79/496/EEG: Beschikking van de Commissie van 2 mei 1979 betreffende de Britse steunregeling in de vorm van rentesubsidies ten behoeve van de industrie van off- shore materieel (Off-Shore Supplies Interest Relief Grant, OSIRG) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
79/496/EEG: Beschikking van de Commissie van 2 mei 1979 betreffende de Britse steunregeling in de vorm van rentesubsidies ten behoeve van de industrie van off- shore materieel (Off-Shore Supplies Interest Relief Grant, OSIRG) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
79/496/EEG: Beschikking van de Commissie van 2 mei 1979 betreffende de Britse steunregeling in de vorm van rentesubsidies ten behoeve van de industrie van off- shore materieel (Off-Shore Supplies Interest Relief Grant, OSIRG) (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 127 van 24/05/1979 blz. 0050 - 0053
++++
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 2 mei 1979
betreffende de Britse steunregeling in de vorm van rentesubsidies ten behoeve van de industrie van off-shore materieel ( Off-Shore Supplies Interest Relief Grant , OSIRG )
( Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek )
( 79/496/EEG )
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 93 , lid 2 , eerste alinea ,
Na belanghebbenden te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken ,
I
1 . Overwegende dat de Commissie bij nota van de Britse Regering van 18 juli 1973 in kennis werd gesteld van het voornemen van deze regering om overeenkomstig Section 8 van de Industry Act 1972 , een steunregeling in te voeren in de vorm van rentesubsidies voor de off-shore industrie ;
2 . Overwegende dat de Britse Regering met de toepkenning van deze rentesubsidie , waardoor de kredietvoorwaarden kunnen worden aangepast aan die welke door andere landen worden toegepast , als doelstelling voor de toepassing van deze steunregeling heeft aangegeven de vestiging van een industrie van off-shore materieel in het Verenigd Koninkrijk die kan concurreren met de in het buitenland gevestigde industrieën ;
3 . Overwegende dat deze steun verleend wordt in de vorm van een rentesubsidie van drie punten over de kredieten voor de leveranties van vaste platforms , installaties voor dergelijke platforms alsmede onderzeese leidingen en meerinstallaties ( hierna te noemen " off-shore materieel " ) ; dat het percentage van de prijs dat voor steun in aanmerking komt , is vastgesteld op 80 % van de contractuele prijs en dat slechts de uitgaven over de eerste drie constructiejaren in aanmerking kunnen komen voor steunverlening ; dat de rentesubsidie verleend wordt gedurende maximaal acht jaren waarbij de laatste vijf jaren de periode van terugbetaling vormen ;
4 . Overwegende dat de steun theoretisch kan worden toegekend zowel aan kopers als aan leveranciers van off-shore materieel ; dat het in de praktijk gaat om een steun ten behoeve van de produktie van off-shore materieel in het Verenigd Koninkrijk en dat in bijna alle gevallen de Britse producenten van dit materieel verzoeken om toepassing van deze steunregeling te hunnen bate ; dat zelfs indien de aanvrager een koper is hij geen reëel voordeel heeft bij een steun die uitsluitend tot gevolg heeft dat de Britse producenten hun kredietvoorwaarden kunnen aanpassen aan die van hun concurrenten ;
5 . Overwegende voorts dat de componenten en subcontracten , die normaliter voor toepassing van deze steunregeling in aanmerking zouden komen , hiervan zijn uitgesloten in geval zij uit de andere Lid-Staten zijn ingevoerd , of daar zijn geplaatst ;
II
1 . Overwegende dat naar het aanvankelijk oordeel van de Commissie geen bezwaren behoefden te worden ingebracht tegen de invoering van deze steunregeling omdat het hier een steunmaatregel betrof ten behoeve van een industriële sector - destijds in de Gemeenschap toe te passen - op grond waarvan een snelle exploitatie mogelijk is van de voorraden koolwaterstoffen in een gebied waar nog geen of slechts weinig intracommunautair handelsverkeer bestond ; dat sinds de invoering van de regeling in 1973 de omzet van deze sector op de Britse markt is toegenomen van 650 miljoen Pond tot 1 300 miljoen Pond in 1974 ; dat als gevolg van de ontwikkeling op de markt dergelijke steunmaatregelen de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen ;
2 . Overwegende dat de Commissie bij haar voortdurend onderzoek van de bestaande steunregelingen conform artikel 93 , lid 1 , van het EEG-Verdrag , in 1976 tot de slotsom is gekomen dat de sector off-shore materieel in de Gemeenschap een aanzienlijke vlucht had genomen sedert de eerste beoordeling van de Britse steunregeling en dat zij , althans in de oorspronkelijke vorm , niet meer gerechtvaardigd was ;
3 . Overwegende dat de Commissie op basis van de door de Britse Regering verstrekte gegevens de overige Lid-Staten heeft verzocht en heeft bereikt dat zij zich verplichten geen enkele steun meer te verlenen die ten gevolge heeft dat de voorwaarden van de kredieten voor leveranties door hun ondernemingen van off-shore materieel , bestemd voor het Britse continentaal plat , voordelig wordt gemaakt ;
4 . Overwegende dat de Commissie bij brief van 14 januari 1976 de Britse Regering dienstige maatregelen heeft voorgesteld in de zin van artikel 93 , lid 1 , van het EEG-Verdrag , ten einde de steunregeling mede van toepassing te doen zijn op in de andere Lid-Staten vervaardigde produkten ;
5 . Overwegende dat de Britse Regering bij aan de Commissie gericht schrijven van 13 februari 1976 de zienswijze van de Commissie bestreed dat de concurrentievoorwaarden door deze steunregeling nadelig worden beïnvloed ;
6 . Overwegende dat de Commissie , gelet op de te harer beschikking staande gegevens betreffende de ontwikkeling van de markt van off-shore materieel in het Verenigd Koninkrijk en de concurrentiedistorsies ten gevolge van de OSIRG-regeling voor de producenten in de andere Lid-Staten , deze zienswijze niet kon delen ;
7 . Overwegende dat de Commissie op 23 december 1976 heeft besloten ten aanzien van deze steunregeling de procedure van artikel 93 , lid 2 , van het EEG-Verdrag in te leiden en dat de Britse Regering hiervan in kennis is gesteld bij brief van 4 januari 1977 ( SG(77 ) D/25 ) ;
8 . Overwegende dat de Commissie bij de bepaling van haar standpunt van oordeel was dat in het onderhavige geval sprake was van een steunmaatregel ten behoeve van de produktie van off-shore materieel , waarvaan de toekenning niet aan voorwaarden is gebonden ; dat deze steunmaatregel derhalve niet is gekoppeld aan doelstellingen gericht op de kwalitatieve aanpassing van de sector ; dat het intracommunautaire handelsverkeer door deze steunmaatregel nadelig wordt beïnvloed ; dat dit eveneens de mening was van bepaalde industriële kringen van de Gemeenschap die bij de Commissie te dien aanzien een klacht hebben ingediend ; dat mede door deze klacht en de opmerkingen die belanghebbenden de Commissie hebben doen toekomen de conclusie moest luiden dat deze steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt op een met het gemeenschappelijk belang strijdige wijze nadelig beïnvloedt ;
III
1 . Overwegende dat de Britse Regering in haar brief van 4 februari 1977 de zienswijze van de Commissie niet kon delen , daartoe aanvoerende dat de mededinging tussen Lid-Staten door deze steunmaatregel niet nadelig schijnt te worden beïnvloed , en wees op het belang van handhaving van de steun in de huidige vorm voor de ontwikkeling van de industrie van off-shore materieel en voor het behoud van de werkgelegenheid ;
2 . Overwegende dat de Britse Regering het argument naar voren gebracht heeft dat de omzet van de producenten van de andere Lid-Staten op de off-shore markt in het Verenigd Koninkrijk nagenoeg ongewijzigd gebleven is vergeleken met de Britse markt in zijn geheel ; dat dit echter niet als een overtuigend argument beschouwd kan worden om te bewijzen dat de mededinging niet vervalst is daar zonder deze steun het gedeelte van de producenten van de andere Lid-Staten groter kan zijn dan nu ; dat na een expansieperiode , ten gevolge waarvan de verkoop op deze markt in het Verenigd Koninkrijk aanzienlijk is toegenomen , zij op deze markt thans kleiner wordt waardoor de concurrentie zeer toeneemt bij nieuwe bouwcontracten ;
3 . Overwegende dat de Britse constructeurs naar het oordeel van de Commissie door een gemakkelijke toegang tot de diepe wateren en tot één van de voornaamste markten voor off-shore materieel , reeds aanstonds een aanzienlijke voorsprong hebben op de overige producenten in de Gemeenschap ; dat door toekenning van steunmaatregelen in de vorm van rentesubsidies deze voorsprong wordt vergroot ;
4 . Overwegende dat verscheidene Lid-Staten de bezwaren van de Commissie tegen deze steunregeling hebben gedeeld ; dat naar het oordeel van één Lid-Staat de Britse steunmaatregel ten gevolge heeft dat het door de andere Lid-Staat verkregen marktaandeel kleiner wordt ; dat een andere Lid-Staat van oordeel is dat de discriminerende gevolgen sinds 1976 zijn toegenomen ; dat weer twee andere Lid-Staten de concurrentiedistorsies bevestigen aangezien door deze steunregeling leveranties uit andere Lid-Staten zijn uitgesloten ;
5 . Overwegende dat beroepsorganisaties op het terrein van off-shore materieel in verscheidene Lid-Staten hun ernstige bezwaren hebben kenbaar gemaakt in verband met de nadelige beïnvloeding van het handelsverkeer door de OSIRG-steunregeling ;
IV
Overwegende dat de Britse Regering naar aanleiding van de inleiding van de procedure bij schrijven van 27 april 1978 voorstellen heeft gedaan tot wijziging van de OSIRG-steunregeling ; dat ten gevolge daarvan deze steun uitsluitend zou worden verleend wanneer de Britse offerstes zouden concurreren met één of meer offertes van werven van derde landen of wanneer orders , zelfs wanneer offertes eveneens zijn gedaan door werven uit de andere Lid-Staten desondanks zou werden geplaatst bij een werf uit een derde land ; dat overeenkomstig deze voorstellen de steun zou worden verleend op voorwaarde dat het Britse aandeel bij het contract ten minste 50 % bedraagt ;
V
1 . Overwegende dat de OSIRG-steunregeling eerst in haar geheel moet worden onderzocht en vervolgens het probleem dat uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten niet in aanmerking komen voor steun ;
De OSIRG-steunregeling in zijn geheel
2 . Overwegende dat de markt van off-shore materieel een markt is waarop thans een zeer hevige concurrentie woedt , zowel van de zijde van ondernemingen uit derde landen als tussen de ondernemingen uit de Lid-Staten ; dat ongeveer 20 % van het op het Britse continentaal plat gebruikte off-shore materieel afkomstig is uit de andere Lid-Staten ; dat door de krachtens de OSIRG-regeling met staatsmiddelen verleende steun de verkoopkosten worden verlaagd voor in het Verenigd Koninkrijk vervaardigd off-shore materieel ; dat deze steunmaatregelen , gezien het internationale karakter van deze markt , het handelsverkeer nadelig beïnvloeden en de intracommunautaire concurrentie vervalsen door begunstiging van de Britse industrie boven haar concurrenten uit de Gemeenschap ; dat hier derhalve sprake is van een steunmaatregel in de zin van artikel 92 , lid 1 , van het EEG-Verdrag ;
3 . Overwegende dat deze steunmaatregel niet in aanmerking komt voor toepassing van de uitzonderingsbepaling van artikel 92 , lid 3 , sub a ) , van het EEG-Verdrag , aangezien in verband met de moeilijkheden die deze sector doormaakt is geconstateerd dat door deze steun in de ontwikkelingsregio's geen stabiele werkgelegenheid kon worden behouden ; dat immers ongeveer de helft van de produktieinrichtingen is gesloten terwijl de steunregeling werd toegepast en dat andere constructiewerven geen orders hebben of de lopende werkzaamheden beëindigen ;
4 . Overwegende voorts dat de OSIRG-regeling niet in aanmerking komt voor toepassing van de uitzonderingsbepaling van artikel 92 , lid 3 , sub c ) , van het EEG-Verdrag omdat hiet sprake is van een exploitatiesteun die niet kan worden geacht de ontwikkeling van de betrokken sector in Groot-Brittannië te vergemakkelijken door deze sector weer concurrerend te maken en in staat om zonder steun te werken ; dat , ook al heeft de steun niet het resultaat gehad dat alle werven voor de constructie van platforms in bedrijf werden gehouden , het gevolg van de steun is geweest dat concurrentiedistorsies werden veroorzaakt ten nadele van werven in andere Lid-Staten op een markt die aanzienlijk is ingekrompen ; dat door deze steun de structurele aanpassing wordt afgeremd ;
Het uitsluiten van ingeveerde produkten
5 . Overwegende dat , ook al kan de praktijk om voor de berekeningsgrondslag van de steun de gehele prijs van de installatie in aanmerking te nemen , daaronder begrepen componenten en subcontracten , als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd , daarentegen de uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten van deze grondslag niet mogen worden uitgesloten ; dat deze maatregel ongeacht of zij wordt opgevat als deel uitmakend van de steunregeling ten behoeve van de verkoop van off-shore materieel en wel als deel uitmakend van de steun ten behoeve van producenten van daarin aangebrachte produkten , niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd ;
6 . Overwegende dat met betrekking tot het argument dat de uitsluiting van de toepassing van de steun op uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten noodzakelijk was om de doelstellingen van deze steunregeling ten behoeve van de off-shore sector te realiseren , een dergelijk argument een inherente tegenstrijdigheid inhoudt dat immers ten gevolge van deze uitsluiting het aanbod ten aanzien van de uitrusting wordt verminderd en de concurrentie ten aanzien van de prijzen minder hevig wordt ; dat deze uitsluiting mitsdien ingaat tegen de doeleinden die worden nagestreefd door de steunverlening ten behoeve van de ontwikkeling van de platforms en andere vaste off-shore installaties vervaardigende industrie ;
7 . Overwegende voorts dat door een dergelijke uitsluiting een subsidaire steunmaatregel in de zin van artikel 92 , lid 1 , van het EEG-Verdrag wordt toegekend aan een groot aantal ondernemingen waarvan de sector off-shore slechts een zeer beperkt gedeelte van de verkopen afneemt ; dat hiet sprake is van een exploitatiesteun ten behoeve van een aantal ondernemingen dat geen economische bedrijvigheid oplevert in de zin van artikel 92 , lid 3 , sub c ) , van het EEG-Verdrag en uit dien hoofde niet in aanmerking komt voor toepassing van de in dit artikel bedoelde uitzonderingsbepalingen ;
8 . Overwegende voorts dat , indien men deze ondernemingen wil steunen , er geen enkele reden zou zijn slechts dat gedeelte van hun produktie in aanmerking te nemen dat wordt verwerkt in de sector off-shore materieel ;
9 . Overwegende dat de uitsluiting van de steunverlening voor uit andere Lid-Staten ingevoerde produkten een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking is en in strijd is met artikel 30 van het EEG-Verdrag , dat in de nationale rechtsorde rechtstreeks toepassing vindt ;
10 . Overwegende dat dit aspect een aanvullend element vormt voor de opvatting dat de in de onderhavige beslissing bedoelde steunmaatregel niet verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt zodat het niet noodzakelijk is om dit aspect van de steunregeling afzonderlijk te vervolgen ;
VI
1 . Overwegende dat voorts moet worden onderzocht of de door de Britse Regering in de OSIRG-regeling voorgestelde wijzigingen de bezwaren van de Commissie kunnen wegnemen ;
2 . Overwegende dat deze wijzigingen ten gevolge zouden hebben dat de OSIRG-regeling slechts toepasselijk zou zijn wanneer geen enkele offerte van een producent uit een andere Lid-Staat in aanmerking zou kunnen komen zonder steunverlening ; dat , wanneer een soortgelijke steunmaatregel als de OSIRG-regeling door een Lid-Staat zou worden toegepast , de Britse steun slechts zou worden toegekend wanneer door de Britse offerte de order zou kunnen worden verkregen met geringere steun ;
3 . Overwegende dat zelfs in dit geval de criteria voor de toepassing van artikel 92 , lid 1 , van het EEG-Verdrag als vervuld moeten worden beschouwd ; dat immers door een dergelijke gewijzigde regeling zou worden bijgedragen tot een sterke concurrentiepositie van de Britse industrie vergeleken met die van de concurrenten in de andere Lid-Staten ; dat door de aanwezigheid van een ruimere markt voor Britse produkten en de mogelijkheid een grotere capaciteit te handhaven alsmede door het feit dat de financiële middelen van een onderneming zonde onderscheid naar de bron voor alle operaties kunnen worden gebruikt , de Britse ondernemingen beter gewapend kunnen zijn tegen de concurrentie met name in de Gemeenschap , zowel op het technische vlak als op financieel niveau ;
4 . Overwegende dat de producenten uit de andere Lid-Staten alleen reeds door het bestaan van een dergelijke gewijzigde steunregeling zouden afzien van inschrijving op de aanbestedingen in deze sector in het Verenigd Koninkrijk ;
5 . Overwegende voorts dat door het voorstel om de OSIRG-regeling van toepassing te doen zijn wanneer bij de uitvoering van de overeenkomst het Britse aandeel ten minste 50 % bedraagt , deze maatregel niet verenigbaar wordt met de gemeenschappelijke markt ; dat immers geen enkele beperking van dien aard aanvaardbaar is ;
6 . Overwegende voorts dat , indien de Commissie een Lid-Staat zou toestaan een dergelijke steun te verlenen zonder inachtneming van de communautaire voorschriften , alle Lid-Staten eveneens zouden kunnen beweren dergelijke steunmaatregelen toe te passen , wat zou leiden tot een overbieding op dit terrein met als risico dat alle voorschriften inzake steunmaatregelen van de staten , als bedoeld in het EEG-Verdrag , op losse schroeven zouden komen te staan ;
VII
Overwegende dat krachtens de OSIRG-regeling verleende steun niet in aanmerking komt voor toepassing van de uitzonderingsvoorschriften van artikel 92 , lid 3 , sub a ) of c ) , noch in haar huidige vorm , noch in de gewijzigde vorm zoals die door de Britse Regering wordt overwogen ; dat deze steunregeling mitsdien niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden verklaard ,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :
Artikel 1
Het Verenigd Koninkrijk kent met ingang van twee maanden na de datum van dit schrijven geen rentesubsidies meer toe overeenkomstig sectie 8 van de Industry Act 1972 ten behoeve van nieuwe contracten voor de levering van off-shore materieel .
Artikel 2
Het Verenigd Koninkrijk stelt de Commissie binnen twee maanden na de datum van deze beschikking in kennis van de administratieve of wettelijke maatregelen die voor het nakomen van deze beschikking zijn getroffen .
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk .
Gedaan te Brussel , 2 mei 1979 .
Voor de Commissie
Raymond VOUEL
Lid van de Commissie