Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring ad artikel 118 B, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring ad artikel 118 B, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring ad artikel 118 B, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0136
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring ad artikel 118 B, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
De Hoge Verdragsluitende Partijen verklaren dat de eerste regeling voor de toepassing van de overeenkomsten tussen de sociale partners op gemeenschapsniveau - bedoeld in artikel 118 B, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap - erin zal bestaan de inhoud van de overeenkomsten uit te werken in collectieve onderhandelingen volgens de regels van iedere lidstaat, en dat die regeling derhalve voor de lidstaten niet de verplichting inhoudt de overeenkomsten rechtstreeks toe te passen of regels op te stellen voor de omzetting ervan, en evenmin een verplichting de geldende nationale wetgeving aan te passen om de uitvoering van die overeenkomsten te vergemakkelijken.