Verordening (EEG) nr. 1470/80 van de Raad van 9 juni 1980 betreffende de in de Tweede ACS-EEG-Overeenkomst bedoelde vrijwaringsmaatregelen
Verordening (EEG) nr. 1470/80 van de Raad van 9 juni 1980 betreffende de in de Tweede ACS-EEG-Overeenkomst bedoelde vrijwaringsmaatregelen
Verordening (EEG) nr. 1470/80 van de Raad van 9 juni 1980 betreffende de in de Tweede ACS-EEG-Overeenkomst bedoelde vrijwaringsmaatregelen
Publicatieblad Nr. L 147 van 13/06/1980 blz. 0004 - 0005
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 11 Deel 20 blz. 0218
VERORDENING (EEG) Nr. 1470/80 VAN DE RAAD van 9 juni 1980 betreffende de in de Tweede ACS-EEG-Overeenkomst bedoelde vrijwaringsmaatregelen
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat het noodzakelijk is de wijze van tenuitvoerlegging van de vrijwaringsclausules bedoeld in titel I, hoofdstuk 1, van de op 31 oktober 1979 te Lomé ondertekende Tweede ACS-EEG-Overeenkomst, hierna te noemen "de Overeenkomst", op zodanige wijze vast te stellen dat de Gemeenschap en de Lid-Staten de verplichtingen kunnen nakomen die zij in dit verband op zich hebben genomen;
Overwegende dat deze verordening bijzondere bepalingen vaststelt ten opzichte van de algemene voorschriften die met name zijn vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 926/79 van de Raad van 8 mei 1979 inzake de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (1), voor zover zulks op grond van de bepalingen van de Overeenkomst noodzakelijk is geworden;
Overwegende dat bij het beraad om vast te stellen of er een vrijwaringsmaatregel moet worden genomen, rekening dient te worden gehouden met de verplichtingen die zijn vastgelegd in artikel 12, leden 2, 3 en 4, en artikel 15 van de Overeenkomst en in de verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 12, lid 3;
Overwegende dat de procedures met betrekking tot de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en in de verordeningen houdende gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten bedoelde vrijwaringsclausules eveneens blijven gelden;
Overwegende dat de onderhavige bepalingen in de plaats komen van die van Verordening (EEG) nr. 157/76 van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de in de ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé bedoelde vrijwaringsmaatregelen (2),
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Wanneer een Lid-Staat de Commissie verzoekt om toepassing van vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 12 van de Overeenkomst, stelt de Commissie de Raad binnen een termijn van drie werkdagen in kennis van het gevolg dat zij voornemens is aan dit verzoek te geven.
Indien de Commissie besluit geen vrijwaringsmaatregelen toe te passen, kan iedere Lid-Staat deze beslissing binnen een termijn van tien werkdagen, na de mededeling van het standpunt van de Commissie, aan de Raad voorleggen. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de beslissing van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen.
2. Wanneer de Commissie op verzoek van een Lid-Staat of eigener beweging constateert dat er vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 12 van de Overeenkomst dienen te worden toegepast: - stelt zij de Lid-Staten daarvan onmiddellijk in kennis,
- stelt zij daarvan tegelijkertijd de ACS-Staten in kennis en deelt hun mee dat het in artikel 13, lid 1, van de Overeenkomst bedoelde overleg is geopend,
- verstrekt zij de ACS-Staten tegelijkertijd ook alle voor dit overleg nodige inlichtingen.
3. Tijdens dit overleg wordt de Commissie bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.
Het overleg wordt in ieder geval als beëindigd beschouwd bij het verstrijken van een termijn van éénentwintig dagen vanaf de in lid 2 bedoelde mededeling.
Na het overleg of, in voorkomend geval, bij het verstrijken van deze termijn van éénentwintig dagen, kan de Commissie, indien er geen andere regeling kon worden bereikt, de passende maatregelen voor de tenuitvoerlegging van artikel 12 van de Overeenkomst nemen.
4. Deze maatregelen worden onmiddellijk meegedeeld aan de Lid-Staten en aan de ACS-Staten.
Zij zijn onmiddellijk van toepassing.
5. Iedere Lid-Staat kan de door de Commissie overeenkomstig lid 3 genomen beslissing binnen een termijn van tien werkdagen na de mededeling van deze maatregelen aan de Raad voorleggen. (1)PB nr. L 131 van 29.5.1979, blz. 15. (2)PB nr. L 18 van 27.1.1976, blz. 1.
6. Neemt de Commissie binnen een termijn van tien werkdagen na het einde van het overleg of, in voorkomend geval, het verstrijken van de termijn van éénentwintig dagen geen beslissing, dan kan iedere Lid-Staat die een verzoek overeenkomstig lid 1 bij de Commissie heeft ingediend, de kwestie aan de Raad voorleggen.
7. In de gevallen genoemd in de leden 5 en 6 komt de Raad onverwijld bijeen. Hij kan de betrokken maatregelen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen bevestigen, wijzigen of annuleren.
8. Dit artikel is van toepassing onverminderd de artikelen 2 en 3 van deze verordening.
Artikel 2
1. In geval van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 13, lid 3, van de Overeenkomst kan de Commissie zelf onmiddellijke vrijwaringsmaatregelen treffen of een Lid-Staat daartoe machtigen.
2. Indien een Lid-Staat een verzoek voorlegt aan de Commissie, beslist deze hierover binnen drie werkdagen volgende op de ontvangst van het verzoek.
Alle Lid-Staten worden in kennis gesteld van de beslissing van de Commissie.
3. Iedere Lid-Staat kan de beslissing van de Commissie volgens de in artikel 1, lid 5, omschreven procedure voorleggen aan de Raad.
De door een Lid-Staat overeenkomstig de beslissing van de Commissie, of eventueel van de Raad, getroffen maatregelen, alsook alle door hem daarin aangebrachte wijzigingen, worden ter kennis van de overige Lid-Staten en de Commissie gebracht.
Artikel 3
1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 1 en 2 kunnen in spoedgevallen vrijwaringsmaatregelen worden getroffen door de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten. Zij stellen de overige Lid-Staten en de Commissie onmiddellijk in kennis van deze maatregelen.
Binnen een termijn van vijf werkdagen, te rekenen vanaf de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving, beslist de Commissie door middel van een spoedprocedure of de maatregelen moeten worden gehandhaafd, gewijzigd of ingetrokken.
Alle Lid-Staten worden in kennis gesteld van de beslissing van de Commissie. Zij is onmiddellijk uitvoerbaar.
2. Iedere Lid-Staat kan de beslissing van de Commissie binnen een termijn van tien werkdagen, te rekenen vanaf de kennisgeving ervan, voorleggen aan de Raad. De Raad komt onverwijld bijeen. Hij kan de beslissing van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wijzigen of annuleren.
Indien de Lid-Staat die vrijwaringsmaatregelen heeft genomen, de aangelegenheid voorlegt aan de Raad, wordt de beslissing van de Commissie opgeschort. Deze opschorting eindigt dertig dagen nadat de aangelegenheid aan de Raad is voorgelegd, indien deze de beslissing van de Commissie nog niet heeft gewijzigd of geannuleerd.
Artikel 4
Deze verordening vormt geen beletsel voor de toepassing van de regelingen houdende gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, van de daaruit voortvloeiende communautaire of nationale administratieve bepalingen noch van de specifieke regelingen die zijn getroffen krachtens artikel 235 van het Verdrag en van toepassing zijn op de goederen die zijn verkregen door verwerking van landbouwprodukten ; deze verordening heeft een aanvullend karakter.
Artikel 5
De Commissie verricht de in artikel 12 van de Overeenkomst bedoelde kennisgevingen van de Gemeenschap aan de ACS-EEG-Raad van Ministers.
Artikel 6
Verordening (EEG) nr. 157/76 wordt ingetrokken.
Artikel 7
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Luxemburg, 9 juni 1980.
Voor de Raad
De Voorzitter
F. PANDOLFI