringen in de categorie „specifiek” is een exploitatievergunning van de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 12 nodig, of een overeenkomstig artikel 16 ontvangen vergunning, of, in de omstandigheden die gedefinieerd zijn in artikel 5, lid 5, een door de UAS-exploitant afgelegde verklaring;

  3. Voor UAS-vluchtuitvoeringen in de categorie „gecertificeerd” moet het UAS worden gecertificeerd overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/945, moet de exploitant worden gecertificeerd en moet, voor zover van toepassing, een vergunning worden afgegeven aan de piloot op afstand.

Artikel 4 Open categorie UAS-vluchtuitvoeringen

1.

UAS-vluchtuitvoeringen worden alleen in de categorie „open” ingedeeld als de volgende voorwaarden zijn vervuld:

  1. het UAS behoort tot een van de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/945 vermelde klassen of is door een particulier gebouwd of voldoet aan de in artikel 20 vastgestelde voorwaarden;

  2. het onbemande luchtvaartuig heeft een maximale startmassa van minder dan 25 kg;

  3. de piloot op afstand zorgt ervoor dat het onbemande luchtvaartuig op een veilige afstand van mensen wordt gehouden en niet wordt gevlogen boven bijeenkomsten van mensen;

  4. de piloot op afstand houdt het onbemand luchtvaartuig voortdurend in VLOS, behalve wanneer hij in follow-me-modus vliegt of wanneer hij een beroep doet op een waarnemer, zoals gespecificeerd in deel A van de bijlage;

  5. tijdens de vlucht wordt het onbemande luchtvaartuig binnen 120 meter van het dichtstbijzijnde punt op aardoppervlak gehouden, behalve bij het overvliegen van een obstakel, zoals gespecificeerd in deel A van de bijlage;

  6. tijdens de vlucht vervoert het onbemande luchtvaartuig geen gevaarlijke goederen en laat het geen materiaal vallen.

2.

UAS-vluchtuitvoeringen in de categorie „open” worden in drie subcategorieën ingedeeld overeenkomstig de in deel A van de bijlage uiteengezette voorschriften.

Artikel 5 Specifieke categorie UAS-vluchtuitvoeringen

1.

Wanneer een van de in artikel 4 of deel A van de bijlage vastgestelde eisen niet vervuld is, moet de UAS-exploitant overeenkomstig artikel 12 een exploitatievergunning krijgen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het UAS is geregistreerd.

2.

Wanneer een exploitant bij een bevoegde autoriteit een exploitatievergunning aanvraagt overeenkomstig artikel 12, voert hij een risicobeoordeling uit overeenkomstig artikel 11 en dient hij deze samen met de aanvraag in, met inbegrip van passende risicobeperkende maatregelen.

3.

Overeenkomstig punt UAS.SPEC.040 van deel B van de bijlage geeft de bevoegde autoriteit een exploitatievergunning af als zij van oordeel is dat de exploitatierisico's op passende wijze zijn beperkt overeenkomstig artikel 12.

4.

De bevoegde autoriteit specificeert of de exploitatievergunning betrekking heeft op:

  1. de goedkeuring van één vluchtuitvoering of een aantal vluchtuitvoeringen, met vermelding van tijdstip of plaats(en) of beide. De exploitatievergunning bevat de precieze lijst van risicobeperkende maatregelen;

  2. de goedkeuring van een LUC overeenkomstig deel C van de bijlage.

5.

Als de UAS-exploitant overeenkomstig punt UAS.SPEC.020 van deel B van de bijlage bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een verklaring indient voor een vluchtuitvoering die voldoet aan een standaardscenario als gedefinieerd in aanhangsel 1 van die bijlage, hoeft de UAS-exploitant geen exploitatievergunning te krijgen overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 van dit artikel, en is de procedure van artikel 12, lid 5, van toepassing. De UAS-exploitant gebruikt de in aanhangsel 2 van die bijlage bedoelde verklaring.

6.

Een exploitatievergunning is niet vereist voor:

  1. UAS-exploitanten die houder zijn van een LUC met passende bevoegdheden overeenkomstig punt UAS.LUC.060 van de bijlage;

  2. vluchtuitvoeringen die worden uitgevoerd in het kader van modelluchtvaartclubs en -verenigingen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig artikel 16.

Artikel 6 Gecertificeerde categorie UAS-vluchtuitvoeringen

Artikel 7 Regels en procedures voor de exploitatie van UAS

Artikel 8 Regels en procedures voor de vaardigheden van piloten op afstand

Artikel 9 Minimumleeftijd van piloten op afstand

Artikel 10 Regels en procedures voor de luchtwaardigheid van UAS

Artikel 11 Regels voor het uitvoeren van een operationele risicobeoordeling

Artikel 12 Afgifte van vergunningen voor vluchtuitvoeringen in de categorie specifiek

Artikel 13 Grensoverschrijdende vluchtuitvoeringen of vluchtuitvoeringen buiten het land van registratie

Artikel 14 Registratie van UAS-exploitanten en gecertificeerde UAS

Artikel 15 Exploitatievoorwaarden voor geografische UAS-zones

Artikel 16 UAS-vluchtuitvoeringen in het kader van modelluchtvaartuigclubs of -verenigingen

Artikel 17 Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

Artikel 18 Taken van de bevoegde autoriteit

Artikel 19 Veiligheidsinformatie

Artikel 20 Bijzondere voorschriften betreffende het gebruik van bepaalde UAS in de categorie open

Artikel 21 Aanpassing van vergunningen, verklaringen en certificaten

Artikel 22

Artikel 23

BIJLAGEUAS-VLUCHTUITVOERINGEN IN DE CATEGORIEËN „OPEN” EN „SPECIFIEK”

Aanhangsel 1:voor standaardscenario’s ter ondersteuning van een verklaring

Aanhangsel 2:Exploitatieverklaring

Aanhangsel 3:Aanvullende eisen voor door de bevoegde autoriteit erkende entiteiten en UAS-exploitanten die opleiding voor en beoordeling van praktische vaardigheden van piloten op afstand aanbieden voor vluchtuitvoeringen in STS

Aanhangsel 4:Verklaring van UAS-exploitanten die voornemens zijn opleiding voor en beoordeling van praktische vaardigheden van piloten op afstand in STS-x aan te bieden

Aanhangsel 5:Vluchthandboek voor standaardscenario’s

Aanhangsel 6:Verklaring van de entiteit die zich door de bevoegde autoriteit wil laten erkennen voor het aanbieden van de opleiding voor en beoordeling van praktische vaardigheden van piloten op afstand in STS-x