Home

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/602 van de Commissie van 8 april 2022 inzake de erkenning van de vrijwillige regeling International Sustainability & Carbon Certification- ISCC EU voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof (Voor de EER relevante tekst)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/602 van de Commissie van 8 april 2022 inzake de erkenning van de vrijwillige regeling International Sustainability & Carbon Certification- ISCC EU voor het aantonen van de naleving van de vereisten van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van biobrandstoffen, vloeibare biomassa, biomassabrandstoffen, hernieuwbare vloeibare en gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof (Voor de EER relevante tekst)

Artikel 1

De op 14 juni 2021 bij de Commissie ingediende vrijwillige regeling “International Sustainability & Carbon Certification” (“de regeling”) vertoont voor de conform de regeling gecontroleerde brandstoffen de volgende elementen:

  1. leveringen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor agrarische biomassa zoals vastgesteld in artikel 29, leden 2 tot en met 5, en lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

  2. marktdeelnemers voldoen aan de verplichting de juiste informatie in te voeren in de nationale of Uniedatabank inzake hernieuwbare brandstoffen en transportbrandstoffen op basis van hergebruikte koolstof overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

  3. leveringen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen voldoen aan de criteria inzake laag risico op directe veranderingen in landgebruik zoals vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/807.

De regeling bevat ook accurate gegevens over broeikasgasemissiereductie voor de toepassing van artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001, in de zin dat zij waarborgt dat alle relevante informatie van de marktpartijen stroomopwaarts de bewakingsketen wordt doorgegeven aan de marktpartijen stroomafwaarts de bewakingsketen.

Na de indiening van 30 november 2023 toont het systeem ook aan dat de leveringen van biobrandstoffen, vloeibare biomassa en biomassabrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria voor bosbiomassa van artikel 29, leden 6 en 7, en aan de vereisten inzake broeikasgasemissiereductie voor bosbiomassa van artikel 29, lid 10, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

Na de indiening van 22 juli 2024 toont de regeling ook aan dat leveringen van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong voldoen aan artikel 27, lid 6, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

Na de indiening van 22 juli 2024 verstrekt het systeem accurate gegevens over de broeikasgasemissiereducties van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong en brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof voor de toepassing van artikel 29 bis, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001.

Artikel 2

Het besluit is geldig:

  1. tot en met 13 april 2027 met betrekking tot de in artikel 1, eerste alinea, punten a), b) en c), en tweede alinea, bedoelde elementen;

  2. tot en met 21 december 2029 met betrekking tot de in artikel 1, derde, vierde en vijfde alinea bedoelde elementen.

Indien de inhoud van het voor erkenning bij de Commissie ingediende vrijwillige systeem “International Sustainability & Carbon Certification — ISCC EU” wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, worden dergelijke wijzigingen onverwijld aan de Commissie gemeld. De diensten van de Commissie beoordelen die wijzigingen om te bepalen of het systeem nog steeds afdoende voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor het is erkend.

Artikel 3

De Commissie kan dit besluit onder meer in de volgende gevallen intrekken:

  1. als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd of als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden;

  2. als de regeling geen jaarlijks verslag indient bij de Commissie overeenkomstig artikel 30, lid 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001;

  3. als de regeling de normen voor onafhankelijke audits en andere vereisten als gespecificeerd in de in artikel 30, lid 8, van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde uitvoeringshandelingen, niet toepast of geen verbeteringen uitvoert met betrekking tot andere elementen van de regeling die van belang worden geacht voor een blijvende erkenning.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.