Home

79/348/EEG: Beschikking van de Commissie van 14 maart 1979 tot machtiging van de Franse Republiek om de handel in zaaizaad van bepaalde rassen van landbouwgewassen te beperken (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

79/348/EEG: Beschikking van de Commissie van 14 maart 1979 tot machtiging van de Franse Republiek om de handel in zaaizaad van bepaalde rassen van landbouwgewassen te beperken (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

++++

BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 14 maart 1979

tot machtiging van de Franse Republiek om de handel in zaaizaad van bepaalde rassen van landbouwgewassen te beperken

( Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek )

( 79/348/EEG )

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 78/55/EEG ( 2 ) , en met name op artikel 15 , lid 2 en lid 3 ,

Gezien het door de Franse Republiek ingediende verzoek ,

Overwegende dat krachtens artikel 15 , lid 1 , van voornoemde richtlijn zaaizaad en pootgoed van rassen die in de loop van 1976 in ten minste één van de Lid-Staten officieel zijn toegelaten en die overigens aan de in deze richtlijn gestelde voorwaarden voldoen met ingang van 31 december 1978 in de Gemeenschap aan geen enkele handelsbeperking ten aanzien van het ras meer worden onderworpen ;

Overwegende dat in artikel 15 , lid 2 , van voornoemde richtlijn evenwel is bepaald dat een Lid-Staat op zijn verzoek kan worden gemachtigd de handel in zaaizaad en pootgoed van bepaalde rassen te verbieden ;

Overwegende dat de Franse Republiek voor een aantal rassen van verschillende gewassen om een dergelijke machtiging heeft verzocht ;

Overwegende dat de Commissie bij Beschikking 79/94/EEG ( 3 ) , voor een aantal van deze rassen de in artikel 15 , lid 1 , van voornoemde richtlijn vastgestelde en op 31 december 1978 aflopende termijn voor de Franse Republiek tot en met 28 februari 1979 heeft verlengd ;

Overwegende dat zij voor het aflopen van bovenvermelde termijn het onderzoek van het Franse verzoek voor deze rassen heeft beëindigd ;

Overwegende dat voor de in deze beschikking genoemde rassen in de Franse Republiek een officieel onderzoek te velde heeft plaatsgevonden ; dat uit de resultaten van dit onderzoek in de Franse Republiek is geconcludeerd dat de cultuur - of de gebruikswaarde van deze rassen geringer is dan die van vergelijkbare rassen die in de Franse Republiek zijn toegelaten ;

Overwegende dat voor de rassen Dolces ( kropaar ) en Mocca , Tur ( Italiaans raaigras ) de andere Lid-Staten deze conclusies hebben aanvaard ; dat bijgevolg kan worden geconstateerd dat deze rassen in de Franse Republiek , op grond van het geheel van hun hoedanigheden met betrekking tot de cultuur - en de gebruikswaarde niet dezelfde resultaten opleveren als die welke worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat in dat land is toegelaten ( artikel 15 , lid 3 , sub c ) , eerste geval , van voornoemde richtlijn ) ;

Overwegende dat voor het ras Rozelle ( rietzwenkgras ) , op grond van het dossier inzake de onderzoekresultaten kan worden geconstateerd dat het in de Franse Republiek , wat de resistentie tegen schadelijke organismen betreft , zonder compensatie door andere gunstige eigenschappen ( artikel 5 , lid 4 , tweede zin , van voornoemde richtlijn ) , niet de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat in het land is toegelaten ( artikel 15 , lid 3 , sub c ) , eerste geval , van voornoemde richtlijn ) ;

Overwegende dat voor de rassen Asla Roskilde , Bopa Pajbjerg en Hera Daehnfeldt ( kropaar ) op grond van het dossier inzake de onderzoekresultaten kan worden geconstateerd dat zij in de Franse Republiek , wat hun resistentie tegen schadelijke organismen betreft , niet de resultaten opleveren die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat in het land is toegelaten ( artikel 15 , lid 3 , sub c ) , eerste geval , van voornoemde richtlijn ) hoewel zij dit in bepaalde omstandigheden met andere gunstige eigenschappen enigszins compenseren ( artikel 5 , lid 4 , tweede zin , van voornoemde richtlijn ) ;

Overwegende dat bijgevolg het verzoek van de Franse Republiek ten aanzien van al deze rassen moet worden ingewilligd ; dat , wat de drie bovengenoemde kropaarrassen betreft , de machtiging niet altijd kan gelden ; dat men voorts rekening dient te houden met het feit dat de betrokken raaigrasrassen in de Franse Republiek kunnen worden toegelaten voor zover het zaaizaad niet bestemd is voor de teelt van voedergewassen ;

Overwegende dat het Franse verzoek geen andere rassen meer betreft ;

Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land - , tuin - en bosbouw ,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

Artikel 1

1 . De Franse Republiek wordt gemachtigd om op haar gehele grondgebied de handel te verbieden in zaaizaad van de volgende in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen 1979 vermelde rassen :

Voedergewassen :

1 . Dactylis glomerata L . ,

Asla Roskilde ,

Bopa Pajbjerg ,

Dolcea ,

Hera Daehnfeldt .

2 . Festuca arundinacea L . ,

Rozelle .

3 . Lolium multiflorum Lam . ,

Mocca ,

Tur .

2 . De in lid 1 bedoelde machtiging heeft geen effect op de invoer in de Franse Republiek van zaaizaad van de rassen Asla Roskilde , Bopa Pajbjerg of Hera Daehnfeldt ( Dactylis glomerata L . ) voor zover door middel van een goed leesbare vermelding inzake ziektegevoeligheid op het officiële etiket en andere passende maatregelen de garantie wordt geboden dat deze rassen niet worden geteeld in die gebieden van de Franse Republiek die geregeld worden bedreigd door ziekten waarvoor deze rassen gevoelig zijn .

3 . Wat de rassen Mocca en Tur ( Lolium multiflorum ) betreft , geldt de in lid 1 bedoelde machtiging slechts voor zover het zaaizaad van deze rassen bestemd is voor de teelt van voedergewassen .

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde machtiging zal worden ingetrokken zodra wordt geconstateerd dat de voorwaarden voor de verlening hiervan niet meer zijn vervuld .

Artikel 3

De Franse Republiek deelt de Commissie mede vanaf welke datum en op welke wijze zij van de in artikel 1 bedoelde machtiging gebruik maakt .

De Commissie stelt de andere Lid-Staten daarvan in kennis .

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek .

Gedaan te Brussel , 14 maart 1979 .

Voor de Commissie

Finn GUNDELACH

Vice-Voorzitter

( 1 ) PB nr . L 225 van 12 . 10 . 19 * 0 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 16 van 20 . 1 . 1978 , blz . 23 .

( 3 ) PB nr . L 22 van 31 . 1 . 1979 , blz . 19 .