Home

80/156/EEG: Besluit van de Raad van 21 januari 1980 houdende instelling van een Raadgevend Comité voor de opleiding van verloskundigen

80/156/EEG: Besluit van de Raad van 21 januari 1980 houdende instelling van een Raadgevend Comité voor de opleiding van verloskundigen

BESLUIT VAN DE RAAD van 21 januari 1980 houdende instelling van een Raadgevend Comité voor de opleiding van verloskundigen (80/156/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gezien het door de Commissie ingediende ontwerpbesluit,

Overwegende dat de Raad zich in zijn resolutie van 6 juni 1974 betreffende de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels heeft uitgesproken voor instelling van Raadgevende Comités;

Overwegende dat het, in het kader van de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels van verloskundige, van belang is ervoor te zorgen dat de opleiding van vergelijkbaar hoog niveau is;

Overwegende dat het, ten einde aan de verwezenlijking van dit doel bij te dragen, wenselijk is dat een Raadgevend Comité wordt ingesteld voor het verstrekken van adviezen aan de Commissie,

BESLUIT:

Artikel 1

Bij de Commissie wordt een Raadgevend Comité voor de opleiding van verloskundigen ingesteld, hierna genoemd"het Comité".

Artikel 2

1. Het Comité heeft tot taak er mede voor te zorgen dat de opleiding van verloskundigen in de Gemeenschap op een vergelijkbaar hoog niveau ligt.

2. Met name maakt het Comité daartoe gebruik van de volgende middelen: - uitwisseling van volledige informatie over de opleidingsmethoden en de inhoud, het niveau en de structuur van het theoretische en praktische onderwijs dat in de Lid-Staten wordt gegeven;

- discussie en overleg om te komen tot een gemeenschappelijke conceptie ten aanzien van het te bereiken niveau van de opleiding van verloskundigen en, eventueel, ten aanzien van de organisatie en inhoud van een dergelijke opleiding;

- het in aanmerking nemen van de manier waarop de opleiding aan de ontwikkelingen op het terrein van de verloskunde, de medische en sociale wetenschap en de onderwijsmethoden wordt aangepast.

3. Het Comité verstrekt aan de Commissie en de Lid-Staten adviezen en doet hun aanbevelingen alsmede, wanneer het zulks dienstig oordeelt, voorstellen ter zake van wijzigingen in de artikelen met betrekking tot de opleiding van verloskundigen in de Richtlijnen 80/154/EEG (1) en 80/155/EEG (2).

4. Het Comité adviseert de Commissie eveneens over elke andere aangelegenheid die de Commissie aan het Comité zou kunnen voorleggen in verband met de opleiding van verloskundigen.

Artikel 3

1. Het Comité omvat drie deskundigen per Lid-Staat, te weten: - een deskundige uit de beroepspraktijk,

- een deskundige van de opleidingsinstituten voor verloskundigen,

- een deskundige van de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat.

2. Elk lid heeft een plaatsvervanger. Deze plaatsvervanger is bevoegd de vergaderingen van het Comité bij te wonen.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde leden en plaatsvervangers worden door de Lid-Staten aangewezen. De in lid 1, eerste en tweede streepje, genoemde leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen op voordracht van de praktizerende vertegenwoordigers van het beroep van verloskundige en van de instituten die verloskundigen opleiden. De aldus aangewezen leden en plaatsvervangers worden benoemd door de Raad.

Artikel 4

1. De leden van het Comité worden benoemd voor een periode van drie jaar. Na het verstrijken van deze periode blijven de leden van het Comité in functie totdat in hun vervanging is voorzien of hun mandaat wordt verlengd. (1)Zie blz. 1 van dit Publikatieblad. (2)Zie blz. 8 van dit Publikatieblad.

2. Aan het mandaat van een lid kan vóór het verstrijken van de periode van drie jaar een einde komen als gevolg van zijn uittreding, overlijden of vervanging door een ander lid overeenkomstig de procedure van artikel 3. De benoeming van een nieuw lid geldt voor de resterende duur van het mandaat.

Artikel 5

Het Comité kiest uit zijn midden een voorzitter en twee vice-voorzitters. Het stelt zijn reglement van orde vast. De agenda van de vergaderingen wordt in overleg met de Commissie vastgesteld door de voorzitter van het Comité.

Artikel 6

Het Comité is gemachtigd werkgroepen in te stellen en waarnemers of deskundigen uit te nodigen en toe te laten om het bij te staan bij alle bijzondere aspecten van zijn werkzaamheden.

Artikel 7

Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door de Commissie.

Gedaan te Brussel, 21 januari 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. MARCORA