Home

75/781/EEG: Beschikking van de Commissie van 21 november 1975 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag (IV/256 - Bomée-stichting) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

75/781/EEG: Beschikking van de Commissie van 21 november 1975 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag (IV/256 - Bomée-stichting) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

75/781/EEG: Beschikking van de Commissie van 21 november 1975 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag (IV/256 - Bomée-stichting) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 329 van 23/12/1975 blz. 0030 - 0034


++++

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 november 1975

inzake een procedure op grond van artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag ( IV/256 - Bomée-stichting )

( Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek )

( 75/781/EEG )

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , en met name op artikel 85 ,

Gelet op Verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1962 ( 1 ) , en met name op artikel 3 ,

Gezien de op 31 oktober 1962 door de heren van Bentum en van Dam , in hun hoedanigheid van voorzitter , resp . secretaris van de Bomée-stichting te 's-Gravenhage , bij de Commissie ingediende aanmelding ter verkrijging van een negatieve verklaring ten aanzien van artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag , subsidiair om een verklaring van ontheffing op grond van artikel 85 , lid 3 , voor de statuten van de stichting en de verkoopvoorwaarden voor Bomée-artikelen ,

Gezien het door de onderneming Maxis B.V . te Muiden , Nederland , op 7 juli 1975 ingediende verzoek op grond van Verordening nr . 17 , artikel 3 ,

Gehoord de betrokken ondernemingen , overeenkomstig artikel 19 , lid 1 , van Verordening nr . 17 en de bepalingen van Verordening nr . 99/63/EEG ( 2 ) ,

Geraadpleegd het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities overeenkomstig artikel 10 van Verordening nr . 17 op 25 september 1975 ,

I . De feiten

Overwegende dat de feiten als volgt kunnen worden samengevat :

De Bomée-stichting is een beroepsvereniging , die op 17 november 1937 te 's-Gravenhage voor onbepaalde tijd is opgericht en naar Nederlands recht rechtspersoonlijkheid geniet . Haar oogmerk is de bevordering van de regelmatige handel in merkartikelen in de betrokken branche , zowel in het belang van fabrikanten en importeurs , als van grossiers , detaillisten en consumenten . De stichting tracht dit doel te bereiken door alle wettige middelen , in het bijzonder door het bevorderen van overleg tussen de branchegenoten , door het vaststellen van de Bomée-voorwaarden en door het medewerken aan de opstelling en handhaving van individuele leveringsvoorwaarden en door het regelen van de brancherechtspraak ( art . 3 van de statuten ) .

Nagenoeg alle Nederlandse fabrikanten en importeurs van parfumerie - , kosmetische - en toiletartikelen , een zestigtal in aantal , zijn lid van de stichting ; zij verkopen de Bomée-artikelen via ongeveer 80 grossiers , die zij aanwijzen . Vervolgens verkopen meerdere duizenden detaillisten , die ongeveer zesduizendvijfhonderd verkooppunten controleren , deze Bomée-artikelen aan de consument . Alle deelnemers aan het Bomée-systeem worden ook buiten de Bomée-stichting in drie verenigingen gegroepeerd , met name Mepacos ( importeurs en fabrikanten ) , Vegrocos ( grossiers ) en S.P.D . ( detaillisten ) . Vertegenwoordigers , door de verenigingen aangewezen , zetelen in het bestuur van de Bomée-stichting .

De meeste importeursleden van de Bomée-stichting zijn alleenvertegenwoordigers voor Nederland van buitelandse fabrikanten . Alle grote merken zoals Balmain , Dior , Chanel , Rubinstein , Ricci , Nivea , Pond's , Valdélis , 4711 , Revlon , Lanvin , Lancôme en Rochas zijn hierbij vertegenwoordigd ; ongeveer de helft van de Bomée-artikelen worden in Nederland ingevoerd uit andere Lid-Staten van de E.E.G . Het marktaandeel van de Bomée-artikelen in Nederland bedroeg in 1974 70 % voor cosmetica , ongeveer 40 % voor toiletartikelen en ongeveer 90 % voor parfumerieën .

De leden van de stichting hebben gezamenlijk uniforme verkoopvoorwaarden voor de Bomée-artikelen vastgesteld . De stichting ziet toe op de strikte toepassing van deze voorwaarden , zowel door haar leden , die zich verplicht hebben deze door al hun kopers te doen naleven , als door de grossiers en detaillisten , die deze voorwaarden hebben geaccepteerd .

Deze acceptatie geschiedt doordat een lid de plaatsing van een merkartikel op de Bomée-lijst laat publiceren . Na acht dagen zijn de deelnemers dan gehouden de Bomée-voorwaarden ook op dit artikel toe te passen ( art . 2 en 3 , Bomée-voorwaarden 1972 ) .

In beginsel dienen alle grossiers of detaillisten , die éénmaal een aan de Bomée-voorwaarden onderworpen artikel hebben gekocht , nadien deze Bomée-voorwaarden na te leven en hiertoe in voorkomende gevallen op hun beurt dit hun kopers-wederverkopers op te leggen voor alle onder de regeling vallende artikelen die zij nadien zouden verwerven , ongeacht op welke wijze deze verwerving plaatsvindt ( art . 3 , lid 2 ) .

De bij de aanmelding in oktober 1962 geldende Bomée-voorwaarden 1953 hadden in hoofdzaak ten doel , alle wederverkopers te verplichten tot de strikte toepassing van de consumentenprijzen en van de voorschriften , die rechtstreeks verband hielden met de inachtneming van deze prijzen , met name met betrekking tot de bevoorrading van de wederverkopers via de erkende distributiekanalen .

Na de afwijzing door de nationale autoriteiten van het door de Bomée-stichting uit hoofde van de Nederlandse wetgeving ingediende verzoek om ontheffing van het verbod van collectieve verticale prijsbinding ( 3 ) , was de leiding van de stichting genoopt , in de Bomée-voorwaarden alle bepalingen met betrekking tot de handhaving van gebonden prijzen te schrappen . Individueel hebben meerdere leden echter prijsbinding in hun individuele voorwaarden toegepast .

Op 5 mei 1972 heeft de Bomée-stichting de Commissie in kennis gesteld van de tekst van haar nieuwe voorwaarden , die op 3 januari 1972 in werking waren getreden .

Hoewel de bepalingen met betrekking tot de handhaving van de verticale prijsbinding waren geschrapt , evenals die waarbij , in de voorwaarden van 1953 , aan de andere deelnemers dan fabrikanten of importeurs , werd verboden in Nederland de Bomée-artikelen zonder instemming van de betrokken fabrikant of importeur in te voeren , bevatte de tekst van de voorwaarden van 1972 ( Bomée-voorwaarden 1972 ) nog steeds de volgende bepalingen :

- het voorschrift , dat de grossiers Bomée-artikelen alleen mogen leveren aan detaillisten ( artikel 10 , lid 3 ) ;

- het voorschrift , dat de detaillisten Bomée-artikelen alleen aan de consumenten mogen verkopen ( artikel 10 , lid 5 ) ;

- de verplichting voor de grossiers , Bomée-artikelen uitsluitend te betrekken van fabrikanten en importeurs , die lid zijn van de stichting ( artikel 11 , lid 1 ) ;

- de verplichting voor de detaillisten , Bomée-artikelen uitsluitend te betrekken van fabrikanten en importeurs die lid zijn van de stichting , of van door deze fabrikanten of importeurs aangewezen grossiers ( artikel 11 , lid 2 ) ;

- de verplichting voor iedere branchegenoot , anders dan de betrokken fabrikant of importeur die Bomée-artikelen heeft ingevoerd , de stichting van deze invoer in kennis te stellen met opgave van het land van oorsprong van de goederen ( artikel 11 , lid 3 ) ;

- de verplichting , die aan grossiers of detaillisten kan worden opgelegd , de in hun bezit zijnde Bomée-artikelen ter beschikking te stellen van bij de stichting aangesloten fabrikanten of importeurs die daartoe het verzoek richten tot de Rechtspraakcommissie van de stichting ( artikel 19 , lid 1 ) ;

Na een eerste mededeling van punten van bezwaar welke de Commissie aan de Bomée-stichting op 22 juni 1973 had toegezonden , aangezien de Commissie van mening was , dat deze bepalingen in strijd waren met het mededingingsrecht van de Europese Gemeenschappen , werden de Bomée-voorwaarden opnieuw gewijzigd . Deze nieuwe verkoopvoorwaarden zijn in werking getreden op 19 december 1974 ( Bomée-voorwaarden 1974 ) .

Deze laatste verkoopvoorwaarden bevatten de volgende bepalingen :

- het verbod aan fabrikanten en importeurs , leden van de vereniging , om Bomée-artikelen te leveren aan andere ondernemingen dan grossiers en detaillisten die de verkoopvoorwaarden toepassen ( artikel 10 , lid 1 ) ;

- het verbod aan grossiers die de verkoopvoorwaarden toepassen om Bomée-artikelen aan andere ondernemingen dan detaillisten die verkoopvoorwaarden toepassen te leveren ( artikel 10 , lid 3 a ) ;

- het verbod aan detaillisten die de verkoopvoorwaarden toepassen om Bomée-artikelen aan andere ondernemingen te leveren , aangezien zij verplicht zijn uitsluitend aan consumenten te leveren ( artikel 10 , lid 5 a ) .

De bepalingen van artikel 10 , lid 3 a ) en 5 a ) zijn evenwel aangevuld met de leden 3 b ) resp . 5 b ) , die inhouden dat deze bepalingen niet gelden voor leveringen aan ondernemingen die buiten Nederland gevestigd zijn .

Voorts houden de voorwaarden nog de volgende bepalingen in :

- de verplichting voor grossiers die de verkoopvoorwaarden toepassen om Bomée-artikelen alleen te betrekken van fabrikanten en importeurs die lid van de stichting zijn ( artikel 11 , lid 1 ) ;

- de verplichting voor detaillisten die de verkoopvoorwaarden toepassen om Bomée-artikelen uitsluitend te betrekken van fabrikanten en importeurs die lid van de stichting zijn of bij grossiers die door deze fabrikanten en importeurs zijn aangesteld ( artikel 11 , lid 2 ) .

Artikel 11 is echter aangevuld met een nieuw lid 3 , dat inhoudt dat de verplichtingen van lid 1 en lid 2 niet van toepassing zijn op aankopen bij ondernemingen die buiten Nederland gevestigd zijn .

De niet-naleving van deze verbindende bepalingen wordt met diverse disciplinaire maatregelen door de Rechtspraakcommissie van de stichting bestraft ( artikel 20 ) .

Per brief van 8 juli 1975 heeft de Bomée-stichting de Commissie medegedeeld dat zij punt 2 van artikel 1 van de voorwaarden zou wijzigen om de begripsomschrijving van het Bomée-artikel te beperken tot " in Nederland " in de handel gebrachte artikelen . Deze wijziging is op 25 augustus 1975 in werking getreden .

Op 7 juli 1975 heeft de onderneming Maxis B.V . te Muiden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen een klacht ingediend tegen de Bomée-voorwaarden . Aangezien Maxis de Bomée-voorwaarden niet wenste na te leven , ondervond Maxis hinder bij het inkopen van de Bomée-artikelen .

II . Beoordeling in het licht van artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag

Overwegende dat artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag bepaalt , dat onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen , alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen , welke de handel tussen Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben , dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd , beperkt of vervalst ;

Overwegende , dat de gezamenlijk opgestelde en door alle leden van de Bomée-stichting toegepaste verkoopvoorwaarden een besluit vormen van een ondernemersvereniging als bedoeld in artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag ;

Overwegende dat artikel 10 , leden 1 , 3 en 5 , en artikel 11 van dit besluit van een ondernemersvereniging ertoe strekken en ten gevolge hebben , dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt beperkt , aangezien zij ten doel hebben de handel tussen de deelnemers exclusief langs collectief erkende distributiekanalen te leiden ; dat de daaruit voortvloeiende beperkingen merkbare gevolgen hebben voor de betrokken markten , gezien de betekenis van de ondernemingen en het grote aantal artikelen en produkten van wereldreputatie , die op de lijst van de Bomée-artikelen zijn opgenomen ; dat bovendien eraan herinnerd moet worden , dat het hier standaardvoorwaarden betreft , die door een onbeperkt aantal ondernemingen kunnen worden toegepast ;

Overwegende dat de bepaling van artikel 10 , lid 1 , van de Bomée-voorwaarden 1974 , die fabrikanten en importeurs , die lid zijn van de vereniging , verbiedt Bomée-artikelen in Nederland aan andere ondernemingen te leveren dan de grossiers en detaillisten , die de verkoopvoorwaarden toepassen , de wederverkopers , die niet tot deze categorieën grossiers of detaillisten behoren , de mogelijkheid ontneemt de Bomée-artikelen bij de bovengenoemde fabrikanten en importeurs te verkrijgen ; dat bovendien deze fabrikanten en importeurs deze wederverkopers niet kunnen bevoorraden ; dat dit een beperking vormt van de economische vrijheid van de fabrikanten en importeurs en van de wederverkopers , die niet tot de bovengenoemde categorieën grossiers en detaillisten behoren ;

Overwegende dat de bepaling van artikel 10 , lid 3 , van de Bomée-voorwaarden 1974 , welke grossiers , die deze voorwaarden toepassen , verbiedt de Bomée-artikelen in Nederland aan andere ondernemingen te leveren dan genoemde detaillisten , en die van lid 5 van dit artikel 10 , welke deze detaillisten verbiedt de Bomée-artikelen in Nederland aan andere kopers dan de consument te verkopen , deze twee categorieën handelaren verhindert om aan andere Nederlandse wederverkopers te verkopen , die zich in hetzelfde handelsstadium bevinden en vrij zouden zijn om de produkten tegen andere , voor de consumenten eventueel gunstiger voorwaarden , door te verkopen ; dat zij eveneens de andere grossiers van het Bomée-systeem niet kunnen bevoorraden en dat bovendien de grossiers de consumenten niet kunnen bevoorraden ;

Overwegende evenzo dat de bepalingen van artikel 11 van de Bomée-voorwaarden 1974 , die de grossiers verplichten de Bomée-artikelen uitsluitend van fabrikanten en importeurs te betrekken die lid van de stichting zijn , en de detaillisten van fabrikanten , importeurs of grossiers die door deze fabrikanten of importeurs zijn aangesteld voor de verkoop van de Bomée-artikelen , de mogelijkheid voor deze twee categorieën handelaren beperken om zich bij andere wederverkopers in Nederland te bevoorraden ;

Overwegende dat uit het onderzoek van deze zaak blijkt , dat de bovenbeschreven beperkingen van de mededinging een samenhangend en nauwkeurig afgestemd systeem vormen , dat collectief door alle leden wordt toegepast en opgelegd aan hun grossiers en detaillisten ; dat dit systeem ertoe strekt en ten gevolge heeft , dat de mededinging tussen de bovengenoemde categorieën deelnemers en andere wederverkopers wordt uitgesloten en dat de waarborgen worden geschapen , dat de handel in Bomée-artikelen in Nederland in zo groot mogelijke omvang plaatsvindt door tussenkomst van de fabrikanten , importeurs , grossiers en detaillisten , die aan het Bomée-systeem deelnemen ; dat deze concurrentiebeperkingen ten gevolge hebben , dat de structuur van de bestaande distributiekanalen en de respectievelijke marktposities der betrokken deelnemers op de betrokken markten worden geconsolideerd op een wijze , die nieuw op deze markten verschenen ondernemingen of ondernemingen , die de Bomée-voorwaarden niet willen naleven , zoals b.v . Maxis B.V . , in sterke mate verhindert een deel van deze markten te veroveren ; dat een eventuele verandering in de bestaande posities op deze markten , die onder invloed van de mededinging zou kunnen plaatsvinden , door deze bepalingen op merkbare wijze wordt bemoeilijkt ;

Overwegende dat de bovenstaande beoordeling gelijk blijft wanneer rekening wordt gehouden met het feit , dat sinds 19 december 1974 de Bomée-voorwaarden in die zin versoepeld zijn , dat de deelnemers onder meer vrij zijn om de betrokken artikelen te betrekken uit andere Lid-Staten en dat de doorverkoop van deze artikelen vrij kan geschieden ; dat de op 25 augustus 1975 van kracht geworden beperking van de begripsomschrijving van het Bomée-artikel tot goederen , die in Nederland in de handel zijn gebracht , de eerdere versoepeling slechts verduidelijkt ; dat evenwel noch het ene noch het andere de Bomée-voorwaarden 1974 aan de verbodsbepaling van artikel 85 , lid 1 , vermag te onttrekken , aangezien er ernstige belemmeringen blijven bestaan , met name bij de verhandeling in Nederland van door de leden zelf ingevoerde artikelen ; dat immers de afzet van deze artikelen niet kan geschieden overeenkomstig autonome beslissingen van alle betrokken marktdeelnemers , -importeurs , grossiers en detaillisten - maar slechts langs bepaalde gevestigde distributiekanalen ; dat immers de importeurs niet vrij zijn om te leveren aan iedere grossier of detaillist ; dat aangesloten grossiers geen handel met elkaar mogen drijven , evenmin als de aangesloten detaillisten ; dat aldus de penetratie van de ingevoerde goederen op de Nederlandse markt niet de resultante is van individuele beslissingen van de bij de diverse stadia betrokken marktdeelnemers , maar integendeel beïnvloed wordt door beperkende afspraken van deze deelnemers met hun concurrenten ;

Overwegende dat de hierboven opgesomde beperkingen van de mededinging de handel tussen Lid-Staten op merkbare wijze ongunstig kunnen beïnvloeden in de zin van artikel 85 , lid 1 , van het E.E.G.-Verdrag , aangezien zij namelijk van toepassing zijn op de Bomée-artikelen , die voor een groot deel worden geïmporteerd uit andere Lid-Staten in de E.E.G . en vervolgens in Nederland verkocht ; dat tengevolge hiervan de natuurlijke oriëntatie van de handelsstromen kan worden omgebogen en de handel tussen Lid-Staten kan worden beïnvloed ( 4 ) ;

Overwegende bovendien , dat het gevolg van deze beperkingen van de mededinging is , dat een onderdeel van de nationale markten wordt verstevigd , die de economische vervlechting , zoals het E.E.G.-Verdrag die nastreeft , belemmert , aangezien deze bepalingen het optreden of het doordringen op de Nederlandse markt van producenten of verkopers uit andere Lid-Staten bemoeilijken ( 5 ) ;

Overwegende dat gezien het aantal en de betekenis van de bij de stichting aangesloten leden en het grote aantal wederverkopers , dat de Bomée-voorwaarden toepast , en rekening houdende met het aantal en de reputatie van de merkartikelen , waarvoor deze voorwaarden gelden , de hierboven beschreven beperkingen een merkbare invloed uitoefenen op de handel tussen Lid-Staten op een wijze , die schadelijk is voor de verwezenlijking van één enkele markt tussen deze Lid-Staten ;

Overwegende dat deze ongunstige beïnvloeding van de handel tussen Lid-Staten weliswaar verminderd wordt door de op 19 december 1974 geopende en op 25 augustus 1975 verduidelijkte mogelijkheid tot deelnemende grossiers en detaillisten om zich rechtstreeks in andere Lid-Staten te bevoorraden , maar dat deze versoepeling niet opweegt tegen het collectief en cumulatief effect van de hogeromschreven beperkingen , waaraan de penetratie in Nederland van door de leden zelf ingevoerde artikelen onderhevig blijft .

Overwegende dat de bepalingen van artikel 10 , leden 1 , 3 en 5 , en van artikel 11 van de Bomée-voorwaarden 1974 derhalve onder de toepassing van artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag tot oprichting van de E.E.G . vallen ;

III . Beoordeling in het licht van artikel 85 , lid 3 , van het E.E.G.-Verdrag

Overwegende dat volgens artikel 85 , lid 3 , de bepalingen van artikel 85 , lid 1 , buiten toepassing kunnen worden verklaard voor overeenkomsten tussen ondernemingen en besluiten van ondernemersverenigingen , die bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten of tot bevordering van de technische en economische vooruitgang , mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt , en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen

a ) beperkingen op te leggen , welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn

b ) de mogelijkheid te geven , voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen ;

Overwegende dat de Bomée-voorwaarden 1974 niet in aanmerking komen voor ontheffing op grond van artikel 85 , lid 3 , omdat zij niet aan de daartoe gestelde voorwaarden voldoen ;

Overwegende dat zij in de eerste plaats niet bijdragen tot verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten noch tot bevordering van de technische of economische vooruitgang ; dat namelijk uit het onderzoek van deze concurrentiebeperkende bepalingen en uit de door de vertegenwoordigers van de stichting verstrekte uitleg blijkt , dat de Bomée-voorwaarden als voornaamste doel hebben , de daaraan deelnemende ondernemingen door een geheel van collectieve maatregelen de waarborg te geven , dat een zo groot mogelijk deel van de Bomée-artikelen door hun tussenkomst in Nederland wordt verkocht ; dat de beperkingen van de mededinging die voortvloeien uit de verplichtingen op het gebied van de alleenverkoop en exclusieve aankoop geen bijdrage lijken te kunnen vormen tot verbetering van de verdeling der betrokken produkten ; dat integendeel , deze verplichtingen de invoering van een systeem van marktbescherming beogen , dat aan andere wederverkopers de vrije toegang tot de distributie-kanalen verhindert en ertoe bijdraagt , dat de produktie en invoer van Bomée-artikelen in Nederland zoveel mogelijk aan de deelnemers aan het Bomée-systeem worden voorbehouden ;

Overwegende dat bovendien moet worden opgemerkt , dat praktisch alle Nederlandse fabrikanten onder licentie en importeurs-alleenverkopers van gerenommeerde merkartikelen lid zijn van de Bomée-Stichting ; dat zij die daarvan geen deel uitmaken gering in aantal zijn en te weinig belangrijk om een werkelijke invloed op de markt van deze produkten te kunnen uitoefenen , te meer omdat zij niet beschikken over produkten , die op zulk een grote schaal worden verspreid als de Bomée-artikelen ; dat anderzijds erop dient te worden gewezen , dat de concurrentie niet alleen dient plaats te vinden tussen handelaren-leden en niet-leden van de stichting , die artikelen van verschillende merken verkopen , maar ook tussen de verschillende wederverkopers van artikelen en produkten die tot een zelfde merk behoren ; dat het onder meer deze concurrentie is , die de Bomée-voorwaarden beogen te verhinderen , zoals hierboven is aangetoond ;

Overwegende derhalve dat de concurrentiebeperkende bepalingen van de Bomée-voorwaarden 1974 niet in aanmerking komen voor een ontheffing overeenkomstig artikel 85 , lid 3 , van het E.E.G.-Verdrag ;

IV . Toepasselijkheid van artikel 3 , lid 1 , van Verordening nr . 17/62 van de Raad

Overwegende dat volgens artikel 3 , lid 1 , van Verordening nr . 17/62 de Commissie , indien zij op verzoek of ambtshalve een inbreuk op artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag vaststelt , de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen bij beschikking kan verplichten aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken ;

Overwegende dat op grond van bovenstaande argumenten moet worden vastgesteld dat de Bomée-Stichting inbreuken heeft gepleegd op artikel 85 van het E.E.G.-Verdrag ; dat de betrokken ondernemersvereniging moet worden verplicht aan deze inbreuken zonder verwijl een einde te maken ,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

Artikel 1

De bepalingen van artikel 10 , leden 1 , 3 en 5 en van artikel 11 van de Bomée-voorwaarden 1974 , zoals laatstelijk gewijzigd op 25 augustus 1975 vormen een inbreuk op artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap .

Artikel 2

Het verzoek om een buiten toepassing verklaring op grond van lid 3 van bovengenoemd artikel 85 , dat door de Bomée-stichting is ingediend , wordt afgewezen .

Artikel 3

De ondernemersvereniging tot wie deze beschikking is gericht is verplicht aan de in artikel 1 vastgestelde inbreuken zonder verwijl een einde te maken .

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Bomée-stichting te 's-Gravenhage , Bezuidenhoutseweg 193 , Postbus 2185 , Nederland .

Gedaan te Brussel , 21 november 1975 .

Voor de Commissie

A . BORSCHETTE

Lid van de Commissie

( 1 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 .

( 2 ) PB nr . 127 van 20 . 8 . 1963 , blz . 2268/63 .

( 3 ) Beschikking van 27 juli 1966 , in beroep bekrachtigd door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 22 mei 1968 .

( 4 ) Zie arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 15 mei 1975 in zaak nr . 71/74 , Frubo .

( 5 ) Zie arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1972 in zaak nr . 8/72 , Vereeniging van Cementhandelaren .