Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond - EERSTE DEEL: BEGINSELEN - Artikel 2
Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond - EERSTE DEEL: BEGINSELEN - Artikel 2
21.6.2005 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | L 157/203 |
AKTE
betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Republiek Bulgarije en Roemenië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond
Overeenkomstig artikel 2 van het Toetredingsverdrag is deze Akte van toepassing wanneer het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa op 1 januari 2007 niet in werking is getreden, en blijft zij toepasselijk tot de datum van inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa.
EERSTE DEEL
BEGINSELEN
Artikel 1
In de zin van deze Akte:
— | worden met de uitdrukking „oorspronkelijke Verdragen” bedoeld:
|
— | worden met de uitdrukking „huidige lidstaten” bedoeld, het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland; |
— | wordt met de uitdrukking „de Unie” bedoeld de Unie zoals tot stand gebracht bij het EU‐Verdrag; |
— | wordt met de uitdrukking „de Gemeenschap” bedoeld één of beide van de in het eerste streepje vermelde Gemeenschappen, naar gelang van het geval; |
— | worden met de uitdrukking „nieuwe lidstaten” bedoeld de Republiek Bulgarije en Roemenië; |
— | worden met de uitdrukking „Instellingen” bedoeld de bij de oorspronkelijke Verdragen opgerichte Instellingen. |
Artikel 2
Onmiddellijk na de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de Instellingen en de Europese Centrale Bank vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor Bulgarije en Roemenië en in deze staten toepasselijk onder de voorwaarden waarin door die Verdragen en deze Akte wordt voorzien.
Artikel 3
1. Bulgarije en Roemenië treden toe tot de door de Vertegenwoordigers van de Regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
2. Bulgarije en Roemenië bevinden zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Europese Raad of de Raad, alsmede ten aanzien van die welke betrekking hebben op de Gemeenschap of de Unie en in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige lidstaten; zij zullen derhalve de beginselen en beleidslijnen die hieruit voortvloeien eerbiedigen, en de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.
3. Bulgarije en Roemenië treden toe tot de in bijlage I opgesomde verdragen, overeenkomsten en protocollen. Deze verdragen, overeenkomsten en protocollen treden in werking ten aanzien van Bulgarije en Roemenië op de data die door de Raad worden bepaald in de in lid 4 bedoelde besluiten.
4. De Raad brengt op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen aan in de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 3, en maakt de aangepaste tekst bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.
5. Bulgarije en Roemenië verbinden zich ertoe om met betrekking tot de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 3 administratieve en andere regelingen in te voeren in de trant van de regelingen die de huidige lidstaten of de Raad voor de datum van toetreding hebben aangenomen, en de praktische samenwerking tussen de Instellingen en organisaties van de lidstaten te faciliteren.
6. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bijlage I aanvullen met de verdragen, overeenkomsten en protocollen die vóór de datum van toetreding zijn ondertekend.
Artikel 4
1. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen door middel van het Protocol dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna het „Schengenprotocol” genoemd), en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten die zijn opgesomd in bijlage II, evenals alle andere dergelijke rechtsbesluiten die eventueel worden aangenomen vóór de toetredingsdatum, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in Bulgarije en Roemenië.
2. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten welke niet in lid 1 bedoeld worden, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor Bulgarije en Roemenië, maar zijn in elk van voornoemde staten slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in de respectieve staten aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan.
De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten ten aanzien waarvan de bepalingen van dit lid reeds van kracht zijn en van de vertegenwoordiger van de regering van de lidstaat ten aanzien waarvan die bepalingen van kracht moeten worden. De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan dit besluit deel voorzover het verband houdt met de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten waaraan deze lidstaten deelnemen.
Artikel 5
Vanaf de datum van toetreding nemen Bulgarije en Roemenië aan de Economische en Monetaire Unie deel als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 122 van het EG-Verdrag.
Artikel 6
1. De door de Gemeenschap of uit hoofde van artikel 24 of artikel 38 van het EU-Verdrag met een of meer derde staten, met een internationale organisatie of met een onderdaan van een derde staat gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten of akkoorden, zijn verbindend voor Bulgarije en Roemenië, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neergelegde voorwaarden.
2. Bulgarije en Roemenië verbinden zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige lidstaten en de Gemeenschap gezamenlijk gesloten of ondertekende overeenkomsten of akkoorden.
De toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de overeenkomsten of akkoorden met specifieke derde landen of internationale organisaties die gezamenlijk zijn gesloten of ondertekend door de Gemeenschap en de huidige lidstaten, wordt geregeld door de sluiting van een protocol bij die overeenkomsten of akkoorden door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het (de) betrokken derde land(en) of internationale organisatie. De Commissie voert namens de lidstaten onderhandelingen over deze protocollen, op basis van door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren en in overleg met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie dient een ontwerp van de te sluiten protocollen in bij de Raad.
Deze procedure geldt onverminderd de uitoefening van de eigen bevoegdheden van de Gemeenschap, en laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Gemeenschap en de lidstaten op het gebied van de sluiting van dergelijke overeenkomsten in de toekomst dan wel andere, niet met de toetreding verband houdende wijzigingen, onverlet.
3. Vanaf hun toetreding tot de in lid 2 bedoelde overeenkomsten en akkoorden, verwerven Bulgarije en Roemenië dezelfde rechten en verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten en akkoorden als de huidige lidstaten.
4. Vanaf de datum van toetreding, en in afwachting van de inwerkingtreding van de nodige protocollen als bedoeld in lid 2, passen Bulgarije en Roemenië de bepalingen toe van de overeenkomsten en akkoorden die vóór de toetreding door de huidige lidstaten en de Gemeenschap gezamenlijk zijn gesloten, met uitzondering van de met Zwitserland gesloten overeenkomst over het vrije verkeer van personen. Deze verplichting geldt tevens voor de overeenkomsten en akkoorden die door de Unie en de huidige lidstaten in onderlinge overeenstemming voorlopig worden toegepast.
In afwachting van de inwerkingtreding van de protocollen als bedoeld in lid 2 nemen de Gemeenschap en de lidstaten, gezamenlijk optredend als dat passend is, en binnen hun respectieve bevoegdheden, de passende maatregelen.
5. Bulgarije en Roemenië treden toe tot de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds(1), ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000.
6. Bulgarije en Roemenië verbinden zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte(2), zulks overeenkomstig artikel 128 van die Overeenkomst.
7. Vanaf de datum van toetreding worden de door de Gemeenschap met derde landen gesloten bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen door Bulgarije en Roemenië toegepast.
De door de Gemeenschap toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van textielproducten en kleding worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Gemeenschap. Te dien einde kan door de Gemeenschap met de betrokken derde landen nog voor de toetreding worden onderhandeld over wijzigingen van de bovengenoemde bilaterale overeenkomsten en regelingen.
Indien de wijzigingen van de bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, verricht de Gemeenschap de nodige aanpassingen van haar regels betreffende de invoer van textielproducten en kleding uit derde landen om rekening te kunnen houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië.
8. De door de Gemeenschap toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van staal en staalproducten worden aangepast op basis van de invoer van Bulgarije en Roemenië, over de afgelopen jaren, van staalproducten van oorsprong uit de betrokken leverancierlanden.
Te dien einde wordt nog voor de toetreding onderhandeld over de nodige wijzigingen in de door de Gemeenschap met derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten en regelingen op het gebied van staal.
Indien de wijzigingen van de bilaterale overeenkomsten en regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, is de eerste alinea van toepassing.
9. Visserijovereenkomsten die vóór de toetreding door Bulgarije en Roemenië met derde landen werden gesloten, worden beheerd door de Gemeenschap.
De rechten en plichten die voor Bulgarije en Roemenië uit deze overeenkomsten voortvloeien, blijven onverlet gedurende de periode waarin de bepalingen van deze overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.
Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten, stelt de Raad, in elk apart geval, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de passende besluiten vast voor het voortzetten van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om bepaalde van deze overeenkomsten met ten hoogste één jaar te verlengen.
10. Met ingang van de datum van toetreding zeggen Bulgarije en Roemenië elke vrijhandelsovereenkomst met derde landen, inclusief de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, op.
Voorzover de overeenkomsten tussen Bulgarije, Roemenië of beide staten enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds, niet verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit deze Akte, treffen Bulgarije en Roemenië alle passende maatregelen om de geconstateerde onverenigbaarheden weg te werken. Indien Bulgarije of Roemenië moeilijkheden ondervindt om een overeenkomst aan te passen die vóór de toetreding is gesloten met één of meer derde landen, trekt het zich uit die overeenkomst terug met inachtneming van de daarin vervatte voorwaarden.
11. Bulgarije en Roemenië treden onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe tot de interne overeenkomsten welke door de lidstaten werden gesloten met het oog op de toepassing van de in lid 2, lid 5 en lid 6, bedoelde overeenkomsten en akkoorden.
12. Bulgarije en Roemenië treffen, zo nodig, passende maatregelen om zo nodig hun positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Gemeenschap of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit hun toetreding tot de Unie.
Met name zeggen zij, op de datum van toetreding of zo spoedig mogelijk daarna, de internationale visserijovereenkomsten en hun lidmaatschap van de internationale visserijorganisaties op waarbij ook de Gemeenschap partij is, tenzij hun lidmaatschap geen verband houdt met visserijzaken.
Artikel 7
1. De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdragen die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.
2. De door de Instellingen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangsmaatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.
3. De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de Instellingen anders dan bij wijze van overgangsmaatregel worden ingetrokken of gewijzigd, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.
Artikel 8
Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de Instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.
TWEEDE DEEL
AANPASSING DER VERDRAGEN
TITEL I
INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 9
1. Artikel 189, tweede alinea, van het EG-Verdrag en artikel 107, tweede alinea, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:
„Het aantal leden van het Europees Parlement bedraagt niet meer dan 736.”
2. Vanaf de aanvang van de zittingsperiode 2009-2014 wordt in artikel 190, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in artikel 108, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie de eerste alinea vervangen door:
„2. | Het aantal in elke lidstaat gekozen vertegenwoordigers is als volgt vastgesteld:
|
Artikel 10
1. Artikel 205, lid 2, van het EG-Verdrag en artikel 118, lid 2, van het Euratom-Verdrag worden vervangen door:
„2. | Voor de besluiten van de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid is vereist, worden de stemmen der leden als volgt gewogen:
De besluiten van de Raad komen tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voorstemt, ingeval zij krachtens dit Verdrag moeten worden genomen op voorstel van de Commissie. In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derden van de leden voorstemmen.”; |
2. In artikel 23, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt de derde alinea vervangen door:
„De stemmen van de leden van de Raad worden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derden van de leden voorstemmen. Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen.”;
3. Artikel 34, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt vervangen door:
„3. | Ingeval voor de besluiten van de Raad een gekwalificeerde meerderheid van stemmen is vereist, worden de stemmen van de leden gewogen overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 255 stemmen hebben verkregen, en ten minste twee derden van de leden voorstemmen. Een lid van de Raad kan verlangen dat bij besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de totale bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is het besluit niet aangenomen.”; |
Artikel 11
1. Artikel 9, lid 1, van het Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door:
„De gedeeltelijke vervanging van de rechters, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft beurtelings betrekking op veertien en op dertien rechters.”.
2. Artikel 48 van het Protocol, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door:
„Artikel 48
Het Gerecht bestaat uit zevenentwintig rechters.”.
Artikel 12
Artikel 258, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 166 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende de samenstelling van het Economisch en Sociaal Comité, worden vervangen door:
„Het aantal leden van het Comité is als volgt vastgesteld:
België | 12 |
Bulgarije | 12 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 9 |
Duitsland | 24 |
Estland | 7 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 21 |
Frankrijk | 24 |
Ierland | 9 |
Italië | 24 |
Cyprus | 6 |
Letland | 7 |
Litouwen | 9 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 12 |
Malta | 5 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Polen | 21 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 15 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 9 |
Finland | 9 |
Zweden | 12 |
Verenigd Koninkrijk | 24” |
Artikel 13
Artikel 263, derde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, betreffende de samenstelling van het Comité van de Regio's, wordt vervangen door:
„Het aantal leden van het Comité is als volgt vastgesteld:
België | 12 |
Bulgarije | 12 |
Tsjechië | 12 |
Denemarken | 9 |
Duitsland | 24 |
Estland | 7 |
Griekenland | 12 |
Spanje | 21 |
Frankrijk | 24 |
Ierland | 9 |
Italië | 24 |
Cyprus | 6 |
Letland | 7 |
Litouwen | 9 |
Luxemburg | 6 |
Hongarije | 12 |
Malta | 5 |
Nederland | 12 |
Oostenrijk | 12 |
Polen | 21 |
Portugal | 12 |
Roemenië | 15 |
Slovenië | 7 |
Slowakije | 9 |
Finland | 9 |
Zweden | 12 |
Verenigd Koninkrijk | 24” |
Artikel 14
Het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank wordt hierbij als volgt gewijzigd:
1. | In artikel 3 wordt tussen de tekst voor België en die voor de Tsjechische Republiek het volgende ingevoegd:
en tussen de tekst voor Portugal en die voor Slovenië:
|
2. | In artikel 4, lid 1, eerste alinea,
|
3. | In artikel 11, lid 2, worden de eerste, tweede en derde alinea's, vervangen door:
|
Artikel 15
Artikel 134, lid 2, eerste alinea van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, betreffende de samenstelling van het Wetenschappelijk en Technische Comité wordt vervangen door:
„2. | Het Comité bestaat uit eenenveertig leden, benoemd door de Raad na raadpleging van de Commissie.”. |
TITEL II
ANDERE AANPASSINGEN
Artikel 16
De laatste zin van artikel 57, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vervangen door:
„Voor beperkingen uit hoofde van nationaal recht in Bulgarije, Estland en Hongarije geldt als datum 31 december 1999.”.
Artikel 17
Artikel 299, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vervangen door:
„1. | Dit verdrag is van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.”. |
Artikel 18
1. Artikel 314, tweede alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt vervangen door:
„Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Tsjechische, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.”.
2. Artikel 225, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt vervangen door:
„Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Tsjechische, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.”.
3. Artikel 53, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt vervangen door:
„Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Tsjechische, de Estse, de Finse, de Hongaarse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.”
DERDE DEEL
PERMANENTE BEPALINGEN
TITEL I
AANPASSINGEN VAN BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN
Artikel 19
Ten aanzien van de besluiten genoemd in bijlage III van deze Akte vinden de aanpassingen plaats die in die bijlage worden omschreven.
Artikel 20
De ingevolge de toetreding noodzakelijke aanpassingen van de besluiten vermeld in de lijst in bijlage IV van deze Akte, worden verricht overeenkomstig de in die bijlage vervatte richtsnoeren.
TITEL II
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21
De in bijlage V van deze Akte opgesomde maatregelen worden toegepast op de in die bijlage bepaalde voorwaarden.
Artikel 22
De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement besluiten tot de aanpassingen van de bepalingen van deze Akte betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid welke nodig kunnen blijken ten gevolge van een wijziging van de communautaire voorschriften.
VIERDE DEEL
TIJDELIJKE BEPALINGEN
TITEL I
OVERGANGSMAATREGELEN
Artikel 23
De in de bijlagen VI en VII bij deze Akte vermelde besluiten zijn ten aanzien van Bulgarije en Roemenië van toepassing onder de in die bijlagen neergelegde voorwaarden.
TITEL II
INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 24
1. In afwijking van het maximumaantal leden van het Europees Parlement als vastgesteld in artikel 189, tweede alinea, van het EG-Verdrag en in artikel 107, tweede alinea, van het EGA-Verdrag, wordt met het oog op de toetreding van Bulgarije en Roemenië het aantal leden van het Europees Parlement verhoogd met het onderstaande aantal vertegenwoordigers van deze landen vanaf de datum van toetreding tot het begin van de zittingsperiode 2009-2014 van het Europees Parlement:
Bulgarije | 18 |
Roemenië | 35. |
2. Bulgarije en Roemenië gaan vóór 31 december 2007 elk over tot de verkiezing, door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, van het in lid 1 vastgestelde aantal vertegenwoordigers van hun volk in het Europees Parlement, overeenkomstig het bepaalde in de Akte betreffende de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen(4).
3. Indien de verkiezingen worden gehouden na de datum van toetreding, dan worden de vertegenwoordigers in het Europees Parlement van de volkeren van Bulgarije en Roemenië in afwijking van artikel 190, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 108, lid 1, van het Euratom-Verdrag, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot de in lid 2 bedoelde verkiezingen, aangewezen door de volksvertegenwoordigingen van deze Staten uit hun midden, zulks volgens de door elk dezer Staten vastgestelde procedure.
TITEL III
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 25
1. Vanaf de datum van toetreding storten Bulgarije en Roemenië de volgende bedragen overeenkomende met hun aandeel in het kapitaal gestort voor het geplaatste kapitaal als gedefinieerd in artikel 4 van de statuten van de Europese Investeringsbank(5).
Bulgarije | 14 800 000 EUR |
Roemenië | 42 300 000 EUR. |
Deze bijdragen worden gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 31 mei 2007, 31 mei 2008, 31 mei 2009, 30 november 2009, 31 mei 2010, 30 november 2010, 31 mei 2011 en 30 november 2011.
2. Bulgarije en Roemenië dragen, in acht gelijke termijnen die vervallen op de in lid 1 genoemde data, bij tot de reserves, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken bedrag, bevattende het saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Bank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met de volgende percentages van de reserves en voorzieningen(5):
Bulgarije | 0,181% |
Roemenië | 0,517%. |
3. De in lid 1 en 2 bedoelde stortingen worden door Bulgarije en Roemenië verricht in contanten in euro's, behoudens een door de Raad van gouverneurs met eenparigheid van stemmen besloten afwijking.
Artikel 26
1. Bulgarije en Roemenië betalen de volgende bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal bedoeld in Besluit 2002/234/EGKS van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal(6):
(miljoen EUR - huidige prijzen) | |
Bulgarije | 11,95 |
Roemenië | 29,88. |
2. De bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden in vier termijnen betaald, te beginnen in 2009, volgens het onderstaande schema, steeds op de eerste werkdag van de eerste maand van elk jaar:
2009 | 15% |
2010 | 20% |
2011 | 30% |
2012 | 35%. |
Artikel 27
1. Vanaf de datum van toetreding worden de aanbesteding, de contractsafsluiting, de uitvoering en de betaling inzake pretoetredingsbijstand in het kader van het Phare-programma(7) en het programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Phare(8), alsmede inzake bijstand in het kader van de overgangsfaciliteit bedoeld in artikel 31, beheerd door een uitvoeringsinstantie in Bulgarije en Roemenië.
Van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie van de aanbesteding en het sluiten van de overeenkomst zal worden afgezien bij een besluit van de Commissie te dien einde, nadat er door de Commissie een erkenningsprocedure is toegepast en het versterkte gedecentraliseerde uitvoeringssysteem (EDIS) positief is beoordeeld overeenkomstig de criteria en de voorwaarden van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89(9), en van artikel 164 van de verordening betreffende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(10).
Indien de beslissing van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring niet is genomen vóór de toetreding, heeft dat tot gevolg dat overeenkomsten die zijn ondertekend tussen de toetredingsdatum en de datum waarop de Commissie haar beslissing neemt, niet in aanmerking komen voor pretoetredingsbijstand.
Indien evenwel, bij wijze van uitzondering, het besluit van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring pas na de toetredingsdatum kan worden genomen om redenen die niet kunnen worden toegeschreven aan de autoriteiten van Bulgarije of Roemenië, kan de Commissie in naar behoren gemotiveerde gevallen aanvaarden dat overeenkomsten die zijn gesloten tussen de toetredingsdatum en de datum van het besluit van de Commissie, in aanmerking komen voor pretoetredingsbijstand, en dat de uitvoering van de pretoetredingsbijstand nog gedurende een beperkte periode wordt voortgezet, op voorwaarde dat de Commissie vooraf haar goedkeuring verleent aan de aanbesteding en het sluiten van de overeenkomst.
2. Financiële verplichtingen die vóór de toetreding in het kader van de in lid 1 bedoelde financiële pretoetredingsinstrumenten of na de toetreding in het kader van de in artikel 31 bedoelde overgangsfaciliteit zijn aangegaan, met inbegrip van het sluiten en de registratie van de specifieke juridische verplichtingen die vervolgens zijn aangegaan en de betalingen die na de toetreding zijn verricht, blijven vallen onder de regels en voorschriften van de financiële instrumenten in het kader van de pretoetredingsbijstand, en blijven ten laste van de desbetreffende begrotingshoofdstukken totdat de betrokken programma's en projecten worden afgesloten. Onverminderd hetgeen voorafgaat, worden procedures inzake overheidsopdrachten die worden ingeleid na de toetreding, uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke communautaire richtlijnen.
3. De laatste programmeringsperiode voor de in lid 1 bedoelde pretoetredingsbijstand valt samen met het laatste jaar dat aan de toetreding voorafgaat. Voor de acties uit hoofde van deze programma's dient binnen de twee volgende jaren een overeenkomst te worden gesloten. Er worden geen verlengingen toegestaan voor de termijn van de overeenkomsten. Bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, is een beperkte verlenging van de termijnen voor de uitvoering van de overeenkomsten mogelijk.
Onverminderd hetgeen voorafgaat, kunnen pretoetredingsmiddelen gedurende de eerste twee jaar na de toetreding ter dekking van administratieve kosten als omschreven in lid 4 worden vastgelegd. Voor audit- en evaluatiekosten kunnen pretoetredingsmiddelen tot vijf jaar na de toetreding worden vastgelegd.
4. Om te zorgen voor de noodzakelijke geleidelijke beëindiging van de in lid 1 bedoelde financiële instrumenten voor de pretoetredingsbijstand en van het ISPA-programma(11), kan de Commissie alle passende maatregelen treffen om in Bulgarije en Roemenië het nodige statutaire personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal negentien maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren, het tijdelijk personeel en de arbeidscontractanten die voor de toetreding in Bulgarije en Roemenië gedetacheerd waren en die in die lidstaten in dienst moeten blijven na de toetreding, bij wijze van uitzondering dezelfde financiële en materiële voorwaarden als die welke door de Commissie vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68(12). De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, worden gefinancierd uit de begrotingspost „Stapsgewijze vermindering van de pretoetredingssteun voor nieuwe lidstaten” of overeenkomstige begrotingsposten in het kader van het passende beleidsonderdeel van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen dat betrekking heeft op de uitbreiding.
Artikel 28
1. Maatregelen waarop op de datum van toetreding een besluit inzake bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid van toepassing is, en die op die datum nog niet volledig zijn uitgevoerd, worden geacht door de Commissie te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds(13). De bedragen die nog moeten worden vastgesteld met het oog op de uitvoering van bedoelde maatregelen, worden uit hoofde van de op de datum van toetreding geldende verordening inzake het Cohesiefonds vastgesteld en toegewezen aan het met deze verordening overeenstemmende hoofdstuk van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Tenzij in de leden 2 tot en met 5 wordt voorzien in een andere regeling, zijn de bepalingen betreffende de uitvoering van maatregelen die zijn goedgekeurd uit hoofde van de laatstgenoemde verordening van toepassing op die maatregelen.
2. Elke procedure met betrekking tot een overheidsopdracht in verband met een in lid 1 bedoelde maatregel waarvoor op de datum van toetreding al een uitnodiging tot inschrijving is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt uitgevoerd overeenkomstig de in die uitnodiging tot inschrijving vastgestelde voorschriften. Het bepaalde in artikel 165 van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, is evenwel niet van toepassing. Elke procedure met betrekking tot een overheidsopdracht in verband met een in lid 1 bedoelde maatregel waarvoor nog geen uitnodiging tot inschrijving is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de Verdragen en de op grond daarvan aangenomen maatregelen, en met inachtneming van het communautaire beleid, onder andere met betrekking tot milieubescherming, vervoer, trans-Europese netwerken, mededinging en gunningen van overheidsopdrachten.
3. De betalingen die door de Commissie worden verricht uit hoofde van een in lid 1 bedoelde maatregel, worden gekoppeld aan de vroegste openstaande betalingsverplichting die in eerste instantie is uitgevoerd krachtens Verordening (EG) nr. 1267/1999 en vervolgens krachtens de dan geldende verordening inzake het Cohesiefonds.
4. De voorschriften betreffende het in aanmerking nemen van uitgaven uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 blijven van toepassing op de in lid 1 bedoelde maatregelen, uitgezonderd in naar behoren gemotiveerde gevallen waarover door de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat een besluit wordt genomen.
5. De Commissie kan, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, voor de in lid 1 bedoelde maatregelen specifieke afwijkingen toestaan van de voorschriften die uit hoofde van de op de datum van toetreding geldende verordening inzake het Cohesiefonds worden toegepast .
Artikel 29
Wanneer de termijn voor meerjarenvastleggingen in het kader van het SAPARD-programma(14) met betrekking tot de bebossing van landbouwland, steun voor de oprichting van producentengroeperingen of milieuregelingen voor de landbouw, de toegestane uiterste datum voor betalingen in het kader van SAPARD overschrijdt, zullen de uitstaande vastleggingen worden gedekt binnen het programma voor plattelandsontwikkeling voor het tijdvak 2007-2013. Indien in dit verband specifieke overgangsmaatregelen nodig zijn, worden deze vastgesteld volgens de procedure van artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(15).
Artikel 30
1. Bulgarije, dat, zoals toegezegd, eenheid 1 en eenheid 2 van de kerncentrale van Kozloduy voor 2003 definitief gesloten heeft, om die vervolgens te ontmantelen, zegt toe eenheid 3 en eenheid 4 van deze centrale in 2006 definitief te zullen sluiten en vervolgens te zullen ontmantelen.
2. In de periode 2007-2009 zal de Gemeenschap Bulgarije financiële steun verlenen ter ondersteuning van de ontmantelingswerkzaamheden en van de inspanningen om de gevolgen van de sluiting en ontmanteling van de eenheden 1 tot en met 4 van de kerncentrale in Kozloduy te ondervangen.
De steun omvat onder meer het volgende: maatregelen ter ondersteuning van de ontmanteling van de eenheden 1 tot en met 4 van de kerncentrale van Kozloduy; maatregelen voor aanpassing aan de milieu-eisen, overeenkomstig het acquis, voor modernisering van de conventionele sectoren voor de productie, het transport en de distributie van energie in Bulgarije, en maatregelen voor de verbetering van de energie-efficiëntie, de bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de verbetering van de energievoorzieningszekerheid.
Voor de periode 2007-2009 zal de steun 210 miljoen EUR (prijzen van 2004) aan vastleggingskredieten belopen, vast te leggen in gelijke bedragen van 70 miljoen EUR per jaar (prijzen van 2004).
De steun (of delen daarvan) kan beschikbaar worden gesteld als een bijdrage van de Gemeenschap aan het Internationale steunfonds voor de ontmanteling van Kozloduy, dat beheerd wordt door de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.
3. De Commissie kan voorschriften voor de uitvoering van de in lid 2 bedoelde steunverlening vaststellen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(16). Daartoe wordt de Commissie bijgestaan door een comité. De artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EC zijn van toepassing. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt zes weken. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 31
1. Voor het eerste jaar na de toetreding verstrekt de Unie tijdelijke financiële bijstand, hierna de „overgangsfaciliteit” genoemd, aan Bulgarije en Roemenië voor de ontwikkeling en versterking van hun administratieve en justitiële capaciteit om de communautaire wetgeving uit te voeren en te handhaven, en de uitwisseling van beste praktijken tussen overeenkomstige instanties in verschillende landen te bevorderen. Uit deze bijstand zullen projecten voor institutionele ontwikkeling en daarmee samenhangende beperkte, kleinschalige investeringen worden gefinancierd.
2. Deze bijstand is gericht op de permanente noodzaak om de institutionele capaciteit op bepaalde terreinen te versterken door een optreden dat niet door de structuurfondsen of door de fondsen voor plattelandsontwikkeling kan worden gefinancierd.
3. Voor samenwerkingsverbanden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de lidstaten van toepassing; deze procedure is vastgelegd in de kaderovereenkomsten met de lidstaten met betrekking tot de pretoetredingssteun.
De vastleggingskredieten voor de overgangsfaciliteit voor Bulgarije en Roemenië bedragen, tegen de prijzen van 2004, 82 miljoen EUR in het eerste jaar na de toetreding en zijn bestemd voor nationale en horizontale prioriteiten. De kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
4. Over de bijstand uit hoofde van de overgangsfaciliteit wordt besloten en de uitvoering ervan wordt bepaald overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad betreffende economische hulp ten gunste van bepaalde landen van Midden- en Oost-Europa.
Artikel 32
1. Hierbij worden een cashflow- en Schengenfaciliteit als tijdelijk instrument ingesteld om Bulgarije en Roemenië vanaf de datum van toetreding tot eind 2009 te helpen bij het financieren van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen, alsook bij het verbeteren van de cashflow in de nationale begroting .
2. Voor de periode 2007-2009 worden de volgende bedragen (prijzen van 2004) ter beschikking gesteld van Bulgarije en Roemenië in de vorm van forfaitaire steunbetalingen uit hoofde van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit:
(miljoen EUR - prijzen van 2004) | |||
2007 | 2008 | 2009 | |
Bulgarije | 121,8 | 59,1 | 58,6 |
Roemenië | 297,2 | 131,8 | 130,8 |
3. Ten minste 50% van elke toewijzing per land in het kader van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit moet worden gebruikt om Bulgarije en Roemenië te steunen bij hun verplichting om maatregelen aan de nieuwe buitengrens van de Unie voor de uitvoering van het Schengenacquis en ter controle van de buitengrenzen te financieren.
4. Een twaalfde van elk jaarlijks bedrag wordt op de eerste werkdag van elke maand in het betreffende jaar aan Bulgarije en Roemenië uitbetaald. De forfaitaire steunbetalingen worden binnen drie jaar na de eerste betaling gebruikt. Bulgarije en Roemenië dienen, uiterlijk zes maanden na de termijn van drie jaar, een overzichtsverslag in over de wijze waarop de forfaitaire steunbetalingen uit hoofde van het Schengengedeelte van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit zijn gebruikt, met een verklaring waarin de uitgaven worden gerechtvaardigd. Eventuele ongebruikte of onterecht uitgegeven middelen worden teruggevorderd door de Commissie.
5. De Commissie kan de voor de werking van de tijdelijke cashflow- en Schengenfaciliteit noodzakelijke technische bepalingen aannemen.
Artikel 33
1. Zonder vooruit te lopen op toekomstige beleidsbeslissingen zijn de totale vastleggingskredieten voor structurele maatregelen voor Bulgarije en Roemenië voor een periode van drie jaar (2007-2009) als volgt:
(miljoen EUR - prijzen van 2004) | |||
2007 | 2008 | 2009 | |
Bulgarije | 539 | 759 | 1 002 |
Roemenië | 1 399 | 1 972 | 2 603 |
2. Gedurende deze drie jaar (2007-2009) worden de reikwijdte en de aard van de interventies binnen deze vaste middelentoewijzingen per land vastgesteld op basis van de dan toepasselijke bepalingen voor uitgaven voor structurele maatregelen.
Artikel 34
1. Naast de op de datum van toetreding van kracht zijnde verordeningen betreffende plattelandsontwikkeling zijn de bepalingen van de Afdelingen I tot en met III van Bijlage VIII tijdens de periode 2007-2009 van toepassing op Bulgarije en Roemenië, en zijn de specifieke financiële bepalingen van Afdeling IV van bijlage VIII gedurende de volledige programmeerperiode 2007-2013 van toepassing op Bulgarije en Roemenië.
2. Zonder vooruit te lopen op toekomstige beleidsbeslissingen bedragen de vastleggingskredieten uit het garantiegedeelte van het EOGFL voor plattelandsontwikkeling voor Bulgarije en Roemenië tijdens de periode van drie jaar (2007-2009) 3 041 miljoen EUR (prijzen van 2004).
3. Indien nodig, worden voor de toepassing van bijlage VIII uitvoeringsbepalingen aangenomen overeenkomstig de procedure van artikel 50, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/1999.
4. Indien nodig, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van de stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, bijlage VIII aan, teneinde voor samenhang met de verordeningen betreffende plattelandsontwikkeling te zorgen.
Artikel 35
De in de artikelen 30, 31, 32, 33 en 34 bedoelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig de prijsbewegingen aangepast door de Commissie als onderdeel van de jaarlijkse technische aanpassingen van de financiële vooruitzichten.
TITEL IV
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 36
1. Indien zich voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden voordoen in een sector van het economische leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, kan Bulgarije of Roemenië machtiging vragen om beschermingsmaatregelen te nemen, zodat de toestand weer in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de interne markt.
Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige lidstaten verzoeken gemachtigd te worden beschermingsmaatregelen te nemen ten opzichte van Bulgarije, Roemenië of beide.
2. Op verzoek van de betrokken staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de beschermingsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken lidstaat uit binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het met redenen omkleed verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.
3. De overeenkomstig lid 2 toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het EG-Verdrag en van deze Akte inhouden, voorzover en voor zolang zij strikt noodzakelijk zijn om de in lid 1 bedoelde doelstellingen te verwezenlijken. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de interne markt het minst verstoren.
Artikel 37
Bij niet-naleving door Bulgarije of Roemenië van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen, waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord, met inbegrip van verbintenissen inzake sectoraal beleid betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen, of bij onmiddellijke dreiging van een dergelijke verstoring, kan de Commissie tot aan het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat, dan wel op eigen initiatief, passende maatregelen treffen.
Deze maatregelen moeten evenredig zijn, en er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de interne markt het minst verstoren en, in voorkomend geval, aan de toepassing van de bestaande sectorale vrijwaringsmechanismen. Deze vrijwaringsmaatregelen mogen echter niet worden gebruikt als middel tot willekeurige discriminatie, noch als verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de aangenomen maatregelen worden vanaf de eerste dag van toetreding van kracht, tenzij hierin een latere datum is bepaald. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken verplichting is nagekomen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast indien de betrokken verplichtingen niet zijn nagekomen. In antwoord op de vooruitgang die door de betrokken nieuwe lidstaat bij het nakomen van zijn verplichtingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
Artikel 38
Indien er zich in Bulgarije of Roemenië ernstige tekortkomingen of directe risico's op dergelijke tekortkomingen voordoen bij de omzetting, de stand van de uitvoering of de toepassing van de kaderbesluiten of andere ter zake doende verbintenissen, samenwerkingsinstrumenten en besluiten betreffende wederzijdse erkenning in strafzaken uit hoofde van titel VI van het EU-Verdrag en richtlijnen en verordeningen inzake wederzijdse erkenning in burgerlijke zaken uit hoofde van titel IV van het EG-Verdrag, kan de Commissie tot aan het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat, dan wel op eigen initiatief, en na overleg met de lidstaten, passende maatregelen treffen, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van een tijdelijke schorsing van de toepassing van de betrokken bepalingen en besluiten in de betrekkingen tussen Bulgarije en Roemenië en een andere lidstaat of andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de verdere nauwe justitiële samenwerking. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de aangenomen maatregelen worden vanaf de eerste dag van toetreding van kracht, tenzij hierin een latere datum is bepaald. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken tekortkomingen zijn verholpen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast zo lang de betrokken tekortkomingen blijven bestaan. In antwoord op de vooruitgang die door de betrokken nieuwe lidstaat bij het verhelpen van de aangegeven tekortkomingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen na overleg met de lidstaten. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
Artikel 39
1. Indien uit de voortdurende monitoring door de Commissie van de door Bulgarije en Roemenië in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen en met name de monitoringverslagen van de Commissie, duidelijk blijkt dat de stand van voorbereiding voor de aanneming en uitvoering van het acquis in Bulgarije en Roemenië zodanig is dat er een ernstig gevaar bestaat dat één van beide staten op een aantal belangrijke gebieden klaarblijkelijk niet gereed is om voor de datum van toetreding van 1 januari 2007 te voldoen aan de voorwaarden voor lidmaatschap, kan de Raad, met eenparigheid van stemmen op basis van een aanbeveling van de Commissie, besluiten dat de datum van toetreding van dat land met één jaar wordt uitgesteld tot 1 januari 2008.
2. Onverminderd lid 1 kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op basis van een aanbeveling van de Commissie, het in lid 1 bedoelde besluit nemen ten aanzien van Roemenië indien ernstige tekortkomingen werden geconstateerd met betrekking tot de naleving door Roemenië van één of meer van de in bijlage IX, punt I, opgesomde verplichtingen en vereisten.
3. Onverminderd lid 1 en artikel 37, kan de Raad, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op basis van een aanbeveling van de Commissie en na een in het najaar 2005 uit te voeren gedetailleerde beoordeling van de vooruitgang van Roemenië op mededingingsgebied, het in lid 1 bedoelde besluit nemen ten aanzien van Roemenië indien er ernstige tekortkomingen werden geconstateerd met betrekking tot de naleving door Roemenië van de in het kader van de Europaovereenkomst(17) aangegane verplichtingen of van één of meer van de verplichtingen en vereisten in bijlage IX, punt II.
4. In geval van een besluit overeenkomstig de leden 1, 2 of 3, neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen onmiddellijk een besluit over de aanpassingen die noodzakelijk zijn geworden door het besluit tot uitstel bij deze Akte, met inbegrip van daaraan gehechte bijlagen en aanhangsels.
Artikel 40
Teneinde de goede werking van de interne markt niet te verstoren mag de tenuitvoerlegging van de nationale voorschriften van Bulgarije en Roemenië gedurende de in de bijlagen VI en VII bedoelde overgangsperioden niet leiden tot grenscontroles tussen de lidstaten.
Artikel 41
Indien overgangsmaatregelen nodig zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in Bulgarije en Roemenië bestaande regeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig het bepaalde in deze Akte, worden deze maatregelen door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 25, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen(18) of, naar gelang van het geval, van de desbetreffende artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten of volgens de desbetreffende procedure van de toepasselijke wetgeving. De in dit artikel bedoelde overgangsmaatregelen kunnen worden aangenomen gedurende een tijdvak dat drie jaar na de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak. De Raad kan dit tijdvak met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement verlengen.
De overgangsmaatregelen die betrekking hebben op de toepassing van ingevolge de toetreding vereiste maar niet in deze Akte gespecificeerde instrumenten betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid, worden vóór de datum van toetreding door de Raad op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid aangenomen of, indien die maatregelen gevolgen hebben voor oorspronkelijk door de Commissie aangenomen instrumenten, door de Commissie volgens de procedure die is vereist voor de aanneming van de betrokken instrumenten.
Artikel 42
Indien er overgangsmaatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de in Bulgarije en Roemenië bestaande regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van de communautaire veterinaire en fytosanitaire wetgeving en wetgeving inzake voedselveiligheid, dienen deze maatregelen door de Commissie volgens de in de toepasselijke wetgeving vastgestelde procedure te worden aangenomen. Deze maatregelen worden genomen gedurende een tijdvak dat drie jaar na de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak.
VIJFDE DEEL
BEPALINGEN BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN DEZE AKTE
TITEL I
HET IN WERKING STELLEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN
Artikel 43
Het Europees Parlement brengt in zijn Reglement de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Artikel 44
De Raad brengt in zijn Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Artikel 45
Van elke nieuwe lidstaat wordt op de dag van toetreding een onderdaan benoemd tot lid van de Commissie. De nieuwe leden van de Commissie worden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en in overeenstemming met de voorzitter van de Commissie door de Raad benoemd, na raadpleging van het Europees Parlement.
De ambtstermijn van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
Artikel 46
1. Bij het Hof van Justitie en bij het Gerecht van eerste aanleg worden elk twee rechters benoemd.
2. De ambtstermijn van één van de in lid 1 bedoelde rechters bij het Hof van Justitie loopt af op 6 oktober 2009. Deze rechter wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechter loopt af op 6 oktober 2012.
De ambtstermijn van één van de overeenkomstig lid 1 benoemde rechters bij het Gerecht van Eerste Aanleg loopt af op 31 augustus 2007. Deze rechter wordt door het lot aangewezen. De ambtstermijn van de andere rechter loopt af op 31 augustus 2010.
3. Het Hof van Justitie brengt in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Het Gerecht van eerste aanleg brengt, in overeenstemming met het Hof van Justitie, in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Het aldus aangepaste reglement voor de procesvoering moet door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen worden goedgekeurd.
4. Voor het wijzen van het vonnis in zaken die op de datum van toetreding bij het Hof of het Gerecht aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is ingeleid, komen het Hof en het Gerecht in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van voor de toetreding, en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op de dag voor de toetredingsdatum gold.
Artikel 47
De Rekenkamer wordt aangevuld door de benoeming van twee extra leden met een ambtstermijn van zes jaar.
Artikel 48
Het Economisch en Sociaal Comité wordt aangevuld door de benoeming van 27 leden die de verschillende economische en sociale componenten van de georganiseerde civiele samenleving in Bulgarije en Roemenië vertegenwoordigen. De ambtstermijn van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
Artikel 49
Het Comité van de Regio's wordt aangevuld door de benoeming van 27 leden die een regionaal of lokaal lichaam uit Bulgarije en Roemenië vertegenwoordigen, en die ofwel in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn, ofwel politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering. De ambtstermijn van de aldus benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
Artikel 50
De door de toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de statuten en van de reglementen van orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde comités geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.
Artikel 51
1. Nieuwe leden van de bij de Verdragen of door een besluit van de Instellingen opgerichte comités, groepen of andere organen, worden benoemd onder de voorwaarden en overeenkomstig de procedures voor de benoeming van leden van deze comités, groepen of andere organen. De ambtstermijn van de nieuw benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
2. De bij de Verdragen of door een besluit van de Instellingen opgerichte comités of groepen met een vast aantal leden, ongeacht het aantal lidstaten, worden bij de toetreding volledig vernieuwd, tenzij de ambtstermijn van de huidige leden binnen het jaar na de toetreding verstrijkt.
TITEL II
TOEPASSING VAN DE BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN
Artikel 52
Vanaf het tijdstip van toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 249 van het EG‐Verdrag en van artikel 161 van het EGA‐Verdrag, eveneens tot Bulgarije en Roemenië zijn gericht, voorzover deze richtlijnen en beschikkingen tot alle huidige lidstaten zijn gericht. Behoudens wat richtlijnen en beschikkingen betreft die in werking zijn getreden overeenkomstig artikel 254, leden 1 en 2, van het EG‐Verdrag, wordt ervan uitgegaan dat van deze richtlijnen en beschikkingen onmiddellijk na de toetreding kennis is gegeven aan Bulgarije en Roemenië.
Artikel 53
1. Bulgarije en Roemenië stellen de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf de datum van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en van artikel 161 van het EGA-Verdrag, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, in voorkomend geval, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
2. Voorzover wijzigingen die door de onderhavige Akte zijn aangebracht in de richtlijnen in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag en artikel 161 van het EGA-Verdrag, een wijziging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de huidige lidstaten vereisen, stellen de huidige lidstaten de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding uitvoering te geven aan de gewijzigde richtlijnen, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
Artikel 54
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de werknemers en van de bevolking op het grondgebied van Bulgarije en Roemenië tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren worden overeenkomstig artikel 33 van het EGA‐Verdrag, door deze Staten aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.
Artikel 55
Naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van Bulgarije of Roemenië dat uiterlijk op de datum van toetreding aan de Commissie is gericht, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was aangenomen, maatregelen nemen houdende tijdelijke afwijkingen van de besluiten van de Instellingen die tussen 1 oktober 2004 en de datum van toetreding zijn vastgesteld. De maatregelen worden aangenomen overeenkomstig de stemregels die gelden voor de aanneming van de besluiten waarvoor om een tijdelijke afwijking is verzocht. Als deze afwijkingen na de toetreding worden aangenomen, dan kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
Artikel 56
Indien besluiten van de Instellingen van vóór de toetreding in verband met de toetreding moeten worden aangepast, en in deze Akte of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen‚ op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was aangenomen, daartoe de nodige besluiten aan. Als deze aanpassingen na de toetreding worden aangenomen, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
Artikel 57
Behoudens andersluidende bepalingen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de bepalingen vast die nodig zijn ter uitvoering van de bepalingen van deze Akte.
Artikel 58
De teksten van de besluiten van de Instellingen en de Europese Centrale Bank die vóór de toetreding zijn aangenomen en door de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank in de Bulgaarse en de Roemeense taal zijn opgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de huidige talen vastgestelde teksten. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige talen aldus zijn bekendgemaakt.
TITEL III
SLOTBEPALINGEN
Artikel 59
Bijlagen I tot en met IX en de aanhangsels daarbij maken een integrerend deel van deze Akte uit.
Artikel 60
De Regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de Regeringen van de Republiek Bulgarije en Roemenië een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal toe van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van de Verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, van de Helleense Republiek, van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, alsook van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek.
De teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de Bulgaarse en de Roemeense taal, worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de huidige talen.
Artikel 61
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie zal een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de internationale overeenkomsten die zijn nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal, aan de Regeringen van de Republiek Bulgarije en Roemenië toezenden.
BIJLAGE I
Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe Bulgarije en Roemenië bij toetreding toetreden (als bedoeld in artikel 3, lid 3, van de Toetredingsakte)
1. | Verdrag van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (PB L 266 van 9.10.1980, blz. 1)
|
2. | Verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB L 225 van 20.8.1990, blz. 10)
|
3. | Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49)
|
4. | Overeenkomst van 26 juli 1995, op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 2)
|
5. | Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 34)
|
6. | Overeenkomst van 26 mei 1997, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (PB C 195 van 25.6.1997, blz. 2) |
7. | Overeenkomst van 18 december 1997, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998, blz. 2) |
8. | Overeenkomst van 17 juni 1998, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de ontzegging van de rijbevoegdheid (PB C 216 van 10.7.1998, blz. 2) |
9. | Overeenkomst van 29 mei 2000, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3)
|
BIJLAGE II
Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de nieuwe lidstaten vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
1. | Het op 14 juni 1985 ondertekende Akkoord tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen(1). |
2. | De volgende bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst(2) ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de bijbehorende Slotakte en desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 8 vermelde rechtsbesluiten: Artikel 1, voorzover het betrekking heeft op het bepaalde in dit punt; de artikelen 3 tot en met 7, met uitzondering van artikel 5, lid 1, onder d); artikel 13; de artikelen 26 en 27; artikel 39; de artikelen 44 tot en met 59; de artikelen 61 tot en met 63; de artikelen 65 tot en met 69; de artikelen 71 tot en met 73; de artikelen 75 en 76; artikel 82; artikel 91; de artikelen 126 tot en met 130, voorzover zij betrekking hebben op het bepaalde in dit punt; en artikel 136; de gemeenschappelijke verklaringen 1 en 3 van de Slotakte. |
3. | De volgende bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de Slotakten daarvan en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 8 vermelde rechtsbesluiten:
|
4. | De volgende overeenkomsten die door de Raad zijn gesloten overeenkomstig artikel 6 van het Schengenprotocol:
|
5. | Het bepaalde in de volgende besluiten van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de hieronder in punt 8 vermelde rechtsbesluiten:
|
6. | De volgende verklaringen van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voorzover zij betrekking hebben op de in bovenstaand punt 2 vermelde bepalingen:
|
7. | De volgende besluiten van de Centrale Groep die is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voorzover zij betrekking hebben op de in bovenstaand punt 2 vermelde bepalingen:
|
8. | De volgende rechtsbesluiten die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:
|
BIJLAGE III
Lijst bedoeld in artikel 19 van de Toetredingsakte: aanpassingen van besluiten van de Instellingen
1. VENNOOTSCHAPSRECHT
INDUSTRIËLE-EIGENDOMSRECHTEN
I. GEMEENSCHAPSMERK
31994 R 0040: Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1), gewijzigd bij:
— | 31994 R 3288: Verordening (EG) nr. 3288/94 van de Raad van 22.12.1994 (PB L 349 van 31.12.1994, blz. 83), |
— | 32003 R 0807: Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad van 14.4.2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36), |
— | 12003 T: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33) |
— | 32003 R 1653: Verordening (EG) nr. 1653/2003 van de Raad van 18.6.2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 36), |
— | 32003 R 1992: Verordening (EG) nr. 1992/2003 van de Raad van 27.10.2003 (PB L 296 van 14.11.2003, blz. 1), |
— | 32004 R 0422: Verordening (EG) nr. 422/2004 van de Raad van 19.2.2004 (PB L 70 van 9.3.2004, blz. 1). |
Artikel 159 bis, lid 1, wordt vervangen door:
„1. | Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna „de nieuwe lidstaten” te noemen, wordt de geldigheid van een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening ingeschreven of aangevraagd Gemeenschapsmerk uitgebreid tot het grondgebied van de nieuwe lidstaten, waardoor het dezelfde rechtsgevolgen in de gehele Gemeenschap krijgt.”. |
II. AANVULLEND BESCHERMINGSCERTIFICAAT
1. | 31992 R 1768: Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1), gewijzigd bij:
|
a) | Aan artikel 19 bis wordt het volgende toegevoegd:
|
b) | Artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:
|
2. | 31996 R 1610: Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30), gewijzigd bij:
|
a) | Aan artikel 19 bis wordt het volgende toegevoegd:
|
b) | Artikel 20, lid 2, wordt vervangen door:
|
III. GEMEENSCHAPSMODELLEN
32002 R 0006: Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1), gewijzigd bij:
— | 12003 T: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33). |
Artikel 110 bis, lid 1, wordt vervangen door:
„1. | Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna „de nieuwe lidstaten”te noemen, wordt een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening aangevraagd of beschermd Gemeenschapsmodel uitgebreid tot het grondgebied van die lidstaten, zodat dat model dezelfde rechtsgevolgen heeft in de gehele Gemeenschap.”. |
2. LANDBOUW
1. | 31989 R 1576: Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1), gewijzigd bij:
|
a) | Aan artikel 1, lid 4, punt i), wordt het volgende toegevoegd:
|
b) | In bijlage II worden de volgende geografische benamingen toegevoegd:
|
2. | 31991 R 1601: Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten (PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1), gewijzigd bij:
In artikel 2, lid 3, wordt het volgende punt na punt h) ingevoegd:
en punt i) wordt punt j) |
3. | 31992 R 2075: Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (PB L 215 van 30.7.1992, blz. 70), gewijzigd bij:
|
a) | Aan de bijlage, punt V. „SUN CURED TABAK”, wordt het volgende toegevoegd:
|
b) | Aan de bijlage, punt VI. „Basmas”, wordt het volgende toegevoegd:
|
c) | Aan de bijlage, punt VIII. „Klassieke Kaba Koulak”, wordt het volgende toegevoegd:
|
4. | 31996 R 2201: Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening van de markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29), gewijzigd bij:
Bijlage III wordt vervangen door: „BIJLAGE III In artikel 5 bedoelde verwerkingsdrempels Verse basisproducten
|
5. | 31998 R 2848: Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 17), gewijzigd bij:
Bijlage I wordt vervangen door: „BIJLAGE I Percentage van de garantiedrempel per lidstaat of specifiek gebied met het oog op de erkenning van de telersverenigingen
|
6. | 31999 R 1493: Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1), gewijzigd bij:
|
a) | Aan artikel 6 wordt het volgende toegevoegd:
|
b) | In bijlage III (wijnbouwzones) wordt in punt 2 het volgende toegevoegd:
|
c) | In bijlage III (wijnbouwzones) wordt de laatste zin van punt 3 vervangen door:
|
d) | In bijlage III (wijnbouwzones) wordt in punt 5 het volgende toegevoegd:
|
e) | In bijlage III (wijnbouwzones) wordt in punt 6 het volgende toegevoegd: „In Bulgarije omvat wijnbouwzone C III a) de met wijnstokken beplante oppervlakten die niet onder punt 5 e) zijn opgenomen” |
f) | In bijlage V, deel D.3, wordt het volgende toegevoegd: „en in Roemenië” |
7. | 32000 R 1673: Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad van 27 juli 2000 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep (PB L 193 van 29.7.2000, blz. 16), gewijzigd bij:
|
a) | Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:
|
b) | In artikel 3, lid 2, worden de inleidende zin en punt a) vervangen door:
De gegarandeerde maximumhoeveelheid voor Hongarije heeft evenwel alleen betrekking op hennepvezels.” |
8. | 32003 R 1782: Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
a) | Artikel 2, punt g), wordt vervangen door:
|
b) | Aan artikel 5, lid 2, wordt aan het einde van de eerste alinea het volgende toegevoegd: „Bulgarije en Roemenië zien er echter op toe dat de grond die op 1 januari 2007 blijvend grasland was, als blijvend grasland wordt gehandhaafd.” |
c) | Aan artikel 54, lid 2, wordt aan het einde van de eerste alinea het volgende toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië is de voor de aanvragen om oppervlaktesteun vastgestelde datum echter 30 juni 2005.” |
d) | Aan artikel 71 octies wordt het volgende toegevoegd:
|
e) | Aan artikel 71 nonies wordt het volgende toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië is de verwijzing naar 30 juni 2003 echter een verwijzing naar 30 juni 2005.” |
f) | Artikel 74, lid 1, wordt vervangen door:
|
g) | Artikel 78, lid 1, wordt vervangen door:
|
h) | Artikel 80, lid 2, wordt vervangen door:
|
i) | Artikel 81 wordt vervangen door: „Artikel 81 Arealen Hierbij wordt voor elke producerende lidstaat een nationaal basisareaal vastgesteld. Voor Frankrijk worden evenwel twee basisarealen vastgesteld. De basisarealen zijn de volgende:
Een lidstaat kan zijn basisareaal of zijn basisarealen op basis van objectieve criteria in subbasisarealen onderverdelen.” |
j) | Artikel 84 wordt vervangen door: „Artikel 84 Arealen 1. Een lidstaat verleent de communautaire steun binnen de grenzen van een maximum dat wordt berekend door het in lid 3 vastgestelde aantal hectaren van zijn NGA te vermenigvuldigen met het gemiddelde bedrag van 120,75 EUR. 2. Hierbij wordt een gegarandeerd maximumareaal van 829 229 ha vastgesteld. 3. Het in lid 2 vastgestelde gegarandeerde maximumareaal wordt verdeeld in de volgende NGA's:
4. Een lidstaat kan zijn NGA op basis van objectieve criteria onderverdelen in subarealen, met name op regionaal niveau of in relatie tot de productie.” |
k) | Aan artikel 95, lid 4, worden de volgende alinea's toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië worden de in de eerste alinea bedoelde totale hoeveelheden vastgesteld in tabel f) van bijlage I van Verordening (EG) nr. 1788/2003 en herzien overeenkomstig artikel 6, lid 1, zesde alinea, van Verordening (EG) nr. 1788/2003. Voor Bulgarije en Roemenië is het in de eerste alinea bedoelde tijdvak van 12 maanden het tijdvak 2006/2007.” |
l) | Aan artikel 103 wordt aan de tweede alinea het volgende toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië geldt voor de toepassing van deze alinea evenwel dat de regeling inzake een enkele areaalbetaling in 2007 wordt toegepast en dat is gekozen voor de toepassing van artikel 66.” |
m) | Artikel 105, lid 1, wordt vervangen door:
|
n) | Aan artikel 108 wordt aan de tweede alinea het volgende toegevoegd: „In Bulgarije en Roemenië kunnen echter geen betalingsaanvragen worden ingediend voor grond die op 30 juni 2005 als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik was.” |
o) | Artikel 110 quater, lid 1, wordt vervangen door:
|
p) | Artikel 110 quater, lid 2, wordt vervangen door:
|
q) | Artikel 116, lid 4, wordt vervangen door:
|
r) | Artikel 123, lid 8, wordt vervangen door:
|
s) | Artikel 126, lid 5, wordt vervangen door:
|
t) | In artikel 130, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door: „Voor de nieuwe lidstaten zijn de nationale maxima opgenomen in de onderstaande tabel.
|
u) | Aan artikel 143 bis wordt de volgende alinea toegevoegd: „In Bulgarije en Roemenië worden de rechtstreekse betalingen evenwel ingevoerd overeenkomstig de volgende regeling inzake toename, uitgedrukt als percentage van het dan geldende niveau van deze betalingen in de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004:
|
v) | Aan artikel 143 ter, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië is het landbouwareaal in het kader van de regeling inzake een enkele areaalbetaling echter het deel van de oppervlakte cultuurgrond dat landbouwkundig in goede staat verkeert, ongeacht of het al dan niet in productie is, waar nodig bijgesteld volgens objectieve criteria die worden vastgesteld door Bulgarije of Roemenië, na goedkeuring door de Commissie.” |
w) | Artikel 143 ter, lid 9, wordt vervangen door:
|
x) | Aan artikel 143 ter, lid 11, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië wordt tot het einde van de vijfjarige toepassingsperiode van de regeling inzake een enkele areaalbetaling (d.w.z. tot eind 2011), het in artikel 143 bis vastgestelde percentage toegepast. Indien de toepassing van de regeling inzake een enkele areaalbetaling na die periode bij een overeenkomstig punt b) genomen besluit wordt verlengd, geldt het in artikel 143 bis voor het jaar 2011 vastgestelde percentage tot het einde van het laatste jaar waarin de regeling inzake een enkele areaalbetaling wordt toegepast.” |
y) | Artikel 143 quater, lid 2, wordt vervangen door:
Bij de berekening van het totale bedrag als bedoeld in het bovenstaande eerste streepje worden meegerekend de nationale rechtstreekse betalingen en/of componenten daarvan die overeenkomen met de communautaire rechtstreekse betalingen en/of componenten daarvan die in aanmerking werden genomen voor de berekening van het feitelijke maximum voor de betrokken nieuwe lidstaat overeenkomstig artikel 64, lid 2, artikel 70, lid 2 en artikel 71 quater. Voor elke betrokken rechtstreekse betaling kan een nieuwe lidstaat kiezen voor de toepassing van bovengenoemde optie a) of b). De totale rechtstreekse steun die na de toetreding in de nieuwe lidstaat aan de landbouwer kan worden verleend uit hoofde van de betrokken rechtstreekse betaling met inbegrip van alle aanvullende nationale rechtstreekse betalingen, is niet hoger dan het niveau van de rechtstreekse steun waarop de landbouwer recht zou hebben uit hoofde van de overeenkomstige rechtstreekse betaling die dan geldt voor de lidstaten van de Gemeenschap in haar samenstelling op 30 april 2004.” |
z) | Artikel 154 bis, lid 2, wordt vervangen door:
|
aa) | In bijlage III wordt de volgende voetnoot toegevoegd: aan de titel van punt A: „* Voor Bulgarije en Roemenië moet de verwijzing naar 2005 worden gelezen als een verwijzing naar het eerste jaar dat de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast.” aan de titel van punt B: „* Voor Bulgarije en Roemenië moet de verwijzing naar 2006 worden gelezen als een verwijzing naar het tweede jaar dat de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast.” aan de titel van punt C: „* Voor Bulgarije en Roemenië moet de verwijzing naar 2007 worden gelezen als een verwijzing naar het derde jaar dat de bedrijfstoeslagregeling wordt toegepast.” |
ab) | Bijlage VIII bis wordt vervangen door: „BIJLAGE VIII BIS Nationale maxima als bedoeld in artikel 71 quater De maxima zijn berekend met inachtneming van de in artikel 143 bis vastgestelde toenameregeling en dienen derhalve niet te worden verlaagd.
|
ac) | Aan bijlage X wordt het volgende toegevoegd:
|
ad) | Bijlage XI ter wordt vervangen door: „BIJLAGE XI TER Nationale basisarealen voor akkerbouwgewassen en referentieopbrengsten in de nieuwe lidstaten als bedoeld in de artikelen 101 en 103
|
9. | 32003 R 1788: Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 123), gewijzigd bij:
|
a) | Aan artikel 1, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Voor Bulgarije en Roemenië wordt een speciale herstructureringsreserve ingevoerd zoals vastgesteld in tabel g) van bijlage I. Deze reserve wordt met ingang van 1 april 2009 vrijgegeven in de mate waarin het verbruik op het bedrijf van melk en zuivelproducten in elke van deze landen sedert 2002 is gedaald. Het besluit tot vrijgave van de reserve en inzake de verdeling ervan over de quota voor de leveringen en de rechtstreekse verkoop wordt door de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 2, genomen op basis van de beoordeling van een uiterlijk op 31 december 2008 door Bulgarije en Roemenië aan de Commissie voor te leggen verslag. Dit verslag moet de resultaten en trends van het lopende herstructureringsproces in de zuivelsector van het land, en met name de verlegging van de productie voor verbruik op het bedrijf naar productie voor de markt, gedetailleerd weergeven.” |
b) | Artikel 1, lid 5, wordt vervangen door:
|
c) | Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:
|
d) | In artikel 6, lid 1, wordt de tweede en derde alinea vervangen door: „Voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije wordt de grondslag voor de bovenbedoelde individuele referentiehoeveelheden vastgesteld in tabel f) van bijlage I. In het geval van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije vangt het tijdvak van twaalf maanden voor de vaststelling van de individuele referentiehoeveelheden aan op: 1 april 2001 voor Hongarije, 1 april 2002 voor Malta en Litouwen, 1 april 2003 voor Tsjechië, Cyprus, Estland, Letland, en Slowakije, 1 april 2004 voor Polen en Slovenië en 1 april 2006 voor Bulgarije en Roemenië.” |
e) | Aan artikel 6, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Wat Bulgarije en Roemenië betreft, wordt de in bijlage I, tabel f), vastgestelde verdeling van de totale hoeveelheid over de leveringen en de rechtstreekse verkoop op basis van de werkelijke cijfers over de in 2006 geleverde en rechtstreeks verkochte hoeveelheden opnieuw bezien en, zo nodig, door de Commissie aangepast volgens de in artikel 23, lid 2 bedoelde procedure.” |
f) | In artikel 9, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door: „Voor Bulgarije, Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije is het in lid 1 bedoelde referentievetgehalte hetzelfde als het referentievetgehalte van de hoeveelheden die aan de producenten worden toegewezen op basis van het tijdvak tot en met de volgende datum: 31 maart 2002 voor Hongarije, 31 maart 2003 voor Litouwen, 31 maart 2004 voor Tsjechië, Cyprus, Estland, Letland, en Slowakije, 31 maart 2005 voor Polen en Slovenië en 31 maart 2007 voor Bulgarije en Roemenië.” |
g) | Aan artikel 9, lid 5, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Voor Roemenië wordt het in bijlage II vastgestelde referentievetgehalte op basis van de cijfers voor het volledige jaar 2004 opnieuw bezien en, zo nodig, door de Commissie aangepast volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure.” |
h) | In bijlage I worden de tabellen d), e), f) en g) vervangen door:
|
i) | In bijlage II wordt de tabel vervangen door: „Referentievetgehalte
|
3. VERVOERSBELEID
31996 L 0026: Richtlijn 96/26/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers (PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1), gewijzigd bij:
— | 31998 L 0076: Richtlijn 98/76/EG van de Raad van 1.10.1998 (PB L 277 van 14.10.1998, blz. 17), |
— | 12003 T: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen - Toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33), |
— | 32004 L 0066: Richtlijn 2004/66/EG van de Raad van 26.4.2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35). |
a) | Aan artikel 10 worden de volgende alinea's toegevoegd:
|
b) | Artikel 10 ter, tweede alinea, wordt vervangen door: „De in artikel 10, leden 4 tot en met 12, bedoelde bewijzen van vakbekwaamheid mogen door de betrokken lidstaten opnieuw worden afgegeven in de vorm van het getuigschrift in bijlage I bis.” |
4. BELASTINGEN
1. | 31977 L 0388: Zesde Richtlijn van de Raad (77/388/EEG) van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1), zoals gewijzigd bij:
In artikel 24 bis wordt vóór het streepje
en wordt na het streepje
|
2. | 31992 L 0083: Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21), gewijzigd bij:
|
a) | Artikel 22, lid 6, wordt vervangen door:
|
b) | Artikel 22, lid 7, wordt vervangen door:
|
BIJLAGE IV
Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte: aanvullende aanpassingen van besluiten van de Instellingen
LANDBOUW
A. LANDBOUWWETGEVING
1. | Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, Deel III, Titel II, Landbouw Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement wijzigt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de verordening betreffende de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker teneinde rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië, waarbij de suiker- en isoglucosequota alsook de maximale bevoorradingsbehoefte voor geïmporteerde ruwe suiker, zoals vastgesteld in de onderstaande tabel, worden aangepast; deze kunnen op dezelfde manier worden aangepast als de quota voor de huidige lidstaten, om ervoor te zorgen dat de dan geldende beginselen en doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker in acht worden genomen. Overeengekomen hoeveelheden
Indien Bulgarije daar in 2006 om verzoekt, worden de bovenvermelde basishoeveelheden A en B voor suiker overgebracht naar de respectieve basishoeveelheden A en B van Bulgarije voor isoglucose. |
2. | 31998 R 2848: Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 17), gewijzigd bij:
Waar van toepassing, stelt de Commissie bij de toetreding volgens de procedure bedoeld in artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak(3) de nodige wijzigingen van de Communautaire lijst van erkende productiegebieden in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2848/98 vast om rekening te houden met de toetreding van Bulgarije en Roemenië, met name om de aangewezen Bulgaarse en Roemeense productiegebieden in die lijst op te nemen. |
3. | 32003 R 1782: Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
B. VETERINAIRE EN FYTOSANITAIRE WETGEVING
31999 L 0105: Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal (PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17).
De Commissie zal, indien nodig, en volgens de procedure van artikel 26, lid 3, van Richtlijn 1999/105/EG bijlage I bij deze richtlijn aanpassen met betrekking tot de boomsoorten Pinus peuce Griseb., Fagus orientalis Lipsky, Quercus frainetto Ten. en Tilia tomentosa Moench.
BIJLAGE V
Lijst bedoeld in artikel 21 van de Toetredingsakte: overige permanente bepalingen
1. VENNOOTSCHAPSRECHT
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Deel III, Titel I, Vrij verkeer van goederen
SPECIFIEK MECHANISME
Wat Bulgarije en Roemenië betreft, kan de houder, of zijn begunstigde, van een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat voor een geneesmiddel dat in een lidstaat is geregistreerd op een tijdstip waarop die bescherming voor dat product niet in een van de bovengenoemde nieuwe lidstaten kon worden verkregen, aanspraak maken op de rechten van dat octrooi of van het aanvullend beschermingscertificaat om de invoer en het in de handel brengen van dat product te voorkomen in de lidstaat of de lidstaten waar dat product octrooibescherming of bescherming uit hoofde van een aanvullend beschermingscertificaat geniet, ook indien dat product door hem of met zijn instemming voor het eerst in die nieuwe lidstaat in de handel is gebracht.
Iedereen die een geneesmiddel waarop de bovenstaande alinea van toepassing is, wil invoeren of in de handel brengen in een lidstaat waar een octrooi of een aanvullend beschermingscertificaat voor dat geneesmiddel geldt, moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten in de aanvraag aantonen dat de houder of begunstigde van die bescherming een maand tevoren daarvan in kennis is gesteld.
2. MEDEDINGINGSBELEID
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Deel III, Titel VI, Hoofdstuk I, Regels betreffende de mededinging
1. | Bij de toetreding worden de volgende steunregelingen en individuele steunmaatregelen die in een nieuwe lidstaat vóór de toetredingsdatum ten uitvoer zijn gebracht en na die datum nog steeds van toepassing zijn, als bestaande steun in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag aangemerkt:
Alle na de datum van toetreding nog toepasselijke maatregelen die overheidssteun vormen en niet aan de hierboven genoemde voorwaarden voldoen, worden voor de toepassing van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag bij de toetreding als nieuwe steun aangemerkt. Het voorgaande is niet van toepassing op steun voor de vervoersector of op activiteiten die verband houden met de productie, de behandeling of het op de markt brengen van de in Bijlage I bij het EG-Verdrag opgenomen producten, met uitzondering van visserijproducten en producten op basis daarvan. Bovengenoemde bepalingen doen voorts geen afbreuk aan de in deze Akte opgenomen overgangsmaatregelen betreffende het mededingingsbeleid, noch aan de maatregelen die zijn vastgesteld in Bijlage VII, Hoofdstuk 4, Afdeling B, bij deze Akte. |
2. | Indien een nieuwe lidstaat wenst dat de Commissie een steunmaatregel onderzoekt volgens de procedure van punt 1, onderdeel c), verstrekt hij de Commissie regelmatig:
overeenkomstig de door de Commissie voor gegevensverstrekking voorgeschreven concrete vorm. Indien de Commissie binnen de drie maanden na ontvangst van de volledige informatie over de bestaande steunmaatregel, of na ontvangst van de verklaring van de nieuwe lidstaat waarin die de Commissie meedeelt dat hij de verstrekte gegevens als volledig beschouwt omdat de gevraagde extra informatie niet beschikbaar is of reeds is verstrekt, geen bezwaar aantekent tegen die maatregel vanwege ernstige twijfel aan de verenigbaarheid van de maatregel met de gemeenschappelijke markt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben aangetekend. Op alle volgens de in punt 1, onderdeel c), vóór de datum van toetreding aan de Commissie voorgelegde steunmaatregelen is de bovengenoemde procedure van toepassing, ongeacht het feit dat de betrokken nieuwe lidstaat in de onderzoeksperiode al lid van de Unie is geworden. |
3. | Een besluit van de Commissie om bezwaar aan te tekenen tegen een maatregel in de zin van punt 1, onderdeel c), wordt aangemerkt als een besluit tot het inleiden van de formele onderzoeksprocedure in de zin van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag.(1) Indien zulk een besluit vóór de toetredingsdatum wordt genomen, wordt het pas op de datum van toetreding van kracht. |
4. | Onverminderd de procedures betreffende bestaande steunmaatregelen waarin artikel 88 van het EG-Verdrag voorziet, worden steunregelingen en individuele steunmaatregelen voor de vervoersector, die in een nieuwe lidstaat vóór de datum van toetreding in werking treden en na die datum van toepassing blijven, onder de onderstaande voorwaarde beschouwd als bestaande steunmaatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag:
Deze steunmaatregelen worden tot het einde van het derde jaar na de datum van toetreding beschouwd als „bestaande” steun in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag. De nieuwe lidstaten wijzigen, waar nodig, die steunmaatregelen, om zich uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de datum van toetreding te conformeren aan de door de Commissie toegepaste richtsnoeren. Na die datum worden steunmaatregelen die onverenigbaar blijken te zijn met die richtsnoeren als nieuwe steunmaatregelen aangemerkt. |
5. | Met betrekking tot Roemenië geldt onderdeel c) van punt 1 alleen voor steunmaatregelen die door de Roemeense toezichthoudende autoriteit inzake overheidssteun zijn beoordeeld na de datum waarop, krachtens een besluit van de Commissie op basis van het permanente toezicht op de door Roemenië in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane toezeggingen, de handhavingsprestaties van Roemenië op het gebied van overheidssteun in de pretoetredingsperiode een toereikend niveau hebben bereikt. Een dergelijk toereikend niveau wordt pas geacht te zijn bereikt zodra Roemenië heeft aangetoond dat het op consistente wijze een volledige en passende controle op overheidssteun uitvoert met betrekking tot alle in Roemenië ingevoerde steunmaatregelen, met inbegrip van de aanneming en uitvoering van volledige en, met redenen omklede besluiten die door de Roemeense toezichthoudende autoriteit inzake overheidssteun zijn genomen, en waarin de aard van de overheidssteun van elke maatregel nauwkeurig is beoordeeld en de verenigbaarheidscriteria correct zijn toegepast. De Commissie kan vanwege ernstige twijfel aan de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt bezwaar aantekenen tegen elke steunmaatregel die in de pretroetredingsperiode is genomen tussen 1 september 2004 en de datum die is vastgesteld in het bovengenoemde Commissiebesluit waarin wordt geconstateerd dat de handhavingsprestaties een toereikend niveau hebben bereikt. Een dergelijk Commissiebesluit om bezwaar aan te tekenen tegen een maatregel, wordt aangemerkt als een besluit tot het inleiden van de formele onderzoeksprocedure in de zin van Verordening (EG) nr. 659/1999. Indien zulk een besluit vóór de toetredingsdatum wordt genomen, wordt het pas op de datum van toetreding van kracht. Als de Commissie na het inleiden van de formele onderzoeksprocedure een negatief besluit neemt, dan beslist zij dat Roemenië alle maatregelen neemt die nodig zijn om de steun daadwerkelijk terug te vorderen bij de begunstigde. De terug te vorderen steun omvat rente tegen een passend rentepercentage dat wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 794/2004(2), en is vanaf dezelfde datum verschuldigd. |
3. LANDBOUW
(a) | Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Deel III, Titel II, Landbouw
|
(b) | Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Deel III, Titel VI, Hoofdstuk I, Regels betreffende de mededinging Onverminderd de procedures betreffende bestaande steunmaatregelen waarin artikel 88 van het EG-Verdrag voorziet, worden steunregelingen en individuele steunmaatregelen voor activiteiten in verband met de productie, de verwerking of het in de handel brengen van in Bijlage I bij het EG-Verdrag vermelde producten, met uitzondering van visserijproducten en daarvan afgeleide producten, die in een nieuwe lidstaat vóór de datum van toetreding in werking treden en na die datum van toepassing blijven, onder de onderstaande voorwaarden beschouwd als bestaande steunmaatregelen in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag:
Deze steunmaatregelen worden tot het einde van het derde jaar na de datum van toetreding beschouwd als bestaande steun in de zin van artikel 88, lid 1, van het EG-Verdrag. De nieuwe lidstaten wijzigen, waar nodig, die steunmaatregelen, om zich uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de datum van toetreding te conformeren aan de door de Commissie toegepaste richtsnoeren. Na die datum worden steunmaatregelen die onverenigbaar blijken te zijn met die richtsnoeren als nieuwe steunmaatregelen aangemerkt. |
4. DOUANE-UNIE
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Deel III, Titel I, Vrij verkeer van goederen, Onderafdeling 1. De douane-unie
31992 R 2913: Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
|
31993 R 2454: Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
|
Verordening (EEG) nr. 2913/92 en Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende voorwaarden:
BEWIJS VAN DE COMMUNAUTAIRE STATUS (HANDEL IN DE UITGEBREIDE GEMEENSCHAP)
1. | Niettegenstaande artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 zijn goederen die op de datum van toetreding zich in tijdelijke opslag bevinden of vallen onder één van de hieronder in artikel 4, punt 15, onder b), en punt 16, onder b) tot en met g), van die verordening vermelde douaneregelingen en -procedures in de uitgebreide Gemeenschap, dan wel in de uitgebreide Gemeenschap worden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen, vrijgesteld van douanerechten en andere douanemaatregelen wanneer zij voor het vrije verkeer in de uitgebreide Gemeenschap worden aangegeven, mits de volgende bewijzen zijn geleverd:
|
2. | Voor de afgifte van de in lid 1, onder b), bedoelde bewijzen met betrekking tot de situatie op de datum van toetreding en in aanvulling op het bepaalde in artikel 4, lid 7, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt onder „communautaire goederen” verstaan:
|
3. | Voor de controle van de in lid 1, onder a), bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de respectieve Europa-Overeenkomsten of de evenwaardige preferentiële overeenkomsten tusen de nieuwe lidstaten onderling van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige en de nieuwe lidstaten aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen. |
BEWIJS VAN PREFERENTIËLE OORSPRONG (HANDEL MET DERDE LANDEN, WAARONDER TURKIJE, IN HET KADER VAN DE PREFERENTIËLE OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE LANDBOUWPRODUCTEN EN KOLEN- EN STAALPRODUCTEN)
4. | Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door derde landen naar behoren zijn afgegeven of opgesteld in het kader van door de nieuwe lidstaten met die landen gesloten preferentiële overeenkomsten of in het kader van unilaterale nationale wetgeving van de nieuwe lidstaten, in de respectieve nieuwe lidstaten aanvaard, mits:
Indien goederen in een nieuwe lidstaat vóór de datum van toetreding voor het vrije verkeer zijn aangegeven, kunnen bewijzen van oorsprong die a posteriori zijn afgegegeven of opgesteld uit hoofde van preferentiële overeenkomsten of regelingen die in die nieuwe lidstaat golden op het tijdstip van het aangeven voor het vrije verkeer, ook in de betrokken nieuwe lidstaat worden aanvaard, op voorwaarde dat zij binnen de periode van vier maanden na de toetreding aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd. |
5. | Bulgarije en Roemenië mogen de vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur” in het kader van met derde landen gesloten overeenkomsten is toegekend, behouden op voorwaarde dat:
Deze vergunningen worden door de nieuwe lidstaten uiterlijk één jaar na de toetreding vervangen door nieuwe, overeenkomstig de voorwaarden van de communautaire wetgeving afgegeven vergunningen. |
6. | Voor de controle van de in lid 4 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante overeenkomsten of regelingen van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige en de nieuwe lidstaten aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen. |
7. | Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek worden bewijzen van oorsprong die door derde landen a posteriori zijn afgegeven in het kader van preferentiële overeenkomsten welke door de Gemeenschap met die landen zijn gesloten, in de nieuwe lidstaten aanvaard voor de aangifte voor het vrije verkeer van goederen die op de datum van toetreding onderweg zijn of zich in tijdelijke opslag, in een douane-entrepot of in een vrije zone in een van die derde landen of in een nieuwe lidstaat bevinden, mits in de nieuwe lidstaat waar de producten voor het vrije verkeer worden aangegeven, op het tijdstip waarop de vervoersdocumenten werden afgegeven voor de betrokken producten geen vrijhandelsovereenkomst met het derde land gold en mits:
|
8. | Voor de controle van de in lid 7 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante overeenkomsten of regelingen van toepassing. |
BEWIJS VAN STATUS OVEREENKOMSTIG DE BEPALINGEN INZAKE VRIJ VERKEER VAN INDUSTRIEPRODUCTEN BINNEN DE DOUANE-UNIE EG-TURKIJE
9. | Bewijzen van oorsprong die door Turkije of een nieuwe lidstaat naar behoren zijn afgegeven in het kader van tussen die landen toegepaste preferentiële handelsovereenkomsten waarbij met de Gemeenschap een cumulatie van oorsprong op basis van identieke regels van oorsprong is toegestaan en die een verbod van „drawback” of vrijstelling van douanerechten op de betrokken goederen bevatten, worden in de respectieve landen aanvaard als bewijs van status overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van industrieproducten van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije(8), mits:
Indien goederen in Turkije of in een nieuwe lidstaat vóór de datum van toetreding voor het vrije verkeer zijn aangegeven in het kader van de hierboven genoemde preferentiële handelsovereenkomsten, kunnen bewijzen van oorsprong die a posteriori zijn afgegegeven uit hoofde van die overeenkomsten ook worden aanvaard, op voorwaarde dat zij binnen de periode van vier maanden na de toetreding aan de douaneautoriteiten worden voorgelegd. |
10. | Voor de controle van de in lid 9 bedoelde bewijzen zijn de bepalingen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking uit hoofde van de relevante preferentiële overeenkomsten van toepassing. Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong worden door de bevoegde douaneautoriteiten van de huidige en de nieuwe lidstaten aanvaard gedurende een periode van drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong en kunnen door die autoriteiten nog worden gedaan tijdens een periode van drie jaar vanaf de aanvaarding van het bewijs van oorsprong ter rechtvaardiging van een aangifte voor het in het vrije verkeer brengen. |
11. | Onverminderd de toepassing van eventuele maatregelen in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek wordt een certificaat inzake goederenverkeer A.TR. dat is afgegeven overeenkomstig de bepalingen inzake vrij verkeer van industrieproducten van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 in de nieuwe lidstaten aanvaard voor de aangifte voor het vrije verkeer van goederen die op de datum van toetreding worden vervoerd na aan uitvoerformaliteiten te zijn onderworpen binnen de Gemeenschap of in Turkije, of zich in tijdelijke opslag bevinden of vallen onder één van de in artikel 4, punt 16, onder b) tot en met h), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 vermelde douaneprocedures in Turkije of in de nieuwe lidstaat, mits:
|
12. | Voor de controle van het in lid 11 hierboven bedoelde certificaat inzake goederenverkeer A.TR. zijn de bepalingen betreffende de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.TR. en de methoden van administratieve samenwerking van Besluit nr. 1/2001 van het Comité douanesamenwerking EG-Turkije(9) van toepassing. |
DOUANEPROCEDURES
13. | De tijdelijke opslag en de in artikel 4, punt 16, onder b) tot en met h), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde douaneprocedures waarmee vóór de toetreding een aanvang is gemaakt, worden beëindigd of afgewikkeld onder de voorwaarden van de communautaire wetgeving. Indien de beëindiging of afwikkeling aanleiding geeft tot een douaneschuld, is het te betalen bedrag aan invoerrechten het bedrag dat van kracht is op het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief; het betaalde bedrag wordt beschouwd als eigen middelen van de Gemeenschap. |
14. | De procedures betreffende de regeling douane-entrepot van de artikelen 84 tot en met 90 en 98 tot en met 113 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 496 tot en met 535 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
15. | De procedures betreffende de regeling actieve veredeling van de artikelen 84 tot en met 90 en 114 tot en met 129 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 496 tot en met 523 en 536 tot en met 550 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
16. | De procedures betreffende de regeling tijdelijke invoer van de artikelen 84 tot en met 90 en 137 tot en met 144 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 496 tot en met 523 en 553 tot en met 584 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
17. | De procedures betreffende de regeling passieve verdeling van de artikelen 84 tot en met 90 en 145 tot en met 160 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 496 tot en met 523 en 585 tot en met 592 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
OVERIGE BEPALINGEN
18. | Vergunningen die vóór de datum van toetreding zijn verleend met het oog op de in artikel 4, punt 16, onder d), e) en g), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde douaneprocedures, zijn geldig tot het einde van hun geldigheidsduur, maar uiterlijk tot één jaar na de datum van toetreding. |
19. | De procedures betreffende het ontstaan van een douaneschuld, de boeking van de bedragen van de rechten en navordering van de rechten van de artikelen 201 tot en met 232 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 859 tot en met 876 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
20. | De procedures betreffende de terugbetaling en de kwijtschelding van rechten van de artikelen 235 tot en met 242 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de artikelen 877 tot en met 912 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn in de nieuwe lidstaten van toepassing onder de volgende specifieke voorwaarden:
|
Aanhangsel bij Bijlage V
Lijst van bestaande steunmaatregelen als bedoeld in punt 1, onder b), van het bestaande steunmechanisme zoals weergegeven in Hoofdstuk 2 van Bijlage V
N.B.: De in dit aanhangsel vermelde maatregelen worden, wat de bestaande steunregeling van Hoofdstuk 2 van Bijlage V betreft, slechts beschouwd als bestaande steun voorzover ze vallen onder de werkingssfeer van lid 1 van dat artikel.
Nr. | Titel (origineel) | Datum van goedkeuring door de nationale autoriteit voor toezicht op staatssteun | Duur | ||
LS | Nr | Jaar | |||
BG | 1 | 2004 | Предоговаряне на задълженията към държавата, възникнали по реда на Закона за уреждане на необслужваните кредити, договорени до 31.12.1990 г. със „Силома” АД, гр.Силистра, чрез удължаване на срока на изплащане на главницата за срок от 15 години. | 29.7.2004 | 2004-2018 |
BG | 2 | 2004 | Средства за компенсиране от държавния бюджет на доказания от „Български пощи” ЕАД дефицит от изпълнението на универсалната пощенска услуга. | 18.11.2004 | 31.12.2010 |
BG | 3 | 2004 | Целево финансиране на дейността на Българската телеграфна агенция- направление „Информационно обслужване” | 16.12.2003 | 31.12.2010 |
BIJLAGE VI
Lijst bedoeld in artikel 23 van de Toetredingsakte: Overgangsmaatregelen Bulgarije
1. VRIJ VERKEER VAN PERSONEN
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
PB L 257 van 19.10.1968, blz. 2— | 32004 L 0038: Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29.4.2004 (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77). |
31996 L 0071: Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).
32004 L 0038: Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
1. | Wat betreft het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten dat gepaard gaat met tijdelijk verkeer van werknemers als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG tussen Bulgarije enerzijds en elk van de huidige lidstaten anderzijds, zijn artikel 39 en de eerste alinea van artikel 49 van het EG-Verdrag slechts volledig van toepassing onder voorbehoud van de overgangsregelingen van de punten 2 tot en met 14. |
2. | In afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 zullen de huidige lidstaten tot het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Bulgarije nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen om de toegang van Bulgaarse onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen. De huidige lidstaten mogen dergelijke maatregelen blijven toepassen tot het einde van het vijfde jaar na de datum van toetreding van Bulgarije. Bulgaarse onderdanen die op de datum van toetreding legaal in een huidige lidstaat werken, en wier toelating tot de arbeidsmarkt van die lidstaat voor een ononderbroken periode van 12 maanden of meer geldt, hebben toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat, maar niet tot de arbeidsmarkt van andere lidstaten die nationale maatregelen toepassen. Bulgaarse onderdanen die na de toetreding gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden of meer tot de arbeidsmarkt van een huidige lidstaat zijn toegelaten, genieten dezelfde rechten. De in de tweede en derde alinea bedoelde Bulgaarse onderdanen verliezen de aldaar vermelde rechten als zij de arbeidsmarkt van de betrokken huidige lidstaat vrijwillig verlaten. Bulgaarse onderdanen die op de datum van toetreding of gedurende een periode waarin nationale maatregelen worden toegepast, legaal werkten in een huidige lidstaat, en die voor minder dan 12 maanden tot de arbeidsmarkt van die lidstaat waren toegelaten, genieten deze rechten niet. |
3. | Vóór het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Bulgarije wordt het functioneren van de overgangsmaatregelen van punt 2 door de Raad getoetst op basis van een verslag van de Commissie. Na afronding van de toetsing en uiterlijk aan het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Bulgarije delen de huidige lidstaten de Commissie mee of zij de nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen blijven toepassen, dan wel of zij voortaan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing. |
4. | Op verzoek van Bulgarije kan de toetsing eenmaal worden herhaald. De in punt 3 bedoelde procedure is van toepassing en wordt binnen zes maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek van Bulgarije voltooid. |
5. | Een lidstaat die aan het einde van de in punt 2 bedoelde periode van vijf jaar de nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen handhaaft, mag in geval van ernstige verstoringen van zijn arbeidsmarkt of het dreigen daarvan en na kennisgeving aan de Commissie deze maatregelen tot aan het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding van Bulgarije blijven toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing. |
6. | De lidstaten waar gedurende de periode van zeven jaar na de datum van toetreding, krachtens punt 3, 4 of 5, de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing zijn ten aanzien van Bulgaarse onderdanen en die gedurende deze periode om redenen van toezicht arbeidsvergunningen aan Bulgaarse onderdanen afgeven, doen zulks automatisch. |
7. | De lidstaten waar, krachtens punt 3, 4 of 5, ten aanzien van Bulgaarse onderdanen de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing zijn, mogen tot het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding, de in de volgende alinea's omschreven procedures toepassen. Wanneer een in de eerste alinea bedoelde lidstaat verstoringen van de arbeidsmarkt ondervindt of voorziet die een serieuze bedreiging kunnen vormen voor de levensstandaard of het werkgelegenheidspeil in een bepaalde regio of binnen een bepaalde beroepsgroep, stelt deze de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis en verstrekt hun alle dienstige gegevens. Op basis van deze informatie kan de lidstaat de Commissie verzoeken te bepalen dat de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort om in die regio of beroepsgroep de normale toestand te herstellen. Uiterlijk twee weken na de ontvangst van het verzoek neemt de Commissie een besluit over de opschorting en over de duur en de werkingssfeer ervan en stelt zij de Raad in kennis van dit besluit. Binnen twee weken na de datum van het besluit van de Commissie kan elke lidstaat de Raad verzoeken dat besluit te vernietigen of te wijzigen. Binnen twee weken na dat verzoek neemt de Raad een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Een in de eerste alinea bedoelde lidstaat kan in dringende en uitzonderlijke gevallen de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 opschorten, waarna een met redenen omklede kennisgeving aan de Commissie wordt gedaan. |
8. | Zolang de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68, krachtens de punten 2 tot en met 5 en punt 7, is opgeschort, blijft artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van toepassing ten aanzien van onderdanen van de huidige lidstaten in Bulgarije en ten aanzien van Bulgaarse onderdanen in de huidige lidstaten, onder de volgende voorwaarden en, in zoverre het gaat om het recht van de gezinsleden van werknemers om werk aan te nemen:
Deze bepalingen doen geen afbreuk aan gunstiger nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen. |
9. | Voorzover sommige bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG, waarin bepalingen van Richtlijn 68/360/EEG(1) zijn overgenomen, onlosmakelijk verbonden zijn met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1612/68 waarvan de toepassing uit hoofde van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 wordt opgeschort, mogen Bulgarije en de huidige lidstaten van eerstgenoemde bepalingen afwijken voorzover zulks voor de toepassing van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 nodig is. |
10. | Als de huidige lidstaten krachtens de bovenstaande overgangsregelingen nationale maatregelen of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen, mag Bulgarije ten aanzien van de onderdanen van de bewuste lidstaat of lidstaten gelijkwaardige maatregelen handhaven. |
11. | Indien de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 door een van de huidige lidstaten wordt opgeschort, mag Bulgarije de procedure van punt 7 toepassen ten aanzien van Roemenië. Tijdens die periode worden de arbeidsvergunningen die Bulgarije om redenen van toezicht afgeeft aan onderdanen van Roemenië, automatisch afgegeven. |
12. | Elke huidige lidstaat die overeenkomstig de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 tot en met 9 nationale maatregelen toepast, kan krachtens de nationale wetgeving een vrijer verkeer van werknemers invoeren dan op de datum van toetreding het geval is, met inbegrip van volledige toegang tot de arbeidsmarkt. Vanaf het derde jaar na de datum van toetreding kan elke huidige lidstaat die nationale maatregelen toepast, te allen tijde besluiten in de plaats daarvan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 toe te passen. Van dit besluit wordt kennis gegeven aan de Commissie. |
13. | Teneinde in te spelen op ernstige verstoringen of dreigende verstoringen in specifieke, gevoelige dienstensectoren op hun arbeidsmarkten, die in bepaalde regio's als gevolg van de in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG bedoelde transnationale dienstverrichtingen zouden kunnen ontstaan, en zolang zij uit hoofde van bovenstaande overgangsregelingen, nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen op het vrij verkeer van Bulgaarse werknemers toepassen, mogen Duitsland en Oostenrijk, na kennisgeving aan de Commissie, afwijken van artikel 49, eerste alinea, van het EG-Verdrag, teneinde in de context van dienstverrichting door in Bulgarije gevestigde ondernemingen, het tijdelijk verkeer te beperken van werknemers wier recht om in Duitsland en Oostenrijk werk aan te nemen onder nationale maatregelen valt. De lijst van dienstensectoren die onder deze afwijkende regeling kunnen vallen, is als volgt:
Voorzover Duitsland en Oostenrijk in overeenstemming met de voorgaande alinea's afwijken van artikel 49, eerste alinea, van het EG-Verdrag, mag Bulgarije, na kennisgeving hiervan aan de Commissie, gelijkwaardige maatregelen treffen. De toepassing van dit punt mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor het tijdelijke verkeer van werknemers in de context van transnationale dienstverrichtingen tussen Duitsland of Oostenrijk en Bulgarije dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden. |
14. | De toepassing van de punten 2 tot en met 5 en 7 tot en met 12 mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor de toegang van Bulgaarse onderdanen tot de arbeidsmarkten van de huidige lidstaten dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden. Niettegenstaande de toepassing van het bepaalde in de punten 1 tot en met 13 geven de huidige lidstaten, wat de toegang tot hun arbeidsmarkt betreft, gedurende eender welke periode tijdens welke nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen worden toegepast, voorrang aan werknemers die onderdaan van de lidstaten zijn boven werknemers die onderdaan van een derde land zijn. Legaal in een andere lidstaat verblijvende en werkende Bulgaarse migrerende werknemers en hun gezinnen, en legaal in Bulgarije verblijvende en werkende migrerende werknemers van andere lidstaten en hun gezinnen mogen niet restrictiever worden behandeld dan in de betrokken lidstaat c.q. Bulgarije verblijvende en werkende werknemers uit een derde land. Voorts mogen in Bulgarije verblijvende en werkende migrerende werknemers uit derde landen uit hoofde van het beginsel van de communautaire preferentie geen gunstiger behandeling krijgen dan Bulgaarse onderdanen. |
2. VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN
31997 L 0009: Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22).
In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 97/9/EG is het minimumbedrag van de compensatie tot en met 31 december 2009 niet van toepassing in Bulgarije. Bulgarije zorgt ervoor dat zijn beleggerscompensatiestelsel voorziet in een dekking van niet minder dan 12 000 EUR van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 en van niet minder dan 15 000 EUR van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2009.
Gedurende de overgangsperiode behouden de andere lidstaten het recht om een op hun grondgebied gevestigd bijkantoor van een Bulgaarse beleggingsonderneming te beletten werkzaam te zijn, tenzij en totdat dat bijkantoor is toegetreden tot een officieel erkend beleggerscompensatiestelsel op het grondgebied van de betrokken lidstaat om het verschil tussen het Bulgaarse compensatieniveau en het in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 97/9/EG genoemde minimumbedrag te dekken.
3. VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL
Verdrag betreffende de Europese Unie,
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
1. | Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is, mag Bulgarije, gedurende een periode van vijf jaar na de datum van toetreding, de in zijn bij de ondertekening van deze Toetredingsakte bestaande wetgeving vastgestelde beperkingen handhaven ten aanzien van het verwerven van de eigendom van grond voor tweede woningen door niet in Bulgarije verblijvende onderdanen van de lidstaten of de staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER), alsmede door rechtspersonen die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat of een EER-staat. Onderdanen van de lidstaten en onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en die wettig in Bulgarije verblijven, vallen niet onder het bepaalde in de voorgaande alinea, en worden niet onderworpen aan andere voorschriften en procedures dan die welke gelden voor de onderdanen van Bulgarije. |
2. | Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is, mag Bulgarije, gedurende een periode van zeven jaar na de datum van toetreding, de in zijn bij de ondertekening van de Toetredingsakte bestaande wetgeving vastgestelde beperkingen handhaven ten aanzien van het verwerven van landbouwgronden, bossen en bosbouwgronden door onderdanen van een andere lidstaat, onderdanen van de staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER), alsmede door rechtspersonen die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat of een EER-staat. In geen geval mogen onderdanen van de lidstaten bij de verwerving van landbouwgronden, bossen en bosbouwgronden een minder gunstige behandeling ontvangen dan op het moment van de ondertekening van het Toetredingsverdrag, en evenmin mogen op hen stringentere beperkingen van toepassing zijn dan op onderdanen van een derde land. Zelfstandige landbouwers die onderdaan zijn van een andere lidstaat en die zich in Bulgarije wensen te vestigen en er legaal wensen te verblijven, vallen niet onder het bepaalde in de voorgaande alinea en worden niet onderworpen aan andere procedures dan die welke gelden voor de onderdanen van Bulgarije. In het derde jaar na de toetreding vindt er een algemene evaluatie van deze overgangsmaatregelen plaats. De Commissie brengt daartoe verslag uit bij de Raad. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten om de in de eerste alinea vermelde overgangsperiode in te korten of te beëindigen. |
4. LANDBOUW
A. LANDBOUWWETGEVING
31997 R 2597: Verordening (EG) nr. 2597/97 van de Raad van 18 december 1997 houdende aanvullende voorschriften voor de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten met betrekking tot consumptiemelk (PB L 351 van 23.12.1997, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij:
— | 31999 R 1602: Verordening (EG) nr. 1602/1999 van de Raad van 19.7.1999 (PB L 189 van 22.7.1999, blz. 43). |
In afwijking van artikel 3, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 2597/97 zijn de voorschriften betreffende het vetgehalte tot 30 april 2009 niet van toepassing op in Bulgarije geproduceerde consumptiemelk, waarbij melk met een vetgehalte van 3% (m/m) als volle melk, en melk met een vetgehalte van 2% (m/m) als halfvolle melk in de handel mag worden gebracht. Consumptiemelk die niet voldoet aan de voorschriften inzake het vetgehalte mag uitsluitend in Bulgarije in de handel worden gebracht of naar een derde land worden uitgevoerd.
B. VETERINAIRE EN FYTOSANITAIRE WETGEVING
32004 R 0853: Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
a) | De in het aanhangsel, hoofdstukken I en II, bij deze bijlage opgenomen melkverwerkingsinrichtingen mogen tot en met 31 december 2009 rauwe melk aangeleverd krijgen die niet voldoet aan of niet is behandeld overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004, bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, sub hoofdstukken II en III, op voorwaarde dat de bedrijven waarvan de melk afkomstig is, worden vermeld op een lijst die daartoe door de Bulgaarse autoriteiten wordt bijgehouden. |
b) | Zolang de bepalingen van punt a) van toepassing zijn op de in dat punt bedoelde inrichtingen, worden producten afkomstig van die inrichtingen uitsluitend op de nationale markt in de handel gebracht of gebruikt voor verdere verwerking in Bulgaarse inrichtingen waarvoor de bepalingen van punt a) eveneens gelden, ongeacht de datum waarop zij in de handel worden gebracht. Deze producten moeten een ander identificatiemerk dragen dan het in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde identificatiemerk. |
c) | De in hoofdstuk II van het aanhangsel bij deze bijlage opgenomen inrichtingen mogen tot en met 31 december 2009 melk die wel, respectievelijk niet voldoet aan de EU-voorschriften, verwerken op aparte productielijnen. In deze context wordt onder „melk die niet voldoet aan de EU-voorschriften” de onder a) bedoelde melk verstaan. De bedoelde inrichtingen moeten zich volledig aan de EU-eisen inzake inrichtingen conformeren, met inbegrip van de toepassing van de beginselen van het systeem van risicoanalyse en kritisch controlepunt (HACCP) (als bedoeld in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004(4), en aantonen in staat te zijn aan de volgende voorwaarden te voldoen en in dat verband de betreffende productielijnen vermelden:
De Bulgaarse autoriteiten:
Melk en/of zuivelproducten afkomstig van aparte productielijnen voor de verwerking van EU-conforme en niet-EU-conforme melk in door de EU erkende melkverwerkingsinrichtingen mogen uitsluitend onder de in punt b) vermelde voorwaarden in de handel worden gebracht. Producten op basis van rauwe melk die aan de voorschriften voldoet en die op een aparte productielijn is verwerkt in een inrichting die is opgenomen in hoofdstuk II van het aanhangsel bij de bijlage, mogen in de handel worden gebracht als producten die aan de voorschriften voldoen, wanneer alle voorwaarden betreffende de scheiding van de productielijnen worden nageleefd. |
d) | Voor melk en zuivelproducten die overeenkomstig de bepalingen onder c) worden geproduceerd, wordt alleen steun verleend op grond van titel I, hoofdstukken II en III, met uitzondering van artikel 11, en titel II van Verordening (EG) nr. 1255/1999(5) indien zij het ovale identificatiemerk dragen als bedoeld in bijlage II, sectie I, van Verordening (EG) nr. 853/2004. |
e) | Bulgarije zorgt ervoor dat het geleidelijk aan zal voldoen aan de voorschriften van punt a) en dient bij de Commissie jaarverslagen in over de vorderingen bij het verbeteren van de melkveebedrijven en het melkophalingssysteem. Bulgarije zorgt ervoor dat uiterlijk op 31 december 2009 volledig aan deze voorschriften wordt voldaan. |
f) | Voor de toetreding en tot en met 31 december 2009 kan de Commissie, overeenkomstig de procedure van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002(6), van het aanhangsel bij deze bijlage actualiseren en in dat verband individuele inrichtingen toevoegen of schrappen, in het licht van de vorderingen met het verhelpen van de bestaande tekortkomingen en het resultaat van het toezichtproces. Nadere uitvoeringsbepalingen die de vlotte werking van bovenstaande overgangsregeling moeten verzekeren, kunnen worden aangenomen overeenkomstig de procedure van artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002. |
5. VERVOERSBELEID
1. | 31993 R 3118: Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (PB L 279 van 12.11.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
|
2. | 31996 L 0026: Richtlijn 96/26/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen-, respectievelijk personenvervoer over de weg, nationaal en internationaal, en inzake de wederzijdse erkenning van diploma's, certificaten en andere titels ter vergemakkelijking van de uitoefening van het recht van vrije vestiging van bedoelde vervoerondernemers (PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
Tot en met 31 december 2010 is artikel 3, lid 3, punt c), van Richtlijn 96/26/EG in Bulgarije niet van toepassing op ondernemingen die zich uitsluitend bezighouden met binnenlands goederen‐ en personenvervoer over de weg. Het beschikbare kapitaal en de reserves van deze ondernemingen worden geleidelijk op de niveaus gebracht die in dat artikel zijn bepaald, en wel volgens het volgende schema:
|
3. | 31996 L 0053: Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 96/53/EG mogen voertuigen die voldoen aan de grenswaarden van de punten 3.2.1, 3.4.1, 3.4.2 en 3.5.1 van bijlage 1 bij die richtlijn tot en met 31 december 2013 alleen gebruik maken van niet-aangepaste delen van het Bulgaarse wegennet indien zij voldoen aan de Bulgaarse grenswaarden inzake maximumdruk per as. Vanaf de datum van toetreding mogen geen beperkingen meer worden opgelegd op het gebied van het gebruik door voertuigen die voldoen aan de eisen van Richtlijn 96/53/EG, van de in bijlage I bij Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet vermelde hoofdtransitoroutes(7). Bulgarije dient zich te houden aan het in de onderstaande tabellen opgenomen tijdschema voor de aanpassing van zijn hoofdwegennet. Bij alle investeringen in infrastructuur waarbij wordt geput uit middelen afkomstig uit de Gemeenschapsbegroting, moeten de wegen worden aangelegd/aangepast voor een druk van 11,5 ton per as. Naarmate de aanpassingen vorderen, wordt het Bulgaarse wegennet, met inbegrip van het in bijlage I bij Beschikking nr. 1692/96/EG beschreven net, geleidelijk opengesteld voor alle voertuigen voor internationaal vervoer die voldoen aan de grenswaarden van de richtlijn. Met het oog op laad- en losoperaties, en waar zulks technisch mogelijk is, zal tijdens de gehele overgangsperiode het gebruik van niet-aangepaste gedeelten van het secundaire wegennet worden toegestaan. Vanaf de datum van toetreding mag op het hele Bulgaarse wegennet geen enkel voertuig in het internationaal vervoer dat met luchtveringssystemen uitgerust is en aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoet, nog tijdelijke extra heffingen opgelegd krijgen. Tijdelijke extra heffingen voor het gebruik van de niet-aangepaste gedeelten van het wegennet door voertuigen in het internationaal goederenvervoer die niet uitgerust zijn met luchtveringssystemen en die aan de grenswaarden van de richtlijn voldoen, moeten op een niet-discriminerende manier in rekening worden gebracht. Het systeem van heffingen moet transparant zijn, en de betaling ervan mag geen buitensporige administratieve lasten of vertragingen meebrengen voor de gebruiker, en mag al evenmin aanleiding geven tot stelselmatige controles van de asdruk aan de grensposten. De handhaving van de grenswaarden inzake de asdruk dient op het gehele grondgebied op een niet-discriminerende wijze te geschieden en dient tevens daadwerkelijk te worden toegepast op in Bulgarije ingeschreven voertuigen. Programma voor de aanpassing van het wegennet (km) Tabel 1
Tabel 2
|
6. BELASTINGEN
1. | 31977 L 0388: Zesde Richtlijn van de Raad (77/388/EEG) van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
Met het oog op de toepassing van artikel 28, lid 3, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG mag Bulgarije een BTW-vrijstelling handhaven voor internationaal personenvervoer zoals omschreven in punt 17 van bijlage F bij de richtlijn, tot is voldaan aan de voorwaarde van artikel 28, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG, of, als dat korter is, zolang dezelfde vrijstellingen worden toegepast door één van de huidige lidstaten. |
2. | 31992 L 0079: Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 92/79/EEG mag Bulgarije de toepassing van het algemene minimum accijnstarief op de kleinhandelsprijs (inclusief alle belastingen) tot en met 31 december 2009 uitstellen voor sigaretten van de prijsklasse waarnaar de vraag het grootst is, op voorwaarde dat Bulgarije tijdens die periode geleidelijk zijn accijnstarieven verhoogt tot het algemene minimumtarief waarin de richtlijn voorziet. Onverminderd artikel 8 van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop(8) en na kennisgeving aan de Commissie, mogen de lidstaten, zolang de bovenbedoelde afwijking van toepassing is, ten aanzien van de hoeveelheden sigaretten die vanuit Bulgarije zonder verdere betaling van accijns hun grondgebied worden binnengebracht, dezelfde beperkingen handhaven als ten aanzien van de invoer uit derde landen. De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, mogen de nodige controles uitoefenen zonder de goede werking van de interne markt in het gedrang te brengen. |
3. | 32003 L 0049: Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49), laatstelijk gewijzigd bij:
Bulgarije wordt gemachtigd het bepaalde in artikel 1 van Richtlijn 2003/49/EG niet toe te passen tot en met 31 december 2014. Tijdens die overgangsperiode mag het belastingtarief voor uitkeringen van interest en royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat tot en met 31 december 2010 niet meer dan 10% bedragen en de daaropvolgende jaren tot en met 31 december 2014 niet meer dan 5%. |
4. | 32003 L 0096: Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij:
|
7. SOCIAAL BELEID EN WERKGELEGENHEID
32001 L 0037: Richtlijn 2001/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten (PB L 194 van 18.7.2001, blz. 26).
In afwijking van artikel 3 van Richtlijn 2001/37/EG wordt de datum van toepassing van het maximale teergehalte in op het grondgebied van Bulgarije geproduceerde en in de handel gebrachte sigaretten vastgesteld op 1 januari 2011. Tijdens de overgangsperiode:
— | mogen in Bulgarije geproduceerde sigaretten met een teergehalte van meer dan 10 mg per sigaret niet in andere lidstaten in de handel worden gebracht; |
— | mogen in Bulgarije geproduceerde sigaretten met een teergehalte van meer dan 13 mg niet naar derde landen worden uitgevoerd; deze grenswaarde wordt vanaf 1 januari 2008 beperkt tot 12 mg en vanaf 1 januari 2010 tot 11 mg; |
— | verstrekt Bulgarije de Commissie regelmatig bijgewerkte informatie over het tijdschema en de maatregelen tot naleving van de richtlijn. |
8. ENERGIE
31968 L 0414: Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PB L 308 van 23.12.1968, blz. 14), laatstelijk gewijzigd bij:
— | 31998 L 0093: Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14.12.1998 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 100). |
In afwijking van artikel 1, lid 1, van Richtlijn 68/414/EEG is het minimumniveau van de voorraden aardolieproducten tot en met 31 december 2012 niet van toepassing in Bulgarije. Bulgarije dient ervoor te zorgen dat het minimumniveau van zijn voorraden aardolieproducten voor elk van de in artikel 2 genoemde categorieën aardolieproducten gelijk is aan ten minste het volgende aantal dagen gemiddeld binnenlands verbruik per dag als gedefinieerd in artikel 1, lid 1:
— | 30 dagen vóór 1 januari 2007; |
— | 40 dagen vóór 31 december 2007; |
— | 50 dagen vóór 31 december 2008; |
— | 60 dagen vóór 31 december 2009; |
— | 70 dagen vóór 31 december 2010; |
— | 80 dagen vóór 31 december 2011; |
— | 90 dagen vóór 31 december 2012. |
9. TELECOMMUNICATIE EN INFORMATIETECHNOLOGIE
32002 L 0022: Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51).
In afwijking van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2002/22/EG, mag Bulgarije de invoering van nummerportabiliteit uitstellen tot uiterlijk 1 januari 2009.
10. MILIEU
A. LUCHTKWALITEIT
1. | 31994 L 0063: Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 24), gewijzigd bij:
|
2. | 31999 L 0032: Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG (PB L 121 van 11.5.1999, blz. 13), gewijzigd bij:
|
B. BEHEER VAN AFVALSTOFFEN
1. | 31993 R 0259: Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
|
2. | 31994 L 0062: Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10), laatstelijk gewijzigd bij:
|
3. | 31999 L 0031: Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1), gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 5, lid 3, onder a) en b), en bijlage I, punt 2, tweede streepje, van Richtlijn 1999/31/EG, en onverminderd artikel 6, onder c), punt ii) van de richtlijn, en Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen(13), zijn de voorschriften voor vloeibare, corrosieve en oxiderende afvalstoffen, en inzake het voorkomen dat oppervlaktewater in de gestorte afvalstoffen doordringt, tot en met 31 december 2014 niet van toepassing op de 14 onderstaande installaties:
Bulgarije zorgt ervoor dat het storten van afval in deze 14 bestaande, niet aan de voorschriften beantwoordende installaties geleidelijk afneemt, overeenkomstig de onderstaande jaarlijkse maximumhoeveelheden:
|
4. | 32002 L 0096: Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24), gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2002/96/EG dient Bulgarije uiterlijk op 31 december 2008 een gemiddelde hoeveelheid gescheiden ingezamelde AEEA uit particuliere huishoudens van ten minste vier kilogram per inwoner per jaar, alsmede het percentage terugwinning en het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen te halen. |
C. WATERKWALITEIT
31991 L 0271: Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40), laatstelijk gewijzigd bij:
— | 32003 R 1882: Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29.9.2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). |
In afwijking van de artikelen 3, 4 en 5, lid 2, van Richtlijn 91/271/EEG zijn de eisen inzake opvangsystemen en zuivering van stedelijk afvalwater tot en met 31 december 2014 niet van toepassing in Bulgarije, met inachtneming van de volgende tussentijdse doelstelling:
— | voor agglomeraties met een inwonerequivalent van meer dan 10 000 dient per 31 december 2010 aan de richtlijn te zijn voldaan. |
D. INDUSTRIËLE VERVUILING EN RISICOBEHEERSING
1. | 31996 L 0061: Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 96/61/EG zijn in Bulgarije de voorschriften voor de afgifte van vergunningen voor bestaande installaties op de volgende installaties pas van toepassing na de hieronder voor elk van die installaties genoemde datum, voorzover het de verplichting betreft om die installaties overeenkomstig de emissiegrenswaarden, de gelijkwaardige parameters en technische maatregelen, gebaseerd op de beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 9, leden 3 en 4, te exploiteren:
Vóór 30 oktober 2007 worden voor deze installaties volledig gecoördineerde vergunningen afgegeven, met voor iedere installatie bindende tijdschema's voor de volledige toepassing van de voorschriften. Uiterlijk op 30 oktober 2007 moet voldaan zijn aan de algemene beginselen van de fundamentele verplichtingen van de exploitanten die genoemd worden in artikel 3 van de richtlijn. |
2. | 32001 L 0080: Richtlijn 2001/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 inzake de beperking van de emissies van bepaalde verontreinigende stoffen in de lucht door grote stookinstallaties (PB L 309 van 27.11.2001, blz. 1), gewijzigd bij:
|
Aanhangsel bij Bijlage VI
HOOFDSTUK I
Lijst van melkverwerkingsinrichtingen die niet aan de voorschriften beantwoordende melk verwerken bedoeld in Hoofdstuk 4, Afdeling B, punt a), van Bijlage VI
Nr. | Vet. Nr. | Naam en adres van de inrichting | Locatie van de betrokken bedrijfsruimten |
Regio Blagoevgrad — Nr. 1 | |||
1 | BG 0112004 | „Matand” EOOD gr. Pernik ul. „Lenin” 111 | s. Eleshnitsa |
Regio Bourgas — Nr. 2 | |||
2 | BG 0212013 | ET „Marsi-Mincho Bakalov” gr. Burgas j.k. „Vazrajdane” bl. 1 | Burgas j.k. „Pobeda” ul. „Baykal” 9 |
3 | BG 0212027 | DZZD „Mlechen svyat” gr. Burgas j.k. „Izgrev” ul. „Malchika” 3 | s. Debelt ul. „Indje voyvoda” 5 obl. Burgaska |
4 | BG 0212028 | „Vester” OOD gr. Burgas ul. „Fotinov” 36 | s. Sigmen |
5 | BG 0212047 | „Complektstroy” EOOD gr. Burgas ul. „Aleksandar Stamboliiski” 17 | s. Veselie |
Regio Vidin — Nr. 5 | |||
6 | BG 0512025 | „El Bi Bulgarikum” EAD gr. Vidin | gr. Vidin Yujna promishlena zona |
RegioVratsa — Nr. 6 | |||
7 | BG 0612010 | „Hadjiiski i familiya” EOOD s. Gradeshnitsa | s. Gradeshnitsa |
8 | BG 0612027 | „Mlechen ray 99” EOOD gr. Vratsa j.k. „Dabnika” bl. 48 ap. 3 | gr. Vratsa j.k. Bistrets Stopanski dvor |
9 | BG 0612035 | ET „Nivego” s. Chiren | s. Chiren |
Regio Gabrovo — Nr. 7 | |||
10 | BG 0712001 | „Ben Invest” OOD s. Kostenkovtsi obsht. Gabrovo | s. Kostenkovtsi obsht. Gabrovo |
11 | BG 0712002 | „Shipka 97” AD gr. Gabrovo ul. „V. Levski” 2 | gr. Gabrovo ul. „V. Levski” 2 |
12 | BG 0712003 | „Elvi” OOD s. Velkovtsi obsht. Gabrovo | s. Velkovtsi obsht. Gabrovo |
13 | BG 0712008 | „Milkieks” OOD gr. Sevlievo j.k. „d-r Atanas Moskov” | gr. Sevlievo j.k. „Atanas Moskov” |
Regio Dobrich — Nr. 8 | |||
14 | BG 0812002 | „AVITA” OOD gr. Sofia ul. „20-ti April” 6 | s. Tsarichino |
15 | BG 0812008 | „Roles 2000” OOD gr. Varna ul. „Tsar Ivan Shishman” 13 | s. Kardam |
16 | BG 0812019 | „Filipopolis” OOD gr. Plovdiv ul. „Hristo Danov” 2 | s. Jeglartsi |
17 | BG 0812029 | „AKURAT — MLECHNA PROMISHLENOST” OOD gr. Sofia ul. „Baba Vida 2” | gr. Dobrich j.k. „Riltsi” |
18 | BG 0812030 | „FAMA” AD gr. Varna ul. „Evlogi Georgiev” 23 | gr. Dobrich bul. „Dobrudja” 2 |
Regio Kardjali — Nr. 9 | |||
19 | BG 0912004 | ET „Rado” v. Byal izvor | v. Byal izvor obsht. Ardino |
Regio Kiustendil — Nr. 10 | |||
20 | BG 1012012 | „Galkom” OOD gr. Dupnitsa | gr. Dupnitsa ul. „Venelin” 57 |
21 | BG 1012008 | ET „Nikolay Kolev” s. Konyavo | s. Konyavo |
Regio Lovech — Nr. 11 | |||
22 | BG 1112001 | „Prima Lakta” Ltd. gr. Lovech ul. „Troyansko shose” 1 | gr. Lovech ul. „Troyansko shose” |
23 | BG 1112004 | „Mlekoprodukt” OOD gr. Lovech | s. Goran |
24 | BG 1112008 | „Plod” AD gr. Apriltsi | gr. Apriltsi |
25 | BG 1112012 | „Stilos” OOD gr. Dupnitsa ul. „Batenberg” 64 | s. Lesidren |
Regio Pazardjik — Nr. 13 | |||
26 | BG 1312011 | „Eko-F” EAD gr. Sofia ul. „Stara planina” 34 | s. Karabunar |
27 | BG 1312015 | „Mevgal Bulgaria” EOOD gr. Velingrad | gr. Velingrad j.k. „Industrialen” |
28 | BG 1312022 | ET „Palmite-Vesela Popova” gr. Plovdiv ul. „Koprivkite” 23 | gr. Strelcha ul. „Osvobojdenie” 17 |
Regio Pleven — Nr. 15 | |||
29 | BG 1512003 | „Mandra 1” EOOD gr. Obnova | s. Tranchovitsa |
30 | BG 1512006 | „Mandra” OOD gr. Obnova | s. Obnova |
31 | BG 1512008 | ET „Viola” gr. Koynare | gr. Koynare ul. „Hristo Botev” 16 |
32 | BG 1512010 | ET „Militsa Lazarova - 90” gr. Slavyanovo | gr. Slavyanovo ul. „Asen Zlatarev” 2 |
Regio Plovdiv — Nr. 16 | |||
33 | BG 1612009 | ET „D.Madjarov” gr. Plovdiv | gr. Stamboliiski-mandra |
34 | BG 1612013 | ET „Polidey - EI” gr. Karlovo | s. Domlyan |
35 | BG 1612017 | „Snep” OOD gr. Rakovski | gr. Rakovski ul. „F.Stanislavov” 57 |
36 | BG 1612020 | ET „Bor -Chvor” s. Dalbok izvor | s. Dalbok izvor |
37 | BG 1612023 | „Vanela” OOD gr. Plovdiv bul. „Bulgaria” 170 | s. Tsarimir |
38 | BG 1612024 | SD „Kostovi - EMK” gr. Saedinenie | gr. Saedinenie |
39 | BG 1612039 | „Topolovo-Agrokomers” OOD gr. Sofia z.k. Dianabad, bl.20 | s. Topolovo Stopanski dvor |
40 | BG 1612040 | „Mlechni produkti” OOD gr. Plovdiv | s. Manole |
Regio Razgrad — Nr. 17 | |||
41 | BG 1712002 | ET „Rosver” gr. Tsar Kaloyan ul. „Ivan Vazov” 4 | gr. Tsar Kaloyan ul. „Sofia” 41 |
42 | BG 1712010 | „Bulagrotreyd” OOD gr. Ruse ul. „Elin Pelin” 15A | s. Juper |
43 | BG 1712020 | ET „Prelest-Sevim Ahmed” s. Podayva ul. „Struma” 12 | s. Lavino Stopanski dvor |
44 | BG 1712042 | ET „Madar” s. Madrevo ul. „Han Kubrat” 65 | s. Terter Stopanski dvor |
Regio Ruse — Nr. 18 | |||
45 | BG 1812002 | „Laktis-Byala” AD gr. Byala | gr. Byala ul. „Stefan Stambolov” 75 |
46 | BG 1812005 | ET „DAV” gr. Ruse ul. „6-ti Septemvri” 43 | gr. Vetovo |
47 | BG 1812022 | ZKPU „Tetovo” s. Tetovo | s. Tetovo ul. „Tsar Osvoboditel” 5 |
48 | BG 1812011 | ET „Georgi Bojinov-Gogo” s. Nikolovo | s. Nikolovo |
Regio Silistra — Nr. 19 | |||
49 | BG 1912004 | ET „Merone-Hristo Kunev” gr. Silistra bul. „Makedonia” 150 | gr. Alfatar |
50 | BG 1912013 | „JOSI” OOD gr. Sofia ul. „Hadji Dimitar” 142 vh.A | s. Chernolik |
51 | BG 1912024 | „Buldeks” OOD gr. Silistra ul. „D.Donchev” 6 | s. Belitsa |
Regio Sliven — Nr. 20 | |||
52 | BG 2012007 | „Delta lakt” OOD gr. Stara Zagora ul. „Tsar Kaloyan” 20 | s. Stoil Voyvoda |
53 | BG 2012020 | „Yotovi” OOD gr. Sliven j.k. Rechitsa ul. „Kosharite” 12 | gr. Sliven j.k. Rechitsa |
54 | BG 2012022 | „Bratya Zafirovi” OOD gr. Sliven ul. „Treti mart” 7 | gr. Sliven Industrialna zona Zapad |
55 | BG 2012030 | „Agroprodukt” OOD gr. Sliven ul. „Oreshak” 24 | s. Dragodanovo |
56 | BG 2012036 | „Minchevi” OOD s. Korten obl. Sliven | s. Korten obl. Sliven |
Regio Smolian — Nr. 21 | |||
57 | BG 2112001 | „Belev” EOOD gr. Smolyan | gr. Smolyan ul. „Trakiya” 15 |
58 | BG 2112021 | „Rossi” EOOD gr. Dospat | gr. Dospat |
59 | BG 2112018 | ET „Rosen Atanasov-Komers” s. Kutela | s. Kutela |
60 | BG 2112023 | ET „Iliyan Isakov” s. Trigrad | s. Trigrad obsht. Devin |
Regio Sofia stad — Nr. 22 | |||
61 | BG 2212001 | „Danon — Serdika” AD gr. Sofia ul. „Ohridsko ezero” 3 | ul. „Ohridsko ezero” 3 |
62 | BG 2212002 | „Formalat” EOOD s. G.Lozen ul. „Saedinenie” 132 | s. G. Lozen ul. „Saedinenie” 132 |
63 | BG 2212009 | „Serdika-94” OOD j.k. Jeleznitsa | j.k. Jeleznitsa |
64 | BG 2212022 | „Megle - MJ” OOD ul. „Probuda” 14 | ul. „Probuda” 12-14 |
65 | BG 2212023 | „EL BI BULGARIKUM” EAD gr. Sofia ul. „Saborna” 9 | ul. „Malashevska” 12A |
Regio Sofia district — Nr. 23 | |||
66 | BG 2312013 | ET „Dobrev” s. Dragushinovo | s. Dragushinovo |
67 | BG 2312016 | AD „Bovis” s. Trudovets | s. Trudovets |
68 | BG 2312026 | „Dyado Liben” OOD gr. Sofia ul. „Hubcha” 2 | gr. Koprivshtitsa bul. „H.Nencho Palaveev” 137 |
69 | BG 2312033 | „Balkan Spetsial” OOD gr. Sofia | s. Gorna Malina |
70 | BG 2312002 | ET „Danim” gr. Elin Pelin | gr. Elin Pelin bul. „Vitosha” 18A |
Regio Stara Zagora — Nr. 24 | |||
71 | BG 2412019 | „Dekada” OOD gr. Stara Zagora bul. „Ruski” 41 et.3 ap.9 | s. Elhovo |
72 | BG 2412023 | Agricultural Institute gr. Stara Zagora | gr. Stara Zagora |
73 | BG 2412033 | „Gospodinovi” OOD gr. Stara Zagora pl. „Beroe” 1 ap.21 | s. Julievo |
Regio Targovishte — Nr. 25 | |||
74 | BG 2512004 | „PIP Trade” OOD gr. Sofia ul. „Baba Vida” 2 | s. Davidovo |
75 | BG 2512006 | „Hadad” OOD s. Makariopolsko | s. Makariopolsko |
76 | BG 2512016 | „Milktreyd-BG” OOD gr. Sofia obsht. „Studentska” 58-A-115 | s. Saedinenie obl. Targovishte |
77 | BG 2512017 | „YU E S - Komers” OOD gr. Opaka | s. Golyamo Gradishte ul. „Rakovski” 2 |
Regio Yambol — Nr. 28 | |||
78 | BG 2812002 | „Arachievi” OOD gr. Elhovo ul. „Bakalov” 19 | s. Kirilovo |
79 | BG 2812003 | „Balgarski jogurt” OOD s. Ravda ul. „Struma” 8 | s. Veselinovo Kompleks „Ekaterina” |
80 | BG 2812025 | „Sakarela” OOD gr. Yambol ul. „Hr. Botev” 24-B-15 | gr. Yambol ul. „Preslav” 269 |
HOOFDSTUK II
Lijst van melkinrichtingen voor de verwerking van melk die wel en melk die niet aan de voorschriften voldoet bedoeld in Hoofdstuk 4, Afdeling B, punten a) en c), van Bijlage VI
Nr. | Vet. Nr. | Naam en adres van de inrichting | Locatie van de betrokken bedrijfsruimten |
Regio Veliko Turnovo — Nr. 4 | |||
1 | BG 0412002 | „Sofbiolayf-BG” OOD gr. Svishtov | gr. Svishtov ul. „33-ti svishtovski polk.” 67 |
2 | BG 0412009 | „Milki-luks” OOD gr. Plovdiv | s. Byala Cherkva |
3 | BG 0412010 | „Bi Si Si Handel” OOD gr. Elena | gr. Elena ul. „Treti mart” 19 |
Regio Vratsa — Nr. 6 | |||
4 | BG 0612012 | ET „Zorov - 97” gr. Vratsa j.k. Kulata ul. „Palkovitsa” 7 | Vrachanski balkan, mestnost „Parshevitsa” |
Regio Dobrich — Nr. 8 | |||
5 | BG 0812009 | „Serdika - 90” AD gr. Dobrich | gr. Dobrich ul. „25 septemvri” 100 |
Regio Lovech — Nr. 11 | |||
6 | BG 1112006 | „Kondov Ekoproduktsiya” OOD gr. Sofia | s. Staro selo |
Regio Plovdiv — Nr. 16 | |||
7 | BG 1612001 | „OMK” gr. Sofia | gr. Plovdiv bul. „Dunav” 3 |
8 | BG 1612002 | „Shipka 99” OOD gr. Parvomay | gr. Parvomay |
9 | BG 1612037 | „Filipopolis-RK” OOD gr. Plovdiv | gr. Plovdiv j.k. „Proslav” ul. „Prosveta” 2A |
10 | BG 1612041 | „Elit-95” EOOD s. Dalbok izvor | s. Dalbok izvor |
Regio Ruse — Nr. 18 | |||
11 | BG 1812003 | „Sirma Prista” AD gr. Ruse | gr. Ruse bul. „3-ti mart” 1 |
Regio Sliven — Nr. 20 | |||
12 | BG 2012006 | „Mlechen pat” AD gr. Sofia ul. „Vasil Levski” 109 | gr. Nova Zagora j.k. Industrialen |
13 | BG 2012009 | „Vangard” OOD gr. Sliven ul. „Al. Stamboliiski” 1 | s. Jelyo voyvoda obl. Sliven |
14 | BG 2012019 | „Hemus milk komers” OOD gr. Sliven ul. „Neofit Rilski” 3a | gr. Sliven Industrialna zona Zapad j.k. 10 |
15 | BG 2012042 | „Tirbul” EAD gr. Sliven | „Tirbul” EAD gr. Sliven |
Regio Stara Zagora — Nr. 24 | |||
16 | BG 2412005 | „Markeli” AD gr. Stara Zagora ul. „Sv.Kn.Boris” 67 et.3 ap.6 | gr. Kazanlak j.k. Industrialen |
Regio Targovishte — Nr. 25 | |||
17 | BG 2512001 | „Mladost - 2002” OOD gr. Targovishte | gr. Targovishte bul. „29-ti yanuari” 7 |
18 | BG 2512020 | „Mizia-Milk” OOD gr. Targovishte ul. „Rodopi” 5 | gr. Targovishte Industrialna zona |
Regio Haskovo — Nr. 26 | |||
19 | BG 2612047 | „Balgarsko sirene” OOD gr. Harmanli ul. „Gotse Delchev” 1 | gr. Haskovo bul. „Saedinenie” 94 |
Regio Yambol — Nr. 28 | |||
20 | BG 2812022 | „Karil i Tanya” OOD gr. Yambol | gr. Yambol ul. „Graf Ignatiev” 189 |
BIJLAGE VII
Lijst bedoeld in artikel 23 van de Toetredingsakte: Overgangsmaatregelen Roemenië
1. VRIJ VERKEER VAN PERSONEN
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
31968 R 1612: Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap (PB L 257 van 19.10.1968, blz. 2), laatstelijk gewijzigd bij:
|
31996 L 0071: Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1); |
32004 L 0038: Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77). |
1. | Wat betreft het vrij verkeer van werknemers en het vrij verrichten van diensten dat gepaard gaat met tijdelijk verkeer van werknemers als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG tussen Roemenië enerzijds en elk van de huidige lidstaten anderzijds, zijn artikel 39 en de eerste alinea van artikel 49 van het EG-Verdrag slechts volledig van toepassing onder voorbehoud van de overgangsregelingen van de punten 2 tot en met 14. |
2. | In afwijking van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 zullen de huidige lidstaten tot het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Roemenië nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen om de toegang van Roemeense onderdanen tot hun arbeidsmarkten te regelen. De huidige lidstaten mogen dergelijke maatregelen blijven toepassen tot het einde van het vijfde jaar na de datum van toetreding van Roemenië. Roemeense onderdanen die op de datum van toetreding legaal in een huidige lidstaat werken, en wier toelating tot de arbeidsmarkt van die lidstaat voor een ononderbroken periode van 12 maanden of meer geldt, hebben toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat, maar niet tot de arbeidsmarkt van andere lidstaten die nationale maatregelen toepassen. Roemeense onderdanen die na de toetreding gedurende een ononderbroken periode van 12 maanden of meer tot de arbeidsmarkt van een huidige lidstaat zijn toegelaten, genieten dezelfde rechten. De in de tweede en derde alinea bedoelde Roemeense onderdanen verliezen de aldaar vermelde rechten als zij de arbeidsmarkt van de betrokken huidige lidstaat vrijwillig verlaten. Roemeense onderdanen die op de datum van toetreding of gedurende een periode waarin nationale maatregelen worden toegepast, legaal werkten in een huidige lidstaat, en die voor minder dan 12 maanden tot de arbeidsmarkt van die lidstaat waren toegelaten, genieten deze rechten niet. |
3. | Vóór het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Roemenië wordt het functioneren van de overgangsmaatregelen van punt 2 door de Raad getoetst op basis van een verslag van de Commissie. Na afronding van de toetsing en uiterlijk aan het einde van het tweede jaar na de datum van toetreding van Roemenië delen de huidige lidstaten de Commissie mee of zij de nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen blijven toepassen, dan wel of zij voortaan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing. |
4. | Op verzoek van Roemenië kan de toetsing eenmaal worden herhaald. De in punt 3 bedoelde procedure is van toepassing en wordt binnen zes maanden vanaf de datum van ontvangst van het verzoek van Roemenië voltooid. |
5. | Een lidstaat die aan het einde van de in punt 2 bedoelde periode van vijf jaar de nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen handhaaft, mag in geval van ernstige verstoringen van zijn arbeidsmarkt of het dreigen daarvan en na kennisgeving aan de Commissie deze maatregelen tot aan het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding van Roemenië blijven toepassen. Bij gebreke van een dergelijke kennisgeving zijn de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing. |
6. | De lidstaten waar gedurende de periode van zeven jaar na de datum van toetreding, krachtens punt 3, 4 of 5, de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing zijn ten aanzien van Roemeense onderdanen en die gedurende deze periode om redenen van toezicht arbeidsvergunningen aan Roemeense onderdanen afgeven, doen zulks automatisch. |
7. | De lidstaten waar, krachtens punt 3, 4 of 5, ten aanzien van Roemeense onderdanen de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van toepassing zijn, mogen tot het einde van het zevende jaar na de datum van toetreding, de in de volgende alinea's omschreven procedures toepassen. Wanneer een in de eerste alinea bedoelde lidstaat verstoringen van de arbeidsmarkt ondervindt of voorziet die een serieuze bedreiging kunnen vormen voor de levensstandaard of het werkgelegenheidspeil in een bepaalde regio of binnen een bepaalde beroepsgroep, stelt deze de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis en verstrekt hun alle dienstige gegevens. Op basis van deze informatie kan de lidstaat de Commissie verzoeken te bepalen dat de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort om in die regio of beroepsgroep de normale toestand te herstellen. Uiterlijk twee weken na de ontvangst van het verzoek neemt de Commissie een besluit over de opschorting en over de duur en de werkingssfeer ervan en stelt zij de Raad in kennis van dit besluit. Binnen twee weken na de datum van het besluit van de Commissie kan elke lidstaat de Raad verzoeken dat besluit te vernietigen of te wijzigen. Binnen twee weken na dat verzoek neemt de Raad een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Een in de eerste alinea bedoelde lidstaat kan in dringende en uitzonderlijke gevallen de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 opschorten, waarna een met redenen omklede kennisgeving aan de Commissie wordt gedaan. |
8. | Zolang de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68, krachtens de punten 2 tot en met 5 en punt 7, is opgeschort, blijft artikel 23 van Richtlijn 2004/38/EG van toepassing ten aanzien van onderdanen van de huidige lidstaten in Roemenië en ten aanzien van Roemeense onderdanen in de huidige lidstaten, onder de volgende voorwaarden en, inzoverre het gaat om het recht van gezinsleden van werknemers om werk aan te nemen:
Deze bepalingen doen geen afbreuk aan gunstiger nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen. |
9. | Voorzover sommige bepalingen van Richtlijn 2004/38/EG, waarin bepalingen van Richtlijn 68/360/EEG(1) zijn overgenomen, onlosmakelijk verbonden zijn met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1612/68 waarvan de toepassing uit hoofde van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 wordt opgeschort, mogen Roemenië en de huidige lidstaten van eerstgenoemde bepalingen afwijken voorzover zulks voor de toepassing van de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 en 8 nodig is. |
10. | Als de huidige lidstaten krachtens de bovenstaande overgangsregelingen nationale maatregelen of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen toepassen, mag Roemenië ten aanzien van de onderdanen van de bewuste lidstaat of lidstaten gelijkwaardige maatregelen handhaven. |
11. | Indien de toepassing van de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 door een van de huidige lidstaten wordt opgeschort, mag Roemenië de procedure van punt 7 toepassen ten aanzien van Bulgarije. Tijdens die periode worden de arbeidsvergunningen die Roemenië om redenen van toezicht afgeeft aan onderdanen van Bulgarije, automatisch afgegeven. |
12. | Elke huidige lidstaat die overeenkomstig de punten 2 tot en met 5 en de punten 7 tot en met 9 nationale maatregelen toepast, kan krachtens de nationale wetgeving een vrijer verkeer van werknemers invoeren dan op de datum van toetreding het geval is, met inbegrip van volledige toegang tot de arbeidsmarkt. Vanaf het derde jaar na de datum van toetreding kan elke huidige lidstaat die nationale maatregelen toepast, te allen tijde besluiten in de plaats daarvan de artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 toe te passen. Van dit besluit wordt kennis gegeven aan de Commissie. |
13. | Teneinde in te spelen op ernstige verstoringen of dreigende verstoringen in specifieke, gevoelige dienstensectoren op hun arbeidsmarkten, die in bepaalde regio's als gevolg van de in artikel 1 van Richtlijn 96/71/EG bedoelde transnationale dienstverrichtingen zouden kunnen ontstaan, en zolang zij uit hoofde van bovenstaande overgangsregelingen, nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen op het vrij verkeer van Roemeense werknemers toepassen, mogen Duitsland en Oostenrijk, na kennisgeving aan de Commissie, afwijken van artikel 49, eerste alinea, van het EG-Verdrag, teneinde in de context van dienstverrichting door in Roemenië gevestigde ondernemingen, het tijdelijk verkeer te beperken van werknemers wier recht om in Duitsland en Oostenrijk werk aan te nemen onder nationale maatregelen valt. De lijst van dienstensectoren die onder deze afwijkende regeling kunnen vallen, is als volgt:
Voorzover Duitsland en Oostenrijk in overeenstemming met de voorgaande alinea's afwijken van artikel 49, eerste alinea, van het EG-Verdrag, mag Roemenië, na kennisgeving hiervan aan de Commissie, gelijkwaardige maatregelen treffen. De toepassing van dit punt mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor het tijdelijke verkeer van werknemers in de context van transnationale dienstverrichtingen tussen Duitsland of Oostenrijk en Roemenië dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden. |
14. | De toepassing van de punten 2 tot en met 5 en 7 tot en met 12 mag niet leiden tot strengere voorwaarden voor de toegang van Roemeense onderdanen tot de arbeidsmarkten van de huidige lidstaten dan de op de datum van ondertekening van het toetredingsverdrag geldende voorwaarden. Niettegenstaande de toepassing van het bepaalde in de punten 1 tot en met 13 geven de huidige lidstaten, wat de toegang tot hun arbeidsmarkt betreft, gedurende eender welke periode tijdens welke nationale of uit bilaterale overeenkomsten voortvloeiende maatregelen worden toegepast, voorrang aan werknemers die onderdaan van de lidstaten zijn boven werknemers die onderdaan van een derde land zijn. Legaal in een andere lidstaat verblijvende en werkende Roemeense migrerende werknemers en hun gezinnen, en legaal in Roemenië verblijvende en werkende migrerende werknemers van andere lidstaten en hun gezinnen mogen niet restrictiever worden behandeld dan in de betrokken lidstaat c.q. Roemenië verblijvende en werkende migrerende werknemers en hun gezinnen uit een derde land. Voorts mogen in Roemenië verblijvende en werkende migrerende werknemers uit derde landen uit hoofde van het beginsel van de communautaire preferentie geen gunstiger behandeling krijgen dan Roemeense onderdanen. |
2. VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN
31997 L 0009: Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22).
In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 97/9/EG is het minimumbedrag van de compensatie tot en met 31 december 2011 niet van toepassing in Roemenië. Roemenië zorgt ervoor dat zijn beleggerscompensatiestelsel voorziet in een dekking van niet minder dan 4 500 EUR van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007, niet minder dan 7 000 EUR van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, niet minder dan 9 000 EUR van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009, niet minder dan 11 000 EUR van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, en niet minder dan 15 000 EUR van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011.
Gedurende de overgangsperiode behouden de andere lidstaten het recht om een op hun grondgebied gevestigd bijkantoor van een Roemeense beleggingsonderneming te beletten werkzaam te zijn, tenzij en totdat dat bijkantoor is toegetreden tot een officieel erkend beleggerscompensatiestelsel op het grondgebied van de betrokken lidstaat om het verschil tussen het Roemeense compensatieniveau en het in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 97/9/EG genoemde minimumbedrag te dekken.
3. VRIJ VERKEER VAN KAPITAAL
Verdrag betreffende de Europese Unie,
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap
1. | Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is, mag Roemenië gedurende een periode van vijf jaar na de datum van toetreding de in zijn bij de ondertekening van de Toetredingsakte bestaande wetgeving vastgestelde beperkingen handhaven ten aanzien van het verwerven van de eigendom van grond voor tweede woningen door niet in Roemenië verblijvende onderdanen van de lidstaten of de staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER), alsmede door ondernemingen die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat of een EER-staat, en die niet op het grondgebied van Roemenië zijn gevestigd, en daar evenmin een bijkantoor of een vertegenwoordiging hebben. Onderdanen van de lidstaten en onderdanen van staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en die wettig in Roemenië verblijven, vallen niet onder het bepaalde in de voorgaande alinea, en worden niet onderworpen aan andere voorschriften en procedures dan die welke gelden voor de onderdanen van Roemenië. |
2. | Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is, mag Roemenië, gedurende een periode van zeven jaar na de datum van toetreding, de in zijn bij de ondertekening van de Toetredingsakte bestaande wetgeving vastgestelde beperkingen handhaven ten aanzien van het verwerven van landbouwgronden, bossen en bosbouwgronden door onderdanen van de lidstaten, onderdanen van de staten die partij zijn bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte (EER), alsmede door ondernemingen die zijn opgericht overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat of een EER-staat, en die niet in Roemenië zijn gevestigd of geregistreerd. In geen geval mogen onderdanen van de lidstaten bij de verwerving van landbouwgronden, bossen en bosbouwgronden een minder gunstige behandeling ontvangen dan op het moment van de ondertekening van het Toetredingsverdrag, en evenmin mogen op hen stringentere beperkingen van toepassing zijn dan op onderdanen van een derde land. Zelfstandige landbouwers die onderdaan zijn van een andere lidstaat en die zich in Roemenië wensen te vestigen en er wensen te wonen, vallen niet onder het bepaalde in de voorgaande alinea en worden niet onderworpen aan andere procedures dan die welke gelden voor de onderdanen van Roemenië. In het derde jaar na de toetreding vindt er een algemene evaluatie van deze overgangsmaatregelen plaats. De Commissie brengt daartoe verslag uit bij de Raad. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluiten om de in de eerste alinea vermelde overgangsperiode in te korten of te beëindigen. |
4. MEDEDINGINGSBELEID
A. FISCALE STEUN
1. Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Titel VI, Hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
a) | Niettegenstaande de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, mag Roemenië aan ondernemingen die vóór 1 juli 2003 het certificaat van permanente investeerder in een achterstandsgebied hebben verkregen, vrijstellingen van vennootschapsbelasting blijven verlenen op grond van Noodbesluit nr. 24/1998 van de regering inzake achterstandsgebieden, als gewijzigd:
|
b) | Roemenië brengt de volgende elementen ter kennis van de Commissie:
|
2. Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Titel VI, Hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
a) | Niettegenstaande de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag, mag Roemenië aan ondernemingen die voor 1 juli 2002 handelsovereenkomsten hebben gesloten met de instanties van de vrijhandelszones, tot en met 31 december 2011 vrijstellingen voor royalty's blijven verlenen op grond van Wet nr. 84/1992 inzake vrijhandelszones, als gewijzigd, onder de volgende voorwaarden:
|
b) | Roemenië brengt de volgende elementen ter kennis van de Commissie:
|
B. HERSTRUCTURERING VAN DE STAALSECTOR
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap: Titel VI, Hoofdstuk 1, Regels betreffende de mededinging
1. | Ondanks de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag wordt overheidssteun die van 1993 tot en met 2004 door Roemenië wordt verleend voor de herstructurering van nader bepaalde delen van de Roemeense ijzer- en staalindustrie als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwd onder de volgende voorwaarden:
|
2. | Uitsluitend in aanhangsel A, deel I, vermelde ondernemingen (hierna „begunstigde ondernemingen” genoemd) komen in aanmerking voor overheidssteun in het kader van het herstructureringsprogramma voor de Roemeense ijzer- en staalindustrie. |
3. | De herstructurering van de Roemeense ijzer- en staalindustrie, zoals beschreven in de individuele bedrijfsplannen van de begunstigde ondernemingen en in het nationale herstructureringsprogramma, en in overeenstemming met de voorwaarden van dit protocol en aanhangsel A, moet uiterlijk op 31 december 2008 (hierna „het einde van de herstructureringsperiode” genoemd) voltooid zijn. |
4. | Het is een begunstigde onderneming niet toegestaan:
|
5. | Mocht de eigendom van de begunstigde ondernemingen nadien worden gewijzigd, dan worden de in deze bepalingen en aanhangsel A omschreven voorwaarden en beginselen inzake rendabiliteit, overheidssteun en capaciteitsvermindering daarbij nageleefd. |
6. | Ondernemingen die niet zijn opgenomen in de lijst van „begunstigde ondernemingen” van aanhangsel A, deel I, komen niet in aanmerking voor overheidssteun voor herstructurering of enige andere steun die niet verenigbaar wordt geacht met de communautaire voorschriften inzake overheidssteun, en van deze ondernemingen zal geen capaciteitsvermindering worden geëist. Capaciteitsreducties bij deze ondernemingen zullen niet meetellen in de minimumcapaciteitsvermindering. |
7. | Bij de vaststelling van het totaalbedrag van de voor de begunstigde ondernemingen goed te keuren bruto-herstructureringssteun zal voor elke afzonderlijke steunmaatregel in het definitieve, door de Roemeense overheid goed te keuren nationaal herstructureringsprogramma en in de individuele bedrijfsplannen worden beoordeeld of voldaan is aan de in artikel 9, lid 4, van Protocol nr. 2 bij de Europa-overeenkomst genoemde criteria, en zal de Raad worden verzocht er zijn goedkeuring aan te hechten. Het totaalbedrag van de toegekende en uitbetaalde bruto-herstructureringssteun voor de periode 1993-2004 bedraagt in geen geval meer dan 49 985 miljard ROL. Binnen dit totale plafond zijn er submaxima, hetgeen betekent dat in de periode 1993-2004 aan elke begunstigde onderneming de volgende maximumbedragen mogen worden toegekend en uitbetaald:
De steun leidt ertoe dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode onder normale marktvoorwaarden levensvatbaar zijn. Het bedrag en de intensiteit van deze steun blijven strikt beperkt tot hetgeen voor dit herstel van de levensvatbaarheid absoluut noodzakelijk is. De levensvatbaarheid zal worden bepaald onder verwijzing naar de in aanhangsel A, deel III, omschreven benchmarks. Roemenië verleent daarna geen verdere overheidssteun voor herstructurering meer aan zijn ijzer- en staalindustrie. |
8. | De in de periode 1993-2008 door de begunstigde ondernemingen te bereiken totale netto capaciteitsvermindering bedraagt minimaal 2,05 miljoen ton. Voor de berekening van deze capaciteitsvermindering wordt alleen definitieve sluiting van de betrokken warmwalsinstallaties door middel van fysieke vernietiging in aanmerking genomen, zodat de productie-installaties niet opnieuw in bedrijf kunnen worden gesteld. De faillietverklaring van een begunstigde onderneming geldt niet als capaciteitsvermindering(9). Voor de minimale netto-capaciteitsvermindering van 2,05 miljoen ton en de data voor zowel het stopzetten van de productie als de definitieve sluiting van de betrokken installaties wordt het in aanhangsel A, deel II, beschreven tijdschema gevolgd. |
9. | De individuele bedrijfsplannen bevatten de schriftelijke goedkeuring van de begunstigde ondernemingen. Zij worden voornamelijk als volgt uitgevoerd:
|
10. | Voor alle daaropvolgende wijzigingen in de nationale herstructureringsplannen en de individuele bedrijfsplannen is de goedkeuring van de Commissie c.q. van de Raad vereist. |
11. | De uitvoering van de herstructurering moet in volledige transparantie en op basis van gezonde markteconomische beginselen plaatsvinden. |
12. | De Commissie en de Raad zullen van dichtbij toezien op de uitvoering van het herstructureringsplan en de diverse individuele bedrijfsplannen, alsmede op het vervullen van de in deze bepalingen en aanhangsel A opgenomen voorwaarden vóór en na de toetreding, en zulks tot 2009. De Commissie zal met name toezien op de voornaamste verbintenissen en bepalingen in de punten 7 en 8 betreffende overheidssteun, levensvatbaarheid en capaciteitsreducties, daarbij gebruik makend van inzonderheid de in punt 9 en aanhangsel A, deel III, omschreven herstructureringsbenchmarks. Daartoe brengt de Commissie verslag uit aan de Raad. |
13. | Het toezicht omvat een onafhankelijke evaluatie, die in de periode van 2005 tot en met 2009 ieder jaar plaatsvindt . |
14. | Roemenië zal volledig meewerken met alle regelingen voor toezicht. Het betreft met name de volgende regelingen:
|
15. | Er vinden halfjaarlijkse vergaderingen plaats van een raadgevend comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Roemeense autoriteiten en de Commissie. De bijeenkomsten van dit raadgevend comité kunnen tevens op een ad hoc-basis worden gehouden indien de Commissie zulks noodzakelijk acht. |
16. | Indien de Commissie bij de uitoefening van het toezicht constateert dat er aanzienlijke afwijkingen zijn ten opzichte van de macro-economische prognoses, de financiële situatie van de begunstigde ondernemingen of de levensvatbaarheidsbeoordeling, kan zij eisen dat Roemenië passende maatregelen neemt om de herstructureringsmaatregelen van de betrokken begunstigde ondernemingen aan te scherpen of te wijzigen. |
17. | Indien uit het toezicht blijkt dat:
neemt de Commissie passende maatregelen om van betrokken ondernemingen de terugbetaling te eisen van eventuele steun die werd verleend zonder dat de in deze bepalingen en aanhangsel A opgenomen voorwaarden werden nagekomen. Zo nodig zal gebruik worden gemaakt van de vrijwaringsclausule van artikel 37 van de Akte, of van artikel 39 van de Akte. |
5. LANDBOUW
A. LANDBOUWWETGEVING
31999 R 1493: Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
— | 32003 R 1795: Verordening (EG) nr. 1795/2003 van de Commissie van 13.10.2003 (PB L 262 van 14.10.2003, blz. 13). |
In afwijking van artikel 19, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 kan Roemenië herbeplantingsrechten erkennen die zijn toegekend op grond van het rooien van gemengde rassen die niet zijn opgenomen in de indeling van wijnstokrassen, geteeld op een oppervlakte van 30 000 hectaren. Deze herbeplantingsrechten mogen uiterlijk tot en met 31 december 2014 worden aangewend en uitsluitend voor het beplanten met Vitis vinifera.
De herstructurering en omschakeling van deze wijngaarden zal niet in aanmerking komen voor communautaire steun krachtens artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1493/1999. Er mag evenwel nationale staatssteun worden toegekend voor de kosten die voortvloeien uit deze herstructurering en omschakeling. Die steun mag niet hoger liggen dan 75% van alle kosten per wijngaard.
B. VETERINAIRE EN FYTOSANITAIRE WETGEVING
I. VETERINAIRE WETGEVING
32004 R 0852: Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).
32004 R 0853: Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
a) | De structurele voorschriften van Verordening (EG) nr. 852/2004, bijlage II, hoofdstuk II, en van Verordening (EG) nr. 853/2004, bijlage III, sectie I, hoofdstuk II en hoofdstuk III, sectie II, hoofdstuk II en hoofdstuk III, en sectie V, hoofdstuk I, zijn tot en met 31 december 2009 niet van toepassing op de in aanhangsel B bij deze bijlage opgenomen inrichtingen in Roemenië, onder de hiernavolgende voorwaarden. |
b) | Zolang de bepalingen van punt a) van toepassing zijn op de in dat punt bedoelde inrichtingen, worden producten afkomstig van die inrichtingen uitsluitend op de nationale markt in de handel gebracht of gebruikt voor verdere verwerking in inrichtingen in Roemenië waarvoor de bepalingen van punt a) eveneens gelden, ongeacht de datum waarop zij in de handel worden gebracht. Deze producten dragen een gezondheids- of identificatiemerk dat verschilt van dat waarin is voorzien in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 853/2004. De vorige alinea geldt ook voor alle producten die afkomstig zijn uit geïntegreerde vleesinrichtingen waarvan een gedeelte onder het bepaalde in punt a) valt. |
c) | Tot en met 31 december 2009 mogen de in aanhangsel B bij deze bijlage genoemde melkverwerkingsinrichtingen leveringen van rauwe melk ontvangen die niet voldoen aan of niet zijn behandeld in overeenstemming met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004, bijlage III, sectie IX, hoofdstuk I, subhoofdstukken II en III, op voorwaarde dat de bedrijven die de melk leveren, zijn opgenomen op de lijst die daartoe door de Roemeense autoriteiten wordt bijgehouden. Roemenië dient jaarlijks bij de Commissie een verslag in over de gemaakte vorderingen bij het verbeteren van deze melkveebedrijven en de regelingen voor het ophalen van de melk. |
d) | Roemenië zorgt ervoor dat geleidelijk wordt voldaan aan de in punt a) bedoelde structurele voorschriften. Vóór de datum van toetreding dient Roemenië bij de Commissie een door de bevoegde nationale veterinaire autoriteit goedgekeurd verbeteringsplan in voor elk van de in aanhangsel B vermelde inrichtingen waarvoor de maatregel van punt a) geldt. Het plan omvat een lijst van alle tekortkomingen met betrekking tot de in punt a) vermelde voorschriften en de geplande datum voor het verhelpen ervan. Roemenië dient jaarlijks bij de Commissie een verslag in over de gemaakte vorderingen in elk van de inrichtingen. Roemenië zorgt ervoor dat alleen inrichtingen die uiterlijk op 31 december 2009 volledig aan deze voorschriften voldoen, in werking mogen blijven. |
e) | Voor de toetreding en tot en met 31 december 2009 kan de Commissie overeenkomstig de in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002(10) bedoelde procedure aanhangsel B bij deze bijlage actualiseren en in dat verband individuele inrichtingen toevoegen of schrappen, in het licht van de vorderingen met het verhelpen van de bestaande tekortkomingen en het resultaat van het toezichtproces. Nadere uitvoeringsbepalingen die de vlotte werking van bovenstaande overgangsregeling moeten waarborgen, kunnen worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002 bedoelde procedure. |
II. FYTOSANITAIRE WETGEVING
31991 L 0414: Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
— | 32004 L 0099: Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie van 1.10.2004 (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 6). |
In afwijking van artikel 13, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG, mag Roemenië de in bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG genoemde termijnen voor het verstrekken van informatie over de thans in Roemenië toegestane en uitsluitend op het Roemeense grondgebied in de handel gebrachte gewasbeschermingsmiddelen die koperverbindingen (sulfaat, oxychloride of hydroxide), zwavel, acetochloor, dimethoaat en 2,4-D bevatten, verlengen, mits die ingrediënten dan zijn opgenomen in bijlage I bij deze richtlijn. Voornoemde termijnen mogen uiterlijk tot en met 31 december 2009 worden verlengd, behalve voor 2,4-D, waarvoor de termijn uiterlijk tot en met 31 december 2008 mag worden verlengd. De bovenstaande bepalingen gelden uitsluitend voor verzoekende bedrijven die reeds voor 1 januari 2005 daadwerkelijk met het produceren of inwinnen van de vereiste gegevens zijn begonnen.
6. VERVOERSBELEID
1. | 31993 R 3118: Verordening (EEG) nr. 3118/93 van de Raad van 25 oktober 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn (PB L 279 van 12.11.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
|
2. | 31996 L 0053: Richtlijn. 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 96/53/EG mogen voertuigen die voldoen aan de grenswaarden van de punten 3.2.1., 3.4.1., 3.4.2. en 3.5.1. van bijlage I bij die richtlijn tot en met 31 december 2013 alleen gebruik maken van niet-aangepaste gedeelten van het Roemeense wegennet indien zij voldoen aan de Roemeense grenswaarden inzake asdruk. Vanaf de datum van toetreding mogen geen beperkingen meer worden opgelegd op het gebied van het gebruik door voertuigen die voldoen aan de eisen van Richtlijn 96/53/EG, van de in bijlage 5 bij de vervoersovereenkomst EG/Roemenië(11) en bijlage I bij Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet(12) vermelde hoofdtransitoroutes, die hierna worden opgesomd:
Roemenië dient zich te houden aan het in de hiernavolgende tabel vervatte tijdschema voor de aanpassing van zijn secundaire wegennet zoals aangegeven op de hiernavolgende kaart. Bij alle investeringen in infrastructuur waarbij wordt geput uit middelen afkomstig uit de Gemeenschapsbegroting, moeten de wegen worden aangelegd/aangepast voor een druk van 11,5 ton per as. Naarmate de aanpassingen vorderen, wordt het Roemeense secundaire wegennet geleidelijk opengesteld voor voertuigen voor internationaal vervoer die voldoen aan de grenswaarden van de richtlijn. Met het oog op laad- en losoperaties, en waar zulks technisch mogelijk is, zal tijdens de gehele overgangsperiode het gebruik van niet-aangepaste gedeelten van het secundaire wegennet worden toegestaan. Vanaf de datum van toetreding mogen alle voertuigen in het internationaal vervoer die aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoen, uitsluitend tijdelijke extra heffingen op het Roemeense secundaire wegvervoersnet opgelegd krijgen, indien ze de nationale grenswaarden inzake asdruk overschrijden. Deze voertuigen mogen geen tijdelijke extra heffingen op het Roemeense secundaire wegennet opgelegd krijgen wanneer ze de nationale grenswaarden inzake afmetingen of het totale gewicht van het voertuig overschrijden. Wanneer het voertuigen in het internationaal vervoer betreft die aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoen, en die zijn uitgerust met luchtveringssystemen, dienen de heffingen ten minste 25% lager te liggen. Tijdelijke extra heffingen voor het gebruik van de niet-aangepaste delen van het secundaire wegennet door voertuigen in het internationaal goederenvervoer die voldoen aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG moeten op een niet-discriminerende manier in rekening worden gebracht. Het systeem van heffingen moet transparant zijn, en de betaling ervan mag geen buitensporige administratieve lasten of vertragingen meebrengen voor de gebruiker, en mag al evenmin aanleiding geven tot stelselmatige controles van de asdruk aan de grensposten. De handhaving van de grenswaarden inzake de asdruk dient op het gehele grondgebied op een niet-discriminerende wijze te geschieden en dient tevens daadwerkelijk te worden toegepast op in Roemenië ingeschreven voertuigen. De heffingen voor voertuigen zonder luchtvering die aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoen, mogen niet meer bedragen dan hetgeen is vastgesteld in de onderstaande tabel (uitgedrukt in cijfers van 2002). Voor voertuigen met luchtvering die aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoen, dienen de heffingen ten minste 25% lager te liggen. Maximale heffingen (cijfers van 2002) voor voertuigen zonder luchtvering die aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoen,
Tijdschema voor de aanpassing van het secundaire wegennet dat geleidelijk zal worden opengesteld voor voertuigen die aan de grenswaarden van Richtlijn 96/53/EG voldoen
|
3. | 31999 L 0062: Richtlijn 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (PB L 187 van 20.7.1999, blz. 42), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 6, lid 1, van Richtlijn 1999/62/EG zijn de in Bijlage I bij de richtlijn opgenomen minimumbelastingtarieven in Roemenië tot en met 31 december 2010 niet van toepassing op voertuigen die uitsluitend binnenlands vervoer verrichten. In de tussenliggende periode zullen de tarieven die door Roemenië op deze voertuigen worden toegepast, geleidelijk worden verhoogd tot het niveau van de in bijlage I bij de richtlijn opgenomen minimumbelastingtarieven, overeenkomstig het volgende schema:
|
7. BELASTINGEN
1. | 31977 L 0388: Zesde Richtlijn van de Raad (77/388/EEG) van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
Met het oog op de toepassing van artikel 28, lid 3, onder b), van Richtlijn 77/388/EEG mag Roemenië een BTW-vrijstelling handhaven voor internationaal personenvervoer zoals omschreven in punt 17 van bijlage F bij de richtlijn, tot is voldaan aan de voorwaarde van artikel 28, lid 4, van Richtlijn 77/388/EEG, of, als dat korter is, zolang dezelfde vrijstellingen worden toegepast door één van de huidige lidstaten. |
2. | 31992 L 0079: Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 8), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 92/79/EEG mag Roemenië de toepassing van het algemene minimum accijnstarief op de kleinhandelsprijs (inclusief alle belastingen) tot en met 31 december 2009 uitstellen voor sigaretten van de prijsklasse waarnaar de vraag het grootst is, op voorwaarde dat Roemenië tijdens die periode geleidelijk zijn accijnstarieven verhoogt tot het algemene minimumtarief waarin de richtlijn voorziet. Onverminderd artikel 8 van Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop(15) en na kennisgeving aan de Commissie, mogen de lidstaten, zolang de bovenbedoelde afwijking van toepassing is, ten aanzien van de hoeveelheden sigaretten die vanuit Roemenië zonder verdere betaling van accijns hun grondgebied worden binnengebracht, dezelfde beperkingen handhaven als ten aanzien van de invoer uit derde landen. De lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, mogen de nodige controles uitoefenen zonder de goede werking van de interne markt in het gedrang te brengen. |
3. | 32003 L 0049: Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende een gemeenschappelijke belastingregeling inzake uitkeringen van interest en royalty's tussen verbonden ondernemingen van verschillende lidstaten (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 49), laatstelijk gewijzigd bij:
Roemenië wordt gemachtigd het bepaalde in artikel 1 van Richtlijn 2003/49/EG niet toe te passen tot en met 31 december 2010. Tijdens die overgangsperiode mag het belastingtarief voor uitkeringen van interest en royalty's aan een verbonden onderneming van een andere lidstaat of een in een andere lidstaat gelegen vaste inrichting van een verbonden onderneming van een lidstaat niet meer dan 10% bedragen. |
4. | 32003 L 0096: Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij:
|
8. ENERGIE
31968 L 0414: Richtlijn 68/414/EEG van de Raad van 20 december 1968 houdende verplichting voor de lidstaten van de EEG om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PB L 308 van 23.12.1968, blz. 14), laatstelijk gewijzigd bij:
— | 31998 L 0093: Richtlijn 98/93/EG van de Raad van 14.12.1998 (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 100). |
— | 68,75 dagen vóór 1 januari 2007; |
— | 73 dagen vóór 31 december 2007; |
— | 77,25 dagen vóór 31 december 2008; |
— | 81,5 dagen vóór 31 december 2009; |
— | 85,45 dagen vóór 31 december 2010; |
— | 90 dagen vóór 31 december 2011. |
9. MILIEU
A. LUCHTKWALITEIT
31994 L 0063: Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 24), gewijzigd bij:
— | 32003 R 1882: Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 29.9.2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). |
1. | In afwijking van artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 94/63/EG zijn de voorschriften voor bestaande opslaginstallaties van terminals niet van toepassing in Roemenië:
|
2. | In afwijking van artikel 4 en bijlage II van Richtlijn 94/63/EG zijn de voorschriften voor het vullen en ledigen van bestaande mobiele tanks bij terminals niet van toepassing in Roemenië:
|
3. | In afwijking van artikel 5 van Richtlijn 94/63/EG zijn de voorschriften voor bestaande mobiele tanks bij terminals niet van toepassing in Roemenië:
|
4. | In afwijking van artikel 6 en bijlage III van Richtlijn 94/63/EG zijn de voorschriften voor het vullen van bestaande opslaginstallaties van benzinestations niet van toepassing in Roemenië:
|
B. BEHEER VAN AFVALSTOFFEN
1. | 31993 R 0259: Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij:
|
2. | 31994 L 0062: Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10), laatstelijk gewijzigd bij:
|
3. | 31999 L 0031: Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1), gewijzigd bij:
|
4. | 32002 L 0096: Richtlijn 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24), gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2002/96/EG dient Roemenië uiterlijk op 31 december 2008 het percentage gescheiden inzameling van gemiddeld ten minste vier kilogram AEEA per inwoner per jaar uit particuliere huishoudens, het percentage terugwinning en het percentage hergebruik en recycling van onderdelen, materialen en stoffen te halen. |
C. WATERKWALITEIT
1. | 31983 L 0513: Richtlijn 83/513/EEG van de Raad van 26 september 1983 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van cadmium (PB L 291 van 24.10.1983, blz. 1), gewijzigd bij:
31984 L 0156: Richtlijn 84/156/EEG van de Raad van 8 maart 1984 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor kwiklozingen afkomstig van andere sectoren dan de elektrolyse van alkalichloriden (PB L 74 van 17.3.1984, blz. 49), gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 83/513/EEG, en artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 84/156/EEG, zijn de grenswaarden voor lozingen van cadmium en kwik in de wateren bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd(24), in Roemenië tot en met 31 december 2009 niet van toepassing op de volgende industriële installaties:
|
2. | 31984 L 0491: Richtlijn 84/491/EEG van de Raad van 9 oktober 1984 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van hexachloorcyclohexaan (PB L 274 van 17.10.1984, blz. 11), gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 84/491/EEC zijn de grenswaarden voor lozingen van lindaan in de wateren bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd(25), in Roemenië tot en met 31 december 2009 niet van toepassing op de volgende industriële installaties:
|
3. | 31986 L 0280: Richtlijn 86/280/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende grenswaarden en kwaliteitsdoelstellingen voor lozingen van bepaalde onder lijst I van de bijlage van Richtlijn 76/464/EEG vallende gevaarlijke stoffen (PB L 181 van 4.7.1986, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 3 en bijlage II van Richtlijn 86/280/EEC zijn de grenswaarden voor lozingen van hexachloorbenzeen, hexachloorbutadieen, 1,2-dichloorethaan (EDC), trichloorethyleen (TRI) en trichloorbenzeen (TCB) in de wateren bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd(25), in Roemenië tot en met 31 december 2009 niet van toepassing op de volgende industriële installaties:
|
4. | 31991 L 0271: Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van de artikelen 3 en 4 en artikel 5, lid 2, van Richtlijn 91/271/EEG zijn de voorschriften inzake opvangsystemen en zuivering van stedelijk afvalwater tot en met 31 december 2018 niet van toepassing in Roemenië, met inachtneming van de volgende tussentijdse doelstellingen:
Roemenië dient te zorgen voor een geleidelijke toename van in artikel 3 bedoelde opvangsystemen, met inachtneming van de volgende minimale totale inwonerequivalenten:
Roemenië dient te zorgen voor een geleidelijke toename van de in artikel 4 en artikel 5, lid 2, bedoelde zuivering van afvalwater, met inachtneming van de volgende minimale totale inwonerequivalenten:
|
5. | 31998 L 0083: Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32), gewijzigd bij:
In afwijking van de artikelen 5, lid 2, en 8, en van bijlage I, Deel B en Deel C, van Richtlijn 98/83/EG, gelden de voor de volgende parameters vastgestelde waarden voor Roemenië niet ten volle, onder de volgende voorwaarden:
Roemenië dient de naleving van de voorschriften van de Richtlijn te waarborgen, met inachtneming van de tussentijdse streefcijfers in onderstaande tabel: Plaatsen die voor 31 december 2006 aan het acquis zullen voldoen
Plaatsen die eind 2010 aan het acquis zullen voldoen
Deze afwijking geldt niet voor drinkwater dat gebruikt wordt voor het bereiden van voedsel. |
D. INDUSTRIELE VERVUILING EN RISICOBEHEERSING
1. | 31996 L 0061: Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26), laatstelijk gewijzigd bij:
In afwijking van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 96/61/EG zijn in Roemenië de voorschriften voor de afgifte van vergunningen voor bestaande installaties op de volgende installaties pas van toepassing na de hieronder voor elk van die installaties genoemde datum, voorzover het de verplichting betreft om die installaties overeenkomstig de emissiegrenswaarden, de gelijkwaardige parameters en technische maatregelen, gebaseerd op de beste beschikbare technieken, als bedoeld in artikel 9, leden 3 en 4, te exploiteren:
|