70/13/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 25 november 1969 aan de Franse republiek betreffende de aanpassing van het nationale monopolie van commerciële aard voor kalium (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
70/13/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 25 november 1969 aan de Franse republiek betreffende de aanpassing van het nationale monopolie van commerciële aard voor kalium (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
70/13/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 25 november 1969 aan de Franse republiek betreffende de aanpassing van het nationale monopolie van commerciële aard voor kalium (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 006 van 09/01/1970 blz. 0013 - 0015
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie II Deel VI blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie II Deel VI blz. 0003
++++
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE
van 25 november 1969
aan de Franse Republiek betreffende de aanpassing van het nationale monopolie van commerciële aard voor kalium
( Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek )
( 70/13/EEG )
I
1 . Per nota van 14 februari 1959 werd door de Franse Regering aan de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap medegedeeld dat er in Frankrijk voor kalium een nationaal monopolie van commerciële aard bestaat in de zin van artikel 37 van het E.E.G.-Verdrag .
Op grond van deze bepaling zijn de Lid-Staten verplicht geleidelijk hun nationale monopolies van commerciële aard in dier voege aan te passen dat aan het einde van de overgangsperiode elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft is uitgesloten .
2 . Sinds 1959 heeft de Franse Regering zekere maatregelen getroffen ten einde dit monopolie aan te passen .
In 1959 heeft zij in het kader van post 31.04 " Minerale of chemische kalimeststoffen " een contingent ( nr . 27 CE 01 ) geopend voor ruwe natuurlijke kalizouten en kaliumchloride voor bemestingsdoeleinden ( post ex 31.04 ) , ter grootte van 3 % van de nationale produktie . In 1960 werd het contingent gebracht op 4 % van de nationale produktie . Sinds 1961 valt kalium niet meer onder een contingentering .
Voorts heeft de Franse Regering bij besluit nr . 61-1330 van 4 december 1961 de lijst herzien van de produkten waarop het in - en uitvoermonopolie van toepassing is en uit deze lijst bepaalde kaliumprodukten voor industrieel gebruik geschrapt .
3 . De Commissie was echter van mening dat de door de Franse Regering getroffen maatregelen niet voldoende waren ter nakoming van de verplichting tot geleidelijke aanpassing zoals voorgeschreven in artikel 37 en bracht aan deze regering op 12 april 1962 een aanbeveling uit , welke vervat was in een schrijven van 13 april 1962 .
De Commissie beval aan de invoer en de afzet van kaliumprodukten zonder handelsbenaming en van berkomst uit de andere Lid-Staten toe te staan door de leveranciers van deze Lid-Staten toe te laten tot de voorziening van de Société commerciale de potasses d'Alsace ( 1 ) , of door andere hiertoe geëigende middelen , tot een hoeveelheid voor het jaar 1962 van 5 % van de nationale produktie van 1960 en deze hoeveelheid jaarlijks met ten minste 15 % te vergroten .
Voorts beval de Commissie aan om ten aanzien van de kaliumprodukten welke onder een handelsbenaming worden verkocht de bestaande discriminaties op het stuk van de prijsvorming af te schaffen .
Per schrijven van 3 augustus 1962 deelde de Franse Regering mede :
- dat zij ten aanzien van de zonder handelsbenaming verkochte kaliumprodukten bereid was leveranciers van de andere Lid-Staten toe te laten tot de voorziening van de Société commerciale des Potasses d'Alsace tot een bedrag dat zou overeenkomen met de door de Commissie voorgestelde berekeningscriteria ; een voorkeur zou worden gegeven aan de leveranciers met de beste aanbieding en bij meer even gunstige aanbiedingen zouden de aankopen billijk worden gespreid ;
- dat voor de onder een handelsbenaming verkochte kaliumprodukten de rol van het monopolie zich beperkt tot die van een bij de invoer verplichte tussenpersoon , waarbij de prijzen in het stelsel van vrije concurrentie vrijelijk tussen koper en verkoper worden overeengekomen .
4 . a ) De invoer in Frankrijk uit de andere Lid-Staten van de produkten van de eerste categorie - namelijk kalium in eenvoudige vorm - heeft zich in de jaren na de aanbeveling van de Commissie tamelijk onregelmatig ontwikkeld . Hij steeg namelijk eerst van ongeveer 10.000 ton ( K2O ) in het oogstjaar 1962/1963 tot 10.400 ton ( K2O ) in 1965/1966 ; vervolgens viel hij terug tot 4.600 ton ( K2O ) en 2.559 ton ( K2O ) , respectievelijk in de jaren 1966/1967 en 1967/1968 .
In het jaar 1968/1969 steeg de invoer ten slotte op buitengewone wijze als gevolg van bijzondere omstandigheden die de gehele Franse economie in 1968 kenmerkten tot 86.000 ton ( K2O ) . In de eerste maanden van het oogstjaar 1969/1970 ( mei-september 1969 ) bedroeg de invoer ongeveer 28.000 ton ( K2O ) . Een groot deel van deze invoer heeft betrekking op kaliumprodukten die niet in Frankrijk geproduceerd worden .
Het totale Franse verbruik is gestegen van ongeveer 900.000 ton ( K2O ) in het jaar 1962/1963 tot 1.280.000 ton ( K2O ) in het jaar 1968/1969 .
De S.C.P.A . verbiedt haar afnemers in de algemene verkoopsvoorwaarden op grond van het exclusieve uitvoerrecht dat haar bij artikel 183 van de " Code minier " is toegekend , om de door de S.C.P.A . geleverde kaliumzouten buiten Frankrijk te verkopen .
b ) De invoer uit de Lid-Staten van kaliumprodukten onder handelsbenaming - namelijk de samengestelde meststoffen - is voortdurend toegenomen : van ongeveer 800 ton ( K2O ) in het oogstjaar 1961/1962 tot ongeveer 124.000 ton ( K2O ) in het oogstjaar 1968/1969 . Het verbruik bedroeg in 1968/1969 : 947.000 ton ( K2O ) .
5 . De Commissie is van mening dat de tot dusverre getroffen maatregelen wel voldoen aan het beginsel van de geleidelijkheid van de aanpassing , zoals voorzien in artikel 37 , maar toch geen complete aanpassing vormen . Aangezien de overgangsperiode haar einde nadert dienen thans maatregelen getroffen te worden welke elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft uitsluiten .
Artikel 37 , dat deel uitmaakt van de titel betreffende het vrije verkeer van goederen en meer in het bijzonder van het hoofdstuk betreffende de afschaffing van de kwantitatieve beperkingen tussen de Lid-Staten , beoogt bij het einde van de overgangsperiode voor de produkten welke onder een nationaal monopolie van commerciële aard ( of een daarmee gelijkstaande regeling ) vallen , hetzelfde resultaat te verkrijgen dat voor de andere produkten bereikt is door de toepassing van de artikelen 30 tot en met 34 , namelijk het vrije verkeer van goederen .
In de sectoren welke onder de nationale monopolies vallen is een andere procedure voorgeschreven om dit resultaat te bereiken . Er is een geleidelijke aanpassing voorgeschreven ten einde rekening te houden met het feit dat in de ogen van de betrokken Lid-Staten de onder een monopolie vallende produkten bijzondere problemen vormden en voorts om te voorkomen dat de afschaffing van de kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking in deze sector zonder praktische gevolgen zou blijven . Er diende namelijk gevreesd te worden dat de liberalisatie van het handelsverkeer voor de onder een monopolie vallende produkten niet tot stand zou komen , indien de monopolies op grond van hun exclusieve rechten tot het invoeren , uitvoeren en verhandelen van bepaalde produkten vrij zouden blijven om te bepalen in welke mate en op welke voorwaarden de uit de andere Lid-Staten afkomstige produkten op de nationale markt mogen worden toegelaten ( of , in het tegenovergestelde geval , in welke mate de nationale produkten naar de andere Lid-Staten mogen worden uitgevoerd ) .
Daarom is in artikel 37 voorgeschreven dat aan het einde van de overgansperiode " elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft is uitgesloten " .
Er dient op gewezen te worden dat artikel 37 niet beperkt is tot de eis tot afschaffing van discriminaties welke rechtstreeks voortvloeien uit bepalingen die van toepassing zijn op onder een monopolie vallende produkten : dit doel zou bij ontbreken van een artikel betreffende de nationale monopolies door andere bepalingen van het Verdrag bereikt kunnen worden , met name door die welke heffingen verbieden met gelijke werking als douanerechten en maatregelen met gelijke werking als kwantitatieve beperkingen . Uit wat hierboven gezegd is betreffende de kenmerken van de nationale monopolies en de beperkingen waartoe deze aanleiding kunnen geven volgt dat het doel van de " aanpassing " - d.w.z . " het uitsluiten van elke discriminatie " - is te voorkomen dat op het einde van de overgangsperiode nog discriminaties kunnen bestaan als gevolg van bepaalde bijzondere bevoegdheden waarover de monopolies beschikken ten aanzien van de invoer en de afzet op hun markt , of de uitvoer , van bepaalde produkten .
Aangezien dit de doeleinden zijn welke zijn vastgelegd in artikel 37 rust op Frankrijk de verplichting het kaliummonopolie voor het einde van de overgangsperiode zodanig aan te passen dat deze doeleinden bereikt worden . Anderzijds is het de taak van de Commissie om , naast haar algemene verplichting om te waken voor de toepassing van het Verdrag , overeenkomstig lid 6 van artikel 37 aanbevelingen te doen betreffende de wijze waarop de in genoemd artikel voorgeschreven aanpassing moet worden verwezenlijkt .
Ten aanzien van het kaliummonopolie moet de Commissie vaststellen dat ondanks de afschaffing van de contingenten de invoer uit de andere Lid-Staten ( zie hieronder punt 4 , sub a ) ) niet aanmerkelijk gestegen is .
Volgens de mening van de Commissie is dit met name het gevolg van het feit dat er op de Franse markt slechts één koper bestaat en dat in het onderhavige geval het monopolie in sterke mate gelijksoortige en niet-gedifferentieerde produkten betreft , wat voor de Franse verbruikers de mogelijkheden beperkt om van bijzondere voorkeuren te doen blijken . De afschaffing van de contingenten blijft in dit geval zonder praktische betekenis , tenzij de éne koper de verplichting wordt opgelegd in de andere Lid-Staten te kopen . Een dergelijke verplichting kan echter niet geëist worden op grond van artikel 37 en zou trouwens strijdig zijn met de economische doelstellingen van het Verdrag . Aangezien de S.C.P.A . de enige gemachtigde is om deze produkten in Frankrijk in te voeren en te verkopen is zij in staat om bij voorbeeld te besluiten of , in welke mate en voor welke kwaliteiten in de behoeften van de Franse markt voorzien moet worden door gebruik te maken van leveringen uit de andere Lid-Staten .
Voorts gelden er nog andere overwegingen wat betreft de maatregelen van de S.C.P.A . op het gebied van de prijzen . Doordat de Franse kaliumprodukten en de uit de andere Lid-Staten afkomstige kaliumprodukten in Frankrijk voor dezelfde prijs worden verkocht , zijn de leveranciers van de andere Lid-Staten niet in staat om op enigerlei wijze op de Franse markt te concurreren .
Wat de uitvoer ten slotte betreft , is de Commissie van mening , dat het uitvoerverbod , dat - behoudens uitdrukkelijke machtiging van de S.C.P.A . - geldt voor de kopers en dat is opgenomen in de algemene verkoopsvoorwaarden van de door deze maatschappij afgesloten contracten , aanleiding zou kunnen geven tot discriminaties in de zin van artikel 37 , voor zover de S.C.P.A . zich de bevoegdheid zou voorbehouden om zich tegen de uitvoer van de betrokken produkten te verzetten .
Om deze redenen is de Commissie van oordeel dat de beste oplossing om het in artikel 37 gestelde doel te bereiken bestaat in het afschaffen van de exclusieve invoer - , uitvoer - en handelsrechten waarover de S.C.P.A . beschikt , voor zover deze rechten de handel tussen de Lid-Staten betreffen , en dit omdat deze maatregel een onmiddellijk en zeker effect heeft .
II
Om deze redenen beveelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig artikel 37 , lid 6 , van het E.E.G.-Verdrag de Franse Republiek aan om ten laatste op 31 december 1969 de volgende maatregelen te nemen :
1 . Wat betreft de kaliumprodukten waarvoor in Frankrijk een invoer - en verkoopmonopolie geldt :
a ) de vrije invoer toe te staan van alle hoeveelheden en kwaliteiten van uit de Lid-Staten afkomstige produkten ;
b ) toe te staan dat alles wat nodig is voor de handel op de Franse markt in kaliumprodukten welke afkomstig zijn uit de andere Lid-Staten , vrijelijk kan worden verricht :
hiertoe :
- het de leveranciers van de andere Lid-Staten toe te staan om in Frankrijk voorraden aan te houden en er hun eigen verkoopsorganisaties op te richten ;
- het de leveranciers van de andere Lid-Staten toe te staan vrijelijk elke vorm van reclame te maken ;
- toe te staan dat de prijzen van de uit de andere Lid-Staten afkomstige produkten vrijelijk tussen verkoper en koper in de verschillende commercialisatiestadia worden overeengekomen .
2 . Wat betreft de kaliumprodukten waarvoor in Frankrijk een uitvoermonopolie geldt :
Zonder beperking elke uitvoer naar de andere Lid-Staten van de E.E.G . zonder bemiddeling van de S.C.P.A . toe te staan .
Brussel , 25 november 1969 .
Voor de Commissie
De Voorzitter
Jean REY
( 1 ) Bij decreet nr . 67 - 796 van 20 september 1967 zijn de bevoegdheden van de Société commerciale des potasses d'Alsace overgedragen aan de Entreprise Minière et Chimique ( E.M.C . ) , die ze uitoefent via een dochtermaatschappij , de Société commerciale des Potasses et de l'Azote ( S.C.P.A . ) .