77/609/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 19 september 1977 aan de Regering van het Verenigd Koninkrijk betreffende een ontwerp-regeling houdende toepassing van Richtlijn 74/562/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg
77/609/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 19 september 1977 aan de Regering van het Verenigd Koninkrijk betreffende een ontwerp-regeling houdende toepassing van Richtlijn 74/562/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg
77/609/EEG: Aanbeveling van de Commissie van 19 september 1977 aan de Regering van het Verenigd Koninkrijk betreffende een ontwerp-regeling houdende toepassing van Richtlijn 74/562/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg
Publicatieblad Nr. L 248 van 29/09/1977 blz. 0029 - 0030
++++
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE
van 19 september 1977
aan de Regering van het Verenigd Koninkrijk betreffende een ontwerp-regeling houdende toepassing van Richtlijn 74/562/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg
( 77/609/EEG )
De Permanente Vertegenwoordiging van het Verenigd Koninkrijk bij de Europese Gemeenschappen heeft de Commissie bij schrijven van 3 maart 1977 voor raadpleging de tekst van een ontwerp-regeling ter uitvoering van Richtlijn 74/562/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg toegezonden .
Deze toezending vond plaats in het kader van artikel 6 , lid 1 , van de richtlijn , waarin staat dat " de Lid-Staten , na raadpleging van de Commissie , voor 1 januari 1977 de maatregelen vaststellen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en met name van artikel 2 , lid 4 " .
Vooreerst betreurt de Commissie dat de Regering van het Verenigd Koninkrijk door de laattijdige mededeling van de uitvoeringsmaatregelen niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan aan de in artikel 6 van de richtlijn neergelegde verplichtingen , zodat de Commissie deze aanbeveling niet tijdig heeft kunnen doen .
Aangaande de hierboven bedoelde ontwerp-regeling doet de Commissie de volgende aanbeveling :
1 . De Commissie constateert dat de ontwerpregeling van de Regering van het Verenigd Koninkrijk voldoet aan de bepalingen van de richtlijn wat betreft :
- het beginsel , de omschrijving en de wijze van uitvoering van de voorwaarden ter zake van betrouwbaarheid en vakbekwaamheid ( artikel 2 van de richtlijn ) ;
- het met redenen omkleden van de beslissingen waarbij een aanvraag om toegang tot het beroep wordt afgewezen , de intrekking van de machtiging wanneer niet meer is voldaan aan een van de toelatingsvoorwaarden en de mogelijkheid waarover de betrokkenen moeten beschikken om hun belangen te verdedigen met betrekking tot deze beslissingen ( artikel 5 van de richtlijn ) .
2 . De omschrijving van de financiële draagkracht moet daarentegen verduidelijkt worden , rekening houdend met de tekst van artikel 2 , lid 3 , van de richtlijn :
" Onder financiële draagkracht wordt verstaan het beschikken over de financiële middelen die nodig zijn voor het op gang brengen en het goede beheer van de onderneming . " .
De Commissie beveelt de Regering van het Verenigd Koninkrijk derhalve aan lid 3 van artikel 10 van de ontwerp-regeling in die zin aan te vullen .
3 . De Commissie doet vervolgens opmerken dat in de tiende alinea van lid 1 van artikel 2 van de ontwerp-regeling is bepaald dat de regeling niet van toepassing is op de activiteiten die worden verricht met voertuigen die door hun bouwtype of uitrusting geschikt zijn om - met inbegrip van de bestuurder - ten hoogste 17 personen te vervoeren , op het vervoer in het kader van andere activiteiten dan het beroepspersonenvervoer of op het vervoer door personen die een ander hoofdberoep uitoefenen dan het personenvervoer over de weg . Artikel 1 , lid 3 , van de richtlijn verzet zich weliswaar niet tegen dergelijke vrijstellingen , maar stelt ze afhankelijk van de inachtneming van de drie volgende criteria :
- de natuurlijke personen of ondernemingen moeten uitsluitend een bepaalde vorm van personenvervoer over de weg voor niet-commerciële doeleinden verrichten , of
- een ander hoofdberoep uitoefenen dan het personenvervoer over de weg ,
- hun vervoeractiviteit mag slechts een geringe weerslag op de vervoermarkt hebben .
De Commissie beveelt de Regering van het Verenigd Koninkrijk aan de tiende alinea van lid 1 van artikel 2 van de ontwerp-regeling zodanig te verduidelijken dat volledig wordt voldaan aan de in artikel 1 , lid 3 , van de richtlijn gestelde criteria en , meer in het bijzonder , aan de eerste en derde daarvan .
4 . Wat betreft de vaststelling welke de natuurlijke personen zijn die , naar gelang van het geval , moeten voldoen aan de in artikel 2 , lid 1 , van de richtlijn bepaalde voorwaarden voor toegang tot het beroep , vestigt de Commissie de aandacht van de Regering van het Verenigd Koninkrijk op de omschrijving van het begrip onderneming , zoals die voortvloeit uit artikel 1 , lid 2 , tweede alinea , van dezelfde richtlijn . Uit deze omschrijving blijkt met name dat elke vereniging of groepering van personen met of zonder rechtspersoonlijkheid als een onderneming wordt beschouwd . Verscheidene natuurlijke personen die in vereniging optreden , waarvan sprake is in lid 6 van artikel 10 van de ontwerp-regeling , moeten dus als een onderneming worden beschouwd . Het volstaat dus niet , zoals is bepaald in dit lid 6 , dat een of meer leden van de vereniging de nodige vakbekwaamheid bezitten , opdat de houder van de machtiging geacht kan worden aan deze voorwaarde te voldoen .
In artikel 2 , lid 1 , derde alinea , van de richtlijn is integendeel bepaald dat " aan het bepaalde sub a ) en c ) moet worden voldaan door een van de natuurlijke personen die de vervoerwerkzaamheden van de onderneming permanent en daadwerkelijk leiden " ( betrouwbaarheid en vakbekwaamheid ) . Bijgevolg beveelt de Commissie de Regering van het Verenigd Koninkrijk aan lid 6 van artikel 10 van de ontwerp-regeling zodanig te wijzigen dat wordt voldaan aan de in artikel 2 , lid 1 , derde alinea , van de richtlijn gestelde eisen .
5 . Evenzo vestigt de Commissie de aandacht van deze Regering op de tekst van lid 1 van artikel 3 van de richtlijn :
" De Lid-Staten stellen de voorwaarden vast waaronder de exploitatie van een onderneming voor personenvervoer over de veg , in afwijking van artikel 2 , lid 1 , voorlopig gedurende ten hoogste één jaar kan worden voortgezet , welke periode in naar behoren gemotiveerde speciale gevallen met maximaal zes maanden kan worden verlengd , in geval van overlijden of lichamelijke of wettelijke onbekwaamheid van de natuurlijke persoon die voldoet aan het bepaalde in artikel 2 , lid 1 , sub a ) en c ) . " .
In dit verband beveelt de Commissie de Regering van het Verenigd Koninkrijk aan lid 4 van artikel 7 van de ontwerp-regeling op een zodanige wijze aan te vullen dat de door artikel 3 , lid 1 , van de richtlijn vastgestelde termijnen worden in acht genomen .
6 . Wat de overgangsbepalingen betreft voldoen de leden 7 en 8 van artikel 10 grotendeels aan de overeenkomstige bepalingen van artikel 4 van de richtlijn . De Commissie vestigt evenwel de aandacht van de Regering van het Verenigd Koninkrijk op de tekst van lid 2 van dit artikel 4 :
" Natuurlijke personen die na 31 december 1974 en voor 1 januari 1978
- hetzij zijn gemachtigd het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg uit te oefenen , zonder dat zij krachtens de nationale regeling hebben bewezen dat zij vakbekwaam zijn ,
- hetzij zijn aangewezen om de vervoerwerkzaamheden van een onderneming daadwerkelijk en permanent te leiden
moeten evenwel voor 1 januari 1980 aan de in artikel 2 , lid 4 , bedoelde voorwaarden van vakbekwaamheid voldoen .
Dezelfde eis wordt gesteld in het in artikel 2 , lid 1 , derde alinea , bedoelde geval . " .
In dit geval stelt de Commissie vast dat in lid 8 van artikel 10 van de ontwerp-regeling van deze personen wordt geëist dat zij voor 1 januari 1978 aan de voorwaarden van vakbekwaamheid moeten voldoen . De voorwaarden die hun worden opgelegd , zijn dus strenger dan die bedoeld in artikel 4 , lid 2 , van de richtlijn .
Bijgevolg beveelt de Commissie de Regering van het Verenigd Koninkrijk aan lid 8 van artikel 10 op dit punt eveneens zodanig te wijzigen dat ten aanzien van de betrokken natuurlijke personen de in artikel 4 , lid 2 , van de richtlijn bepaalde termijn van toepassing is .
Gedaan te Brussel , 19 september 1977 .
Voor de Commissie
Richard BURKE
Lid van de Commissie