Bij dit besluit wordt een Europese Vredesfaciliteit (de “faciliteit”) opgericht voor de financiering door de lidstaten van acties van de Unie uit hoofde van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) die tot doel hebben de vrede te handhaven, conflicten te voorkomen en de internationale veiligheid te versterken zoals bedoeld in artikel 21, lid 2, punt c) van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), in gevallen waarin de beleidsuitgaven die uit deze acties voortvloeien krachtens artikel 41, lid 2, VEU niet ten laste van de begroting van de Unie komen.
Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528
Besluit (GBVB) 2021/509 van de Raad van 22 maart 2021 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528
TITEL I OPRICHTING EN STRUCTUUR
HOOFDSTUK 1 Oprichting, toepassingsgebied, definities en doelstellingen
Artikel 1 Oprichting en toepassingsgebied
De faciliteit wordt gebruikt voor de financiering van:
-
de gemeenschappelijke kosten van operaties van de Unie uit hoofde van artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2, VEU die gevolgen hebben op militair of defensiegebied en die derhalve overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU niet ten laste kunnen komen van de Uniebegroting;
-
steunmaatregelen die bestaan in acties van de Unie uit hoofde van artikel 28 VEU indien de Raad krachtens artikel 41, lid 2, VEU met eenparigheid van stemmen besluit dat de eruit voortvloeiende beleidsuitgaven ten laste komen van de lidstaten.
Steunmaatregelen uit hoofde van punt b) zijn:
-
acties ter versterking van de capaciteiten op militair en defensiegebied van derde staten en van regionale en internationale organisaties;
-
steun voor de militaire aspecten van vredesoperaties onder leiding van een regionale of internationale organisatie of van derde staten.
Bij dit besluit wordt tevens een kader vastgesteld voor de goedkeuring en uitvoering van de in lid 2, punt b), genoemde steunmaatregelen, dat gebaseerd is op de in artikel 56 vastgestelde beginselen en doelstellingen, en de in artikel 9 genoemde strategische prioriteiten en richtsnoeren volgt.
Artikel 2
Het financiële maximum voor de uitvoering van de faciliteit voor de periode 2021-2027 bedraagt 12 040 000 000 EUR in lopende prijzen.
In bijlage I wordt uiteengezet hoe het financiële maximum per jaar wordt uitgesplitst.
Het financiële maximum wordt zodanig gebruikt dat de faciliteit nog steeds voor acties overal ter wereld kan worden ingezet en dat het vermogen van de Unie om crises en conflicten te voorkomen en er snel op te reageren, voornamelijk maar niet uitsluitend op gebieden waar zich de meest urgente en kritieke veiligheidsdreigingen voor de Unie voordoen, behouden blijft, een en ander volgens de strategische prioriteiten die de Europese Raad en de Raad krachtens artikel 9, lid 1, hebben vastgesteld. Het in artikel 11 bedoelde comité voor de faciliteit neemt een besluit over het gebruik van het financiële maximum door de totaalbedragen voor steunmaatregelen en de totaalbedragen voor in het kader van de faciliteit gefinancierde operaties vast te stellen, teneinde de financiële houdbaarheid ervan te waarborgen. Het comité voor de faciliteit herziet die totaalbedragen indien nodig in overeenstemming met de door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) krachtens artikel 9, lid 2, verstrekte strategische oriëntatie.
Artikel 3 Handelingsbevoegdheid en vrijstelling van indirecte belastingen en douanerechten
De faciliteit beschikt over handelingsbevoegdheid, met name om bankrekeningen te bezitten, activa, voorraden en diensten te verwerven, te bezitten of te vervreemden, personeel in dienst te nemen, contracten, overeenkomsten en administratieve regelingen aan te gaan, eigen schulden te vereffenen en in rechte op te treden, zoals nodig is om uitvoering te geven aan dit besluit. De faciliteit heeft geen winstoogmerk en haar activiteiten mogen niet het gevolg hebben dat er winst wordt gemaakt.
Overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie treffen de lidstaten, indien mogelijk, passende maatregelen tot vrijstelling, kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de faciliteit voor officieel gebruik aanzienlijke aankopen doet van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Unie wordt vervalst. Voorts zijn overeenkomstig artikel 4, eerste alinea, van genoemd Protocol goederen die de faciliteit in de Unie invoert, vrijgesteld van douanerechten.