Home

Richtlijn 74/647/EEG van de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de anjerbladroller

Richtlijn 74/647/EEG van de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de anjerbladroller

Richtlijn 74/647/EEG van de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de anjerbladroller

Publicatieblad Nr. L 352 van 28/12/1974 blz. 0041 - 0042
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 6 blz. 0033
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 11 blz. 0129
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 6 blz. 0033
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 8 blz. 0063
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 8 blz. 0063


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 9 december 1974

betreffende de bestrijding van de anjerbladroller

( 74/647/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 43 en 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de teelt van anjers in de landbouw van de Gemeenschap een belangrijke plaats inneemt ;

Overwegende dat de opbrengst van deze teelt voort durend door schadelijke organismen wordt bedreigd ;

Overwegende dat door bescherming van de anjerteelt tegen deze schadelijke organismen niet alleen de produktiecapaciteit gehandhaafd , doch ook de produktiviteit in de landbouw moet worden opgevoerd ;

Overwegende dat beschermende maatregelen tegen het binnendringen van schadelijke organismen in de afzonderlijke Lid-Staten slechts een beperkt effect hebben , indien de schadelijke organismen niet in de gehele Gemeenschap tegelijkertijd en systematisch bestreden worden en de verbreiding ervan niet wordt voorkomen ;

Overwegende dat de mediterrane anjerbladroller en de Zuidafrikaanse anjerbladroller de gevaarlijkste schadelijke organismen voor anjers zijn ;

Overwegende dat deze schadelijke organismen in een aantal Lid-Staten voorkomen ;

Overwegende dat de anjerteelt in de gehele Gemeenschap voortdurend gevaar loopt , als er geen doeltreffende maatregelen worden genomen om deze schadelijke organismen te bestrijden en de verbreiding ervan te verhinderen ;

Overwegende dat het , ter beteugeling van deze schadelijke organismen , noodzakelijk is voor de Gemeenschap minimumvoorschriften vast te stellen ; dat de Lid-Staten aanvullende of strengere voorschriften moeten kunnen vaststellen voor zover deze noodzakelijk zijn ;

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Deze richtlijn heeft betrekking op de in de Lid-Staten te treffen minimummaatregelen ter bestrijding van de anjerbladroller en ter voorkoming van de verbreiding ervan .

Artikel 2

In deze richtlijn wordt onder anjerbladroller verstaan : de mediterrane anjerbladroller ( Cacoecimorpha pronubana Hb ) en de Zuidafrikaanse anjerbladroller ( Epichoristodes acerbella ( Walk . ) Diak . ) .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten zien erop toe dat de anjers ( Dianthus L . ) slechts in het verkeer worden gebracht indien zij niet door anjerbladrollers zijn aangetast en dat door anjerbladrollers aangetaste anjerbestanden zo behandeld worden dat de daaruit afkomstige planten niet meer aangetast zijn op het tijdstip dat zij in het verkeer worden gebracht .

2 . In afwijking van het bepaalde in lid 1 mogen in geringe mate door anjerbladrollers aangetaste snijanjers in de periode van 16 oktober tot en met 30 april wel in het verkeer worden gebracht .

Artikel 4

De Lid-Staten verbieden het houden van anjerbladrollers .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten kunnen toestaan :

a ) dat wordt afgeweken van de in artikelen 3 en 4 bedoelde maatregelen ten behoeve van wetenschappelijke doeleinden , proeven of selectiewerkzaamheden ;

b ) dat in afwijking van artikel 3 in geringe mate door anjerbladrollers aangetaste snij-anjers ook in de periode van 1 mei tot en met 15 oktober in het verkeer worden gebracht .

2 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de in lid 1 bedoelde afwijkingen slechts worden toegestaan indien door voldoende controle gewaarborgd wordt dat zij geen afbreuk doen aan de bestrijding van de anjerbladroller en geen gevaar voor verbreiding van deze schadelijke organismen opleveren .

Artikel 6

De Lid-Staten mogen aanvullende of strengere voorschriften vaststellen om de anjerbladroller te bestrijden of de verbreiding ervan te voorkomen , voor zover deze voorschriften nodig zijn voor deze bestrijding of voorkoming .

Artikel 7

De Lid-Staten doen de nodige maatregelen in werking treden om uiterlijk binnen één jaar na kennisgeving van deze richtlijn gevolg te geven aan het bepaalde in deze richtlijn . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 9 december 1974 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Ch . BONNET

( 1 ) PB nr . C 93 van 7 . 8 . 1974 , blz . 87 .

( 2 ) PB nr . C 116 van 30 . 9 . 1974 , blz . 49 .