Home

Richtlijn 78/315/EEG van de Raad van 21 december 1977 tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Richtlijn 78/315/EEG van de Raad van 21 december 1977 tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Richtlijn 78/315/EEG van de Raad van 21 december 1977 tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

Publicatieblad Nr. L 081 van 28/03/1978 blz. 0001 - 0002
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 7 blz. 0041
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0103
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 8 blz. 0103


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 21 december 1977

tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan

( 78/315/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat bepaalde inrichtingen of voertuigonderdelen die een technische eenheid vormen , thans reeds zowel afzonderlijk als gemonteerd in een voertuig in de handel worden gebracht ; dat voor zover deze inrichtingen of onderdelen ook kunnen worden gekeurd zonder dat zij in een voertuig gemonteerd zijn , het vrije verkeer ervan kan worden vergemakkelijkt door ook voor deze technische eenheden een EEG-goedkeuring in te voeren ;

Overwegende dat het derhalve dienstig is Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 ) reeds nu aan te vullen met bepalingen waarbij een dergelijke goedkeuring wordt ingevoerd , onverminderd de andere aanpassingen van deze richtlijn , met name die welke voorkomen in het voorstel van de Commissie van 5 januari 1977 ;

Overwegende dat de EEG-goedkeuring van voor montage in voertuigen bestemde technische eenheden de goedkeuring van deze voertuigen kan vergemakkelijken doordat bij de goedkeuring van deze voertuigen bepaalde controles niet behoeven te worden herhaald ; dat tegelijkertijd bij het verlenen van de EEG-goedkeuring van technische eenheden , beperkingen aan hun gebruik en/of voorschriften voor hun montage moeten kunnen worden gesteld ;

Overwegende dat tenslotte de bijzondere richtlijnen voortdurend aan de vooruitgang van de techniek op het gebied van de produktie van technische eenheden moeten kunnen worden aangepast en dat de procedure van artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG daartoe geschikt is ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Na artikel 9 wordt het volgende artikel ingevoegd :

" Artikel 9 bis

1 . Voor zover zulks uitdrukkelijk in de bijzondere richtlijnen wordt bepaald , mag de EEG-goedkeuring ook worden verleend voor typen van inrichtingen of van voertuigonderdelen die een technische eenheid vormen .

2 . Als de goed te keuren technische eenheid haar functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in samenhang met andere onderdelen van het voertuig en daarom het naleven van één of meer voorschriften slechts kan worden gecontroleerd indien de goed te keuren technische eenheid functioneert in samenhang met andere gesimuleerde of echte onderdelen van een voertuig , dan moet de draagwijdte van de EEG-goedkeuring van de technische eenheid dienovereenkomstig worden beperkt . In het formulier voor de EEG-goedkeuring van een technische eenheid worden dan de eventuele beperkingen van het gebruik en de montagevoorschriften vermeld ; bij de EEG-goedkeuring van het voertuig wordt nagegaan of de hand is gehouden aan deze beperkingen en voorschriften .

3 . De bepalingen van de artikelen 3 tot en met 9 en 14 zijn va overeenkomstige toepassing .

De houder van een volgens de voorschriften van dit artikel verleende EEG-goedkeuring van een technische eenheid moet niet alleen het in artikel 5 , lid 2 , bedoelde certificaat opstellen , maar moet tevens op elke overeenkomstig het goedgekeurde type vervaardigde eenheid , het handels - of fabrieksmerk , de type-aanduiding en , indien de bijzondere richtlijn zulks voorschrijft , het goedkeuringsnummer aanbrengen . " .

Artikel 2

Artikel 11 wordt aangevuld met de volgende alinea :

" Deze procedure wordt eveneens toegepast om in een bijzondere richtlijn bepalingen in te voeren betreffende de EEG-goedkeuring van technische eenheden . " .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht mede , die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied aannemen .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 21 december 1977 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . CHABERT

( 1 ) PB nr . C 118 van 16 . 5 . 1977 , blz . 29 .

( 2 ) PB nr . C 114 van 11 . 5 . 1977 , blz . 1 .

( 3 ) PB nr . L 42 van 23 . 2 . 1970 , blz . 1 .