Home

Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

Artikel 1 Doel en onderwerp

In het bijzonder rekening houdend met het voorzorgbeginsel heeft deze verordening tot doel de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen tegen POP's door de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van stoffen die vallen onder het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen, hierna „het verdrag” genoemd, dan wel onder het Protocol van 1998 inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, hierna „het protocol” genoemd, te verbieden, zo spoedig mogelijk geleidelijk af te schaffen of te beperken, door de vrijkoming van dergelijke stoffen te minimaliseren met het oog op het zo spoedig mogelijk elimineren ervan waar mogelijk, en door bepalingen vast te stellen betreffende afval dat geheel of gedeeltelijk uit die stoffen bestaat of daarmee verontreinigd is.

De lidstaten kunnen, waar passend, strengere vereisten opleggen dan deze waarin deze verordening voorziet, in overeenstemming met het VWEU.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    1) „in de handel brengen” :
    in de handel brengen als gedefinieerd in artikel 3, punt 12, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    2) „voorwerp” :
    voorwerp als gedefinieerd in artikel 3, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    3) „stof” :
    stof als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    4) „mengsel” :
    mengsel als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    5) „vervaardiging” :
    vervaardiging als gedefinieerd in artikel 3, punt 8, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    6) „gebruik” :
    gebruik als gedefinieerd in artikel 3, punt 24, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    7) „invoer” :
    invoer als gedefinieerd in artikel 3, punt 10, van Verordening (EG) nr. 1907/2006;
    8) „afvalstof” of „afval” :
    afvalstof als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Richtlijn 2008/98/EG;
    9) „verwijdering” :
    verwijdering als gedefinieerd in artikel 3, punt 19, van Richtlijn 2008/98/EG;
    10) „nuttige toepassing” :
    nuttige toepassing als gedefinieerd in artikel 3, punt 15, van Richtlijn 2008/98/EG;
    11) „tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem” :
    een stof die wordt vervaardigd in en verbruikt bij of gebruikt voor chemische verwerking om in een andere stof te worden omgezet („synthese”), waarbij de vervaardiging van het tussenproduct en de synthese van een of meer andere stoffen uit dit tussenproduct op dezelfde locatie worden uitgevoerd, en wel door een of meer rechtspersonen en onder strikt gecontroleerde voorwaarden, wat inhoudt dat zij gedurende haar hele levenscyclus met technische middelen strikt wordt ingeperkt;
    12) „onopzettelijke sporenverontreiniging” :
    een incidenteel voorkomende minimale concentratie van een stof, laag genoeg om betekenisvol gebruik van de stof uit te sluiten, maar hoog genoeg om te worden gedetecteerd door bestaande detectiemethoden die controle en handhaving mogelijk maken;
    13) „voorraad” :
    een door de houder aangelegde voorraad stoffen, mengsels of voorwerpen die geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II vermelde stof bestaat;

Artikel 3 Regulering van de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik, en de lijst van stoffen

1.

De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van in bijlage I opgenomen stoffen als zodanig, in mengsels of als bestanddeel van voorwerpen worden verboden, onder voorbehoud van artikel 4.

2.

De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van in bijlage II opgenomen stoffen als zodanig, in mengsels of als bestanddeel van voorwerpen worden beperkt, onder voorbehoud van artikel 4.

3.

De lidstaten en de Commissie houden, binnen de beoordelings- en vergunningsregelingen voor bestaande en nieuwe stoffen krachtens de van toepassing zijnde wetgeving van de Unie, rekening met de criteria in punt 1 van bijlage D bij het verdrag en nemen passende maatregelen om controle uit te oefenen op bestaande stoffen en om de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van nieuwe stoffen die kenmerken vertonen van POP's, te voorkomen.

4.

Bij de voorbereiding van een voorstel voor de Raad uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU, voor wat betreft de opneming in een lijst van een stof overeenkomstig de bepalingen van het verdrag, wordt de Commissie op de in artikel 8, lid 1, onder c), bedoelde wijze ondersteund door het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 opgerichte Europees Agentschap voor chemische stoffen („het Agentschap”). De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen voorstellen voor de opneming van stoffen in een lijst indienen bij de Commissie. Verderop in dat proces verleent het Agentschap op de in artikel 8, lid 1, onder e), bedoelde wijze ondersteuning aan de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

5.

Gedurende het gehele proces als bedoeld in de leden 3 en 4 werken de Commissie en het Agentschap samen met en houden zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op de hoogte.

6.

Afval dat geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage IV opgenomen stof bestaat of daarmee verontreinigd is, wordt gereguleerd door artikel 7.

Artikel 4 Vrijstelling van regulerende maatregelen

1.

Artikel 3 is niet van toepassing in het geval van:

  1. een stof die voor laboratoriumonderzoek of als referentiestandaard wordt gebruikt;

  2. een stof die als onopzettelijke sporenverontreiniging, zoals gespecificeerd in de desbetreffende vermeldingen in bijlagen I en II, in stoffen, mengsels of voorwerpen voorkomt.

2.

Artikel 3 is gedurende een periode van zes maanden niet van toepassing op stoffen die na 15 juli 2019 in bijlage I of II zijn opgenomen en voorkomen in voorwerpen die vóór of op de datum waarop deze verordening op die stoffen van toepassing wordt, zijn geproduceerd.

Artikel 3 is niet van toepassing op een stof die voorkomt in voorwerpen die al in gebruik waren vóór of op de datum waarop deze verordening of Verordening (EG) nr. 850/2004, indien die laatste datum eerder was, op die stoffen van toepassing werd.

Zodra een lidstaat op de hoogte is van in de eerste en de tweede alinea bedoelde voorwerpen, stelt hij de Commissie en het Agentschap onmiddellijk daarvan in kennis.

Wanneer de Commissie op deze of een andere wijze in kennis wordt gesteld van dergelijke voorwerpen, stelt zij indien van toepassing het secretariaat van het verdrag daarvan onmiddellijk in kennis.

3.

Wanneer een stof in deel A van bijlage I of in deel A van bijlage II is opgenomen, stelt een lidstaat die de vervaardiging en het gebruik van die stof als tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem tot de in de desbetreffende bijlage gespecificeerde termijn wil toestaan, het secretariaat van het verdrag daarvan in kennis.

Een dergelijke kennisgeving kan alleen worden gedaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. op verzoek van een lidstaat of op eigen initiatief van de Commissie is in de desbetreffende bijlage, middels een gedelegeerde handeling aangenomen op grond van de vierde alinea, een aantekening opgenomen;

  2. de fabrikant toont aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij is gevestigd, aan dat de stof tijdens het vervaardigingsproces zal worden omgezet in een of meer andere stoffen die geen kenmerken van een POP vertonen, teneinde ervoor te zorgen dat zij gedurende haar hele levenscyclus met technische middelen strikt wordt ingeperkt;

  3. de fabrikant toont aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij is gevestigd, aan dat de stof een tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem is in de zin van artikel 2, punt 11, en dat het niet te verwachten is dat mensen of het milieu gedurende de productie en het gebruik van de stof aan significante hoeveelheden van die stof zullen worden blootgesteld;

  4. de fabrikant verstrekt aan de lidstaten gedetailleerde gegevens over de feitelijke of geraamde in totaal vervaardigde en gebruikte hoeveelheid van de betrokken stof en de aard van het proces in het tot de locatie beperkte gesloten systeem, waarbij wordt vermeld welke hoeveelheid niet wordt omgezet en als onopzettelijke sporenverontreiniging met POP's in het eindproduct — dit kan een stof, mengsel of voorwerp zijn — achterblijft.

Binnen een maand na indiening van de kennisgeving bij het secretariaat van het verdrag, delen de lidstaten deze tevens mede aan de andere lidstaten, de Commissie en het Agentschap. De kennisgeving bevat gegevens over de feitelijke of geraamde in totaal vervaardigde en gebruikte hoeveelheid van de betrokken stof en de aard van het proces in het tot de locatie beperkte gesloten systeem, waarbij wordt vermeld welke hoeveelheid niet wordt omgezet en als onopzettelijke sporenverontreiniging met POP's in het eindproduct — dit kan een stof, mengsel of voorwerp zijn — achterblijft.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlagen I en II te wijzigen door aantekeningen op te nemen waarin uitdrukkelijk wordt gesteld dat vervaardiging en gebruik, als een tussenproduct in een tot de locatie beperkt gesloten systeem, van een stof die is opgenomen in deel A van de desbetreffende Bijlage mag worden toegestaan en om de termijnen in dergelijke aantekeningen te wijzigen in gevallen waarin na een herhaalde kennisgeving door de betrokken lidstaat aan het secretariaat van het verdrag krachtens het verdrag uitdrukkelijk of stilzwijgend toestemming wordt verleend voor de voortzetting van de vervaardiging en het gebruik van de stof gedurende een volgende periode.

4.

Afval dat geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage IV opgenomen stof bestaat of daarmee verontreinigd is, wordt gereguleerd door artikel 7.

Artikel 5 Voorraden

1.

De houder van een voorraad die geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II opgenomen stof bestaat, waarvan het gebruik niet is toegestaan, beheert deze voorraad overeenkomstig artikel 7 als afvalstof.

2.

De houder van een voorraad die groter is dan 50 kg en geheel of gedeeltelijk uit een in bijlage I of II opgenomen stof bestaat en waarvan het gebruik is toegestaan, verstrekt de bevoegde instantie van de lidstaat waarin de voorraad zich bevindt, inlichtingen over de aard en de omvang van de voorraad. Deze inlichtingen worden verstrekt binnen twaalf maanden na de datum waarop deze verordening of Verordening (EG) nr. 850/2004, indien die laatste datum voor de houder eerder viel, op die stof van toepassing werd, en binnen twaalf maanden na relevante wijzigingen van de bijlagen I en II, en vervolgens jaarlijks tot de in bijlage I of II voor beperkt gebruik vermelde termijn.

De houder beheert de voorraad op een veilige, doeltreffende en milieuverantwoorde wijze, overeenkomstig de drempelwaarden en vereisten die zijn vastgelegd in Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad(1), en neemt passende maatregelen om de voorraad op zodanige wijze te beheren dat de bescherming van de volksgezondheid en het milieu wordt gewaarborgd.

3.

De lidstaten houden toezicht op het gebruik en het beheer van de aangemelde voorraden.

Artikel 6 Beperking van de vrijkoming, minimalisering en eliminatie

Artikel 7 Afvalbeheer

Artikel 8 Taken van het Agentschap en het Forum

Artikel 9 Uitvoeringsplannen

Artikel 10 Toezicht

Artikel 11 Informatie-uitwisseling

Artikel 12 Technische bijstand

Artikel 13 Toezicht op de uitvoering

Artikel 14 Sancties

Artikel 15 Wijziging van de bijlagen

Artikel 16 Begroting van het Agentschap

Artikel 17 Formulieren en software voor de bekendmaking of kennisgeving van informatie

Artikel 18 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 19 Bevoegde instanties

Artikel 20 Comitéprocedure

Artikel 21 Intrekking

Artikel 21 bis Overgangsbepaling

Artikel 22 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II

BIJLAGE III

BIJLAGE IV

BIJLAGE V

BIJLAGE VI

BIJLAGE VII