Home

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie#ZESDE DEEL - INSTITUTIONELE EN FINANCIËLE BEPALINGEN#TITEL I - BEPALINGEN INZAKE DE INSTELLINGEN#HOOFDSTUK 1 - DE INSTELLINGEN#VIJFDE AFDELING - HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE#Artikel 259 (oud artikel 227 VEG)

Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie#ZESDE DEEL - INSTITUTIONELE EN FINANCIËLE BEPALINGEN#TITEL I - BEPALINGEN INZAKE DE INSTELLINGEN#HOOFDSTUK 1 - DE INSTELLINGEN#VIJFDE AFDELING - HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE#Artikel 259 (oud artikel 227 VEG)

7.6.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 202/161


Artikel 259

(oud artikel 227 VEG)

Ieder van de lidstaten kan zich wenden tot het Hof van Justitie van de Europese Unie, indien hij van mening is dat een andere lidstaat een van de krachtens de Verdragen op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient op grond van een beweerde schending van de verplichtingen welke krachtens de Verdragen op deze laatste rusten, moet hij deze klacht aan de Commissie voorleggen.

De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit nadat aan de betrokken staten de gelegenheid is gegeven om over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.

Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan desniettemin de klacht bij het Hof worden ingediend.