Home

Verordening (EEG) nr. 2828/77 van de Raad van 12 december 1977 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1463/70 betreffende de invoering van een controleapparaat bij het wegvervoer

Verordening (EEG) nr. 2828/77 van de Raad van 12 december 1977 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1463/70 betreffende de invoering van een controleapparaat bij het wegvervoer

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 2828/77 VAN DE RAAD

van 12 december 1977

tot wijziging van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 betreffende de invoering van een controleapparaat bij het wegvervoer

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 75 ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 543/69 van de Raad van 25 maart 1969 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 2827/77 ( 2 ) ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 3 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 4 ) ,

Overwegende dat het in het licht van de ervaring die bij de toepassing van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 van de Raad van 20 juli 1970 betreffende de invoering van een controleapparaat bij het wegvervoer ( 5 ) , gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 1787/73 ( 6 ) is opgedaan op het gebied van de constructie en het gebruik , gewenst is bepaalde wijzigingen in deze verordening aan te brengen ten einde de tekst nauwkeuriger te maken en deze ervaring te benutten ;

Overwegende dat het dienstig is dat de Commissie bij meningsverschillen tussen Lid-Staten over een EEG-goedkeuring het geschil bij wege van beschikking kan beslechten wanneer de betrokken Lid-Staten binnen een termijn van zes maanden zelf geen regeling hebben kunnen vinden ;

Overwegende dat het wenselijk is geacht om de toepassing van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 ten aanzien van bepaalde , voor 1 januari 1975 en wat betreft de nieuwe Lid-Staten voor 1 januari 1976 , ingeschreven voertuigen uit te stellen ;

Overwegende dat het wegens de vooruitgang van de techniek noodzakelijk is de in de bijlagen van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 neergelegde technische voorschriften snel te kunnen aanpassen ; dat het gewenst is te voorzien in een procedure waarbij de Lid-Staten en de Commissie nauw samenwerken in een Comité voor de aanpassing van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 aan de vooruitgang van de techniek ten einde de uitvoering van de daartoe noodzakelijke maatregelen te vergemakkelijken ;

Overwegende dat de Engelse versie sub c ) , 1 . 2 . , van Hoofdstuk III van bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 dient te worden aangepast om haar volkomen in overeenstemming met de andere versies te maken ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

De huidige tekst van artikel 3 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt lid 1 en de volgende leden worden eraan toegevoegd :

" 2 . De Lid-Staten kunnen echter , na overleg met de Commissie , voertuigen genoemd in artikel 14 bis , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 van de toepassing van deze verordening vrijstellen .

3 . De Lid-Staten kunnen , na machtiging door de Commissie , voertuigen genoemd in artikel 14 bis , lid 3 , sub a ) , van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 van de toepassing van deze verordening vrijstellen . " .

Artikel 2

Artikel 4 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 4

1 . Onverlet het bepaalde in bijlage VII , punt III , paragraaf 4 , van de Toetredingsakte zijn met angang van 1 januari 1975 de installatie en het gebruk van het controleapparaat verplicht :

a ) vanaf hun ingebruikneming , voor voertuigen die voor de eerste maal op bovengenoemde datum of daarna worden ingeschreven ;

b ) voor voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren , ongeacht de datum van hun inschrijving .

2 . Vanaf 1 januari 1978 zijn de installatie en het gebruik van het controleapparaat verplicht voor de overige voertuigen .

3 . De in lid 2 vermelde datum wordt echter verschoven naar 1 juli 1979 voor de voertuigen die uitsluitend zijn bestemd voor het nationale vervoer van stoffen die niet tot de gevaarlijke stoffen behoren , en

- die vervoer verrichten binnen een straal van 50 km rond de plaats waar het voertuig in bedrijf is , inclusief de gemeenten waarvan het centrum binnen die straal ligt ,

- waarvan het toegestane maximumgewicht , met inbegrip van aanhangwagens of opleggers , niet meer is dan 6 ton of waarvan het laadvermogen niet meer is dan 3,5 ton . " .

Artikel 3

Artikel 5 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 5

De artikelen 14 en 15 van Verordening ( EEG ) nr . 543/69 zijn niet van toepassing op bemanningsleden van voertuigen die een controleapparaat gebruiken dat voldoet aan de bepalingen van de bijlagen I en II van de onderhavige verordening . " .

Artikel 4

Artikel 7 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt aangevuld met de volgende alinea :

" Voor wijzigingen van of toevoegingen aan een goedgekeurd model moet door de Lid-Staat die de eerste EEG-goedkeuring heeft verleend , een aanvullende EEG-modelgoedkeuring worden gegeven . " .

Artikel 5

Artikel 10 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 10

1 . Indien de Lid-Staat die de in artikel 7 bedoelde EEG-goedkeuring heeft verleend , vaststelt dat controleapparaten of registratiebladen , voorzien van het door hem toegekende EEG-goedkeuringsmerk , niet overeenstemmen met het door hem goedgekeurde model , neemt hij de nodige maatregelen ten einde te bewerkstelligen dat de produktie overeenstemt met het goedgekeurde model . Onder deze maatregelen kan eventueel de intrekking van de EEG-goedkeuring vallen .

2 . De Lid-Staat die een EEG-goedkeuring heeft verleend , moet deze intrekken indien het goedgekeurde controleapparaat of registratieblad geacht wordt niet overeen te stemmen met deze verordening en de bijlagen daarvan of bij het gebruik een gebrek van algemene aard vertoont waardoor het ongeschikt wordt voor het doel waarvoor het is bestemd .

3 . Indien de Lid-Staat die een EEG-goedkeuring heeft verleend door een andere Lid-Staat in kennis wordt gesteld van het bestaan van een van de gevallen , bedoeld in de leden 1 en 2 , neemt hij na overleg met deze Lid-Staat eveneens de in die leden bedoelde maatregelen , behoudens toepassing van lid 5 .

4 . De Lid-Staat die het bestaan van een der in lid 2 bedoelde gevallen heeft vastgesteld , kan het in de handel brengen en het in gebruik nemen van de controleapparaten of de registratiebladen tot nader aankondiging opschorten . Hetzelfde geldt in de gevallen als bedoeld in lid 1 voor controleapparaten of registratiebladen die van de eerste EEG-ijking zijn vrijgesteld , indien de fabrikant na ontvangen waarschuwing deze niet in overeenstemming brengt met het goedgekeurde model of met de voorschriften van deze verordening .

In alle gevallen lichten de bevoegde instanties van de Lid-Staten elkaar en de Commissie binnen een maand over het intrekken van een verleende EEG-goedkeuring of andere overeenkomstig de leden 1 , 2 en 3 getroffen maatregelen in , alsmede over de redenen die hiertoe hebben geleid .

5 . Indien de Lid-Staat die de EEG-goedkeuring heeft verleend , het bestaan van de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen betwist , trachten de betrokken Lid-Staten het geschil bij te leggen . De Commissie wordt op de hoogte gehouden .

Indien de betrokken Lid-Staten er niet in zijn geslaagd tot overeenstemming te komen binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van de in lid 3 bedoelde kennisgeving , geeft de Commissie , na raadpleging van de deskundigen van alle Lid-Staten en na bestudering van alle daarop betrekking hebbende factoren , zoals bij voorbeeld de economische en de technische , binnen een termijn van zes maanden een beschikking , die ter kennis wordt gebracht van de betrokken Lid-Staten en tegelijkertijd aan de andere Lid-Staten wordt medegedeeld . De Commissie stelt van geval tot geval de termijn voor het van toepassing worden van haar beschikking vast . " .

Artikel 6

Artikel 11 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gelezen :

" 1 . De aanvrager van een EEG-goedkeuring voor een model van een registratieblad moet op zijn aanvrage het ( de ) model(len ) van de controleapparaten aangeven waarop dit registratieblad zal worden gebruikt , en moet voor het beproeven van het blad een adequaat apparaat van het ( de ) passende type(n ) beschikbaar stellen . " .

Artikel 7

Artikel 14 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gelezen :

" 1 . Het installeren en herstellen der controleapparaten is slechts toegestaan aan installateurs of werkplaatsen die tot dit doel door de bevoegde instanties der Lid-Staten zijn erkend , nadat deze instanties , indien zijn zulks wensen , het advies van de betrokken fabrikanten hebben ingewonnen . " .

Artikel 8

Artikel 16 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gelezen :

" 2 . De werkgever is gehouden , de registratiebladen na het gebruik gedurende een tijdvak van ten minste één jaar te bewaren ; de bladen betreffende elk bemanningslid moeten op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren worden getoond of afgegeven . " .

Artikel 9

Artikel 17 van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gewijzigd :

1 . De tweede zin van lid 2 , eerste alinea , wordt als volgt gelezen :

" Zij moeten vooral :

- erop toezien dat de tijdsaanduiding op het blad overeenkomt met de wettelijke tijd van het land waar het voertuig is ingeschreven ,

- zich belasten met het bedienen van de schakelorganen met behulp waarvan de volgende te registreren tijden kunnen worden onderscheiden :

a ) rijtijd ,

b ) andere werktijden en tijden van aanwezigheid op het werk ,

c ) arbeidsonderbrekingen en rusttijden .

De tijdgroepen sub b ) mogen afzonderlijk op het registratieblad worden geregistreerd .

- zorg dragen voor de nodige verwisselingen van de registratiebladen wanneer de bemanning uit meer dan één lid bestaat , zodat de gegevens bedoeld in hoofdstuk II , sub 1 , 2 en 3 , van bijlage I , inderdaad worden geregistreerd op het registratieblad van het bemanningslid dat het voertuig bestuurt . " .

2 . In lid 3 , sub d ) , wordt de tekst achter het tweede en het derde streepje geschrapt .

3 . Lid 4 wordt als volgt gelezen :

" 4 . Het apparaat moet zodanig zijn ontworpen dat de met de controle belaste ambtenaren , eventueel na opening van het apparaat , de gegevens die zijn geregistreerd tijdens de negen uur voorafgaand aan het uur van de controle , kunnen aflezen zonder het blad blijvend te vervormen , beschadigen of verontreinigen .

Het apparaat moet bovendien zo zijn ontworpen dat zonder opening van de kast kan worden gecontroleerd of de registraties plaatsvinden . " .

4 . In lid 5 wordt het cijfer 14 vervangen door 7 .

Artikel 10

In artikel 18 , lid 1 , derde alinea , wordt in plaats van naar artikel 21 verwezen naar artikel 23 .

Artikel 11

Artikel 21 van hoofdstuk VI van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt artikel 23 en wordt voorafgegaan door de volgende artikelen :

" Artikel 21

De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen van deze verordening aan te passen aan de vooruitgang van de techniek worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 22 .

Artikel 22

1 . Er wordt een Comité opgericht voor de aanpassing van deze verordening aan de vooruitgang van de techniek , hierna te noemen het " Comité " , samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie .

2 . Het Comité stelt zijn reglement van orde vast .

3 . Indien wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het Comité ingeleid door de Voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

4 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over het ontwerp advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 41 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De Voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

5 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité , of bij gebreke van een advies , dient de Commissie onverwijld een voorstel bij de Raad in met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

c ) Indien de Raad na een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de ontvangst van het voorstel , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld . " .

Artikel 12

In hoofdstuk I , sub a ) , van bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt de uitdruikking " in wegvoertuigen ingebouwd apparaat " vervangen door de uitdrukking " in wegvoertuigen in te bouwen apparaat " .

Artikel 13

In hoofdstuk I , sub d ) en e ) van bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt de verwijzing naar " hoofdstuk VI c ) " vervangen door " hoofdstuk VI , punt 4 " .

Artikel 14

Hoofdstuk III van bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gewijzigd :

1 . De tekst sub a ) , 3.2 , wordt door de volgende tekst vervangen :

" 3.2 . Elke wijziging van een samenstellend deel van het apparaat of in de aard van het materiaal dat voor de vervaardiging ervan is gebruikt moet voor gebruik worden goedgekeurd door de instantie die het apparaat heeft goedgekeurd . " .

2 . De tekst sub a ) , 6.3 , wordt geschrapt .

3 . De tekst sub b ) , 1.1 , wordt als volgt aangevuld :

" De cijfers die het aantal hectometers aangeven moeten duidelijk kunnen worden onderscheiden van de cijfers die het aantal hele kilometers aangeven ; " .

4 . De tekst sub b ) 1.2 , wordt door de volgende tekst vervangen :

" 1.2 . De cijfers van de totaalteller moeten duidelijk leesbaar zijn en een zichtbare hoogte van ten minste 4 mm hebben ; " .

5 . Sub b ) wordt het volgende punt toegevoegd , dat als volgt luidt :

" 3 . Aanwijsinrichting voor de tijd ( uurwerk )

De aanwijsinrichting voor de tijd moet van buiten het apparaat af zichtbaar zijn en moet juist , gemakkelijk en zonder gevaar voer vergissingen kunnen worden afgelezen . " .

6 . Sub c ) , 1.1 , wordt het woord " volkomen " geschrapt .

7 . De Engelse versie van de tekst sub c ) , 1.2 , wordt als volgt gelezen :

" 1.2 The mechanism moving the record sheet must be such as to ensure that the latter moves without play and can be freely inserted and removed ; " .

8 . De tekst sub c ) , 3.1 , tweede streepje , wordt als volgt gelezen :

" - de verhouding tussen de kromtestraal van het door de stift beschreven tracé en de breedte van de zone , bestemd voor het registreren van de snelheid , bedraagt niet minder dan 2,4 : 1 , ongeacht de vorm van het registratieblad ; " .

9 . De tekst sub c ) , 4.1 , wordt als volgt gelezen :

" 4.1 Het controleapparaat dient zodanig te zijn gebouwd dat door eventuele bediening van een schakelorgaan de in artikel 17 aangegeven vier tijdgroepen automatisch en onderscheidbaar kunnen worden geregistreerd , met inbegrip van een eventuele scheiding van categorie b ) in twee tijdgroepen . " .

10 . Sub e ) wordt punt 1 als volgt gelezen :

" 1 . Op de wijzerplaat van het apparaat moeten onderstaande opschriften voorkomen :

- in de buurt van het door de totaalteller aangegeven getal , de meeteenheid der afstanden , die door het symbool " km " wordt aangegeven ;

- in de nabijheid van de snelheidsschaat , de aanduiding " km/h " ;

- het meetbereik van de tachometer in de vorm van " V min ... km/h , V max ... km/h " . Deze aanduiding is niet noodzakelijk wanneer zij voorkomt op de opschriftenplaat van het apparaat .

Deze voorschriften zijn evenwel niet van toepassing op controleapparaten die zijn goedgekeurd voor de inwerkingtreding van deze verordening . " .

11 . Sub e ) , 2 :

- wordt achter het vierde streepje de uitdrukking " met ten minste twee cijfers achter de komma " geschrapt ;

- wordt het volgende streepje toegevoegd :

" - indien de inclinatiehoekgevoeligheid van het instrument tot gevolg kan hebben dat de toegestane toleranties worden overschreden : de toelaatbare standhoek , in de vorm : zie P.b .

waarbij a de hoek is gemeten vanuit de horizontale positie van de naar boven gerichte voorzijde van het apparaat waarop het instrument is afgesteld , terwijl b en g respectievelijk de toelaatbare grensafwijkingen naar boven en naar beneden ten opzichte van de hoek a vormen . " .

12 . a ) De tekst sub f ) , 1 , a ) , wordt als volgt gelezen :

" a ) afgelegde afstand : 1 % meer of minder van de werkelijke afstand , die ten minste 1 km moet bedragen " ;

b ) De tekst sub f ) , 1 , b ) , wordt als volgt gelezen :

" b ) snelheid : 3 km/h meer of minder ten opzichte van werkelijke snelheid " ;

c ) De tekst sub f ) , 2 , a ) , wordt als volgt gelezen :

" a ) afgelegde afstand : 2 % meer of minder van de werkelijke afstand , die ten minste 1 km moet bedragen " ;

d ) De tekst sub f ) , 2 , b ) , wordt als volgt gelezen :

" b ) snelheid : 4 km/h meer of minder ten opzichte van de werkelijke snelheid " ;

e ) De tekst sub f ) , 3 , a ) , wordt als volgt gelezen :

" a ) afgelegde afstand : 4 % meer of minder van de werkelijke afstand , die ten minste 1 km moet bedragen " ;

f ) De tekst sub f ) , 3 , b ) , wordt als volgt gelezen :

" b ) snelheid : 6 km/h meer of minder ten opzichte van de werkelijke snelheid " . "

Artikel 15

Hoofdstuk IV van bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gewijzigd :

1 . De eerste zin van de tekst sub a ) , punt 1 , wordt als volgt gelezen :

" 1 . De registratiebladen moeten van zodanige kwaliteit zijn dat zij de normale werking van het apparaat niet verhinderen en dat de daarop opgetekende registraties onuitwisbaar , duidelijk leesbaar en herkenbaar zijn . " .

2 . De tweede zin van de tekst sub a ) ; punt 1 , wordt als volgt gelezen :

" De afmetingen van en de registraties in de registratiebladen mogen bij normale vochtigheid en temperatuur niet aan veranderingen onderhevig zijn . " .

Artikel 16

Hoofdstuk V van bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt als volgt gewijzigd :

1 . De tweede zin van de eerste alinea van punt 3 wordt als volgt gelezen :

" Na elke door een erkend installateur of erkende werkplaats verrichte werkzaamheid , waarbij de regeling van de installatie als zodanig moet worden gewijzigd , dient een nieuw plaatje te worden aangebracht , dat het oude vervangt . " .

2 . De eerste zin van de tweede alinea van punt 3 wordt als volgt gewijzigd :

" Op het plaatje moeten ten minste de volgende gegevens zijn aangebracht : " .

3 . In punt 3 , tweede streepje , wordt de uitdrukking " met drie decimalen " geschrapt .

4 . Punt 4 , sub a ) , wordt als volgt gelezen :

" a ) het installatieplaatje , tenzij het zodanig is aangebracht dat het niet kan worden verwijderd zonder de erop aangebrachte aanduidingen te vernietigen ; "

Artikel 17

In bijlage I van Verordening ( EEG ) nr . 1463/70 wordt de tekst van hoofdstuk VI geschrapt en door de volgende tekst vervangen :

" VI . IJKINGEN EN CONTROLES

De Lid-Staten wijzen de instanties aan die de ijkingen en controles moeten verrichten .

1 . Waarmerking van nieuwe of gerepareerde apparaten

De goede werking en de nauwkeurigheid van de aanwijzingen en registraties , binnen de in hoofdstuk III , sub f ) , 1 , vastgestelde toleranties moeten voor elk nieuw of gerepareerd apparaat afzonderlijk worden gewaarmerkt met de in hoofdstuk V , 4 , sub f ) , voorgeschreven verzegeling .

De Lid-Staten kunnen daartoe de eerste ijk invoeren , die de controle en de vaststelling van de overeenstemming van een nieuw of vernieuwd apparaat met het goedgekeurde model en/of met de eisen van de verordening en haar bijlagen omvat , of het waarmerken delegeren aan de fabrikanten of hun gemachtigden .

2 . Installaties

Bij de installatie in een voertuig moeten het apparaat en de installatie in haar geheel voldoen aan de voorschriften betreffende de maximaal toelaatbare fouten vastgesteld in hoofdstuk III , sub f ) , 2 .

De desbetreffende controleproeven worden door de erkende installateur of de erkende werkplaats op eigen verantwoordelijkheid uitgevoerd .

3 . Periodieke controles

a ) Periodieke controles van de in de voertuigen geïnstalleerde apparaten dienen minstens om de twee jaar te geschieden en kunnen onder andere worden uitgevoerd in het kader van de technische inspecties van auto's .

Met name moeten worden gecontroleerd :

- de goede werking van het apparaat ;

- de aanwezigheid van het goedkeuringsteken op het apparaat ;

- de aanwezigheid van het installatieplaatje ;

- de ongeschonden staat van de verzegelingen van het apparaat en van de andere installatieonderdelen ;

- de effectieve omtrek van de banden .

b ) De controle op de naleving van de voorschriften van hoofdstuk III , sub f ) , 3 , betreffende de maximaal toelaatbare fouten in gebruik moet ten minste eens in de zes jaar worden uitgevoerd ; iedere Lid-Staat kan echter voor de op zijn grondgebied ingeschreven voertuigen een kortere termijn voorschrijven . Bij deze controle moet het installatieplaatje worden vervangen .

4 . Vaststelling van de miswijzigingen

De vaststelling van de miswijzigingen bij installatie en gebruik geschiedt onder de volgende omstandigheden , die beschouwd moeten worden als normale beproevingsvoorwaarden :

- onbelast voertuig , in normale rijomstandigheden ;

- bandenspanning overeenkomstig de door de fabrikant verstrekte gegevens ;

- slijtage van de banden binnen de door de geldende voorschriften toegestane grenzen ;

- voortbeweging van het voertuig : het voertuig moet zich , aangedreven door zijn eigen motor , in rechte lijn over een plat vlak bewegen met een snelheid van 50 min of meer 5 km/h ; de controle kan ook plaatsvinden op een daartoe geschikte proefbank , op voorwaarde dat de uitslag ervan een vergelijkbare nauwkeurigheid bezit . " .

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1978 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 12 december 1977 .

Voor de Raad

De Voorzitter

L . DHOORE

( 1 ) PB nr . L 77 van 29 . 3 . 1969 , blz . 49 .

( 2 ) Zie blz . 1 van dit Publikatieblad .

( 3 ) PB nr . C 7 van 12 . 1 . 1976 , blz . 68 .

( 4 ) PB nr . C 50 van 4 . 3 . 1976 , blz . 5 .

( 5 ) PB nr . L 164 van 27 . 7 . 1970 , blz . 1 .

( 6 ) PB nr . L 181 van 4 . 7 . 1973 , blz . 1 .