Home

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)#Zesde deel: Algemene en slotbepalingen#Artikel 309

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)#Zesde deel: Algemene en slotbepalingen#Artikel 309

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam) - Zesde deel: Algemene en slotbepalingen - Artikel 309

Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0301 - Geconsolideerde versie


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Amsterdam)

Artikel 309

1. Wanneer een besluit is genomen tot schorsing van de stemrechten van de vertegenwoordiger van de regering van een lidstaat overeenkomstig artikel 7, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, worden deze stemrechten ook geschorst ten aanzien van dit Verdrag.

2. Voorts kan de Raad, wanneer een ernstige en voortdurende schending door een lidstaat van in artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde beginselen is geconstateerd overeenkomstig artikel 7, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten tot schorsing van bepaalde rechten die uit de toepassing van dit Verdrag op de lidstaat in kwestie voortvloeien. De Raad houdt daarbij rekening met de mogelijke gevolgen van een dergelijke schorsing voor de rechten en verplichtingen van natuurlijke en rechtspersonen.

De verplichtingen van de lidstaat in kwestie uit hoofde van dit Verdrag blijven in ieder geval verbindend voor die lidstaat.

3. De Raad kan daarna met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten om krachtens lid 2 genomen maatregelen te wijzigen of in te trekken in verband met wijzigingen in de toestand die tot het opleggen van de maatregelen heeft geleid.

4. De Raad neemt de in de leden 2 en 3 bedoelde besluiten zonder rekening te houden met de stem van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat in kwestie. In afwijking van artikel 205, lid 2, wordt een gekwalificeerde meerderheid omschreven als hetzelfde aandeel van de gewogen stemmen van de betrokken leden van de Raad als is vastgelegd in artikel 205, lid 2.

Dit lid is ook van toepassing wanneer stemrechten worden geschorst overeenkomstig lid 1. In dergelijke gevallen wordt een besluit waarvoor eenparigheid van stemmen is vereist, genomen zonder de stem van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat in kwestie.