Home

72/22/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1971 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag (IV/324 - Vereniging van Cementhandelaren) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

72/22/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 december 1971 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag (IV/324 - Vereniging van Cementhandelaren) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

++++

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 16 december 1971

inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag ( IV/324 - Vereniging van Cementhandelaren )

( Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek )

( 72/22/EEG )

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , en met name op artikel 85 ,

Gelet op Verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1962 ( 1 ) , en met name op de artikelen 3 en 5 ,

Gezien de op 30 oktober 1962 overeenkomstig artikel 5 , lid 1 , eerste zin , van Verordening nr . 17 op formulier B bij de Commissie verrichte aanmelding van de volgende overeenkomsten :

- het VCH-contract ,

- de prijslijsten , verkoops - en leveringsvoorwaarden van de deelnemers aan het Noordwijks-Cement-Accoord " ( N.C.A . ) ,

- de Statuten van de VCH ,

- de " Algemene Prijsvoorschriften en Bepalingen " ,

- het " Prijsblad I - IV " ,

- de " Verkoopregeling voor Cement " ,

- de " Voorschriften en Besluiten " ,

Gezien de op 17 december 1965 verrichte aanmelding van bepaalde wijzigingen en van de volgende aanvullingen :

- het " Huishoudelijk Reglement " ,

- het " Reglement Geschillen " ,

Gezien de vervanging op 16 maart 1966 van het " Reglement Geschillen " door

- het " Arbitrage Reglement " ,

- het " Reglement voor Disciplinaire Rechtspraak " ,

Gezien de beëindiging van het VCH-contract met ingang van 30 september 1967 , de intrekking van de aanmelding van deze overeenkomst alsmede de opheffing van de " Algemene Prijsvoorschriften en Bepalingen " , de " Verkoopregeling voor Cement " en de " Voorschriften en Besluiten " en de vervanging van deze overeenkomsten door nieuwe " Algemene Bepalingen en Prijsvoorschriften der VCH " met ingang van 16 mei 1968 ,

Gezien het feit , dat de aanmelding thans de volgende onderwerpen betreft :

- de Statuten der VCH ,

- de Algemene Bepalingen en Prijsvoorschriften der VCH met inbegrip van de in paragraaf III , artikel 10 , van deze Bepalingen genoemde " Algemene Koop - en Verkoopsvoorwaarden 1955 FGB-RBB " ( Federatie van Verenigingen van Groothandelaren in Bouwstoffen - Stichting Raad van Bestuur Bouwbedrijf ) , op hun beurt met inbegrip van de daarbij behorende " Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden van de VCH " in hun versie van 4 januari 1971 ,

- het " Prijsblad I - VI " van 1 januari 1969 ,

- het " Huishoudelijk Reglement " ,

- het " Arbitragereglement " ,

- het " Reglement voor Disciplinaire Rechtspraak " ,

Gehoord de deelnemende ondernemingen overeenkomstig artikel 19 , lid 1 , van Verordening nr . 17 en overeenkomstig Verordening nr . 99/63/EEG ( 2 ) ,

Geraadpleegd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities overeenkomstig artikel 10 van Verordening nr . 17 op 20 oktober 1971 :

I

1 . Overwegende dat de VCH op 4 april 1928 met zetel te Amsterdam is opgericht ; dat zij , gezien haar statuten , onder andere ten doel heeft , door het sluiten van overeenkomsten de belangen van haar leden met betrekking tot de Nederlandse cementhandel in het algemeen en in de verhouding tot de cementfabrikanten te bevorderen ; dat zij volgens haar statuten gewone leden ( cementhandelaren met zetel in Nederland ) en donateurs ( cementfabrikanten , verkoopkantoren , invloedrijke personen in de cementhandel ) heeft ; dat donateurs in principe toegang hebben tot de algemene vergadering , maar daar slechts een raadgevende stem uitbrengen ; dat in de praktijk tot dusver geen donateurs zijn toegelaten ; dat de algemene vergadering gewoonlijk met eenvoudige meerderheid van de aanwezige leden besluiten neemt ; dat de vereniging wordt vertegenwoordigd door haar voorzitter en haar directeur ; dat het bestuur , zijn voorzitter en de directeur door de algemene vergadering worden gekozen ; dat het bestuur bevoegd is , bindende voorschriften uit te geven over de uitvoering van door de vereniging gesloten overeenkomsten en over de benoeming van " wederverkopers " van cement .

2 . Overwegende dat de statuten van de VCH geen concrete vereisten voor de toelating van een handelaar als VCH-lid of de benoeming tot erkend wederverkoper bevatten ; dat in de praktijk echter tot de VCH vooral handelaren worden toegelaten , die tevoren door de Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland ( HIBIN ) , - de vraag of deze vereniging als zodanig verenigbaar is met artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag maakt geen voorwerp van de onderhavige procedure uit - , als gewone of gespecialiseerde " handelaren in bouwmaterialen " erkend zijn ; dat het lidmaatschap van de HIBIN weliswaar geen voorwaarde voor de toelating door de VCH is ; dat de laatstgenoemde echter de facto op grond van vast gebruik uit het lidmaatschap van de HIBIN volgt en daarmee volgens het Erkenningsreglement van deze vereniging afhangt van een reeks zakelijke en persoonlijke vereisten , zoals onder andere :

- de geldmiddelen voor het oprichten van een zaak in bouwmaterialen met een jaaromzet van ten minste 100.000 gulden ;

- de beschikking over pakhuizen en stapelplaatsen , die groot genoeg zijn en aangepast aan de plaatselijke omstandigheden ;

- het bezit van een behoorlijk kantoor en zo nodig het bezit van een toonkamer ;

- goed georganiseerde administratie en boekhouding ;

- minimumleeftijd van de beheerder van de zaak van 25 jaar ;

- praktische ervaring van de beheerder in de branche alsmede vroegere werkzaamheid in zelfstandige of leidende functie in de groothandel in bouwmaterialen gedurende ten minste drie jaren ;

- behoorlijke algemene ontwikkeling van de beheerder en theoretische en praktische kennis op de volgende gebieden ; boekhouding en balanswezen , handelsrekenen en -correspondentie ; organisatie en techniek van de handel met inbegrip van de binnen de branche getroffen organisatieregelingen , overeenkomsten enz . ; geld - en kredietwezen , import en export , transport , vervoer - en verzekeringswezen , grondbeginselen van het burgerlijk en handelsrecht en het belasting - en sociaalrecht ;

- theoretische kennis inzake de herkomst , vervaardiging , samenstelling , verpakking , verzending en toepassingsmogelijkheden van de materialen waarvoor de erkenning wordt gevraagd ;

- kennis van de normalisatie - en keuringsvoorschriften alsmede kennis betreffende de in de praktijk het meest voorkomende verkeerde toepassingen en de middelen tot verhindering daarvan ;

Overwegende dat de VCH deze vereisten als een voldoende garantie beschouwt voor de ernst en soliditeit van haar leden en daarom HIBIN-leden automatisch toelaat ; dat van de meer dan 400 VCH-leden slechts 16 geen lid van de HIBIN zijn ;

Overwegende dat ten overstaan van verschillende commissies van de HIBIN moet worden aangetoond dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld ; dat de kandidaat bovendien voor de handel in bouwmaterialen zich nog schriftelijk moet verplichten , de verschillende reglementen van de HIBIN in alle onderdelen te erkennen en in de meest volstrekte zin de daarin vastgelegde bindingen na te leven ;

Overwegende dat de VCH weliswaar niet aansprakelijk is voor de bindingen die de bij haar aangesloten handelaren krachtens hun lidmaatschap van de HIBIN hebben aangegaan ; dat het bestaan van deze bindingen echter bij de beoordeling van de handelsvrijheid als ondernemer waarover de VCH-leden feitelijk beschikken niet buiten beschouwing kan worden gelaten ; dat hierbij o.a . als bindend moet worden erkend de verplichting niets te verkopen of te leveren aan ondernemingen die in Nederland in bouwmateriaal handelen zonder door de HIBIN als handelaar erkend te zijn ; dat voorts de verplichting moet worden erkend om bij alle transacties in bouwmateriaal aantoonbare winst te maken , zich aan de in de HIBIN-rayons vastgestelde prijzen te houden en alleen met toestemming van de HIBIN en onder inachtneming van de in zoverre bestaande vereisten , die voor de persoon van de filiaalhouder en de materiële uitrusting gelden , filialen en depots te openen ; dat de toelating tot de HIBIN ten slotte alleen kan plaatsvinden indien men zich verplicht , personeel van een andere HIBIN-handelaar binnen twee jaar na vertrek bij deze handelaar in principe alleen met toestemming van de vroegere werkgever , respectievelijk - in geval deze weigert - alleen met toestemming van het hoofdbestuur van de HIBIN , tewerk te stellen ;

3 . Overwegende dat het op 30 september 1967 door de aanmelders vrijwillig beëindigde VCH-contract - dat oorspronkelijk het voornaamste onderwerp van de aanmelding uitmaakte - de commerciële betrekkingen regelde tussen de in de VCH georganiseerde Nederlandse cementhandelaren enerzijds en de Nederlandse en Belgische alsmede de bij export naar Nederland betrokken Duitse cementfabrikanten anderzijds ; dat dit contract werd aangevuld met een reeks besluiten tot regeling van de markt , die de algemene vergadering van de VCH met bindende kracht voor haar leden heeft vastgesteld en die na het verdwijnen van het VCH-contract in gewijzigde vorm voortbestaan ;

Overwegende dat het VCH-contract met name bepaalde , dat de door het fabrikantenkartel - tot 31 december 1970 was de toonaangevende afspraak op fabrikantenniveau het in 1956 gesloten " Noordwijks Cement Accoord ( N.C.A . ) " - voor de Nederlandse markt opgerichte verkoopkantoren en de op zijn lijst geplaatste importeurs alleen aan de toen ongeveer 500 leden van de VCH cement leverden ; dat buitendien aan enkele ondernemingen mocht worden geleverd die wegens hun geringe omzet niet zijn ingedeeld als cementhandelaar , maar aan wie de VCH toch de status van " erkend wederverkoper " heeft verleend ; dat aan dezen echter niet tegen de door de CCN " Stichting Cement Centrale voor Nederland " uitvoerings - en controleorgaan van het N.C.A . en contractpartij van de VCH in het VCH-contract uitgegeven handelaarsvoorwaarden maar tegen de " Algemene voorwaarden " werd geleverd ;

Overwegende dat de leden van de VCH volgens het VCH-contract hunnerzijds verplicht waren cement - voor zover zij dit niet bij uitzondering eens bij een ander VCH-lid kochten - alleen te betrekken van de leverancier , die op de door de CCN uitgegeven " Lijst van Verkoopkantoren en Importeurs voor Cement " waren genoemd ;

Overwegende dat de VCH-leden sinds de beëindiging van het VCH-contract naar vrije keuze cement kunnen betrekken bij ieder willekeurig aanbieder ;

4 . Overwegende dat de leden van de VCH verplicht zijn , bij " aanbieding , verkoop of levering " van cement de prijzen te berekenen en te vorderen die in de in casu geldende prijsbladen van de VCH zijn genoemd of door het bestuur in de plaats daarvan gesteld ( artikel 5 , Algemene Bepalingen ) ; dat de leden van de VCH , indien het bestuur richtprijzen heeft vastgesteld , verplicht zijn het cement aan te bieden , te verkopen of te leveren tegen prijzen die een aantoonbare winst bevatten ( artikel 8 , Algemene Bepalingen ) ;

Overwegende dat thans de Prijsbladen I-VI van 1 januari 1969 gelden ; dat deze op hetzelfde tijdstip als de laatste door de CCN voor de beëindiging van haar werkzaamheden in het kader van het NCA gepubliceerde lijst van verkoopprijzen van NCA-fabrikanten in werking zijn getreden ; dat uit circulaire nr . 48 van 24 december 1968 en nr . 1 van 13 januari 1969 blijkt dat tussen de nieuwe vaststelling van de VCH-prijzen en de CCN-prijzen rechtstreeks verband bestond , d.w.z . dat de VCH-prijzen op grond van de CCN-prijzen werden vastgesteld ; dat de door de VCH-leden bij aankoop bij outsiders verworven prijsvoordelen dus niet aan de afnemers werden doorgegeven ;

a ) Overwegende dat de CCN-prijzen ( d.w.z . de uniforme verkoopprijzen van de fabrikanten ) alle franco plaats van bestemming golden ; dat zij waren onderverdeeld naar zones en naar transportmiddelen ;

dat de basisprijs voor Portlandcement klasse A bij levering per schip en afname van 100 ton voor onverpakt en verpakt cement 50,25 Fl./ton plus 5 Fl./ton voor verpakking ( papieren zakken ) bedroeg ; dat deze prijs bij levering per spoor en afname van ten minste 20 ton met 2 Fl./ton werd verhoogd , bij levering per vrachtauto en afname van ten minste 20 ton met 7,65 Fl./ton ; dat de verhoging van de basisprijs daarentegen bij levering per vrachtauto binnen een kring van 80 km om Maastricht of IJmuiden en van 25 km om Rozenburg daalde met afnemende afstand van het middelpunt van de zone van 7,65 Fl./ton tot 2,75 Fl./ton , d.w.z . binnen een marge van 4,90 Fl./ton ;

dat de basisprijs voor hoogovencement klasse A werd verlaagd met 2,75 Fl./ton , en voor cement klasse B en C verhoogd met 4,75 resp . 12 Fl./ton ;

Overwegende dat de NCA-leveranciers bij levering per schip en individuele afname van ten minste 100 tot 400 ton ten bedrage van 0,25 tot 0,55 Fl./ton hoeveelheidsrabatten verleenden ; dat daarentegen bij het afladen van het schip tussen 15 en 50 ton toeslagen werden berekend van 1 tot 2 Fl./ton , bij afladen per spoor tussen 10 en 20 ton toeslagen van 0,30 tot 1,30 Fl./ton ;

Overwegende dat aan erkende handelaren een korting werd verleend van 2,25 Fl./ton , ongeacht of het ging om levering aan de handelaar dan wel om levering af fabriek aan de verbruiker waarbij de handelaar heeft bemiddeld ;

dat erkende betonmortelbedrijven en fabrikanten van betonwaren en asbestcementprodukten een tussen 1.000 en 20.000 ton en meer gestaffelde korting over de totale omzet tussen 0,50 en 2,25 Fl./ton ontvingen ; dat aan aannemers een rabat werd verleend tussen 0,75 en 2,25 Fl./ton ; dat dit werd bepaald naar de hoeveelheid cement die voor de uitvoering van het bouwproject nodig was en was gestaffeld tussen 5.000 tot 20.000 ton en meer ;

b ) Overwegende dat de VCH-prijzen alle franco plaats van bestemming ( haven , spoorwegstation of bouwplaats ) gelden ; dat voor leveranties van 100 ton en meer richtprijzen gelden , en dat voor leveranties van kleinere hoeveelheden bindende prijzen zijn voorgeschreven ;

Overwegende dat voor Portlandcement klasse A de basisprijs bij levering per vrachtauto en , voor verpakt cement bij afname in een keer van ten minste 5 ton 72,20 Fl./ton , voor onverpakt cement 61,90 Fl./ton bedraagt ; dat de VCH-leden hoogovencement 2,75 Fl./ton en IJzerportlandcement 1,35 Fl./ton goedkoper verkopen dan Portlandcement , Portlandcement klasse B 5,25 Fl./ton en klasse C 13 ,- Fl . duurder dan Portlandcement klasse A ; dat voor plaatsen van bestemming binnen een straal van 80 km om Maastricht ( zetel van de ENCI ) en IJmuiden ( zetel van de CEMIJ ) met afnemende afstand van het middelpunt van het rayon kortingen tot 5 Fl./ton zijn vastgesteld , voor plaatsen van bestemming binnen een straal van 25 km om Rozenburg ( zetel van ROBUR ) tot 1,05 Fl./ton ; dat buiten deze rayons een toeslag van 0,50 resp . 1 Fl./ton wordt geheven ;

Overwegende dat hoeveelheidskortingen voor verpakt cement worden verleend bij levering voor één afnemer en één bouwproject en afname van 100 tot 500 ton ten bedrage van 3,80 Fl./ton , van 500 tot 1.000 ton ten bedrage van 4,80 Fl./ton en boven 1.000 ton ten bedrage van 5,80 Fl./ton ; dat bij levering van verpakt cement in hoeveelheden onder 5 ton daarentegen een toeslag wordt geheven ten bedrage van 3 Fl./ton ; dat voor onverpakt cement bij levering voor één afnemer en één bouwproject slechts bij afname van 100 ton en meer een korting van 3,40 Fl./ton is vastgesteld ;

c ) Overwegende dat de hierboven weergegeven prijsvoorschriften van de VCH niet gelden voor door de handelaar doorgegeven rechtstreekse leveranties van de fabrikanten ( trajecttransacties ) ; dat de VCH-leden daarbij verkopen tegen lagere dan de bovengenoemde prijzen ;

Overwegende dat bij leverantie af fabriek , bestelling van meer dan 100 ton en minimumleveringshoeveelheden van 50 ton ( schip ) of 20 ton ( spoor ) de VCH-prijzen identiek waren met de vroegere fabrikantenverkoopprijzen ( 50,25 Fl./ton franco kade , 52,25 Fl./ton franco station , plus 5 Fl./ton voor verpakt cement ) ;

Overwegende dat dit zijn verklaring vindt in het feit dat de fabrikanten bij afname van meer dan 100 ton geleverd per schip en van meer dan 20 ton geleverd per spoor of vrachtauto ook aan verbruikers tegen de genoemde prijzen leveren ; dat de VCH-leden wegens de hierbestaande concurrentie gedwongen zijn , hun afnemers ook de scheepskortingen door te geven en de speciale kortingen toe te passen die de fabrikanten de verbruikers bij rechtstreekse levering verlenen ; dat het daarbij tot dusver ging om de hierboven onder 4 a ) genoemde scheepskortingen van 0,25 tot 0,55 Fl./ton , om de korting over de totale omzet van 0,50 tot 2,25 Fl./ton voor betonmortelbedrijven en betonwarenfabrikanten alsmede om de hoeveelheidskorting van 0,75 tot 2,25 Fl./ton voor aannemers ; dat binnen de grenzen van de concurrentie tussen fabrikanten en VCH-leden hun handelsmarge dan ook beperkt was tot de handelaarskorting , na aftrek van de telkenmale toe te passen speciale korting ;

Overwegende dat de VCH-prijzen daarentegen bij bestellingen van 100 ton ook hoger dan de verkoopsprijs van de fabrikanten zijn , wanneer de leverantie rechtstreeks af fabriek geschiedt in hoeveelheden waarin de fabrikanten niet slechts aan de handel maar ook aan de verbruiker leveren zonder speciale toeslagen ; dat zo bij voorbeeld een aannemer in Groningen , die bij een VCH-lid 80 ton onverpakt Portlandcement klasse A koopt en die dit cement in een zending per spoor rechtstreeks af fabriek geleverd krijgt , conform nr . 3 van het VCH-prijsblad II van 1 januari 1969 61,90 Fl./ton moet betalen ; dat de fabrikantenverkoopsprijs bij dezelfde leveringsvoorwaarden 52,25 Fl./ton bedroeg ( zonder handelaarsreductie ) ;

d ) Overwegende dat ook aan de door de VCH erkende " wederverkopers " bij leverantie af fabriek en afzonderlijke afname van ten minste 50 ton ( schip ) of 20 ton ( spoor ) door de VCH-leden tegen dezelfde prijzen als die van de fabrikanten werd geleverd ; dat bij afname per schip van ten minste 30 ton de VCH-prijs 1 Fl./ton , bij afname van ten minste 15 ton 2 Fl./ton boven de overeenkomstige fabrikantenverkoopsprijs lag ; dat overigens de basisprijs van de VCH-leden voor verkopen van verpakt Portlandcement klasse A aan erkende wederverkopers 65,10 Fl./ton bedraagt ; dat er , indien men de goederen bij de opslagplaats van de handelaar afhaalt , een korting wordt verleend van 2,80 Fl./ton , bij afname van ten minste 15 ton een korting van 1,50 Fl./ton ;

e ) Overwegende dat het verlenen van kortingen de VCH-leden alleen bij bepaalde betalingstermijnen en alleen tot 1 % en bovendien slechts bij levering franco bouwplaats is toegestaan ( artikel 7 van de Algemene Bepalingen ) ;

5 . Overwegende dat de VCH-leden verplicht zijn , voor de wederverkoop bestemd cement alleen aan andere VCH-leden , cementsilobedrijven of erkende wederverkopers te leveren ( artikel 3 , Algemene Bepalingen ) ; dat aan erkende wederverkopers daarbij alleen verpakt cement mag worden geleverd ( artikel 9 , Algemene Bepalingen ) ; dat verkopen aan andere personen de schriftelijke voorwaarde moet bevatten dat met het cement - afgezien van zogenaamde minimumverkopen - onder geen enkele omstandigheid handel mag worden gedreven ; dat bij dit algemene wederverkoopverbod voorts de schriftelijke clausule moet worden opgenomen , dat de verkoper bij inbreuk door de koper op dit verbod van zijn verplichtingen is ontslagen en de koper voor alle daaruit ontstane schade een vergoedingsplicht t.a.v . de verkoper wordt opgelegd ( artikel 10 , Algemene Bepalingen , artikel 1 en 2 ( nieuwe versie ) van de Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden ) .

Overwegende dat aan een aannemer alleen zoveel cement mag worden geleverd als hij aanvankelijk heeft besteld ; dat VCH-leden , indien blijkt , of naar omstandigheden mag worden aangenomen dat de hoeveelheid cement die door een aannemer is besteld groter is dan voor het betrokken bouwwerk nodig is , alleen de werkelijk benodigde hoeveelheid mogen leveren ( artikel 17 , Algemene Bepalingen ) ;

6 . Overwegende dat de VCH-leden volgens artikel 10 , Algemene Bepalingen , verplicht zijn , bij verkopen aan anderen dan VCH-leden , cementsilobedrijven of " erkende wederverkopers " in de koopovereenkomst bepaalde in de Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden in concreto vastgelegde voorwaarden op te nemen ; dat het daarbij met name gaat om een voorbehoud van prijswijziging ten einde verhoogde transportkosten op de koper af te wentelen ( artikel 4 ) , een voorbehoud van bijbetaling ingeval het voor een bouwproject bestemde cement in strijd met de overeenkomst voor meerdere bouwprojecten gebruikt wordt ( artikel 6 ) en een vrijtekening voor het geval van verlate aankomst van het cement ( artikel 7 ) ; dat artikel 19 van de Algemene Bepalingen van VCH-leden nogmaals uitdrukkelijk de plicht oplegt , bij het gebruik van voor een bouwproject gekocht cement voor meerdere bouwprojecten de tegenover de afnemer opeisbare navorderingen met alle gebruikelijke middelen te incasseren ;

7 . Overwegende dat de VCH-leden bij verkopen aan verbruikers , afgezien van de hierboven onder 4 . reeds genoemde scheepskortingen , de jaaromzetkortingen voor cementverwerkende industrieën en de kortingen voor aannemers , niet alleen geen kortingen mogen verlenen , maar het hun ook verboden is enigerlei speciale prestatie te verrichten , zoals bij voorbeeld het verlenen van provisies , giften of vergoedingen ( artikel 6 , Algemene Bepalingen ) , het geven van kwaliteitsgaranties , die verder gaan dan die van de fabrikanten ( artikel 4 , Algemene Bepalingen ) , de verkoop van ander bouwmateriaal tegen abnormaal lage prijzen ( artikel 12 , Algemene Bepalingen ) , het toestaan van betalingstermijnen die langer zijn dan 30 dagen ( artikel 6 , Algemene Bepalingen ) of het verlenen van diensten die buiten het normale kader vallen , zoals b.v . het beschikbaar stellen van materiaal en materieel ( artikel 13 , Algemene Bepalingen ) ;

Overwegende dat volgens artikel 6 d van de Algemene Bepalingen iedere manipulatie waardoor rechtstreeks of zijdelings het uiteindelijk resultaat wordt verkregen , dat een afnemer het cement voor een lagere prijs of onder voordeligere voorwaarden verkrijgt dan door het VCH zijn vastgesteld , wordt beschouwd als overtreding van de verplichtingen van de VCH-leden ; dat verkopen op termijn de 12 maanden niet mogen overschrijden ( artikel 18 van de Algemene Bepalingen ) ;

8 . Overwegende dat de VCH-leden cement uit filialen of depots alleen mogen aanbieden of verkopen , wanneer deze aan alle desbetreffende voorschriften beantwoorden ( artikel 11 , Algemene Bepalingen ) ; dat het de VCH-leden bij verkopen aan verbruikers verboden is , personen in te schakelen die niet uitsluitend in hun dienst staan , of zulke personen voor het aanbrengen van een order te belonen ( artikel 14 , Algemene Bepalingen ) ;

Overwegende dat de VCH-leden wijzigingen in de leiding , de rechtsvorm of het doel van hun onderneming , alsmede de vervreemding daarvan aan hun vereniging moeten mededelen ; dat de VCH dan beslist of het lidmaatschap zal worden gehandhaafd ; dat de leden bij wijziging in de rechtsvorm verplicht zijn alle aan het lidmaatschap verbonden plichten op de nieuwe onderneming over te dragen ( artikel 30 en 31 van de Algemene Bepalingen ) ;

9 . Overwegende dat de VCH-leden ten aanzien van de naleving van de hun opgelegde verplichtingen aan een reeks controles zijn onderworpen ( artikel 25 , Algemene Bepalingen ) ; dat zij met name alle cijfers moeten verstrekken die de controleur nodig acht ( artikel 27 , Algemene Bepalingen ) , en moeten toestaan dat personeel en afnemers worden ondervraagd ( artikel 28 , Algemene Bepalingen ) ;

Overwegende dat de VCH-leden in dit verband verplicht zijn , van alle transacties in cement volgens bepaalde regels boek te houden en alle desbetreffende documenten te bewaren ( artikel 21 - 24 , Algemene Bepalingen ) ;

Dat de VCH-leden hun bekende overtredingen onverwijld ter kennis moeten brengen aan hun vereniging ( artikel 29 , Algemene Bepalingen ) ;

10 . Dat op overtredingen door de VCH-leden van de besluiten van de ledenvergadering als sancties waarschuwing , berisping en geldboeten staan - eventueel ook dwangsommen - tot 10.000 gulden ( artikel 4 van het Reglement voor Disciplinaire Rechtspraak ) , dat deze regeling geldt sinds maart 1966 ; dat de VCH-leden voor dit tijdstip bovendien konden worden gestraft met uitsluiting van verdere levering met cement of schrapping van de handelaarskorting .

11 . Overwegende dat alle geschillen , welke naar aanleiding van de statuten of van de besluiten der algemene ledenvergaderingen tussen VCH en haar leden of tussen leden onderling ontstaan , uitsluitend zullen worden beslecht door een scheidsgerecht ( artikel 16 van de Statuten ) ; dat de scheidsrechters beslissen " als goede mannen naar billijkheid " ( artikel 17 , sub a ) , Arbitragereglement ) ;

12 . Overwegende dat de Commissie op grond van de door betrokkenen schriftelijk en gedurende de hearing voorgelegde cijfers kon vaststellen , dat het marktaandeel van de VCH-leden in de laatste jaren is teruggelopen ; dat het aanvankelijk zeer geringe aantal outsiders gestadig is toegenomen en in 1969 234 bedroeg ( tegenover 408 VCH-leden ) ; dat het marktaandeel van de outsiders van 15 % in 1966/1967 via 20 % in 1968 is opgelopen tot 32,5 % in 1969 ;

Overwegende dat ongeveer 30 % van het in Nederland verbruikte cement ( in totaal ongeveer 5 miljoen ton per jaar ) uit Lid-Staten van de E.E.G . ( België en de Bondsrepubliek ) wordt ingevoerd ;

Dat de outsiders geografisch over geheel Nederland zijn verdeeld ; dat zij het cement van dezelfde aanbieders betrekken als de VCH-leden , dus ook uit België en de Bondsrepubliek geïmporteerd cement ;

Overwegende dat de verkopen tot 100 ton waarvoor de VCH haar leden vaste prijzen voorschrijft , 24 % van de totale afzet van de VCH uitmaken ;

13 . Overwegende dat de deelnemers van oordeel zijn dat het door hen toegepaste systeem van vaste prijzen voor kleine verkopen , van richtprijzen en van uniforme voorwaarden geen beperking van de mededinging of ongunstige beïnvloeding van de handel vormt in de zin van artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag ; dat zij vooral menen dat de aangemelde overeenkomsten en besluiten uitsluitend van invloed zijn op de interne Nederlandse markt ;

Overwegende dat de deelnemers ten aanzien van de binding aan vaste prijzen voor kleine verkopen met name wijzen op de zeer sterke concurrentie der outsiders ; dat de richtprijzen naar zij betogen bijverkopen boven de 100 ton door de VCH-leden niet worden in acht genomen ; dat de grens bij de prijsbepaling door de individuele handelaren het vereiste zou zijn dat er aantoonbare winst wordt gemaakt ; dat er voor de hoogte van deze winst geen voorschriften zouden bestaan , en zelfs 1 cent per ton voldoende zou zijn ; dat de zin van deze regeling is te verhinderen dat cement als lokartikel bij koop of verkoop met andere bouwmaterialen zou worden gebruikt ;

Overwegende dat zij betogen dat door de sterke concurrentie van de outsiders bij kleine verkopen deze categorie transacties voor de VCH-leden meer en meer aan belang inboet ; dat de invoer van cement naar Nederland door de hier toegepaste vaste prijsbinding in geen enkel opzicht wordt gehinderd ; dat de afnemers tussen VCH-leden en outsiders kunnen kiezen ; dat men hoogstens zou kunnen zeggen dat de VCH-leden zonder de prijsbinding meer kleine verkooptransacties zouden sluiten ; dat naar hun oordeel zelfs een absoluut verbod aan de VCH-leden om hoeveelheden onder de 100 ton te verkopen de import van cement niet zou kunnen beïnvloeden ;

Overwegende dat de deelnemers subsidiair voor hun overeenkomsten en besluiten overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , van het E.E.G.-Verdrag vrijstelling van het kartelverbod vragen ;

Dat zij daartoe vooral betogen dat de VCH een bijdrage levert tot de verbetering van de verdeling der produkten , doordat haar leden met vakkennis , goede uitrusting en via specialisatie in staat zijn op iedere gewenste plaats , ieder gewenst tijdstip en in iedere gewenste hoeveelheid tegen concurrerende prijzen cement af te leveren ; dat door de vakbekwaamheid der handelaren naar hun oordeel tegelijkertijd een achteruitgang van de kwaliteit van het cement op weg naar de verbruiker wordt voorkomen ; dat deze positieve gevolgen het resultaat zouden zijn van de toelatingsvoorwaarden van de HIBIN ; dat de VCH zonodig ook eigen toelatingsvoorwaarden zou kunnen opstellen ; dat de keuze tussen prestaties der handelaren naar het oordeel van partijen niet aan de concurrentie kan worden overgelaten , omdat bij een ondeskundige behandeling van het cement gevaren optreden voor de openbare veiligheid ( instorting van bruggen en gebouwen ) ;

Overwegende dat deze voordelen naar partijen menen onbeperkt aan de verbruikers ten goede komen ; dat de cementprijzen onder scherpe concurrentiedruk staan en bovendien door de Nederlandse Regering worden gecontroleerd ; dat de beperkingen voor het bereiken van de nagestreefde doelstellingen nodig zouden zijn ; dat de mededinging , gezien de grote betekenis van de outsiders en de beperking van de prijsbinding tot kleine verkooptransacties ook niet voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten zou worden uitgeschakeld ;

II

14 . Overwegende dat artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag bepaalt dat onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen , alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd , beperkt of vervalst ;

15 . Overwegende dat de hierboven onder 1 beschreven regelingen berusten op besluiten van de algemene ledenvergadering van de VCH , die zowel naar hun inhoud als naar artikel 3 c van de VCH-statuten voor alle VCH-leden bindend zijn ; dat de Algemene Bepalingen en Prijsvoorschriften , de Algemene Koop - en Verkoopsvoorwaarden 1955 FGB-RBB , de Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden van de VCH alsmede de Prijsbladen I-VI , omdat het bij de VCH om een vereniging tot behartiging van de economische belangen van de bij haar aangesloten leden gaat , moeten worden beschouwd als besluiten van een ondernemersvereniging in de zin van artikel 85 , lid 1 ;

16 . Overwegende dat de Algemene Bepalingen en Prijsvoorschriften , de Algemene Koop - en Verkoopsvoorwaarden 1955 FGB - RBB , de Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden van de VCH , alsmede de Prijsbladen I-VI regelingen bevatten die ertoe strekken en ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt beperkt ;

a ) Overwegende dat de vaststelling van bindende wederverkoopsprijzen en -voorwaarden voor leveranties onder 100 ton door de VCH de VCH-leden de mogelijkheid ontneemt , hun prijzen en verkoopsvoorwaarden naar eigen goeddunken vast te stellen en de vraag naar cement door het verlenen van lagere prijzen of gunstiger voorwaarden ten nadele van concurrenten naar zich toe te trekken ; dat de VCH-leden daarbij door de VCH-besluiten niet alleen vaste prijzen en uniforme verkoopsvoorwaarden worden voorgeschreven , maar hun ook alles wordt verboden dat rechtstreeks of indirect tot ontduiking zou kunnen leiden ; dat een aantal ontduikingshandelingen individueel reeds uitdrukkelijk is omschreven en verboden , maar dat in de algemene clausule in artikel 6 van de Algemene Bepalingen nogmaals eens en voor altijd wordt duidelijk gemaakt dat de VCH-leden ten aanzien van wederverkoopsprijzen en -voorwaarden op geen enkele wijze concurrentie met elkaar mogen voeren ;

Overwegende dat de VCH-deelnemers door de uniforme vaststelling van scheepskortingen en speciale kortingen voor cementverwerkende ondernemingen voorts de mogelijkheid prijsgeven om kortingen per hoeveelheid of over de jaarlijkse omzet te verlenen die naar de individuele afname van de klant zijn berekend en van de collectief vastgestelde schalen afwijken ; dat ook daardoor ieder aanbieden onder de vastgestelde prijzen wordt verhinderd ;

Overwegende dat de kwantitatieve betekenis van deze beperking niet gering is ; dat het aandeel van de leveringen onder 100 ton in de totale leveranties van de VCH-leden 24 % bedraagt ; dat de deelnemers hun aandeel in de totale Nederlandse afzet onlangs op 67,5 % berekend hebben ; dat er daarbij van mag worden uitgegaan , dat circa een derde van de leveranties cement betreft dat uit België en de Bondsrepubliek was ingevoerd ;

b ) Overwegende dat de vaststelling van richtprijzen voor leveranties van 100 ton en meer de ondernemersvrijheid van de VCH-leden bij het opstellen van prijzen en verkoopsvoorwaarden in ieder geval in dier voege beperkt als zij gericht is op een uniform en onderling afgestemd gedrag en dit ook in een niet onaanzienlijke mate in het leven roept ;

Overwegende dat de discipline van de VCH-leden bij het in acht nemen van de aanbevolen prijzen versterkt wordt doordat de voorschriften van de VCH inzake kortingen en verkoopsvoorwaarden door hen in ieder geval , d.w.z . ook bij leveranties boven de 100 ton , moeten worden in acht genomen ;

Overwegende dat de daarbij komende verplichting van de VCH-leden om bij verkopen boven de 100 ton aantoonbare winst te maken daarbij voor iedere individuele verkoop de betekenis heeft van een minimumprijsbinding ; dat de toepasselijkheid van artikel 85 , lid 1 , op deze verplichting niet wordt uitgesloten door het doel dat daarmee door de VCH wordt nagestreefd , de verhindering van een gebruik van het cement als lokartikel bij de koppeling met andere bouwmaterialen ; dat de verkoop van cement door de VCH-leden niet reeds doordat hij met verlies of zonder winst plaatsvindt tot een oneerlijk handelen in de concurrentie wordt ; dat daartoe subjectieve criteria vereist zijn , waaraan de VCH-regeling geen aandacht besteedt ;

Overwegende dat de kwantitatieve betekenis van het systeem van richtprijzen en minimumprijsbinding voor verkopen boven de 100 ton aanzienlijk is ; dat hun aandeel in de totale leveringen van de V.C.H.-leden 76 % bedraagt ; dat er ook hier van moet worden uitgegaan dat circa een derde van het onder deze regeling vallende cement uit België en de Bondsrepubliek afkomstig is ;

c ) Overwegende dat de in artikel 3 van de Algemene Bepalingen aan de VCH-leden opgelegde verplichting om voor de wederverkoop bestemde cement slechts aan andere VCH-leden of " erkende wederverkopers " te leveren en bij leveranties aan verbruikers telkens contractuele wedervervreemdingsverboden op te nemen , de uitsluiting van outsiders in het handelsstadium ten doel heeft ten gunste van de VCH-leden en de basis vormt voor een individuele beperking van de verkoopmogelijkheden der gebonden handelaren ;

d ) Overwegende dat de in artikel 17 van de Algemene Bepalingen aan de VCH-leden opgelegde verplichting , aan aannemers niet meer cement te leveren dan voor het telkens betrokken werk nodig is , verankert het wederverkoopverbod en houdt outsiders van de cementhandel verre ; dat voorts het ontduiken der kortingen verhinderd wordt , die zijn gestaffeld overeenkomstig de voor het betrokken bouwproject benodigde hoeveelheid ;

e ) Overwegende dat de aanvullende besluiten van de VCH in wezen ten gevolge hebben de reeds behandelde concurrentiebeperkingen te verankeren ; dat de verplichting van de VCH-leden om bepaalde in de Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden opgenomen voorwaarden op te nemen in de koopcontracten met verbruikers in het algemeen ten doel heeft de naleving van prijzen en verkoopsvoorwaarden te verzekeren ; dat zij echter ook handelingen tot ontduiking wil voorkomen , waarvan het zwaartepunt in de sfeer van de afnemer ligt ; ( de koper kan zich niet aan komende prijsverhogingen onttrekken door voorraad te vormen zonder terstond af te nemen - koop op termijn - en is aansprakelijk voor de door hem opgegeven toepassing van het cement ) ; overwegende dat men tenslotte ook verdere elementen van ondernemersrisico voor de VCH-leden wil uitsluiten ( de koper draagt het risico van verhoogde transportkosten en verlate aankomst van onverpakt cement ) ; dat de verboden van kortingen en speciale prestaties , zoals bij voorbeeld provisies , geschenken , garanties , goedkopere verkoop van andere materialen , kredieten en reducties dienen ter voorkoming van alle mogelijke ontduikingshandelingen ;

f ) Overwegende dat de verplichting die de VCH-leden in artikel 30 en 31 van de Algemene Bepalingen is opgelegd , om in geval van wijziging in de rechtsvorm van hun onderneming alle krachtens de VCH-besluiten op hen rustende verplichtingen aan de nieuwe onderneming over te dragen , ten doel heeft de bindingen die tegenover de VCH zijn aangegaan te waarborgen ; dat voor de aan de VCH-leden opgelegde plicht om controles te dulden en boek te houden in beginsel hetzelfde geldt ; dat al deze plichten ten doel hebben de VCH het opsporen van overtredingen te vergemakkelijken en de handelaren zo nodig tot naleving van de aangegane verplichtingen te dwingen ;

dat daarentegen de concurrentiemogelijkheden van de VCH-leden onderling nog extra worden beperkt doordat het hun verboden is , zonder voorafgaande toestemming van de VCH cement in filialen of depots te verkopen en doordat zij bij hun verkooppogingen geen personen mogen inschakelen die niet uitsluitend in hun dienst staan ;

17 . Overwegende dat de bovengenoemde concurrentiebeperkingen in tegenstelling tot de opvatting der aanmelders territoriaal niet slechts betrekking hebben op Nederland , maar de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden ; dat de door de VCH genomen besluiten weliswaar alleen ondernemingen in Nederland binden ; dat deze regelingen echter in hun geheel beschouwd de vrije handel tussen Nederland enerzijds en België en West-Duitsland , alsmede bovendien althans Frankrijk als potentiële aanbieder anderzijds rechtstreeks of indirect in gevaar kunnen brengen op een wijze die nadelig kan zijn voor de verwerkelijking van de doelstellingen van een enkele markt tussen de Staten ; dat dit zeer in het algemeen reeds blijkt uit het feit , dat momenteel nog ongeveer 33 % van het in Nederland verbruikte cement niet in Nederland wordt vervaardigd , en alle bindingen dus betrekking hebben op een produkt dat voor een niet onaanzienlijk deel uit andere Lid-Staten afkomstig is ;

Overwegende dat de openstelling van de Nederlandse markt voor vrije cementimport uit de overige Lid-Staten door het prijsgeven van de wederzijdse collectieve exclusieve bindingen van het VCH-contract tussen handelaren en NCA-leveranciers , alsmede de verwijdering van alle belemmeringen voor een effectieve concurrentie tussen de fabrikanten voor de Nederlandse cementverbruikers slechts in beperkte mate effect kunnen sorteren , zolang en voorzover grote delen van de cementhandel , hetzij tegen kartelprijzen blijven aanbieden , hetzij hun prijspolitiek met inachtneming van aanbevelingen van de vereniging onderling blijven afstemmen ;

Overwegende dat in deze situatie door de toenemende betekenis van de outsiders in de cementhandel geen voldoende verandering is ingetreden ; dat het zeer wel mogelijk is dat de Nederlandse afnemers in ruime mate bij de afname van cement kunnen kiezen tussen VCH-leden en vrije handelaren ; dat de positie van de VCH op de Nederlandse markt echter nog altijd sterk genoeg is om de prijspolitiek van haar leden te kunnen bepalen of beslissend te beïnvloeden ; dat dit wordt aangetoond door het feit dat de VCH in staat blijft haar leden ondanks de concurrentie der outsiders te binden aan haar concurrentiebeperkende besluiten ; dat de deelnemers in ieder geval uit de aanwezigheid van concurrerende offerten van de vrije handelaren geen argument kunnen putten tegen de toepassing van artikel 85 , lid 1 , zolang hun marktaandeel circa twee derde bedraagt en uit andere Lid-Staten geïmporteerd cement in aanzienlijke hoeveelheden door hen tegen vaste of zichtprijzen wordt verkocht ; dat de door hen toegepaste concurrentiebeperkingen onder deze omstandigheden uiteraard niet zonder invloed kunnen blijven op de grensoverschrijdende handelsstromen binnen de gemeenschappelijke markt ; dat het daarbij niet slechts - zoals de deelnemers schijnen te menen - aankomt op de totale balans van het grensoverschrijdend verkeer met cement tussen Nederland enerzijds en België en de Bondsrepubliek anderzijds , maar ook op de splitsing en verdeling daarvan , en met name de ombuiging van de handelsstromen in ieder concreet geval ; dat de prijsbinding het marktaandeel van de deelnemers beïnvloedt en derhalve ook de afzetwegen van het uit België en Duitsland ingevoerde cement ; dat de deelnemers zelf toegeven dat de omvang van de verkopen der VCH-leden onder de 100 ton zonder prijsbinding groter zou zijn ; dat daarenboven de prijsbinding ook doorwerkt op de marktaandelen van de Belgische en de Duitse fabrikanten , want dat zonder prijsbinding de vraag van de verbruikers naar goedkoper Belgisch of Duits cement zou toenemen ;

Overwegende dat de regelingen die zijn getroffen tot vestiging en verankering van de positie der VCH-leden , met name hun verplichting om voor de wederverkoop bestemd cement slechts aan VCH-leden te verkopen ; alsmede het in de Algemene Bepalingen vervatte wedervervreemdingsverbod in beginsel aan alle afnemers door te geven en aannemers niet meer cement te leveren dan voor ieder afzonderlijk aangevangen bouwproject nodig is , en voorts het aan de VCH-leden opgelegde verbod om derde ondernemingen bij hun verkoopactiviteiten in te schakelen , alsmede de verplichting zonder speciale toestemming filialen of depots te openen , de oprichting of de groei van handelsondernemingen buiten en binnen de VCH ( en de HIBIN ) bemoeilijken en daardoor omgekeerd ook cementimport kunnen verhinderen , respectievelijk van zijn natuurlijke weg in de concurrentie van fabrikanten en handelaren afbuigen ;

III

18 . Overwegende dat de Commissie volgens artikel 85 , lid 3 , de bepalingen van artikel 85 , lid 1 , buiten toepassing kan verklaren voor overeenkomsten , besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot verbetering van de technische of economische vooruitgang , mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a ) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn ,

b ) de mogelijkheid te geven voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen .

19 . Overwegende dat de besluiten van de VCH overeenkomstig artikel 5 , lid 1 , van Verordening nr . 17 binnen de gestelde termijn bij de Commissie zijn aangemeld ; dat zij echter niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 ; dat in de eerste plaats de in artikel 85 , lid 3 , verlangde bijdrage tot de verbetering van de produktie of de verdeling der produkten of de verbetering van de technische of economische vooruitgang ontbreekt ;

20 . Overwegende dat de besluiten van de VCH volgens de aanmelders ten doel hebben een geregelde toestand op de Nederlandse cementmarkt te bevorderen en te vestigen in het belang van producenten , handelaren en verbruikers ; dat het nuttig effect in de zin van artikel 85 , lid 3 , met name zou blijken uit de voor de verbruiker geschapen mogelijkheid op de meest economische wijze gelijkblijvende kwaliteiten af te nemen en uit het feit dat de cementhandel wordt waargenomen door goed opgeleide en geoutilleerde handelaren ;

21 . Overwegende dat uit het betoog van de aanmelders op generlei wijze kan worden geconcludeerd waarom de uitschakeling , respectievelijk beperking van de mededinging tussen de in de VCH georganiseerde handelaren in cement in het onderhavige geval beter dan deze mededinging zelf in staat zou zijn , een prestatieverhogend effect op produktie en verkoop uit te oefenen ; dat de omstandigheden die de Commissie in deze procedure bekend zijn geworden een dergelijke conclusie ook niet wettigen ;

Overwegende dat ten aanzien van de vraag of de onder II behandelde beperkingen overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , kunnen worden vrijgesteld van het kartelverbod , het alleen van belang is of door de beperkingen , objectief gezien , een verbetering wordt bewerkstelligd ten opzichte van de toestand die zonder deze beperkingen zou bestaan ;

Overwegende dat , indien men de aanmelding in dit licht beschouwt , niet valt in te zien in welk verband en om welke redenen de concurrentie haar prestatieverhogende invloed op de Nederlandse cementmarkt niet zou kunnen ontplooien ; dat de vaststelling of aanbeveling van handelaarsprijzen en verkoopsvoorwaarden derhalve niet als een bijdrage tot een van de in artikel 85 , lid 3 , genoemde positieve doelstellingen kan worden beschouwd ;

22 . Overwegende dat ten aanzien van de in artikel 85 , lid 3 , verlangde positieve voorwaarden hieronder in concreto nog het volgende moet worden opgemerkt :

a ) er valt niet in te zien , hoe door de persoonlijke beperkingen van e afnemers met betrekking tot hun verkoopactiviteit , of de verplichting van de handelaren om uniforme prijzen en wederverkoopsvoorwaarden in acht te nemen , respectievelijk door prijsaanbevelingen invloed zou kunnen worden uitgeoefend op de kwaliteit van het door de vroegere NCA-deelnemers of door derden geproduceerde cement ;

b ) evenmin bestaat er een verband tussen de beperkingen der handelaren ten aanzien van de verkoop en de oprichting van filialen en de uitsluiting van de concurrentie inzake prijzen en voorwaarden voor verkopen tot 100 ton of de beperking van deze concurrentie door prijsaanbevelingen en minimumprijsbindingen bij verkopen boven 100 ton enerzijds en een betere of meer regelmatige bevoorrading van de Nederlandse verbruikers anderzijds . In vergelijking met de toestand die bij vrije concurrentie zou bestaan , betekenen de meeste van de onder II behandelde beperkingen daarentegen een verslechtering . Tengevolge van de beperking van het wederverkooprecht tot een bepaalde groep handelaren moeten b.v . afnemers die slechts kleine hoeveelheden cement nodig hebben maar collectief toch een niet onaanzienlijk aandeel in het totale verbruik vormen , hun behoefte bij de gewoonlijk slechts in grote plaatsen gevestigde erkende handelaren dekken of zich tot de duurdere detailverkoop ( z.g . winkelverkoop ) richten . Door de vaststelling van prijzen en verkoopsvoorwaarden wordt de bevoorrading van de verbruikers verslechterd , doordat zij een prijsdaling van het cement in de weg staat . Dit blijkt bijzonder sprekend uit het feit dat de vroeger naar de prijspolitiek van de NCA-fabrikanten gerichte prijslijsten van de VCH ook golden voor cementleveranties van industriële outsiders die eventueel tegen gunstigere prijzen en voorwaarden dan de NCA-leveranciers plaatsvonden . Met de beëindiging van het NCA en het wegvallen van de vaststelling en toepassing van uniforme prijzen en verkoopsvoorwaarden door de deelnemers aan het NCA geldt dit thans in het algemeen . De voordelen die uit een concurrentie van de fabrikanten op de Nederlandse markt zouden kunnen voortvloeien worden door deze vaste prijsregeling volledig en door het systeem van aanbevolen prijzen in ieder geval ten dele ten gunste van de VCH-leden opgevangen en aan de verbruikers onthouden ;

c ) Waar de aanmelders erop wijzen dat in de voorschriften die de VCH haar leden intern heeft opgelegd een waarborg gelegen is , dat zo goed mogelijk geschoolde handelaren met cement handelen , doelen zij daarmee op een verbetering van de verdeling der produkten respectievelijk een bevordering van de technische of economische vooruitgang . Met dit betoog zijn de toelatingsvoorwaarden van het Erkenningsreglement van de HIBIN bedoeld . Eigen toelatingsvoorwaarden heeft de VCH tot nu toe niet opgesteld , maar zich hiertoe enkel tegenover de Commissie bereid verklaard . Enige gunstige uitwerking van deze bepalingen op de vakkennis van de handelaren zou derhalve aan de activiteit van de HIBIN zijn toe te schrijven en niet aan die van de VCH waarvan de medewerking hier beperkt wordt door het feit dat de VCH-erkenning de facto van het HIBIN-lidmaatschap afhangt . Maar ook afgezien daarvan kon echter van een bevordering van de technische of economische vooruitgang ook hier geen sprake zijn . In de regel biedt niet de uitsluiting van bepaalde ondernemingen door een representatieve beroepsvertegenwoordiging als de VCH , maar de mededinging van alle handelaren onderling de beste waarborg dat de verbruikers tegen de best mogelijke voorwaarden produkten van onberispelijke kwaliteit aangeboden krijgen . De Nederlandse cementhandel geeft geen aanknopingspunten om tot een uitzondering op dit beginsel te besluiten . Ook in de andere Lid-Staten bestaan er geen vergelijkbare particuliere of publiekrechtelijke regelingen . Zelfs wanneer men in het VCH-lidmaatschap een waarborg zou zien voor deskundige handelaarsdiensten , dan volgt daaruit nog niet de noodzaak , laat staan een rechtvaardiging , van het door de VCH toegepaste prijs - en voorwaardenkartel en het wederverkoopverbod voor niet-leden ,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

Artikel 1

De " Algemene Bepalingen en Prijsvoorschriften der VCH " met inbegrip van de in paragraaf III , artikel 5 , van deze bepalingen genoemde Prijsbladen I - VI en de in paragraaf III , artikel 10 , genoemde " Algemene Koop - en Verkoopsvoorwaarden 1955 FGB - RBB " , op hun beurt met inbegrip van de daarbij behorende " Aanvullende Koop - en Verkoopsvoorwaarden van de VCH " vormen een inbreuk op artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap .

Artikel 2

De door de " Vereniging van Cementhandelaren " voor de in artikel 1 genoemde regelingen aangevraagde niettoepasselijkheidsverklaring overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , wordt niet verleend .

Artikel 3

De " Vereniging van Cementhandelaren " is verplicht aan de in artikel 1 vastgestelde inbreuk terstond een einde te maken .

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de " Vereniging van Cementhandelaren " , Keizersgracht 11 - 13 te Amsterdam .

Gedaan te Brussel , 16 december 1971 .

Voor de Commissie

De Voorzitter

Franco M . MALFATTI

( 1 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 .

( 2 ) PB nr . 127 van 20 . 8 . 1963 , blz . 2268/63 .