Home

Verordening (EEG) nr. 3164/78 van de Raad van 29 december 1978 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor conserven van ananas in schijven of spiralen, van oorsprong uit ontwikkelingslanden

Verordening (EEG) nr. 3164/78 van de Raad van 29 december 1978 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor conserven van ananas in schijven of spiralen, van oorsprong uit ontwikkelingslanden

++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 3164/78 VAN DE RAAD

van 29 december 1978

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor conserven van ananas in schijven , halve schijven of spiralen , van oorsprong uit ontwikkelingslanden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de Gemeenschap zich in de gemeenschappelijke verklaring van intentie betreffende de ontwikkeling van de handelsbetrekkingen met Sri Lanka , India , Maleisië , Pakistan en Singapore ( 3 ) bereid heeft verklaard oplossingen te vinden voor de vraagstukken die zich op handelsgebied voor deze landen zouden kunnen voordoen ;

Overwegende dat voor verscheidene landen van het Gemenebest in Azië en inzonderheid voor Maleisië , conserven van ananas een belangrijk exportprodukt zijn waarvan de handelsstromen dreigen te worden verstoord ingevolge de uitbreiding van de Gemeenschap ; dat het stelsel van algemene preferenties voor dit soort vraagstukken een oplossing kan bieden en dat derhalve bepaalde aanbiedingsvormen van conserven van ananas in het stelsel van algemene preferenties moeten worden opgenomen ;

Overwegende dat de Europese Economische Gemeenschap in het kader van de UNCTAD een aanbod heeft gedaan met betrekking tot de toekenning van tariefpreferenties voor bepaalde verwerkte landbouwprodukten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit de ontwikkelingslanden ; dat de voorkeursbehandeling waarin dit aanbod voorziet voor sommige goederen vallende onder de bij vorengenoemde Verordening ( EEG ) nr . 1059/69 vastgestelde handelsregeling bestaat in een verlaging van het vaste element van de krachtens genoemde verordening op die goederen geheven belasting en voor de aan het eenmalige douanerecht onderworpen produkten in een verlaging van dit recht ; dat de preferentiële invoer voor de betrokken produkten zonder kwantitatieve beperking zal kunnen geschieden ; dat evenwel wegens , enerzijds , de gevoeligheid van de sector conserven van groenten en fruit in het algemeen en , anderzijds , de noodzaak om de belangen van de ACS-Staten op dit gebied te vrijwaren , voor conserven van ananas in schijven , halve schijven of spiralen een bijzondere regeling dient te worden vastgesteld bestaande in de toekenning van een verlaging van het voor dit produkt geldende douanerecht binnen de grenzen van een communautair tariefcontingent ;

Overwegende dat aan het betrokken aanbod een clausule is verbonden die bepaalt dat de Gemeenschap dit aanbod heeft gedaan in de veronderstelling dat alle belangrijke industrielanden die lid zijn van de OESO deelnemen in de toekenning van de preferenties en zich hiervoor in vergelijkbare mate inspannen ; dat uit de conclusies overeengekomen binnen de UNCTAD blijkt dat dit aanbod , hoewel van tijdelijke aard , geen verplichting is en later in zijn geheel of gedeeltelijk kan worden ingetrokken ; dat deze mogelijkheid onder andere kan worden aangewend om verbetering te brengen in ongunstige situaties die in de ACS-Staten zouden kunnen ontstaan ten gevolge van de toepassing van het stelsel van de algemene preferenties ;

Overwegende dat de tariefpreferenties vanaf het tweede halfjaar van 1971 van toepassing zijn en dat het dienstig is hen gedurende 1979 te blijven toepassen ;

Overwegende dat de Gemeenschap derhalve voor de betrokken produkten van oorsprong uit de landen en gebieden vermeld in bijlage A , voor het jaar 1979 een communautair tariefcontingent moet openen dat de 28 000 ton niet overschrijdt , tegen een douanerecht van 15 % , verhoogd met de heffing op suiker wanneer het suikergehalte meer dan 17 gewichtspercenten bedraagt voor produkten van onderverdeling ex 20.06 B II a ) 5 aa ) , en meer dan 19 gewichtspercenten voor produkten van onderverdeling ex 20.06 B II b ) 5 aa ) ;

Overwegende evenwel dat de Gemeenschap tijdens de multilaterale handelsbesprekingen , overeenkomstig paragraaf 6 van de Verklaring van Tokio , opnieuw heeft bevestigd dat , telkens wanneer zulks mogelijk is , ten gunste van de minst ontwikkelde ontwikkelingslanden een bijzondere behandeling moet worden vastgesteld ; dat derhalve op de invoer van oorsprong uit de minst ontwikkelde ontwikkelingslanden die voorkomen op de bij resolutie 3487 ( XXX ) van de Verenigde Naties van 12 december 1975 opgestelde lijst geen douanerechten dienen te worden geheven in het kader van dit communautair tariefcontingent ;

Overwegende dat het stelsel van algemene preferenties overeenkomstig Protocol nr . 23 dat gehecht is aan de Toetredingsakte ( 4 ) , met ingang van 1 januari 1974 integraal toepasselijk is in de nieuwe Lid-Staten ;

Overwegende dat dit tariefcontingent uitsluitend moet gelden voor produkten van oorsprong uit de betrokken landen en gebieden , waarbij het begrip " produkten van oorsprong " moet worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 van Verordening ( EEG ) nr . 802/68 van de Raad van 27 juni 1968 betreffende de gemeenschappelijke definitie van het begrip " oorsprong van goederen " ( 5 ) ;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate toegang hebben tot genoemde contingenten en dat het aan deze contingenten verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van de betrokken produkten in alle Lid-Staten tot dit tariefcontingent geheel is uitgeput ; dat het communautaire karakter van genoemd contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen lijkt gewaarborgd wanneer bij het benutten van dit communautaire tariefcontingent van een verdeling over de Lid-Staten wordt uitgegaan ; dat daartoe bovendien in het kader van dit stelsel van aanwending slechts die produkten daadwerkelijk kunnen worden afgeboekt , die bij de douane ten invoer tot verbruik worden aangegeven en vergezeld zijn van een certificaat van oorsprong ;

Overwegende dat ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten de contingenten in twee gedeelten dienen te worden gesplitst , waarbij het eerste gedeelte onder de Lid-Staten wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt die ten doel heeft later de behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijk contingent volledig hebben benut te dekken ; dat de vorengenoemde reserve er bovendien toe strekt een onbenut blijven van de contingenten ten nadele van belanghebbende ontwikkelingslanden te voorkomen en beantwoordt aan bovengenoemd doel van verbetering van het stelsel van algemene preferenties ; dat het om aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te waarborgen aanbeveling verdient het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent op een tamelijk hoog niveau vast te stellen en in het onderhavige geval op ongeveer 90 % van het volledige contingent ;

Overwegende dat het deelnemingspercentage in het bedrag van het contingent , op basis van de beschikbare statistische gegevens die slechts een betrekkelijk korte periode dekken , gewogen aan de hand van de ramingen voor het contingentsjaar als volgt kan worden vastgesteld :

Duitsland : 35,1 % ,

Benelux : 13,0 % ,

Frankrijk : 1,0 % ,

Italië : 2,8 % ,

Denemarken : 2,7 % ,

Ierland : 1,0 % ,

Verenigd Koninkrijk : 44,4 % ;

Overwegende dat de aanvankelijke contingenten van de Lid-Staten voor de betrokken produkten snel of minder snel uitgeput kunnen zijn ; dat het - om hiermee rekening te houden en elke onderbreking te vermijden - van belang is dat elke Lid-Staat die zijn aanvankelijk contingent bijna volledig heeft benut , overgaat tot het opnemen van een aanvullend contingent uit de reserve ; dat door elke Lid-Staat tot deze opname moet worden overgegaan wanneer elk van zijn aanvullende contingenten bijna geheel is benut , en wel zolang de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke en aanvullende contingenten geldig moeten zijn tot het einde van de contingentsperiode ; dat het evenwel dienstig lijkt , de Lid-Staten in staat te stellen de uitoefening van hun gecumuleerde verplichting tot opneming uit de hoeveelheid van de reserve te beperken tot een niveau dat niet hoger is dan 40 % van hun aanvankelijke quotum ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , welke met name moet kunnen volgen in hoeverre de contingenten zijn benut , en de Lid-Staten hiervan in kennis stelt ;

Overwegende dat , indien er op een bepaalde datum van de contingentsperiode in één of andere Lid-Staat een belangrijk overschot bestaat , het noodzakelijk is dat deze staat daarvan een aanzienlijk percentage in de reserve terugboekt ten einde te vermijden dat een deel van het communautaire tariefcontingent in een Lid-Staat onbenut blijft terwijl het in andere Lid-Staten benut zou kunnen worden ;

Overwegende dat aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van het aan voornoemde Economische Unie toegewezen quotum kan worden verricht door één van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Van 1 januari tot en met 31 december 1979 wordt in de Gemeenschap een communautair tariefcontingent geopend van 28 000 ton voor de invoer van conserven van ananas , in schijven , halve schijven of spiralen , van de onderverdelingen ex 20.06 B II a ) 5 , ex 20.06 B II b ) 5 , ex 20.06 B II c ) 1 dd ) en ex 20.06 B II c ) 2 bb ) van het gemeenschappelijk douanetarief . In het kader van bedoeld tariefcontingent wordt het douanerecht geschorst tot een niveau van 15 % , verhoogd met de heffing op suiker wanneer het suikergehalte meer dan 17 gewichtspercenten bedraagt voor produkten van onderverdeling ex 20.06 B II a ) 5 aa ) , en meer dan 19 gewichtspercenten voor produkten van onderverdeling ex 20.06 B II b ) 5 aa ) .

Voor de invoer van oorsprong uit de in bijlage B genoemde ontwikkelingslanden wordt het douanerecht evenwel geheel geschorst in het kader van dit tariefcontingent .

2 . De toegang tot dit tariefcontingent geldt uitsluitend voor produkten van oorsprong uit de in bijlage A vermelde landen en gebieden . De invoer evenwel waarvoor reeds vrijstelling van douanerechten geldt uit hoofde van een ander door de Gemeenschap toegekend preferentieel tariefstelsel , wordt niet op dit contingent afgeboekt .

Het begrip " produkten van oorsprong " wordt ter toepassing van deze verordening vastgesteld volgens de procedure van artikel 14 van Verordening ( EEG ) nr . 802/68 .

Artikel 2

1 . Een eerste contingentsgedeelte van 25 200 ton wordt onder de Lid-Staten verdeeld ; de quota die behoudens het bepaalde in artikel 5 tot en met 31 december 1979 geldig zijn , belopen per Lid-Staat :

Duitsland : 8 846 ton ,

Benelux : 3 276 ton ,

Frankrijk : 252 ton ,

Italië : 705 ton ,

Denemarken : 681 ton ,

Ierland : 252 ton ,

Verenigd Koninkrijk : 11 188 ton .

2 . Het tweede gedeelte van 2 800 ton vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 1 , dan wel dat zelfde quotum , verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte , voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum ter grootte van 10 % van zijn aanvankelijk quotum , eventueel op één eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van een van zijn aanvankelijke quota , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft benut , gaat hij op de in lid 1 vermelde voorwaarden over tot opneming van een derde quotum ter grootte van 5 % van zijn aanvankelijk quotum , eventueel op één eenheid naar boven afgerond .

3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend gaat hij volgens dezelfde voorwaarden over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde . Deze procedure wordt verder toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kan een Lid-Staat overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . Hij deelt aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van de bepalingen van het onderhavige lid hebben geleid .

5 . Iedere Lid-Staat kan , onder mededeling hiervan aan de Commissie , het gecumuleerde totaal van zijn extra quota beperken tot 40 % van zijn aanvankelijk quotum .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1979 .

Artikel 5

Indien een Lid-Staat op 15 september 1979 een van zijn aanvankelijke quota niet geheel heeft aangewend , stort hij uiterlijk op 1 oktober 1979 van de niet-benutte hoeveelheid het gedeelte boven 20 % van zijn aanvankelijk quotum in de reserve terug . Hij kan een grotere hoeveelheid terugstorten , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze anders onbenut zal blijven .

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1979 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot en met 15 september 1979 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van elk van hun aanvankelijke quota die zij in elk van de reserves terugstorten .

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota , en geeft , zodra de opgaven haar bereiken , iedere Lid-Staat kennis van de in de reserves nog aanwezige hoeveelheden .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 15 oktober 1979 in kennis van de stand van elk van de reserves , na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor een van de reserves volledig wordt uitgeput , tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die de laatste opneming verricht , mede hoeveel dit saldo bedraagt .

De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de overeenkomstig artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking afgeboekt kunnen worden op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire contingent .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten waarborgen aan de op hun grondgebied gevestigde importeurs van bedoelde produkten de vrije toegang tot het hun toegekende quotum .

2 . De werkelijke uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op basis van de invoer van bedoelde produkten die bij de douane ten invoer tot verbruik zijn aangegeven , en welke vergezeld gaan van een certificaat van oorsprong conform het bepaalde in artikel 1 , lid 2 .

3 . Een produkt kan slechts voor het tariefcontingent in aanmerking komen , indien het in lid 2 bedoelde certificaat van oorsprong voor de datum waarop de heffing van rechten opnieuw wordt ingesteld , is overgelegd .

Artikel 8

De Lid-Staten verstrekken de Commissie maandelijks een opgave van de invoer van de betrokken produkten die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt , zowel in waarde , uitgedrukt in Europese rekeneenheden als in hoeveelheid , uitgedrukt in ton .

Artikel 9

Wanneer de Gemeenschap vaststelt dat produkten die onder de in artikel 1 bedoelde regeling vallen , in de Gemeenschap worden ingevoerd in zodanige hoeveelheden of tegen zodanige prijzen dat daardoor ernstig nadeel wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de producenten van de Gemeenschap welke gelijksoortige of rechtstreeks daarmee concurrerende produkten voortbrengen , dan wel een ongunstige situatie in de ACS-Staten wordt geschapen , kunnen de in de Gemeenschap toegepaste douanerechten voor de betrokken produkten gedeeltelijk of volledig worden hersteld ten opzichte van de landen of gebieden die het nadeel hebben veroorzaakt . Deze maatregelen kunnen eveneens worden getroffen , indien het ernstige nadeel of het gevaar daarvoor beperkt blijft tot een enkel gebied van de Gemeenschap .

Artikel 10

1 . Ter uitvoering van artikel 9 kan de Commissie bij verordening besluiten de normale rechten voor een bepaalde periode weder in te voeren .

2 . Indien de Commissie door een Lid-Staat werd verzocht op te treden , spreekt zij zich uit binnen een maximumtermijn van tien werkdagen , te rekenen vanaf de ontvangst van het verzoek ; zij deelt aan de Lid-Staten mede welk gevolg aan het verzoek werd gegeven .

3 . Iedere Lid-Staat kan de maatregel van de Commissie binnen de tien werkdagen volgende op de dag der mededeling daarvan aan de Raad voorleggen . Het beroep op de Raad heeft geen opschortende werking . De Raad komt onverwijld bijeen . Hij kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de betrokken maatregel wijzigen of vernietigen .

Artikel 11

Het bepaalde in de artikelen 9 en 10 laat de toepassing van de vrijwaringsclausules die krachtens artikel 43 van het Verdrag in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of krachtens artikel 113 van het Verdrag in het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek zijn vastgesteld , onverlet .

Artikel 12

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen opdat deze verordening wordt nageleefd .

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1979 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 29 december 1978 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H.-D . GENSCHER

( 1 ) Advies uitgebracht op 15 december 1978 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ) .

( 2 ) Advies uitgebracht op 29 november 1978 ( nog niet verschenen in het Publikatieblad ) .

( 3 ) PB nr . L 73 van 27 . 3 . 1972 , blz . 195 .

( 4 ) PB nr . L 73 van 27 . 3 . 1972 , blz . 14 .

( 5 ) PB nr . L 148 van 28 . 6 . 1968 , blz . 1 .

BIJLAGE A

Lijst van ontwikkelingslanden en -gebieden die algemene tariefpreferenties genieten ( 1 )

I . ONAFHANKELIJKE LANDEN

660 Afghanistan ( 2 )

208 Algerië

330 Angola

528 Argentinië

453 Bahamas

640 Bahrein

666 Bangla Desh ( 2 )

469 Barbados

284 Benin ( 2 )

675 Bhoetan ( 2 )

676 Birma

328 Boeroendi ( 2 )

516 Bolivia

391 Botswana ( 2 )

508 Brazilië

306 Centraal Afrikaans Keizerrijk ( 2 )

512 Chili

480 Colombia

375 Comoren

436 Costa-Rica

448 Cuba

600 Cyprus

338 Djibouti

456 Dominicaanse Republiek

500 Ecuador

220 Egypte

428 El Salvador

310 Equatoriaal Guinea

334 Ethiopië ( 2 )

815 Fidji-eilanden

708 Filippijnen

314 Gabon

252 Gambia ( 2 )

276 Ghana

473 Grenada

416 Guatemala

260 Guinea ( 2 )

257 Guinea Bissau

488 Guyana

452 Haïti ( 2 )

424 Honduras

664 India

700 Indonesië

612 Irak

616 Iran

272 Ivoorkust

464 Jamaica

048 Joegoslavië

628 Jordanië

247 Kaapverdische Republiek

696 Kambodja

302 Kameroen

644 Katar

346 Kenya

636 Koeweit

318 Kongo

684 Laos ( 2 )

395 Lesotho ( 2 )

604 Libanon

268 Liberia

216 Libië

370 Madagaskar

386 Malawi ( 2 )

667 Malediven ( 2 )

701 Maleisië

232 Mali ( 2 )

204 Marokko

228 Mauretanië

373 Mauritius

412 Mexico

366 Mozambique

803 Nauroe

672 Nepal ( 2 )

432 Nicaragua

240 Niger ( 2 )

288 Nigeria

652 Noord-Jemen ( 2 )

350 Oeganda ( 2 )

649 Oman

236 Opper-Volta ( 2 )

662 Pakistan

440 Panama

801 Papoea Nieuw-Guinea

520 Paraguay

504 Peru

066 Roemenië

324 Rwanda ( 2 )

812 Salomonseilanden

632 Saoedi-Arabië

311 Sao Tomé en Principe

248 Senegal

355 Seychellen en onderhorigheden

264 Sierra Leone

706 Singapore

224 Soedan ( 2 )

342 Somalia ( 2 )

669 Sri Lanka

492 Suriname

393 Swaziland

608 Syrië

352 Tanzania ( 2 )

680 Thailand

280 Togo

817 Tonga

472 Trinidad en Tobago

244 Tsjaad ( 2 )

212 Tunesië

812 Tuvalu

524 Uruguay

484 Venezuela

647 Verenigde Arabische Emiraten

690 Vietnam

819 West-Samoa ( 2 )

322 Zaïre

378 Zambia

656 Zuid-Jemen ( 2 )

728 Zuid-Korea

II . LANDEN EN GEBIEDEN

afhankelijk van of beheerd door of waarvan de buitenlandse betrekkingen geheel of gedeeltelijk worden waargenomen door Lid-Staten van de Gemeenschap of derde landen

808 Amerikaans Oceanië ( 3 )

802 Australisch Oceanië ( Christmaseiland , Cocos-(Keeling-)eilanden , Heard - en McDonald-eilanden , Norfolk )

421 Belize

413 Bermuda

357 Brits gebied in de Indische Oceaan

812 Brits Oceanië

703 Brunei

463 Cayman-eilanden

529 Falkland-eilanden en onderhorigheden

822 Frans Polynesië

044 Gibraltar

740 Hong-Kong

457 Maagdeneilanden behorende tot de Verenigde Staten

743 Macao

377 Mayotte

476 Nederlandse Antillen

809 Nieuw-Caledonië en onderhorigheden

814 Nieuw-Zeelands Oceanië ( Cook-eilanden , Niue , Tokelau-eilanden )

890 Poolgebieden * Australische Zuidpoolgebieden *

* Britse Zuidpoolgebieden *

* Franse Zuidpoolgebieden *

329 Sint-Helena en onderhorigheden

454 Turks - en Caicos-eilanden

811 Wallis - en Futuna-eilanden

471 West-Indië

Opmerking : Bovenstaande lijsten kunnen later worden gewijzigd , rekening houdend met veranderingen in de internationale status van landen of gebieden .

( 1 ) De nummers voor de landen en gebieden zijn de codenummers van de Geonomenclatuur 1979 ( Verordening ( EEG ) nr . 2843/78 , PB nr . L 339 van 5 . 12 . 1978 , blz . 5 ) .

( 2 ) Dit land komt ook voor in bijlage B .

( 3 ) Amerikaans Oceanië omvat : Guam , Amerikaans Samoa ( met inbegrip van het eiland Swains ) , de Midway-eilanden , Johnston en Sand , Wake ; de eilanden onder mandaat : de Carolinen , de Marianen en de Marshall-eilanden .

BIJLAGE B

Lijst van de minst ontwikkelde ontwikkelingslanden

660 Afghanistan

666 Bangla Desh

284 Benin

675 Bhoetan

328 Boeroendi

391 Botswana

306 Centraal Afrikaans Keizerrijk

334 Ethiopië

252 Gambia

260 Guinea

452 Haïti

684 Laos

395 Lesotho

386 Malawi

667 Malediven

232 Mali

672 Nepal

240 Niger

652 Noord-Jemen

350 Oeganda

236 Opper-Volta

324 Rwanda

224 Soedan

342 Somalia

352 Tanzania

244 Tsjaad

819 West-Samoa

656 Zuid-Jemen