Bij deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen van
-
lichtbronnen;
-
afzonderlijke voorschakelapparatuur.
Bij deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp vastgesteld voor het in de handel brengen van
lichtbronnen;
afzonderlijke voorschakelapparatuur.
De eisen zijn ook van toepassing op lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur die in de handel worden gebracht in een houder.
Deze verordening is niet van toepassing op de in bijlage III, punten 1 en 2, gespecificeerde lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur.
Op de in bijlage III, punt 3, gespecificeerde lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur zijn alleen de eisen van bijlage II, punt 3, onder e), van toepassing.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“lichtbron”: een elektrisch product bestemd om licht met alle volgende optische kenmerken te geven, of, in het geval van niet-gloeilichtbronnen, dat kan worden ingesteld om dergelijk licht te geven, of beide:
kleurcoördinaten x en y in het bereik
0,270 < x < 0,530 en
– 2,3172 x2 + 2,3653 x – 0,2199 < y < – 2,3172 x2 + 2,3653 x – 0,1595;
een lichtstroom < 500 lumen per mm2 geprojecteerde lichtuitstralende oppervlakte zoals gedefinieerd in bijlage I;
een lichtstroom tussen 60 en 82 000 lumen;
een kleurweergave-index (CRI) > 0;
dat als verlichtingstechnologie gebruikmaakt van gloeien, fluorescentie, hogedrukgasontlading, anorganische lichtdioden (led) of organische lichtdioden (oled), of combinaties daarvan, en dat kan worden gecontroleerd als een lichtbron volgens de procedure van bijlage IV.
Hogedruknatriumlichtbronnen (HPS) die niet voldoen aan voorwaarde a) worden als lichtbronnen beschouwd voor de toepassing van deze verordening.
Tot lichtbronnen behoren niet:
led-dies of ledchips;
led-packages;
producten die (een) lichtbron(nen) bevatten en waaruit deze lichtbron(nen) kan (kunnen) worden verwijderd voor controle;
lichtgevende onderdelen in een lichtbron die niet uit deze lichtbron kunnen worden verwijderd voor controle als een lichtbron;
“voorschakelapparatuur”: een of meer apparaten die al dan niet fysiek in een lichtbron kunnen worden geïntegreerd en die zijn bedoeld om de netspanning om te zetten in een voor een of meer specifieke lichtbronnen vereiste elektrische vorm, binnen de grenzen van elektrische veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit. Het kan gaan om het aanpassen van de voedings- en ontsteekspanning, het beperken van de operationele en voorverwarmingsstroom, het tegengaan van koude start, het corrigeren van de vermogensfactor en/of het terugdringen van radiostoring.
Onder de term “voorschakelapparatuur” vallen geen stroomvoorzieningen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 278/2009 van de Commissie(1) vallen. Onder de term vallen ook geen onderdelen voor lichtregeling en geen niet-verlichtingsonderdelen (zoals omschreven in bijlage I), hoewel dergelijke onderdelen fysiek geïntegreerd kunnen zijn in de voorschakelapparatuur of samen met de voorschakelapparatuur als één enkel product in de handel kunnen worden gebracht.
Een power-over-ethernet-switch (PoE-switch) is geen voorschakelapparatuur in de zin van deze verordening. “Power-over-ethernet-switch” of “PoE-switch”: apparatuur voor stroomvoorziening en gegevensverwerking die tussen het elektriciteitsnet en kantoorapparatuur en/of lichtbronnen wordt geïnstalleerd;
“afzonderlijke voorschakelapparatuur”: voorschakelapparatuur die niet fysiek in een lichtbron is geïntegreerd en wordt verhandeld als een afzonderlijk product of als onderdeel van een houder;
“houder”: een product dat een of meer lichtbronnen, of afzonderlijke voorschakelapparaten, of beide, bevat. Voorbeelden van houders zijn armaturen die kunnen worden gedemonteerd voor de afzonderlijke controle van de lichtbron(nen) daarin, huishoudelijke apparaten die (een) lichtbron(nen) bevatten, huisraad met lichtbron(nen) in (legplanken, spiegels, vitrinekasten). Indien een houder niet kan worden gedemonteerd om de lichtbron en afzonderlijke voorschakelapparatuur te controleren, moet de gehele houder worden aangemerkt als een lichtbron;
“licht”: elektromagnetische straling met een golflengte tussen 380 nm en 780 nm;
“netspanning”: de elektriciteitsvoorziening van 230 (± 10 %) volt wisselstroom bij 50 Hz;
“led-die” of “ledchip”: een klein blokje lichtgevend halfgeleidermateriaal waarop een functioneel ledcircuit wordt gebouwd;
“led-package”: één elektrisch onderdeel dat hoofdzakelijk bestaat uit ten minste één led-die. Het omvat geen voorschakelapparatuur of onderdelen daarvan, geen voet of actieve elektronische componenten, en wordt niet rechtstreeks aangesloten op netspanning. Het kan een of meer van de volgende onderdelen bevatten: optische elementen, lichtconvertoren (fosfor), thermische, mechanische en elektrische interfaces, of onderdelen om risico’s van elektrostatische ontladingen op te vangen. Alle lichtgevende apparaten die zijn bestemd voor rechtstreeks gebruik in een led-armatuur, worden beschouwd als lichtbronnen;
“kleurtoon”: de eigenschap van een kleurprikkel die wordt bepaald door zijn kleurcoördinaten (x en y);
“lichtstroom” (Φ): een grootheid, uitgedrukt in lumen (lm), die van de stralingsstroom wordt afgeleid door de elektromagnetische straling te beoordelen op basis van de spectrale gevoeligheid van het menselijk oog. Deze term verwijst naar de totale lichtstroom die door een lichtbron wordt uitgestraald in een ruimtehoek van 4π steradiaal onder omstandigheden (bv. stroom, spanning, temperatuur) zoals gespecificeerd in toepasselijke normen. Deze term verwijst naar de initiële lichtstroom voor de ongedimde lichtbron na een korte gebruiksperiode, tenzij duidelijk is gespecificeerd dat wordt verwezen naar de lichtstroom in gedimde toestand of naar de lichtstroom na een bepaalde gebruiksperiode. Voor lichtbronnen die kunnen worden ingesteld om verschillende lichtspectra en/of verschillende maximale lichtsterktes uit te stralen, verwijst deze term naar de “referentie-instellingen” zoals gedefinieerd in bijlage I;
“kleurweergave-index” (CRI): een metriek om te kwantificeren wat het effect van een lichtbron is op de kleurverschijning van voorwerpen in al dan niet bewuste vergelijking met de kleurverschijning ervan onder de referentielichtbron; dit is de gemiddelde Ra van de kleurweergave voor de eerste acht testkleuren (R1-R8) zoals gedefinieerd in normen;
“gloeien”: het verschijnsel waarbij licht wordt verkregen uit warmte in lichtbronnen waarin licht wordt voortgebracht door middel van een draadgeleider (“gloeidraad”) die wordt verhit door er een elektrische stroom door te sturen;
“halogeenlichtbron”: een gloeilichtbron met een draadgeleider van wolfraam omringd door gas dat halogenen of halogeenverbindingen bevat;
“fluorescentie” of “fluorescentielichtbron” (FL): het verschijnsel waarbij, of een lichtbron met een elektrische gasontlading van het lagedrukkwiktype waarin, het meeste licht wordt voortgebracht door één of meer lagen fosfor die worden aangeslagen door de ultraviolette straling die door de ontlading wordt opgewekt. Fluorescentielichtbronnen kunnen één (“enkelvoudige voet”) of twee (“dubbele voet”) verbindingen (“voeten”) met hun voedingsbron hebben. Voor de toepassing van deze verordening worden lichtbronnen met magnetische inductie ook beschouwd als fluorescentielichtbronnen;
“hogedrukgasontlading” (HID): een elektrische gasontlading waarbij de lichtvoortbrengende boog door de oppervlaktemperatuur wordt gestabiliseerd en de boog een hoger toegevoerd vermogen per eenheid binnenoppervlak heeft dan 3 watt per vierkante centimeter. Onder hogedrukgasontladingslichtbronnen vallen alleen lichtbronnen van het metaalhalogenide-, hogedruknatrium- en hogedrukkwiktype, zoals gedefinieerd in bijlage I;
“gasontlading”: een verschijnsel waarbij licht direct of indirect wordt opgewekt door een elektrische ontlading met behulp van een gas, plasma, metaaldamp of een mengsel van gassen en dampen;
“anorganische lichtdiode” (led): een technologie om licht op te wekken met een halfgeleidertoestel dat een pn-junctie van anorganisch materiaal omvat. De junctie geeft optische straling af wanneer deze door elektrische stroom wordt aangeslagen;
“organische lichtdiode” (oled): een technologie om licht op te wekken met een halfgeleidertoestel dat een pn-junctie van organisch materiaal omvat. De junctie geeft optische straling af wanneer deze door elektrische stroom wordt aangeslagen;
“hogedruknatriumlichtbron” (HPS): een hogedrukgasontladingslichtbron waarin het licht voornamelijk wordt voortgebracht door straling vanuit natriumdamp bij een partiële druk van 10 kilopascal. Hogedruknatriumlichtbronnen kunnen één connector (“enkelvoudige fitting”) of twee connectoren (“dubbele fitting”) naar hun voedingsbron hebben.
“equivalent model”: een model dat dezelfde voor de eisen inzake ecologisch ontwerp relevante technische eigenschappen heeft, maar door dezelfde fabrikant of importeur in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld als een ander model met een andere typeaanduiding;
“typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een product wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of met dezelfde naam van fabrikant of importeur;
“eindgebruiker”: een natuurlijke persoon die een product koopt of naar verwachting zal kopen voor doeleinden die niets te maken hebben met zijn commerciële, industriële, ambachtelijke of professionele activiteit.
Voor de bijlagen worden in bijlage I aanvullende definities vermeld.
De in bijlage II vermelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van de daarin vermelde datums.
Fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers van houders zien erop toe dat lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparaten kunnen worden vervangen met gebruikmaking van gewoonlijk beschikbaar gereedschap en zonder permanente schade aan de houder, tenzij in de technische documentatie met betrekking tot de functionaliteit van de houder een technische motivering wordt gegeven waarom de vervanging van lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparaten niet passend is.
De technische documentatie bevat ook instructies om lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur zonder blijvende schade te verwijderen voor controle door markttoezichtautoriteiten.
Fabrikanten, importeurs en gemachtigde vertegenwoordigers van houders verstrekken informatie over de vervangbaarheid of onvervangbaarheid van lichtbronnen en voorschakelapparatuur door eindgebruikers of gekwalificeerde personen zonder blijvende schade aan de houder. Deze informatie wordt op een vrij toegankelijke website ter beschikking gesteld. Voor producten die rechtstreeks aan eindgebruikers worden verkocht, staat deze informatie op de verpakking, ten minste in de vorm van een pictogram, en in de gebruiksaanwijzing.
Fabrikanten, importeurs en gemachtigde vertegenwoordigers van houders zorgen ervoor dat lichtbronnen en afzonderlijke voorschakelapparatuur aan het einde van hun levenscyclus uit de houders kunnen worden gehaald. Ontmantelingsinstructies worden op een vrij toegankelijke website ter beschikking gesteld.
De in artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure bestaat uit de in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
Met het oog op de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat de technische documentatie de gegevens als bedoeld in bijlage II, punt 3, onder d), bij deze verordening en de details en resultaten van de berekeningen overeenkomstig bijlage II, punten 1 en 2, en bijlage V bij deze verordening.
Wanneer de informatie die is opgenomen in de technische documentatie voor een bepaald model is verkregen:
op basis van een model met dezelfde technische kenmerken die relevant zijn voor de te verstrekken technische informatie, maar door een andere fabrikant wordt geproduceerd, of
door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van een ander model van dezelfde of een andere fabrikant, of beide,
dan omvat de technische documentatie de details van deze berekeningen of extrapolaties, de beoordeling door de fabrikant van de juistheid van de berekeningen en, indien van toepassing, de verklaring van overeenkomstigheid tussen de modellen van verschillende fabrikanten.
De technische documentatie omvat een lijst van alle equivalente modellen, met inbegrip van de typeaanduidingen.
De technische documentatie omvat de informatie in de volgorde van en als vermeld in bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/2015. Ten behoeve van markttoezicht mogen fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers, onverminderd bijlage IV, punt 2, onder g), bij Richtlijn 2009/125/EG, refereren aan de technische documentatie die is geüpload naar de productendatabank die dezelfde informatie bevat als bedoeld in Verordening (EU) 2019/2015.