Home

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond - Bijlage XIII: Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slovenië - 2. Vrij verkeer van personen

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond - Bijlage XIII: Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slovenië - 2. Vrij verkeer van personen

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond - Bijlage XIII: Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte: Slovenië - 2. Vrij verkeer van personen

Publicatieblad Nr. L 236 van 23/09/2003 blz. 0906 - 0908


2. VRIJ VERKEER VAN PERSONEN

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

31968 L 0360: Richtlijn 68/360/EEG van de Raad van 15 oktober 1968 inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsingen en het verblijf van de werknemers der lidstaten en van hun familie binnen de Gemeenschap (PB L 257 van 19.10.1968, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij:

- 11994 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassingen van de Verdragen — Toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21)

31968 R 1612: Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257 van 19.10.1968, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij:

- 31992 R 2434: Verordening (EEG) nr. 2434/92 van de Raad van 27. juli 1992 (PB L 245 van 26.8.1992, blz. 1)

31996 L 0071: Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1)

1. Wat betreft het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten dat gepaard gaat met tijdelijk verkeer van werknemers als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG tussen Slovenië enerzijds en België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, anderzijds, zijn artikel 39 en de eerste alinea van artikel 49 van het EG-Verdrag slechts volledig van toepassing onder voorbehoud van de overgangsregelingen van de punten 2 tot en met 14.

2. In afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot het eind van het tweede jaar na de datum van toetreding van Slovenië, zullen de huidige lidstaten nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen om de toegang van Sloveense onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen. De huidige lidstaten mogen dergelijke maatregelen blijven toepassen tot het einde van het vijfde jaar na de datum van toetreding van Slovenië.

Sloveense onderdanen die op de datum van toetreding legaal in een huidige lidstaat werkten, en wier toelating tot de arbeidsmarkt van die lidstaat voor een ononderbroken periode van 12 maanden of meer gold, hebben toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat, maar niet tot de arbeidsmarkt van andere lidstaten die nationale maatregelen toepassen.

Sloveense onderdanen die na de toetreding gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden of meer tot de arbeidsmarkt van een huidige lidstaat zijn toegelaten, genieten dezelfde rechten.

De in de tweede en derde alinea bedoelde Sloveense onderdanen verliezen de aldaar vermelde rechten als zij de arbeidsmarkt van de betrokken huidige lidstaat vrijwillig verlaten.

Sloveense onderdanen die op de datum van toetreding of gedurende een periode waarin nationale maatregelen werden toegepast, legaal werkten, en die tot de arbeidsmarkt van die lidstaat waren toegelaten voor minder dan 12 maanden, genieten deze rechten niet.

3. Vóór het eind van het tweede jaar na de datum van toetreding van Slovenië wordt het functioneren van de overgangsregelingen van punt 2 door de Raad op basis van een verslag van de Commissie getoetst.

Na afronding van de toetsing en uiterlijk aan het eind van het tweede jaar na de datum van toetreding van Slovenië geven de huidige lidstaten de Commissie er kennis van of zij nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen blijven toepassen, dan wel of zij voortaan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing.

4. Op verzoek van Slovenië kan de toetsing eenmaal worden herhaald. De in punt 3 bedoelde procedure is van toepassing en wordt binnen zes maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek van Slovenië voltooid.

5. Een lidstaat die aan het einde van de in punt 2 bedoelde periode van vijf jaar nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen handhaaft, mag in geval van ernstige verstoringen van zijn arbeidsmarkt of het dreigen daarvan en na kennisgeving aan de Commissie deze maatregelen tot aan het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding blijven toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing.

6. De lidstaten waar gedurende de periode van zeven jaar na de datum van toetreding, krachtens de punten 3, 4 of 5, de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing zijn ten aanzien van Sloveense onderdanen en die gedurende deze periode om redenen van toezicht arbeidsvergunningen aan Sloveense onderdanen afgeven, doen zulks automatisch.

7. Die lidstaten waar, krachtens de punten 3, 4 of 5, ten aanzien van Sloveense onderdanen de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing zijn, mogen tot het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding, de in de volgende alinea's omschreven procedures toepassen.

Wanneer een in de eerste alinea bedoelde lidstaat verstoringen van de arbeidsmarkt ondervindt of voorziet die een serieuze bedreiging kunnen vormen voor de levensstandaard of het werkgelegenheidspeil in een bepaalde regio of binnen een bepaalde beroepsgroep, stelt deze de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis en verstrekt hun alle dienstige gegevens. Op basis van deze informatie kan de lidstaat de Commissie verzoeken te bepalen dat de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort om in die regio of beroepsgroep de normale toestand te herstellen. Uiterlijk twee weken na de ontvangst van het verzoek neemt de Commissie een besluit over de opschorting en over de duur en de werkingssfeer ervan en stelt de Raad in kennis van dit besluit. Binnen twee weken na de datum van het besluit van de Commissie kan eender welke lidstaat de Raad verzoeken dat besluit te vernietigen of te wijzigen. Binnen twee weken na dat verzoek neemt de Raad een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

Een in de eerste alinea bedoelde lidstaat kan in dringende en uitzonderlijke gevallen de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 opschorten, waarna een met redenen omklede kennisgeving aan de Commissie wordt gedaan.

8. Zo lang de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68, krachtens de punten 2 tot en met 5 en punt 7, is opgeschort, blijft artikel 11 van de verordening van toepassing ten aanzien van onderdanen van de huidige lidstaten in Slovenië en ten aanzien van Sloveense onderdanen in de huidige lidstaten, onder de volgende voorwaarden:

- de in artikel 10, lid 1, onder a), van de verordening bedoelde leden van het gezin van de werknemer die op de datum van toetreding met de werknemer legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, hebben vanaf de toetreding onmiddellijk toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat. Dit geldt niet voor de leden van het gezin van een werknemer die legaal tot de arbeidsmarkt van die lidstaat is toegelaten voor een periode van minder dan 12 maanden;

- de in artikel 10, lid 1, onder a), van de verordening bedoelde leden van het gezin van de werknemer die vanaf een datum na de datum van toetreding doch gedurende de periode van toepassing van de bovenstaande overgangsregelingen met de werknemer legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven, hebben toegang tot de arbeidsmarkt van de betrokken lidstaat nadat zij gedurende ten minste achttien maanden in de betrokken lidstaat hebben verbleven of, indien dit eerder is, vanaf het derde jaar na de datum van toetreding van Slovenië.

Deze bepalingen doen geen afbreuk aan gunstiger nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen.

9. Voorzover sommige bepalingen van Richtlijn 68/360/EEG onlosmakelijk verbonden zijn met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1612/68 waarvan de toepassing uit hoofde van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 wordt opgeschort, kunnen Slovenië en de huidige lidstaten van eerstgenoemde bepalingen afwijken voorzover zulks voor de toepassing van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 nodig is.

10. Als de huidige lidstaten krachtens de bovenstaande overgangsregelingen nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen, mag Slovenië ten aanzien van de onderdanen van de bewuste lidstaat of lidstaten gelijkwaardige maatregelen handhaven.

11. Indien de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 door een van de huidige lidstaten wordt opgeschort, mag Slovenië de procedure van punt 7 toepassen ten aanzien van Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen of Slowakije. Tijdens die periode worden de arbeidsvergunningen die Slovenië om redenen van toezicht afgeeft aan onderdanen van Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen of Slowakije, automatisch afgegeven.

12. Elke huidige lidstaat die overeenkomstig de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 tot en met 9 nationale maatregelen toepast, kan krachtens de nationale wetgeving een vrijer verkeer van werknemers invoeren dan op de datum van toetreding het geval is, met inbegrip van volledige toegang tot de arbeidsmarkt. Vanaf het derde jaar na de datum van toetreding kan elke huidige lidstaat die nationale maatregelen toepast, te allen tijde besluiten in de plaats daarvan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 toe te passen. Van dit besluit wordt kennis gegeven aan de Commissie.

13. Teneinde in te spelen op ernstige verstoringen of dreigende ernstige verstoringen in specifieke, gevoelige dienstensectoren op hun arbeidsmarkten, die in bepaalde regio's als gevolg van de in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG bedoelde transnationale dienstverrichtingen zouden kunnen ontstaan, en zolang zij uit hoofde van bovenstaande overgangsregelingen, nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen op het vrij verkeer van Sloveense werknemers toepassen, mogen Oostenrijk en Duitsland na kennisgeving aan de Commissie afwijken van de eerste alinea van artikel 49 van het EG-Verdrag, teneinde in de context van dienstverrichting door in Slovenië gevestigde ondernemingen, het tijdelijk verkeer van werknemers wier recht om in Oostenrijk en Duitsland werk aan te nemen onder nationale maatregelen valt, te beperken.

De lijst van dienstensectoren die onder deze afwijkende regeling kunnen vallen, is als volgt:

— in Duitsland:

Sector | NACE-code [1], tenzij anders aangegeven |

Bouwnijverheid en aanverwante activiteiten | 45.1 tot en met 4; Activiteiten vermeld in de bijlage bij Richtlijn 96/71/EG |

Industriële reiniging | 74.70 Industriële reiniging |

Overige diensten | 74.87 Uitsluitend de activiteiten van binnenhuisarchitecten |

— in Oostenrijk:

Sector | NACE-code [1], tenzij anders aangegeven |

Diensten in verband met de tuinbouw | 01.41 |

Houwen, bewerken en afwerken van natuursteen | 26.7 |

Vervaardiging van metalen constructiewerken en van onderdelen daarvan | 28.11 |

Bouwnijverheid en aanverwante activiteiten | 45.1 tot en met 4; Activiteiten vermeld in de bijlage bij Richtlijn 96/71/EG |

Beveiligingsdiensten | 74.60 |

Industriële reiniging | 74.70 |

Thuisverpleging | 85.14 |

Maatschappelijke dienstverlening waarbij geen onderdak wordt verschaft | 85.32 |

Voorzover Oostenrijk en Duitsland in overeenstemming met de voorgaande alinea's afwijken van de eerste alinea van artikel 49 van het EG-Verdrag, mag Slovenië, na kennisgeving hiervan aan de Commissie, gelijkwaardige maatregelen treffen.

De toepassing van dit punt mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor het tijdelijk verkeer van werknemers in de context van transnationale dienstverrichtingen tussen Oostenrijk of Duitsland en Slovenië dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden.

14. De toepassing van de punten 2 tot en met 5 en 7 tot en met 12 mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor de toegang van Sloveense onderdanen tot de arbeidsmarkten van de huidige lidstaten dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden.

Niettegenstaande de toepassing van het bepaalde in de punten 1 tot en met 13 geven de huidige lidstaten wat de toegang tot hun arbeidsmarkten betreft gedurende eender welke periode tijdens welke nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen worden toegepast, voorrang aan werknemers die onderdaan van de lidstaten zijn, boven werknemers die onderdaan van derde landen zijn.

Legaal in een andere lidstaat verblijvende en werkende Sloveense migrerende werknemers en hun gezinnen, en legaal in Slovenië verblijvende en werkende migrerende werknemers van andere lidstaten en hun gezinnen, worden niet restrictiever behandeld dan in de betrokken lidstaat, respectievelijk Slovenië verblijvende en werkende migrerende werknemers en hun gezinnen uit derde landen. Voorts mogen in Slovenië verblijvende en werkende migrerende werknemers uit derde landen uit hoofde van het beginsel van de communautaire preferentie geen gunstiger behandeling krijgen dan Sloveense onderdanen.

[1] NACE: zie 31990 R 3037: Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij 32002 R 0029: Verordening (EG) nr. 29/2002 van de Commissie van 19.12.2001 (PB L 6 van 10.1.2002, blz. 3).

--------------------------------------------------