Home

Verordening (EEG) nr. 2642/80 van de Raad van 14 oktober 1980 tot vaststelling van de wijze van toepassing van vrijwaringsmaatregelen in de sector schape- en geitevlees

Verordening (EEG) nr. 2642/80 van de Raad van 14 oktober 1980 tot vaststelling van de wijze van toepassing van vrijwaringsmaatregelen in de sector schape- en geitevlees

Verordening (EEG) nr. 2642/80 van de Raad van 14 oktober 1980 tot vaststelling van de wijze van toepassing van vrijwaringsmaatregelen in de sector schape- en geitevlees

Publicatieblad Nr. L 275 van 18/10/1980 blz. 0004 - 0005
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 12 blz. 0142
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 31 blz. 0057
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 12 blz. 0142
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 19 blz. 0096
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 19 blz. 0096


VERORDENING (EEG) Nr. 2642/80 VAN DE RAAD van 14 oktober 1980 tot vaststelling van de wijze van toepassing van vrijwaringsmaatregelen in de sector schape- en geitevlees

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1837/80 van de Raad van 27 juni 1980 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitevlees (1), inzonderheid op artikel 21, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1837/80 in artikel 21, lid 1, voorziet in de mogelijkheid passende maatregelen te nemen indien in de Gemeenschap de markt van een of meer van de in artikel 1 van die verordening bedoelde produkten als gevolg van invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan, die de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen ; dat deze maatregelen betrekking hebben op het handelsverkeer met derde landen en dat het einde van hun toepassing wordt bepaald door het ophouden van de verstoring of de dreiging van verstoring;

Overwegende dat derhalve de belangrijkste elementen dienen te worden bepaald aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of de markt in de Gemeenschap ernstig is of dreigt te worden verstoord;

Overwegende dat het noodzakelijk is, daar het beroep op vrijwaringsmaatregelen afhankelijk is van de invloed, uitgeoefend door het handelsverkeer met derde landen op de markt van de Gemeenschap, de toestand van deze markt te beoordelen door niet slechts rekening te houden met de elementen die aan deze markt eigen zijn, doch ook met de elementen die betrekking hebben op de ontwikkeling van dit handelsverkeer;

Overwegende dat dient te worden vastgesteld welke maatregelen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EEG) nr. 1837/80 kunnen worden getroffen ; dat deze maatregelen van dien aard moeten zijn, dat ernstige verstoringen van de markt worden verholpen en het gevaar van dergelijke verstoringen wordt weggenomen ; dat zij moeten worden genomen met inachtneming van artikel 18 van die verordening en op de omstandigheden moeten zijn afgestemd ten einde te voorkomen dat zij andere dan de gewenste gevolgen hebben;

Overwegende dat bepaald dient te worden dat een Lid-Staat slechts conservatoire maatregelen kan nemen, wanneer de markt van deze Staat, na beoordeling op grond van bovenbedoelde elementen, geacht wordt aan de voorwaarden van het genoemde artikel te voldoen ; dat de maatregelen die in dit geval kunnen worden genomen, van dien aard moeten zijn dat een verdere verslechtering van de marktsituatie wordt voorkomen ; dat nationale maatregelen echter wegens hun conservatoire aard slechts mogen worden toegepast tot een communautaire beslissing ter zake genomen wordt;

Overwegende dat de Commissie dient te beslissen over de op verzoek van een Lid-Staat te nemen communautaire vrijwaringsmaatregelen, en wel binnen vierentwintig uur na ontvangst van dit verzoek ; dat, om de Commissie in staat te stellen de marktsituatie zo doeltreffend mogelijk te beoordelen, bepalingen moeten worden vastgesteld die garanderen dat zij zo spoedig mogelijk in kennis wordt gesteld van het feit dat een Lid-Staat conservatoire maatregelen toepast ; dat derhalve moet worden bepaald dat de Commissie van deze maatregelen op de hoogte wordt gesteld zodra tot het nemen daarvan is besloten en dat deze kennisgeving dient te worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 21, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1837/80,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij de beoordeling van de vraag of in de Gemeenschap de markt voor een of meer van de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1837/80 bedoelde produkten als gevolg van invoer of uitvoer ernstige verstoringen ondergaat of dreigt te ondergaan, die de doeleinden van artikel 39 van het Verdrag in gevaar kunnen brengen, wordt in het bijzonder rekening gehouden met: a) de omvang van de gerealiseerde of te verwachten invoer of uitvoer,

b) de beschikbare hoeveelheden produkten op de markt van de Gemeenschap,

c) de op de markt van de Gemeenschap geconstateerde prijzen of de te verwachten ontwikkeling van deze prijzen, en inzonderheid met hun neiging tot buitensporige stijging of daling,

d) de hoeveelheden produkten waarvoor als gevolg van invoer interventiemaatregelen worden genomen of genomen dreigen te moeten worden.

(1) PB nr. L 183 van 16.7.1980, blz. 1.

Artikel 2

1. De maatregelen die overeenkomstig artikel 21, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 kunnen worden genomen wanneer de in lid 1 van dat artikel bedoelde situatie zich voordoet, zijn de schorsing van de invoer of de uitvoer dan wel de inning van heffingen bij de uitvoer.

2. Deze maatregelen mogen slechts worden genomen in de mate en voor de tijdsduur die strikt noodzakelijk zijn. Bij de vaststelling van deze maatregelen wordt rekening gehouden met de bijzondere situatie van de produkten die onderweg zijn naar de Gemeenschap. Zij mogen slechts betrekking hebben op produkten van herkomst uit of met bestemming naar derde landen. Zij kunnen worden beperkt tot bepaalde plaatsen van herkomst, oorsprong of bestemming of tot bepaalde kwaliteiten of aanbiedingsvormen. Zij kunnen worden beperkt tot de invoer met bestemming naar bepaalde gebieden van de Gemeenschap of tot de uitvoer van herkomst uit dergelijke gebieden.

Artikel 3

1. Wanneer een Lid-Staat na een beoordeling op grond van de in artikel 1 bedoelde elementen van mening is dat de in artikel 21, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 bedoelde situatie zich op zijn grondgebied voordoet, kan hij bij wijze van conservatoire maatregel: a) de invoer of de uitvoer schorsen;

b) eisen dat heffingen bij de uitvoer worden geconsigneerd of dat een waarborg ten bedrage van deze heffingen wordt gesteld.

De sub b) bedoelde maatregel leidt slechts tot de inning van de heffingen, indien daartoe werd besloten overeenkomstig artikel 21, lid 2 of 3, van Verordening (EEG) nr. 1837/80.

Artikel 2, lid 2, is van toepassing.

2. De conservatoire maatregelen worden per telexbericht aan de Commissie ter kennis gebracht zodra tot het nemen ervan is besloten. Deze kennisgeving geldt als verzoek in de zin van artikel 21, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1837/80.

De nationale maatregelen zijn slechts van toepassing tot de inwerkingtreding van de communautaire maatregelen of, in geval van een negatieve beslissing, tot het van kracht worden van deze beslissing.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op 20 oktober 1980.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Luxemburg, 14 oktober 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. NEY