Home

Richtlijn 71/140/EEG van de Raad van 22 maart 1971 tot wijziging van de Richtlijn van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken

Richtlijn 71/140/EEG van de Raad van 22 maart 1971 tot wijziging van de Richtlijn van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken

Richtlijn 71/140/EEG van de Raad van 22 maart 1971 tot wijziging van de Richtlijn van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken

Publicatieblad Nr. L 071 van 25/03/1971 blz. 0016 - 0018
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 3 blz. 0163
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1971(I) blz. 0149
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 3 blz. 0163
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1971(I) blz. 0166
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 6 blz. 0144
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 4 blz. 0150
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 4 blz. 0150


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 22 maart 1971

tot wijziging van de richtlijn van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken

( 71/140/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat sommige bepalingen van de richtlijn van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken ( 1 ) gewijzigd dienen te worden ;

Overwegende dat in Verordening ( EEG ) nr . 1388/70 van de Raad van 13 juli 1970 betreffende de algemene voorschriften inzake de indeling van de wijnstokrassen die in sommige gebieden mogen worden geteeld ;

Overwegende dat derhalve tot het vrije verkeer in een Lid-Staat slechts teeltmateriaal van die rassen moet worden toegelaten die daar geteeld mogen worden ;

Overwegende dat hierdoor de noodzaak vervalt een gemeenschappelijke rassenlijst op te stellen waarin alle rassen zijn opgenomen waarvan teeltmateriaal binnen de Gemeenschap vrij in de handel mag worden gebracht ;

Overwegende dat het niettemin noodzakelijk blijft dat alle Lid-Staten een lijst opstellen van de rassen die op hun grondgebied voor goedkeuring alsmede voor controle van standaardteeltmateriaal zijn toegelaten ;

Overwegende dat deze lijsten volgens uniforme voorschriften moeten worden opgesteld opdat de toegelaten rassen onderscheidbaar , bestendig en voldoende homogeen zijn ;

Overwegende dat er voor de uitvoering van het onderzoek met het oog op de toelating van een ras een groot aantal uniforme criteria en minimumeisen moet worden vastgesteld ;

Overwegende dat er voorts voor gezorgd moet worden dat de onderzoeken zo mogelijk gelijktijdig worden gehouden met de proeven die het mogelijk maken de geschiktheid voor de teelt te beoordelen met het oog op de indeling ;

Overwegende dat het , indien normaliter op het grondgebied van een Lid-Staat geen vermeerdering van en handel in teeltmateriaal van wijnstokken plaatsvindt , dienstig is te voorzien in de mogelijkheid deze Lid-Staat vrij te stellen van de verplichting tot toepassing van deze richtlijn ;

Overwegende dat wijziging van de bijlagen , gezien het feit dat deze voornamelijk van technische aard zijn , via een snelle procedure moet worden vergemakkelijkt ;

Overwegende tenslotte dat het dienstig is reeds nu een wijziging in één van de technische bepalingen van bijlage I van de betrokken richtlijn aan te brengen ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De richtlijn van de Raad van 9 april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken wordt als volgt gewijzigd .

Artikel 2

Artikel 2 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

" 2 . De Lid-Staten kunnen als overgangsmaatregel , na inwerkingtreding van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die noodzakelijk zijn ten einde zich naar deze richtlijn te voegen , bepalen dat het teeltmateriaal dat gebruikt is voor de teelt van moederplanten of kweekwijnstokken , gelijkwaardig is aan het teeltmateriaal dat is goedgekeurd of gecontroleerd volgens de bepalingen van deze richtlijn , indien dat teeltmateriaal voor het gebruik dezelfde waarborgen bood als het overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn goedgekeurde of gecontroleerde teeltmateriaal . "

Artikel 3

Artikel 5 wordt als volgt gelezen :

" Iedere Lid-Staat stelt een lijst op van wijnstokrassen die op zijn grondgebied officieel voor goedkeuring en voor controle van standaardteeltmateriaal zijn toegelaten . Deze lijst mag door iedereen worden geraadpleegd . Hierin worden de wezenlijke morfologische en fysiologische kenmerken vermeld waardoor de rassen van elkaar kunnen worden onderscheiden . Voor de rassen die reeds per 31 december 1971 zijn toegelaten kan worden verwezen naar de beschrijving in de officiële ampelografische publikaties . "

Artikel 4

Na artikel 5 worden de volgende bepalingen toegevoegd :

" Artikel 5 bis

De Lid-Staten dragen er zorg voor , dat een ras slechts wordt toegelaten indien het onderscheidbaar , bestendig en voldoende homogeen is .

Artikel 5 ter

1 . Een ras is onderscheidbaar wanneer het zich op het ogenblik van de aanmelding duidelijk door een of meer belangrijke morfologische of fysiologische kenmerken onderscheidt van elk ander ras dat in de betrokken Lid-Staat reeds is toegelaten , of waarvoor een aanvraag tot toelating is ingediend .

2 . Een ras is bestendig wanneer het na opeenvolgende vermeerderingen wat de wezenlijke eigenschappen betreft nog aan zijn beschrijving beantwoordt .

3 . Een ras is voldoende homogeen wanneer de samenstellende planten - afgezien van enkele afwijkingen - wat betreft alle ter onderscheiding vastgestelde eigenschappen gelijk zijn .

Artikel 5 quater

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat uit andere Lid-Staten afkomstige rassen met name wat de procedure van toelating betreft , onderworpen worden aan dezelfde voorwaarden als die welke voor de binnenlandse rassen gelden .

Artikel 5 quinquies

1 . De Lid-Staten schrijven voor dat een ras slechts kan worden toegelaten na officieel onderzoek , dat in het bijzonder op het veld is verricht en betrekking heeft op een voldoende groot aantal kenmerken om het ras te kunnen beschrijven . Voor het vaststellen van deze kenmerken moeten nauwkeurige en betrouwbare methoden worden gebruikt .

2 . Volgens de procedure van artikel 17 en rekening houdend met de stand van wetenschap en techniek worden vastgesteld :

a ) de kenmerken waarop het onderzoek ten minste betrekking moet hebben ,

b ) de minimumeisen betreffende het verrichten van het onderzoek .

3 . Indien bekend is dat het teeltmateriaal van een bepaald ras in een ander land onder een andere benaming in de handel is , wordt ook deze benaming in de lijst opgenomen .

Artikel 5 sexies

1 . De toegelaten rassen worden regelmatig officieel gecontroleerd . Indien aan één van de voorwaarden voor toelating tot goedkeuring of tot controle niet meer wordt voldaan , wordt de toelating ingetrokken en wordt het ras van de lijst geschrapt .

2 . De rassenlijst en de verschillende wijzigingen ervan worden onverwijld ter kennis van de andere Lid-Staten en van de Commissie gebracht . "

Artikel 5

Artikel 6 komt te vervallen .

Artikel 6

Artikel 12 , lid 2 , wordt als volgt gelezen :

" 2 . De Lid-Staten mogen voorschrijven , voor zover de door de Commissie krachtens artikel 3 , lid 4 , sub b ) , vastgestelde bepalingen niet in werking zijn getreden , dat teeltmateriaal van bepaalde rassen van wijnstokken met ingang van bepaalde data slechts in de handel mag worden gebracht , indien het officieel is goedgekeurd als " basisteeltmateriaal " of " gecertificeerd teeltmateriaal " . "

Artikel 7

Na artikel 12 wordt het volgende artikel toegevoegd :

" Artikel 12 bis

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat voor teeltmateriaal van de wijnstokrassen die , overeenkomstig het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 1388/70 , tot de teelt op hun grondgebied of op een deel daarvan zijn toegelaten op hun grondgebied geen handelsbeperkingen gelden welke het ras betreffen . "

Artikel 8

Na artikel 17 wordt het volgende artikel toegevoegd :

" Artikel 17 bis

Op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de stand van de technische en wetenschappelijke kennis , stelt de Raad de in de bijlagen aan te brengen wijzigingen vast . "

Artikel 9

Na artikel 18 worden de volgende artikelen toegevoegd :

" Artikel 18 bis

Volgens de procedure van artikel 17 , kan een Lid-Staat , op zijn verzoek , geheel of gedeeltelijk worden vrijgesteld van de toepassing van deze richtlijn , indien normaliter geen vermeerdering noch handel in vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken op zijn grondgebied plaatsvinden .

Artikel 18 ter

Deze richtlijn is van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 234/68 van de Raad van 27 februari 1968 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector levende planten en produkten van de bloementeelt ( 3 ) . "

Artikel 10

Punt 5 van bijlage I , deel I , wordt als volgt gelezen :

" 5 . Op percelen die bestemd zijn voor de produktie van basisteeltmateriaal moeten schadelijke virussen , met name besmettelijke degeneratie en krulziekte worden verwijderd . De percelen die bestemd zijn voor de produktie van teeltmateriaal van de andere categorieën moeten vrijgehouden worden van planten die symptomen van schadelijke virussen vertonen . "

Artikel 11

Uiterlijk op 1 juli 1972 doen de Lid-Staten de nodige wettelijke of bestuursrechtlijke bepalingen in werking treden om de bepalingen van deze richtlijn ten uitvoer te leggen ; zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 22 maart 1971 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . COINTAT

( 1 ) PB nr . L 93 van 17 . 4 . 1968 , blz . 15 .

( 2 ) PB nr . L 155 van 16 . 7 . 1970 , blz . 5 .

( 3 ) PB nr . L 55 van 2 . 3 . 1968 , blz . 1 .