76/772/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 20 september 1976 aan de Lid-Staten betreffende de textielbranche van kousen en panty's
76/772/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 20 september 1976 aan de Lid-Staten betreffende de textielbranche van kousen en panty's
76/772/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 20 september 1976 aan de Lid-Staten betreffende de textielbranche van kousen en panty's
Publicatieblad Nr. L 265 van 29/09/1976 blz. 0029 - 0030
++++
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE
van 20 september 1976
aan de Lid-Staten betreffende de textielbranche van kousen en panty's
( 76/772/EEG )
I
1 . De aandacht van de Commissie werd op de bestaande verstoringen in de textielbranche kousen en panty's in de Gemeenschap gevestigd naar aanleiding o.a . van regeringsnota's en interventies van beroeps - en bedrijfsorganisaties .
2 . In de sector kousen en panty's waren in 1975 ongeveer 50 000 personen werkzaam , tegen 78 000 in 1971 . Door de onlangs tot stand gekomen modernisering van de uitrusting zijn aanzienlijke produktiviteitsvergrotingen ontstaan , die tot een overcapaciteit hebben geleid welke in 1975 werd geraamd op 45 % voor de gehele Gemeenschap .
Het verbruik van kousen en panty's , dat zich tot 1969 sterk had ontwikkeld , heeft zich vervolgens tussen 1970 en 1975 gestabiliseerd . De kosten per eenheid zijn sterk gedaald ten gevolge van de geleidelijke vereenvoudiging van het produkt , de produktiviteitsstijging van de uitrusting , alsmede de daling van de uitrustingskosten .
De toegang tot de uitrustingsmarkt anderzijds is steeds meer vergemakkelijkt door de zeer ruime financiële faciliteiten voor de verwerving van dit nieuwe materiaal .
Daaruit vloeit voort dat ondanks een constante prijsdaling , de capaciteiten en de produktie steeds blijven toenemen .
3 . De communautaire industrie in deze branche wordt gekenmerkt door het enerzijds bestaan van belangrijke producentengroepen met ontwikkelde industriële structures , en anderzijds door het in de afgelopen jaren verschijnen van een groot aantal kleine ambachtelijke ondernemingen welke geconcentreerd zijn in wel bepaalde zones van de Gemeenschap . De activiteit van deze steeds groeiende sector vertegenwoordigt thans een aanzienlijk produktiepotentieel ( 15 % van de communautaire produktie , waarvan 90 % voor uitvoer ) , dat haar productie afzet tegen prijzen die het voortbestaan van de andere communautaire ondernemingen in gevaar brengen . Meer in het bijzonder , het gebrek aan een commerciële structuur heeft bepaalde handelaars ertoe geleid de ambachtelijke ondernemingen in een steeds groeiend concurrentiebestand te plaatsen met de bedoeling immer lagere prijzen te bekomen .
Bovendien dient de aandacht te worden gevestigd op een ander verstoringselement , met name de loonveredeling . Deze praktijk , waarop enkele Lid-Staten van de Gemeenschap beroep doen , voorziet de bewerking van bedoelde produkten in derde landen waar de loonkosten lager liggen dan het gemiddelde communautaire peil .
4 . Bij de huidige stand van zaken , lijkt bij ontstentenis van middelen om de situatie in deze sector te wijzigen , een permanent overaanbod tegen zeer lage prijzen te zullen voortbestaan , hetgeen tot nieuwe verstoringen en fabriekssluitingen zal kunnen leiden .
De Commissie heeft met belangstelling nota genomen van het feit dat naar aanleiding van een onder haar auspiciën opgesteld rapport reeds een eerste zelfstandige actie is ondernomen in het ambachtelijk produktiecentrum van Castelgoffredo ( Lombardije ) door de oprichting van een Associatie van Kousen en Pantyproducenten , die zich als een eerste prioriteit de waarborging van een normale afzet stelt door het invoeren van voorzieningen waardoor de seizoenschommelingen van vraag en aanbod kunnen worden afgezwakt en de verkoop tegen abnormaal lage prijzen kan worden afgeremd . De Commissie herinnert er echter aan dat alle dergelijke overeenkomsten die niet zouden worden aangemeld in voorkomend geval niet in aanmerking zouden kunnen komen voor de uitzondering van artikel 85 , lid 3 .
Wat de loonveredeling betreft , herinnert de Commissie aan artikel 6 van de richtlijn van de Raad van 18 december 1975 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechterlijke bepalingen met betrekking tot de regeling " passieve veredeling " ( 1 ) waarbij het de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten is toegelaten het gebruik maken van deze regeling niet toe te staan " wanneer de wezenlijke belangen van de verwerkers in de Gemeenschap daardoor ernstig kunnen worden geschaad " .
Derhalve hoeft het geen betoog dat nieuwe investeringen die de produktiecapaciteiten in bedoelde branche zouden doen toenemen niet verantwoord zijn .
5 . Ten einde de ontwikkeling van het handelsverkeer in deze textielartikelen te kunnen nagaan , blijkt het noodzakelijk dat de Lid-Staten aan de Commissie binnen de 10 eerste dagen van elke maand statistische gegevens mededelen , inzake het intracommunautair handelsverkeer in panty's van de vorige maand .
6 . De Commissie is zich bewust van het feit dat haar aanbeveling niet toereikend kan zijn om in deze subsector plaatsvindende verstoringen uit te schakelen ; desondanks is zij van mening dat de aanbevolen maatregelen de eerste stap vormen op weg naar de regularisering van de situatie . Het ligt in haar bedoeling de ontwikkeling van produktie , verbruik en handel nauwkeurig te volgen en zij behoudt zicht het recht voor alle noodzakelijke maatregelen te nemen binnen het kader van de bepalingen van het E.E.G.-Verdrag .
II
Om deze redenen , richt de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot de Lid-Staten de aanbeveling :
1 . een toeneming van de produktiecapaciteiten in de textielbranche van kousen en panty's niet aan te moedigen ,
2 . voor bedoelde produkten het beroep op loonveredeling in derde landen , waar de loonkosten lager liggen dan het gemiddelde communautaire peil , niet aan te moedigen ,
3 . de Commissie , binnen de 10 eerste dagen van elke maand , in kennis te stellen van de statistische gegevens inzake het intracommunautaire handelsverkeer in panty's van de vorige maand ( Nimexe 60.04.31 en 60.04.33 , hoeveelheden , additionele eenheden en waarde ) ( 2 ) .
Gedaan te Brussel , 20 september 1976 .
Voor de Commissie
C . GUAZZARONI
Lid van de Commissie
( 1 ) PB nr . L 24 van 30 . 1 . 1976 , blz . 58 .
( 2 ) Verordening ( EEG ) nr . 3218/75 van 9 . 12 . 1975 ( PB nr . L 331 van 24 . 12 . 1975 , blz . 310 ) .