Home

Verordening (EU) 2024/287 van de Raad van 12 januari 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Guatemala

Verordening (EU) 2024/287 van de Raad van 12 januari 2024 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Guatemala

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  1. “vordering”: elke vóór, op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende eis, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst of transactie, en met name:

    1. een vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

    2. een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm;

    3. een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

    4. een tegenvordering;

    5. een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

  2. “contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dat verband worden onder “contract” tevens begrepen alle — ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande — obligaties, garanties of contragaranties, met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

  3. “bevoegde autoriteiten”: de op de websites van bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

  4. “economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

  5. “bevriezing van economische middelen”: voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door die te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

  6. “bevriezing van tegoeden”: voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren of gebruiken van, toegang verschaffen tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming, of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  7. “tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

    1. contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

    2. deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

    3. in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

    4. rente, dividenden of andere inkomsten, uit of waarde voortkomende uit, of gegenereerd door activa;

    5. krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

    6. kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

    7. bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

  8. “grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) van toepassing is, onder de in het VEU bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.

Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van op de lijst in bijlage I opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, worden bevroren.

2.

Er worden geen tegoeden of economische middelen, direct of indirect, ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van op de lijst in bijlage I opgenomen natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.

Bijlage I omvat natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen:

  1. die verantwoordelijk zijn voor, betrokken zijn bij, steun verlenen aan of profiteren van acties die de democratie, de rechtsstaat of de vreedzame machtsoverdracht in Guatemala ondermijnen, met inbegrip van:

    1. vervolging of intimidatie van overheidsambtenaren of overheidsinstellingen die betrokken zijn bij of steun verlenen aan het verkiezingsproces, van democratisch verkozen autoriteiten of van de democratische oppositie in Guatemala;

    2. repressie, vervolging of intimidatie van maatschappelijke organisaties of van de media, of van rechters, advocaten of aanklagers;

  2. die de democratie of de rechtsstaat in Guatemala ondermijnen door ernstig financieel wangedrag met betrekking tot overheidsmiddelen of de ongeoorloofde uitvoer van kapitaal;

  3. die banden onderhouden met de natuurlijke personen die zijn bedoeld in punten a) en b).

Artikel 3

1.

In afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, kunnen de bevoegde autoriteiten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

  1. noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheek, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

  2. uitsluitend bestemd zijn voor het betalen van redelijke honoraria of het vergoeden van andere kosten van juridische diensten;

  3. uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematige aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

  4. noodzakelijk zijn voor het betalen van buitengewone uitgaven, mits de betrokken bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voordat zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat toestemming moet worden gegeven, of

  5. gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie, of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

2.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van die toestemming.

Artikel 4

1.

Artikel 2, leden 1 en 2, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van tegoeden of economische middelen die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

  1. de Verenigde Naties (VN), met inbegrip van hun programma’s, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

  2. internationale organisaties;

  3. humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de VN en leden van die humanitaire organisaties;

  4. bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de VN, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de VN of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de VN;

  5. organisaties en agentschappen waaraan de Unie het certificaat van humanitair partnerschap heeft afgegeven of die door een lidstaat zijn gecertificeerd of erkend overeenkomstig nationale procedures;

  6. gespecialiseerde agentschappen van de lidstaten, of

  7. de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de in de punten a) tot en met f) genoemde entiteiten terwijl en voor zover zij in die hoedanigheid handelen.

2.

Onverminderd het bepaalde in lid 1 en in afwijking van artikel 2, leden 1 en 2, kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor de ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften.

3.

Indien de relevante bevoegde autoriteit binnen vijf werkdagen na ontvangst van een verzoek om toestemming krachtens lid 2 geen negatief besluit heeft genomen, geen verzoek om informatie heeft ingediend of niet heeft laten weten meer tijd nodig te hebben, wordt die toestemming geacht te zijn verleend.

4.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke krachtens de leden 3 en 4 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van die toestemming.

Artikel 5

1.

In afwijking van artikel 2, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam is opgenomen op de lijst in bijlage I, of van een justitieel of administratief vonnis dat in de Unie is uitgesproken of van een gerechtelijk vonnis dat uitvoerbaar is in de betrokken lidstaat, en dat van voor of na die datum dateert;

  2. de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

  3. de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in bijlage I opgenomen natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

  4. de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van die toestemming.

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

BIJLAGE ILIJST VAN NATUURLIJKE PERSONEN, RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

BIJLAGE IIWEBSITES VOOR INFORMATIE OVER DE BEVOEGDE AUTORITEITEN EN ADRES VOOR KENNISGEVINGEN AAN DE COMMISSIE