Home

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)#Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap#Titel I: Bepalingen inzake de instellingen#Hoofdstuk 1: De instellingen#Eerste afdeling: Het Europees Parlement#Artikel 201#Artikel 144 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)#Artikel 144 - Verdrag EEG

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)#Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap#Titel I: Bepalingen inzake de instellingen#Hoofdstuk 1: De instellingen#Eerste afdeling: Het Europees Parlement#Artikel 201#Artikel 144 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)#Artikel 144 - Verdrag EEG

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice) - Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap - Titel I: Bepalingen inzake de instellingen - Hoofdstuk 1: De instellingen - Eerste afdeling: Het Europees Parlement - Artikel 201 - Artikel 144 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht) - Artikel 144 - Verdrag EEG

Publicatieblad Nr. C 325 van 24/12/2002 blz. 0117 - 0117
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0263 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0057 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)

Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap

Titel I: Bepalingen inzake de instellingen

Hoofdstuk 1: De instellingen

Eerste afdeling: Het Europees Parlement

Artikel 201

Artikel 144 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)

Artikel 144 - Verdrag EEG

Artikel 201

Wanneer aan het Europees Parlement een motie van afkeuring betreffende het beleid van de Commissie wordt voorgelegd, kan het Europees Parlement zich over deze motie niet eerder uitspreken dan ten minste drie dagen nadat de motie is ingediend en slechts bij openbare stemming.

Indien de motie van afkeuring is aangenomen met een meerderheid van tweederde der uitgebrachte stemmen en tevens bij meerderheid van de leden van het Europees Parlement, moeten de leden van de Commissie gezamenlijk aftreden. Zij blijven de lopende zaken behartigen totdat in hun vervanging is voorzien overeenkomstig artikel 214. In dat geval verstrijkt de ambtsperiode van de te hunner vervanging benoemde leden van de Commissie op de datum waarop de ambtstermijn van de gezamenlijk tot aftreden gedwongen leden zou zijn verstreken.