Verordening (EEG) nr. 2783/79 van de Commissie van 12 december 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1028/79 van de Raad betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten
Verordening (EEG) nr. 2783/79 van de Commissie van 12 december 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1028/79 van de Raad betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten
Verordening (EEG) nr. 2783/79 van de Commissie van 12 december 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1028/79 van de Raad betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten
Publicatieblad Nr. L 318 van 13/12/1979 blz. 0027 - 0031
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 02 Deel 8 blz. 0003
++++
VERORDENING ( EEG ) Nr . 2783/79 VAN DE COMMISSIE
van 12 december 1979
houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 van de Raad betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,
Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 van de Raad van 8 mei 1979 betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten ( 1 ) , en het bijzonder op artikel 7 , lid 2 ,
Overwegende dat de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief van voorwerpen bestemd voor gehandicapten op grond van artikel 2 , lid 1 , artikel 3 , lid 1 en lid 2 , of artikel 5 van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 afhankelijk dient te worden gesteld van het vervullen van bepaalde administratieve formaliteiten waardoor de bevoegde autoriteiten kunnen nagaan of de betrokken voorwerpen onderdaad beantwoorden aan de voorwaarden als bepaald in de genoemde verordening en of zij daadwerkelijk voor de doeleinden zullen worden gebruikt met het oog waarop de vrijstelling is verleend ;
Overwegende dat , ten einde de instellingen en organisaties welke toestemming hebben van de bevoegde autoriteiten om deze voorwerpen met vrijstelling in te voeren , de meest ruime steun te verlenen , het gewenst blijkt , zodra Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 in werking treedt , het bepaalde in artikel 3 , lid 1 , laatste alinea , van die verordening algemeen toe te passen en daarbij en alle gevallen af te wijken van de voorwaarde volgens welke de vrijstelling slechts wordt verleend voor zover op dat moment geen gelijkwaardige voorwerpen in de Gemeenschap worden vervaardigd ;
Overwegende dat dit uitgangspunt echter slechts kan worden gehandhaafd voor voorwerpen waarbij de vrijstelling geen schade dreigt te berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen ; dat daarom een gemeenschappelijke procedure dient te worden vastgesteld die de Commissie in staat stelt , na overleg met deskundigen uit alle Lid-Staten , een of meer voorwerpen van de vrijstelling uit te sluiten , indien op grond van de inlichtingen waarover zij beschikt , wordt vastgesteld dat deze vrijstelling schade dreigt te berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen ;
Overwegende dat bij bruikleen , verhuur of overdracht van voor gehandicapten bestemde voorwerpen tussen in verschillende Lid-Staten gevestigde instellingen of organisaties , een controlesysteem dient te worden ingesteld op de bestemming en het gebruik van de betrokken voorwerpen door middel van een controle-exemplaar T nr . 5 , overeenkomstig het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 223/77 van de Commissie van 22 december 1976 houdende uitvoeringsbepalingen alsmede vereenvoudigingsmaatregelen van de regeling voor communautair douanevervoer ( 2 ) ;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanevrijstellingen ,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
A . Verplichtingen van de instelling of organisatie van bestemming
Artikel 1
1 . De invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 , lid 1 , artikel 3 , lid 1 en lid 2 , en in artikel 5 van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 houdt voor de instelling of de organisatie van bestemming de verplichting in om :
- deze voorwerpen rechtstreeks over te brengen naar de aangegeven plaats van bestemming ;
- ze op te nemen in haar inventarislijst ;
- ze uitsluitend te gebruiken voor de in Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 genoemde doeleinden ;
- elke controle te vergemakkelijken die de bevoegde autoriteiten noodzakelijk achten , ten einde na te gaan of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling is en nog steeds wordt voldaan .
2 . Het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming , of diens gevolmachtigde dient aan de bevoegde autoriteiten een verklaring over te leggen dat hij kennis heeft genomen van de verschillende in lid 1 opgesomde verplichtingen en dat hij zich verbindt deze te zullen naleven .
De bevoegde autoriteiten kunnen bepalen dat de in de vorige alinea bedoelde verklaring wordt overgelegd , hetzij bij elke invoer , hetzij voor een aantal invoerhandelingen , hetzij eventueel voor de totale invoer die door de instelling of organisatie van bestemming wordt verricht .
B . Bepalingen die van toepassing zijn in geval van bruikleen , verhuur of overdracht
Artikel 2
1 . Wanneer het bepaalde van artikel 6 , lid 2 , tweede alinea , eerste zin , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 wordt toegepast , dient de instelling of organisatie aan welke een voor gehandicapten bestemd voorwerp in bruikleen gegeven , verhuurd of overgedragen wordt , vanaf de datum van ontvangst ervan , dezelfde verplichtingen in acht te nemen als bedoeld in artikel 1 .
2 . Wanneer de instelling of organisatie aan welke een voorwerp in bruikleen gegeven , verhuurd of overgedragen wordt , in een andere Lid-Staat is gevestigd dan die waar de instelling of organisatie is gevestigd , die het voorwerp in bruikleen geeft , verhuurt of overdraagt , geeft de verzending van bedoeld voorwerp met deze Lid-Staat als bestemming , aanleiding tot de afgifte van een controle-exemplaar T nr . 5 door het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat van vertrek , overeenkomstig het bepaalde in Verordening ( EEG ) nr . 223/77 , om de zekerheid te geven dat dit voorwerp gebruikt wordt voor een doel dat recht geeft op handhaving van de vrijstelling . Hiertoe moet op het bedoelde controle-exemplaar in vak 104 , onder de rubriek " andere " , een van de volgende vermeldingen staan :
- Voorwerp bestemd voor gehandicapten , met vrijstelling van douanerechten ( UNESCO )
Toepassing van artikel 6 , lid 2 , tweede alinea , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/78 ;
- Toldfrit indfoert genstand bestemt til handicappede ( UNESCO )
Anvendelse af artikel 6 , stk . 2 , andet afsnit , i forordning ( EOEF ) nr . 1028/79 ;
- Zollfreier Gegenstand fuer Behinderte ( UNESCO )
Anwendung von Artikel 6 Absatz 2 zweiter Unterabsatz der Verordnung ( EWG ) Nr . 1028/79 ;
- Article for handicapped persons - to be admitted duty-free ( UNESCO )
Implementation of Article 6 ( 2 ) ( second subparagraph ) of Regulation ( EEC ) No 1028/79 ;
- Objet destiné aux personnes handicapées , en franchise des droits de douane ( UNESCO ) ;
Application de l'article 6 paragraphe 2 deuxième alinéa du règlement ( CEE ) n * 1028/79 ;
- Oggetto destinato ai minorati , in franchigia dai dazi doganali ( UNESCO )
Applicazione dell'articolo 6 , paragrafo 2 , secondo comma del regolamento ( CEE ) n . 1028/79 .
3 . Het bepaalde in lid 1 en lid 2 hierboven is van overeenkomstige toepassing op bruikleen , verhuur of overdracht van reserveonderdelen , onderdelen of specifiek toebehoren geschikt voor gehandicapten bestemde voorwerpen , die op grond van artikel 2 , lid 1 , tweede alinea , en artikel 3 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 met vrijstelling zijn ingevoerd .
C . Niet meer voldoen aan de voorwaarden waaraan de toekenning van de vrijstelling is onderworpen
Artikel 3
1 . De instelling of organisatie , die niet langer voldoet aan de voorwaarden om voor deze vrijstelling in aanmerking te komen of die een met vrijstelling ingevoerd voorwerp voor andere doeleinden wil gebruiken dan die bedoeld in Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 , dient de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen .
2 . Wanneer een voorwerp voor andere doeleinden wordt gebruikt dan die bedoeld in Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 , is het onderworpen aan de toepassing van het daarvoor geldende douanerecht volgens het recht dat van kracht is op het tijdstip dat het voor een ander gebruik wordt bestemd , volgens de soort en op basis van de waarde die op die datum door de douanedienst worden aanvaard .
TITEL II
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN VOORWERPEN OP GROND VAN ARTIKEL 2 , LID 1 , EERSTE ALINEA , VAN VERORDENING ( EEG ) nr . 1028/79
Artikel 4
Om een voor blinden bestemd voorwerp op grond van artikel 2 , lid 1 , eerste alinea , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 met vrijstelling te kunnen invoeren , dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming of diens gevolmachtigde een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd .
Dit verzoek dient vergezeld te gaan van alle gegevens die door de bevoegde autoriteit noodzakelijk worden geacht om vast te stellen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling is voldaan .
TITEL III
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN VOORWERPEN OP GROND VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING ( EEG ) nr . 1028/79
Artikel 5
Zolang niet is vastgesteld , bij beschikking van de Commissie gegeven overeenkomstig de in artikel 8 , lid 3 en lid 4 , bedoelde procedure , dat de invoer met vrijstelling van de in artikel 3 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 bedoelde voorwerpen schade dreigt te berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen , wordt de vrijstelling verleend zonder over te gaan tot de verificatie van de sub b ) van genoemd artikel 3 , lid 1 , bedoelde voorwaarde .
Artikel 6
1 . Om een voor gehandicapten bestemd voorwerp op grond van artikel 3 , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 met vrijstelling te kunnen invoeren , dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming of diens gevolmachtigde een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd .
2 . Het in lid 1 bedoelde verzoek moet de volgende gegevens bevatten inzake het betrokken voorwerp .
a ) de door de fabrikant gebruikte nauwkeurige handelsbenaming van het voorwerp , de vermoedelijke indeling ervan in het gemeenschappelijk douanetarief , alsmede de objectieve technische kenmerken op grond waarvan het beschouwd kan worden als speciaal te zijn ontworpen voor onderwijs aan , arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten ;
b ) de naam of firmanaam en het adres van de fabrikant en , in voorkomend geval , van de leverancier ;
c ) het land van oorsprong van het voorwerp ;
d ) de plaats van bestemming van het voorwerp ;
e ) het gebruik waarvoor het voorwerp is bestemd ;
f ) de prijs van het voorwerp of , indien mogelijk , de douanewaarde ervan ;
g ) het aantal voorwerpen van dezelfde soort ;
h ) de verwachte leveringstermijn ;
i ) de datum van bestelling van het voorwerp , indien dit reeds werd besteld .
Bij dit verzoek dient documentatiemateriaal te worden bijgevoegd met alle dienstige gegevens over de kenmerken en technische bijzonderheden van het voorwerp .
Artikel 7
Onverminderd het bepaalde in artikel 9 beslist de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd , rechtstreeks over het in artikel 6 bedoelde verzoek .
Artikel 8
1 . De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten delen de Commissie op eigen initiatief of op verzoek van laatstgenoemde alle gegevens mede , met inbegrip van de technische documentatie , waarover zij beschikken ten einde deze in staat te stellen te beoordelen of de invoer met vrijstelling van rechten van een bepaald voorwerp schade zou kunnen berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen .
2 . Wanneer de Commissie , gelet op de gegevens waarover zij beschikt , van mening is dat de invoer met vrijstelling van rechten van een voorwerp schade zou kunnen berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen , legt zij dit geval zo spoedig mogelijk ter beoordeling voor aan een groep deskundigen bestaande uit vertegenwoordigers van alle Lid-Staten , die bijeenkomt in het kader van het Comité douanevrijstellingen .
De gegevens waarover de Commissie beschikt worden zo spoedig mogelijk aan de deskundigen medegedeeld .
3 . Wanneer uit het door de Commissie overeenkomstig lid 2 ingestelde onderzoek blijkt dat de invoer met vrijstelling van rechten van een voorwerp schade zou kunnen berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen , geeft de Commissie een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het betrokken voorwerp niet aan de voorwaarden voor invoer met vrijstelling voldoet .
4 . In spoedgevallen kan de Commissie de in lid 3 bedoelde beschikking geven , zonder het in lid 2 bedoelde overleg met de deskundigen van de Lid-Staten af te wachten .
Deze beschikking heeft een voorlopig karakter en moet door de Commissie worden bekrachtigd of ingetrokken nadat het in lid 2 bedoelde onderzoek heeft plaatsgevonden .
In afwachting van het verloop van die procedure , kunnen de bevoegde autoriteiten de invoer met voorlopige vrijstelling van douanerechten toestaan van het voorwerp , waarvoor het verzoek werd ingediend , mits de instelling of organisatie van bestemming zich verbindt de rechten te betalen indien de beschikking van de Commissie wordt bekrachtigd .
De bevoegde autoriteiten kunnen voorlopige vrijstelling afhankelijk stellen van een zekerheidstelling onder de door hen vastgestelde voorwaarden .
5 . Alle Lid-Staten worden van de beschikkingen van de Commissie in kennis gesteld , zodra deze zijn gegeven .
6 . Ten minste één maal per jaar stelt de Commissie , op grond van de door de betrokken Lid-Staten te verstrekken gegevens , met de in lid 2 bedoelde groep van deskundigen , een diepgaand onderzoek in naar de situatie , ten einde vast te stellen of de beschikkingen waarbij bepaalde voorwerpen van de vrijstelling zijn uitgesloten , geheel of gedeeltelijk moeten worden ingetrokken .
Artikel 9
1 . Wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd niet in staat is vast te stellen of het voorwerp waarvoor het in artikel 6 bedoelde verzoek is ingediend , beschouwd moet worden als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan , arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten , wordt dit verzoek , alsmede de daarop betrekking hebbende technische documentatie , aan de Commissie gezonden , ten einde het deze mogelijk te maken de in de hiernavolgende leden 2 tot en met 6 vervatte procedure in te leiden .
In afwachting van het verloop van die procedure , kan de bevoegde autoriteit de invoer met voorlopige vrijstelling van douanerechten toestaan van het voorwerp waarvoor het verzoek werd ingediend , mits de instelling of organisatie van bestemming zich verbindt de rechten te betalen indien de vrijstelling niet wordt verleend .
De bevoegde autoriteit kan deze voorlopige vrijstelling afhankelijk stellen van een zekerheidstelling onder de door haar vastgestelde voorwaarden .
2 . Binnen twee weken volgende op de datum van ontvangst van het verzoek zendt de Commissie daarvan een kopie met de daarop betrekking hebbende documentatie aan de Lid-Staten .
3 . Wanneer geen enkele Lid-Staat , binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van toezending van deze mededeling , bezwaren bij de Commissie heeft ingediend met betrekking tot de invoer met vrijstelling van het betrokken voorwerp , wordt genoemd voorwerp geacht te voldoen aan de voor deze invoer met vrijstelling vereiste voorwaarden . Hiervan wordt binnen twee weken na het verstrijken van de vastgestelde termijn door de Commissie mededeling gedaan aan de Lid-Staten .
4 . Wanneer een Lid-Staat , binnen de in lid 3 bedoelde termijn van drie maanden , bij de Commissie bezwaren heeft ingediend met betrekking tot de invoer met vrijstelling van het betrokken voorwerp , legt de Commissie dit geval zo spoedig mogelijk ter beoordeling voor aan een groep deskundigen bestaande uit vertegenwoordigers van alle Lid-Staten , die bijeenkomt in het kader van het Comité douanevrijstellingen .
De in de voorafgaande alinea bedoelde bezwaren moeten met redenen worden omkleed . Hieruit moet blijken waarom genoemd voorwerp niet beschouwd dient te worden als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan , arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten .
Zodra de Commissie deze bezwaren ontvangen heeft , geeft zij die door aan de Lid-Staten .
5 . Wanneer uit het overeenkomstig lid 4 ingestelde onderzoek blijkt dat het voorwerp waarvoor om vrijstelling wordt verzocht , dient te worden beschouwd als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan , arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten geeft de Commissie een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het betrokken voorwerp voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om met vrijstelling te worden toegelaten .
In het tegenovergestelde geval geeft de Commissie een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het betrokken voorwerp niet voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om met vrijstelling te worden toegelaten .
Aan alle Lid-Staten wordt binnen een termijn van twee weken van de beschikkingen van de Commissie kennis gegeven .
6 . Wanneer de Commissie na het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van het verzoek bij de Commissie , niet de in lid 5 bedoelde beschikking heeft gegeven , wordt het voorwerp waarvoor bedoeld verzoek is gedaan geacht te voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn om met vrijstelling te worden toegelaten .
Artikel 10
De geldigheidsduur van de vergunningen tot invoer met vrijstelling bedraagt zes maanden .
Rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van elke invoer kunnen de bevoegde autoriteiten echter een langere geldigheidsduur vaststellen .
TITEL IV
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN VOORWERPEN OP GROND VAN ARTIKEL 5 VAN VERORDENING ( EEG ) Nr . 1028/79
Artikel 11
1 . Om een voor gehandicapten bestemd voorwerp op grond van artikel 5 van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 met vrijstelling te kunnen invoeren , dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming of diens gevolmachtigde een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd .
2 . Het in lid 1 bedoelde verzoek moet dezelfde gegevens bevatten als die welke in artikel 6 , lid 2 , sub a ) tot en met e ) , worden genoemd en vergezeld gaan van documentatie waarin alle dienstige gegevens worden verstrekt over de kenmerken en technische bijzonderheden van het betrokken voorwerp .
In het verzoek dienen eveneens te worden vermeld :
a ) de naam of de firmanaam en het adres van de schenker , en
b ) de verklaring van de aanvrager dat de voorwerpen waarvoor om vrijstelling wordt verzocht zonder commerciële tegenprestatie van enigerlei aard , met name van publicitaire aard , werkelijk aan de betrokken instelling of organisatie worden geschonken .
Artikel 12
1 . De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd , beslist rechtstreeks over het in artikel 11 bedoelde verzoek .
2 . De bevoegde autoriteit staat de invoer met vrijstelling van rechten van dit voorwerp slechts toe voor zover , tot haar volle tevredenheid , is aangetoond dat de schenker geen enkel middellijk of onmiddellijk commercieel voordeel haalt uit zijn gift aan de instelling of organisatie van bestemming .
3 . Wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd , niet in staat is , op basis van de gegevens waarover zij beschikt , te beoordelen of het voorwerp waarvoor om vrijstelling is verzocht , moet worden beschouwd als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan , arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten , is de in artikel 9 vervatte procedure van toepassing .
TITEL V
BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN RESERVEONDERDELEN , ONDERDELEN OF SPECIFIEK TOEBEHOREN OP GROND VAN ARTIKEL 2 , LID 1 , TWEEDE ALINEA , EN ARTIKEL 3 , LID 2 , VAN VERORDENING ( EEG ) Nr . 1028/79
Artikel 13
In de zin van artikel 2 , lid 1 , tweede alinea , en van artikel 3 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 worden verstaan onder specifiek toebehoren , de artikelen welke speciaal zijn ontworpen om met een bepaald voorwerp te worden gebruikt ten einde het rendement of de gebruiksmogelijkheden ervan te verbeteren .
Artikel 14
Om reserveonderdelen , onderdelen of specifiek toebehoren op grond van artikel 2 , lid 1 , tweede alinea , of artikel 3 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 met vrijstelling te kunnen invoeren , dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming of diens gevolmachtigde een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd .
Dit verzoek dient vergezeld te gaan van alle gegevens die door de bevoegde autoriteit noodzakelijk worden geacht om vast te stellen , of aan de in artikel 2 , lid 1 , tweede alinea , of in artikel 3 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1028/79 gestelde voorwaarden is voldaan .
Artikel 15
De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd beslist rechtstreeks over het in artikel 14 bedoelde verzoek .
TITEL VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 16
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1980 .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .
Gedaan te Brussel , 12 december 1979 .
Voor de Commissie
Etienne DAVIGNON
Lid van de Commissie
( 1 ) PB nr . L 134 van 31 . 5 . 1979 , blz . 8 .
( 2 ) PB nr . L 38 van 9 . 2 . 1977 , blz . 20 .