Richtlijn 80/666/EEG van de Raad van 24 juni 1980 tot wijziging van Richtlijn 75/268/EEG betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden
Richtlijn 80/666/EEG van de Raad van 24 juni 1980 tot wijziging van Richtlijn 75/268/EEG betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden
Richtlijn 80/666/EEG van de Raad van 24 juni 1980 tot wijziging van Richtlijn 75/268/EEG betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden
Publicatieblad Nr. L 180 van 14/07/1980 blz. 0034 - 0035
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 12 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0140
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 12 blz. 0056
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 18 blz. 0167
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 18 blz. 0167
RICHTLIJN VAN DE RAAD van 24 juni 1980 tot wijziging van Richtlijn 75/268/EEG betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden
(80/666/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Overwegende dat voor de gebieden in de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, en in de overzeese departementen de voorgeschreven minimumoppervlakte van 3 ha cultuurgrond voor bedrijven die aanspraak willen maken op de in titel II van Richtlijn 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 76/400/EEG (4), bedoelde compenserende vergoeding te hoog is, gelet op het grote aantal zeer kleine bedrijven; dat deze minimumoppervlakte op 2 ha cultuurgrond vastgesteld dient te worden;
Overwegende dat, gezien de ontwikkeling van de koopkracht sedert de goedkeuring van Richtlijn 75/268/EEG, een verhoging van het maximumbedrag van de compenserende vergoeding gerechtvaardig is;
Overwegende dat, gezien de ontwikkeling van de runderteelt in de probleemgebieden in Italië gedurende de laatste jaren, het gerechtvaardigd is de compenserende vergoeding niet te beperken tot een bepaald aantal melkkoeien;
Overwegende dat voor de in Richtlijn 75/268/EEG bedoelde landbouwprobleemgebieden in de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, en in West-Ierland ( "Western Region"), het in artikel 15 van genoemde richtlijn vastgestelde vergoedingspercentage van 25 % van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven met betrekking tot de steunregeling ten gunste van landbouwers die een ontwikkelingsplan indienen, ontoereikend is om een doeltreffende toepassing mogelijk te maken van de in Richtlijn 72/159/EEG (5) vervatte maatregelen tot modernisering van de bedrijven; dat deze vergoeding derhalve op 50 % moet worden vastgesteld;
Overwegende dat in de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, de maatregelen als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn 75/268/EEG een speciale betekenis hebben; dat het huidige percentage van vergoeding van de desbetreffende uitgaven ontoereikend is om een doeltreffende toepassing van deze maatregelen mogelijk te maken; dat dit vergoedingspercentage derhalve op 50 moet worden vastgesteld en de maximumbijdrage van de Gemeenschap op 48 358 Ecu per collectieve investering en op 242 Ecu per ha verbeterde of van uitrusting voorziene weide of bergweide;
Overwegende dat voor Italië en Ierland het in artikel 15 van Richtlijn 75/268/EEG vastgestelde vergoedingspercentage van 35 van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven met betrekking tot de compenserende vergoeding, ontoereikend is om een doeltreffende toepassing van deze maatregel mogelijk te maken; dat dit percentage derhalve op 50 moet worden vastgesteld,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 75/268/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1. in artikel 2, lid 3, wordt "0,5 %" vervangen door "1,5 %";
2. in artikel 6, lid 1, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:
"Voor de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, alsmede voor de overzeese departementen, wordt de minimumoppervlakte cultuurgrond per bedrijf evenwel vastgesteld op 2 ha.";
3. in artikel 7, lid 1, sub a) en b), wordt het bedrag "50 rekeneenheden" vervangen door "97 Ecu";
4. aan artikel 7, lid 1, sub a), wordt de volgende alinea toegevoegd;
"De voorgaande twee alinea's zijn niet van toepassing op de heuvelgebieden van Italië die deel uitmaken van de gebieden bedoeld in artikel 3, leden 4 en 5.";
5. artikel 15 wordt als volgt gelezen:
"Artikel 15
1. De uitgaven van de Lid-Staten in het kader van de in de artikelen 5 tot en met 11 bedoelde acties komen in aamerking voor financiering door het EOGFL, afdeling Oriëntatie, overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 72/159/EEG.
Voor de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, en de gebieden van West-Ierland ( "Western Region") bedraagt het vergoedingspercentage voor de uitgaven in het kader van de acties bedoeld in artikel 8, lid 2, en artikel 10 van Richtlijn 72/159/EEG, aangevuld overeenkomstig artikel 9 van de onderhavige richtlijn, 50. Voor de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, bedraagt het vergoedingspercentage voor de uitgaven in het kader van de in artikel 11 bedoelde actie 50.
2. De bijdrage van de Gemeenschap in de voor financiering in aanmerking komende uitgaven met betrekking tot de in artikel 11 bedoelde steun mag niet meer bedragen dan 24 179 Ecu per collectieve investering en niet meer dan 121 Ecu per ha verbeterde of van uitrusting voorziene weide of bergweide.
Voor de Mezzogiorno, met inbegrip van de eilanden, mag de bijdrage van de Gemeenschap niet meer bedragen dan 48 358 Ecu per collectieve investering en niet meer dan 242 Ecu per ha verbeterde of van uitrusting voorziene weide of bergweide.
3. Het EOGFL, afdeling Oriëntatie, vergoedt de Lid-Staten 25 % van de voor financiering in aanmerking komende uitgaven met betrekking tot de in titel II bedoelde compenserende vergoeding.
Voor Italië en Ierland bedraagt het vergoedingspercentage 50.
De uitgaven met betrekking tot de compenserende vergoeding worden evenwel niet vergoed wanneer de betrokken landbouwer een ouderdomspensioen ontvangt.".
Artikel 2
1. De in artikel 1, punt 2, bedoelde wijziging wordt van kracht op 1 januari 1980.
2. De in artikel 1, punt 4, bedoelde wijzigingen gelden uitsluitend voor steun die wordt verleend voor 1979 en volgende jaren.
Artikel 3
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Luxemburg, 24 juni 1980.
Voor de Raad
De Voorzitter
S. FORMICA
(1) PB nr. C 124 van 17. 5. 1979, blz. 3.(2) PB nr. C 85 van 8. 4. 1980, blz. 57.(3) PB nr. L 128 van 19. 5. 1975, blz. 1.(4) PB nr. L 108 van 26. 4. 1976, blz. 21.(5) PB nr. L 96 van 23. 4. 1972, blz. 1.