Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring inzake de inachtneming van de termijnen in de medebeslissingsprocedure
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring inzake de inachtneming van de termijnen in de medebeslissingsprocedure
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring inzake de inachtneming van de termijnen in de medebeslissingsprocedure
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0137
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Verklaringen aanvaard door de conferentie - Verklaring inzake de inachtneming van de termijnen in de medebeslissingsprocedure
De Conferentie roept het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op al het mogelijke te doen om ervoor te zorgen dat de medebeslissingsprocedure zo snel mogelijk verloopt. Zij wijst erop dat het belangrijk is dat de in artikel 189 B van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgelegde termijnen strikt in acht worden genomen en bevestigt dat een beroep op de in lid 7 geboden mogelijkheid om de betrokken termijnen te verlengen alleen mag worden overwogen wanneer zulks strikt noodzakelijk is. In geen geval mogen er tussen de tweede lezing door het Europees Parlement en de conclusie van het bemiddelingscomité meer dan negen maanden verlopen.