Home

Verdrag betreffende de Europese Unie - Titel II: Bepalingen houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met het oog op de oprichting van de Europese Gemeenschap - Artikel G - Artikel G D 23

Verdrag betreffende de Europese Unie - Titel II: Bepalingen houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met het oog op de oprichting van de Europese Gemeenschap - Artikel G - Artikel G D 23

Verdrag betreffende de Europese Unie - Titel II: Bepalingen houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap met het oog op de oprichting van de Europese Gemeenschap - Artikel G - Artikel G D 23

Publicatieblad Nr. C 191 van 29/07/1992 blz. 0011


23) Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 100 C

1. De Raad bepaalt op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de derde Staten waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de Lid-Staten in het bezit moeten zijn van een visum.

2. In het geval van een noodsituatie in een derde land die de dreiging van een plotselinge toevloed van onderdanen uit dat land naar de Gemeenschap inhoudt, kan de Raad echter met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op aanbeveling van de Commissie, voor een periode van ten hoogste zes maanden een visumplicht voor de onderdanen van dat land invoeren. De visumplicht uit hoofde van dit lid kan volgens de procedure van lid 1 worden verlengd.

3. Vanaf 1 januari 1996 neemt de Raad de in lid 1 bedoelde besluiten met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Vóór deze datum neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, de maatregelen aan betreffende de invoering van een uniform visummodel.

4. Op de in dit artikel bedoelde gebieden moet de Commissie ieder door een Lid-Staat gedaan verzoek dat erop is gericht dat zij bij de Raad een voorstel indient, in behandeling nemen.

5. Dit artikel laat de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de Lid-Staten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.

6. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op andere onderwerpen wanneer daartoe wordt besloten op grond van artikel K.9 van de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie die betrekking hebben op de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, en tegelijkertijd de stemprocedures worden vastgesteld

7. De bepalingen van de geldende overeenkomsten tussen de Lid-Staten aangaande aangelegenheden die onder dit artikel vallen, blijven van kracht zolang hun inhoud niet is vervangen door uit hoofde van dit artikel vastgestelde richtlijnen of maatregelen.".