Home

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)#Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap#Titel I: Bepalingen inzake de instellingen#Hoofdstuk 1: De instellingen#Derde afdeling: De Commissie#Artikel 213#Artikel 157 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)#Artikel 157 - Verdrag EEG

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)#Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap#Titel I: Bepalingen inzake de instellingen#Hoofdstuk 1: De instellingen#Derde afdeling: De Commissie#Artikel 213#Artikel 157 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)#Artikel 157 - Verdrag EEG

Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice) - Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap - Titel I: Bepalingen inzake de instellingen - Hoofdstuk 1: De instellingen - Derde afdeling: De Commissie - Artikel 213 - Artikel 157 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht) - Artikel 157 - Verdrag EEG

Publicatieblad Nr. C 325 van 24/12/2002 blz. 0120 - 0120
Publicatieblad Nr. C 340 van 10/11/1997 blz. 0267 - Geconsolideerde versie
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0059 - Geconsolideerde versie
(EEG Verdrag - geen officiële publicatie beschikbaar)


Verdrag tot oprichting van de Europeese Gemeenschap (Geconsolideerde Versie Nice)

Vijfde deel: De instellingen van de Gemeenschap

Titel I: Bepalingen inzake de instellingen

Hoofdstuk 1: De instellingen

Derde afdeling: De Commissie

Artikel 213

Artikel 157 - Verdrag EG (Geconsolideerde Versie Maastricht)

Artikel 157 - Verdrag EEG

Artikel 213

1.(27) De Commissie bestaat uit 20 leden, die op grond van hun algemene bekwaamheid worden gekozen en die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden.

Het aantal leden van de Commissie kan door de Raad met eenparigheid van stemmen worden gewijzigd.

Alleen zij die de nationaliteit van een van de lidstaten bezitten, kunnen lid van de Commissie zijn.

In de Commissie moet ten minste één onderdaan van elke lidstaat zitting hebben, zonder dat het aantal leden van dezelfde nationaliteit meer dan twee mag bedragen.

2. De leden van de Commissie oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemene belang van de Gemeenschap.

Bij de vervulling van hun taken vragen noch aanvaarden zij instructies van enige regering of enig ander lichaam. Zij onthouden zich van iedere handeling welke onverenigbaar is met het karakter van hun ambt. Iedere lidstaat verbindt zich, dit karakter te eerbiedigen en niet te trachten de leden van de Commissie te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.

De leden van de Commissie mogen gedurende hun ambtsperiode geen andere beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten. Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig om gedurende hun ambtsperiode en na afloop daarvan de uit hun taak voortvloeiende verplichtingen na te komen, in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die ambtsperiode. Ingeval deze verplichtingen niet worden nagekomen, kan de Raad of de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie, dat, al naar gelang van het geval, ontslag ambtshalve volgens artikel 216 of verval van het recht op pensioen of van andere, daarvoor in de plaats tredende voordelen kan uitspreken.