82/506/EEG: Beschikking van de Commissie van 15 juli 1982 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (zaken nrs. IV/29.525 en IV/30.000-SSI) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
82/506/EEG: Beschikking van de Commissie van 15 juli 1982 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (zaken nrs. IV/29.525 en IV/30.000-SSI) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
82/506/EEG: Beschikking van de Commissie van 15 juli 1982 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (zaken nrs. IV/29.525 en IV/30.000-SSI) (Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 232 van 06/08/1982 blz. 0001 - 0038
++++
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 15 juli 1982
inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag ( zaken nrs . IV/29.525 en IV/30.000 - SSI )
( Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek )
( 82/506/EEG )
INHOUD
I . DE FEITEN
* Paragraaf *
A . De markt van sigaretten in Nederland * *
1 . De Stichting Sigarettenindustrie * ( 1 ) - ( 10 ) *
2 . De omzet , de invoer en de distributie van sigaretten in Nederland * ( 11 ) - ( 16 ) *
3 . De handelsmarges in de sigarettenbranche * ( 17 ) - ( 20 ) *
a ) Grossiersmarges * *
b ) Marges voor speciaalzaken * *
B . De vigerende communautaire en nationale wetgeving en reglementering * *
1 . De richtlijnen van de EEG * ( 21 ) - ( 23 ) *
2 . De Nederlandse voorschriften * ( 24 ) - ( 32 ) *
a ) De wet op de accijns van tabaksfabrikaten * *
b ) Het besluit accijns van tabaksfabrikaten en de beschikking accijns van tabaksfabrikaten * *
c ) De prijzenwet en de prijzenbeschikking goederen en diensten * *
C . De overeenkomsten * *
1 . De aangemelde overeenkomsten * ( 33 ) - ( 52 ) *
1.1 . De raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976 * ( 33 ) - ( 40 ) *
1.2 . De bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 * ( 41 ) - ( 49 ) *
1.3 . De overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 * ( 50 ) - ( 52 ) *
* Paragraaf *
2 . De niet-aangemelde overeenkomsten * ( 53 ) - ( 87 ) *
2.1 . De prijsovereenkomsten tussen de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten * ( 54 ) - ( 75 ) *
a ) De prijsovereenkomst van 1 augustus 1974 * ( 58 ) - ( 65 ) *
b ) De prijsovereenkomst van 7 november 1975 * ( 66 ) - ( 72 ) *
c ) De prijsovereenkomst van 1978 * ( 73 ) - ( 75 ) *
2.2 . De overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975 * ( 76 ) - ( 80 ) *
2.3 . De overeenkomsten inzake erkenning van grossiers ( voor de raamovereenkomst ) * ( 81 ) - ( 87 ) *
a ) De overeenkomst van december 1971/februari 1972 * ( 81 ) - ( 84 ) *
b ) De overeenkomsten tussen fabrikant en erkende grossiers in sigaretten inzake korting en de overige verkoopvoorwaarden ( standaardformulier ) * ( 85 ) - ( 87 ) *
D . Overleg tussen de overheid , de SSI en de handel * *
1 . Algemeen * ( 88 ) - ( 90 ) *
2 . Overleg in het kader van de verschillende overeenkomsten * ( 91 ) - ( 97 ) *
II . JURIDISCHE BEOORDELING
A . Toepasselijkheid van artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag * *
1 . De aangemelde overeenkomsten * *
1.1 . De bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 en de raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976 * ( 98 ) - ( 105 ) *
1.2 . De overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 * ( 106 ) - ( 108 ) *
2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen * *
2.1 . De prijsovereenkomsten tussen de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten * ( 109 ) - ( 112 ) *
2.2 . De overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975 * ( 113 ) - ( 115 ) *
2.3 . De overeenkomsten inzake erkenning van grossiers ( voor de raamovereenkomst ) * *
2.3.1 . De overeenkomst van december 1971/februari 1972 * ( 116 ) - ( 118 ) *
2.3.2 . De overeenkomsten tussen fabrikant en erkende grossiers in sigaretten inzake korting en de overige verkoopvoorwaarden ( standaardformulier ) * ( 119 ) - ( 122 ) *
2.4 . De onderling afgestemde feitelijke gedragingen inzake de marges voor speciaalzaken * *
2.4.1 . De onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de toekenning van een vaste marge voor rechtstreekse leveringen aan fabrikanten en/of importeurs aan speciaalzaken * ( 123 ) - ( 126 ) *
2.4.2 . De onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de toekenning van eenzelfde maximum marge inzake leveringen van grossiers aan speciaalzaken * ( 127 ) - ( 130 ) *
B . Toepasselijkheid van artikel 85 , lid 3 , van het EEG-Verdrag * ( 131 ) - ( 156 ) *
1 . De aangemelde overeenkomsten * *
1.1 . De bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 en de raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976 * ( 132 ) - ( 138 ) *
1.2 . De overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 * ( 139 ) - ( 142 ) *
* Paragraaf *
2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen * ( 143 ) *
2.1 . De prijsovereenkomsten * ( 144 ) - ( 148 ) *
2.2 . De overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975 * ( 149 ) *
2.3 . De overeenkomsten inzake erkenning van grossiers * ( 150 ) - ( 155 ) *
2.4 . De onderling afgestemde feitelijke gedragingen inzake de marges voor afnemers van sigaretten * ( 156 ) *
C . Toepasselijkheid van de artikelen 3 en 15 , lid 2 , van Verordening nr . 17 van de Raad * *
1 . Beëindiging van de inbreuken * ( 157 ) - ( 161 ) *
1.1 . De aangemelde overeenkomsten * ( 158 ) - ( 160 ) *
1.2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen * ( 161 ) *
2 . Boetes * ( 162 ) - ( 169 ) *
2.1 . De aangemelde overeenkomsten * ( 163 ) - ( 165 ) *
2.2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen * ( 166 ) - ( 169 ) *
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,
Gelet op Verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1962 ( 1 ) , en met name op de artikelen 3 , lid 1 , 6 en 15 , lid 2 ,
Gezien de op 20 september 1977 door de Stichting Sigarettenindustrie overeenkomstig artikel 4 van Verordening nr . 17 bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen gedane aanmelding van de raamovereenkomst van 20 december 1976 alsmede van de bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 ,
Gezien het op dezelfde datum door de Stichting Sigarettenindustrie bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingediende verzoek om negatieve verklaring als bedoeld in artikel 2 van Verordening nr . 17 ten behoeve van de raamovereenkomst van 20 december 1976 alsmede het - uitsluitend subsidiair - gedane verzoek om ontheffingsverklaring ter zake van deze overeenkomst ,
Gezien de registratie van deze zaak bij de Commissie onder nr . IV/29.525 - Stichting Sigarettenindustrie ( SSI ) ,
Gezien het besluit van de Commissie van 21 juni 1979 om de procedure in te leiden in zaak nr . IV/29.525 ,
Gehoord de betrokken ondernemersvereniging en ondernemingen op 29 november 1979 en 11 december 1979 conform artikel 19 van Verordening nr . 99/63/EEG van de Commissie van 25 juli 1963 ( 2 ) ,
Gezien het op 24 december 1979 door de Stichting Sigarettenindustrie en haar deelnemers bij de Commissie ingediende verzoek om een negatieve verklaring als bedoeld in artikel 2 van Verordening nr . 17 alsmede de aanmelding ingevolge artikel 4 van die verordening ter zake van tussen de contractanten in het kader van de Stichting Sigarettenindustrie tot stand gekomen overeenkomsten c.q . onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreffende een collectief maximum voor met ingang van 1 januari 1980 te hanteren groot - en kleinhandelsmarges ,
Gezien de registratie van deze zaak bij de Commissie op 27 december 1979 onder nr . IV/30.000 - Stichting Sigarettenindustrie ( SSI ) ,
Gezien het besluit van de Commissie van 12 december 1980 om de procedure in te leiden in zaak nr . IV/30.000 ,
Aangezien het dienstig is de zaken nrs . IV/29.525 en IV/30.000 in dezelfde beschikking te behandelen ,
Gehoord de betrokken ondernemersverenigingen en ondernemingen op 10 maart 1981 conform artikel 19 van Verordening nr . 17 alsmede conform Verordening nr . 99/63/EEG ,
Ingewonnen het advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities , uitgebracht overeenkomstig artikel 10 van Verordening nr . 17 op 10 mei 1982 ,
I . DE FEITEN
Overwegende dat de feiten als volgt kunnen worden samengevat :
A . DE MARKT VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND
1 . De Stichting Sigarettenindustrie
( 1 ) De Stichting Sigarettenindustrie ( hierna SSI te noemen ) , te 's-Gravenhage , is een stichting naar Nederlands recht en werd in 1955 opgericht . Ze heeft als doel de gemeenschappelijke belangen van de bij haar aangesloten deelnemers , fabrikanten en importeurs van sigaretten in Nederland ( hierna ook " contractanten " te noemen ) , te behartigen .
Zij tracht dit doel te bereiken door het bevorderen van contact en overleg tussen de deelnemers omtrent vraagstukken welke hun belangen raken , alsmede door als hun vertegenwoordigster op te treden ten aanzien van de overheid en organisaties of instellingen op sociaal of economisch gebied . Gesprekken met de overheid worden in hoofdzaak gevoerd met regeringsfunctionarissen en ambtenaren van de Ministeries van Economische Zaken , van Financiën en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne .
( 2 ) De SSI kan worden belast met de uitvoering van opdrachten ter behartiging van gemeenschappelijke belangen van de deelnemers . De vaststelling van voorschriften , welke de onderlinge mededinging van de deelnemers beogen te regelen , behoort , luidens de statuten , niet tot de bevoegdheid van de SSI .
( 3 ) De SSI wordt geleid door een bestuur , waarin elke deelnemer is vertegenwoordigd door een vertegenwoordiger , die op de vergaderingen over één stem beschikt . De werkzaamheden ter uitvoering van de besluiten van het bestuur worden verricht door een bureau . Voor de vervulling van speciale taken kunnen door het bestuur " commissies van voorbereiding en bijstand " worden benoemd .
( 4 ) Als deelnemers van de SSI kunnen worden toegelaten : in Nederland gevestigde of hun bedrijf uitoefenende personen en rechtspersonen , die zich bezighouden met het fabriceren of doen fabriceren van sigaretten en/of deelhebben in de afzet van sigaretten in Nederland . Over de toelating van deelnemers wordt beslist door het bestuur , dat hieraan voorwaarden kan verbinden .
( 5 ) Het bestuur kan een deelnemer van zijn deelnemerschap vervallen verklaren wegens gedragingen in strijd met het doel of de belangen van de SSI . Bij de beraadslagingen hieromtrent heeft de betrokken deelnemer geen stemrecht . Vrijwillige uittreding door een deelnemer is mogelijk .
( 6 ) Het bestuur kan een procedure vaststellen voor de beslechting van die geschillen tussen deelnemers , welke deze aan het oordeel van de door het bestuur in te stellen instantie wensen te onderwerpen .
( 7 ) De deelnemers van de SSI zijn de volgende ondernemingen :
* Marktaandeel 1980 ( 3 ) *
1 . British-American Tobacco Co . ( Nederland ) BV , te Amsterdam * 23 % *
2 . Sigarettenfabriek Ed . Laurens BV , te 's-Gravenhage * 26 % *
3 . De Koninklijke Bedrijven Theodorus Niemeyer BV , te Groningen * 7 % *
4 . Philip Morris Holland BV , te Amstelveen * 7 % *
5 . R . J . Reynolds Tobacco BV , te Hilversum * 10 % *
6 . Turmac Tobacco Co . BV , te Amsterdam * 23 % *
* 96 % *
Zowel Laurens BV als Turmac BV behoren sinds enige tijd tot de groep Rothmans International . In 1981 verwierf de groep Philip Morris een niet onbelangrijke participatie in de groep Rothmans International . Gezamenlijk beschikken deze ondernemingen in Nederland over een marktaandeel van 56 % .
R . J . Reynolds Tobacco is in verschillende etappes op de Nederlandse markt gekomen . In 1972 werd Reynolds vertegenwoordigd door Theodorus Niemeyer , die de produktie , de marketing en de distributie verzorgde . In 1973 schakelde Reynolds over van de produktie onder licentie naar eigen produktie in haar fabriek in Duitsland , waar vanaf 1 september 1973 een gedeelte van de sigaretten voor de Nederlandse markt werd gefabriceerd . Vanaf 1 januari 1974 nam Reynolds de verkoop en de marketing in eigen handen en vanaf 1 januari 1975 ook de distributie .
( 8 ) Volgens inlichtingen verstrekt door de SSI bestaat er in Nederland slechts één fabrikant van sigaretten die geen deelnemer is van de SSI noch partij bij de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , die het voorwerp vormen van onderhavige beschikking . Deze fabrikant , met name Yohaï en Co . Dutch Tobacco Company BV , te Amsterdam , zou de enige producent zijn van sigaretten , die goedkoper zijn dan die van de deelnemers van de SSI .
( 9 ) De importeurs van sigaretten in Nederland die geen deelnemers zijn van de SSI zijn de volgende :
1 . Tabaksfabriek Gruno BV , te Nijkerk ( marktaandeel in 1980 : 1 % ) , die eveneens tot de groep Rothmans International behoort ,
2 . W . Pronk en Co . BV , te Amsterdam ,
3 . Imperial Tobacco ( Holland ) BV , te Boxtel ( behoort tot de Imperial Group Ltd ) ,
4 . Reemtsma Nederland BV , te De Bilt .
( 10 ) Imperial Tobacco ( Holland ) BV , werd in begin 1977 opgericht voor de distributie in Nederland van drie merken , waarvan de distributie tot dan door British-American Tobacco Co . werd waargenomen . Wegens het zeer kleine marktaandeel van deze drie merken werd de distributie echter aan La Paz Sigarenfabriek te Boxtel , als agent , toevertrouwd , terwijl de activiteiten van Imperial Tobacco ( Holland ) BV , beperkt waren tot de aankoop van de banderollen . Sinds 1 januari 1980 wordt de distributie van de merken van Imperial Tobacco waargenomen door La Paz Sigarenfabriek als onafhankelijke verdeler . Imperial Tobacco blijft echter wel verantwoordelijk voor de betrekkingen met de SSI alsmede voor het betalen van de bijdragen verschuldigd op grond van de bonusregeling speciaalzaken ( zie de paragrafen 41 t/m 49 .
Tot eind september 1979 werd de distributie van sigaretten afkomstig van Reemtsma Zigarettenfabriken GmbH ( Hamburg ) in Nederland door de Koninklijke Bedrijven Theodorus Niemeyer BV waargenomen . Sinds 1 oktober 1979 wordt de distributie van Reemtsma sigaretten door de op 21 augustus 1979 opgerichte onderneming Reemtsma Nederland BV verzorgd . Vanaf februari 1979 werden door vertegenwoordigers van de SSI , en Reemtsma Nederland BV herhaaldelijk besprekingen gevoerd omtrent de mogelijke toetreding van deze laatste tot de SSI alsmede omtrent de naleving door Reemtsma Nederland BV van in het kader van de SSI gesloten overeenkomsten . In november 1980 heeft Reemtsma Nederland BV besloten niet toe te treden tot de SSI , zich niet te binden aan de overeenkomsten en zich zelfstandig en onafhankelijk in de markt op te stellen en te gedragen . Reemtsma Nederland BV heeft op 17 februari 1981 tegenover de Commissie in antwoord op de mededeling van aanvullende punten van bezwaar uitdrukkelijk gesteld dat zij zich niet gebonden acht aan enige door de SSI en/of de deelnemers gesloten overeenkomst en dat zij niet deelneemt aan enig overleg binnen de SSI .
2 . De omzet , de invoer en de distributie van sigaretten in Nederland
( 11 ) De totale consumptie van sigaretten in Nederland , de omzet en de invoer van de deelnemers van de SSI en Gruno , van Imperial Tobacco en van Reemtsma in Nederland was in de voorbije jaren de volgende ( in miljoenen sigaretten en in procenten ) :
Omzet en invoer in verhouding tot de totale consumptie van sigaretten in Nederland
( maal 1 000 000 )
Jaar * Totale consumptie aantal ( 10 % ) * Omzet SSI + Gruno aantal ( % ) * Invoer SSI ( 1 ) + Gruno aantal ( % ) * Omzet ( 2 ) Imperial Tobacco aantal ( % ) * Omzet ( 2 ) Reemtsma aantal ( % ) *
1974 * 23 500 * 23 021 ( 98,0 ) * 6 137 ( 26,1 ) * - * *
1975 * 23 900 * 23 230 ( 97,2 ) * 7 059 ( 29,5 ) * - * *
1976 * 22 500 * 22 282 ( 99,0 ) * 6 404 ( 28,5 ) * - * *
1977 * 26 900 * 26 024 ( 96,7 ) * 8 986 ( 33,4 ) * ( 3 ) * *
1978 * 23 500 * 23 081 ( 98,2 ) * 7 345 ( 31,3 ) * * *
1979 * 26 800 * 25 837 ( 96,4 ) * 5 284 ( 19,7 ) * * *
1980 * 23 000 * 21 836 ( 94,9 ) * 3 670 ( 16,0 ) * * *
( 1 ) De totaliteit van deze invoer was afkomstig uit de EEG-Lid-Staten .
( 2 ) Deze omzet bestaat voor 100 % uit ingevoerde sigaretten .
( 3 ) In de voor bekendmaking bestemde versie van deze beschikking zijn hierna enige cijfers weggelaten conform de bepalingen van artikel 21 van Verordening nr . 17 betreffende het niet-prijsgeven van zakengeheimen .
( 12 ) Het grootste gedeelte van deze leveringen door deelnemers van de SSI en Tabaksfabriek Gruno geschiedde tot eind januari 1978 aan de door de SSI of haar leden erkende tabaksgroothandel . Aangezien sedert 1 februari 1978 het onderscheid tussen erkende en niet-erkende groothandelaren is opgeheven , bepaalt volgens de SSI ieder der contractanten sinds die datum op grond van artikel 2 van de raamovereenkomst ( zie de paragrafen 33 t/m 40 ) individueel aan wie hij als grossier wenst te leveren en tegen welke voorwaarden , behoudens de beperkingen opgelegd door de wettelijke regelingen . In beperkte mate wordt er door de deelnemers van de SSI rechtstreeks aan speciaalzaken ( max . 5 % ) geleverd , alsmede aan levensmiddelengroot - en -kleinhandel , horeca , benzinestations , etc . In bijzondere gevallen worden door deze ondernemingen extra toegiften verleend , hetzij in natura , hetzij in geld , die van geval tot geval verschillen .
( 13 ) De groothandelaren in tabaksartikelen in Nederland bestaan uit drie groepen :
1 . degenen die verenigd zijn in de Tabak Express Nederland , te Maarsbergen ( min of meer 44 % ) ,
2 . degenen die verenigd zijn in de groep EGV , te Sassenheim ( min of meer 10 % ) ,
3 . de niet-georganiseerden ( min of meer 46 % ) , sinds begin 1980 vertegenwoordigd door de heer H . W . Wilms en waartoe onder meer behoren :
His Wilms , te Hippolytushoef ,
Maas Tabak , te Veldhoven ,
en een aantal kleinere grossiers .
( 14 ) De verkoop van sigaretten aan de consumenten geschiedt door de volgende kanalen : speciaalzaken ( 35 % ) , voedingszaken ( 35 % ) , automaten ( 15 % ) en diversen ( overige winkeliers , horeca , benzinestations , kappers , etc . ) ( 15 % ) .
( 15 ) De speciaalzaken , die sigaretten en andere tabaksfabrikaten aan de consumenten verkopen , zijn georganiseerd in de Nederlandse Sigarenwinkeliers Organisatie ( hierna " NSO " te noemen ) . In de periode van 1972 tot 1977 liep het aantal vestigingen met 26 % terug , terwijl de teruggang in de hele detailhandel 19 % was . In totaal waren er in 1979 in Nederland ongeveer 4 000 speciaalzaken .
( 16 ) Op de Nederlandse markt zijn er een honderdtal sigarettenmerken verkrijgbaar . Zij kunnen worden ondergebracht in drie groepen : de populaire sigaretten ( 70 à 75 % van de totale consumptie ) , de duurdere en de goedkopere sigaretten .
3 . De handelsmarges in de sigarettenbranche
a ) Grossiersmarges
( 17 ) Door de deelnemers van de SSI en door Tabaksfabriek Gruno werden aan de grossiers de volgende marges verleend :
Periode * Aan erkende ( gewone ) grossiers *
1 . 1 . 1974 - 11 . 8 . 1974 * 11,14 % ( 10,92 ) *
12 . 8 . 1974 - 2 . 11 . 1975 * 11,14 % ( 10,92 ) + 0,04 Fl . (*) *
3 . 11 . 1975 - 31 . 1 . 1978 * 11,14 % ( 10,92 ) + 0,043 Fl . (*) *
vanaf 1 . 2 . 1978 * 10,50 % ( 10,15 ) + 0,05 Fl . (*) *
(*) Per 1 000 sigaretten .
b ) Marges voor speciaalzaken
( 18 ) Door de SSI werd in antwoord op een verzoek om inlichtingen van de Commissie in de zin van artikel 11 van Verordening nr . 17 medegedeeld dat de marge , die de winkelier van de groothandel ontvangt , door de groothandelaar wordt vastgesteld , alsmede dat deze marge verschilt van winkelier tot winkelier en ook van groothandelaar tot groothandelaar . Ook al worden geen formele overeenkomsten gesloten tussen groothandelaren en fabrikanten/importeurs van sigaretten in Nederland inzake kleinhandelsmarges , toch blijkt uit de hierna volgende tabel dat de kleinhandelsmarges die door fabrikanten/importeurs , niet-deelnemers van de SSI , aan speciaalzaken werden toegekend , identiek waren aan of ongeveer gelijk met de vaste kleinhandelsmarges , die door de deelnemers van de SSI bij rechtstreekse levering aan speciaalzaken werden verleend . Uit de stukken , die het voorwerp hebben gevormd van de administratieve procedure , blijkt dat deze kleinhandelsmarge van de SSI voornamelijk voor de groothandel steeds een leidraad is geweest bij het vaststellen van de kleinhandelsmarges , die door de groothandel aan speciaalzaken werden verleend .
( 19 ) Hierna volgt een overzicht van de aan speciaalzaken toegekende kleinhandelsmarges ( 4 ) :
I . Periode voor december 1971/februari 1972
* Minimummarge ( 4 ) * Maximummarge ( 4 ) * Vaste marge ( 4 ) *
SSI + Gruno * - * - * 10 *
B ( 2 ) * - * - * 10 *
C ( 2 ) * ? * ? * ? *
D ( 3 ) * 6 * 10 * - *
E ( 3 ) * 6 * 10 * - *
F ( 2 ) * 7 * 10 * - *
G ( 2 ) * 5 * 10 * - *
II . Periode december 1971/februari 1972 tot 1 februari 1978
SSI + Gruno + Imperial Tobacco ( vanaf 1977 ) * - * - * 10,7 ( 4 ) *
B * - * - * 10,7 *
C * - * - * 10 *
D * 7 * 10,5 * - *
E * 7 * 10,5 * - *
F * 7 * 10,5 * - *
G * 5 * 10,5 * ? *
III . Vanaf 1 februari 1978 tot en met 31 december 1979
* Minimummarge ( 1 ) * Maximummarge ( 1 ) * Vaste marge ( 1 ) *
SSI + Gruno + Imperial Tobacco + Reemtsma ( vanaf 1 oktober 1979 ) * - * - * 9,8 ( 4 ) *
B * - * - * 10 *
C * - * - * 10 *
D * 7 * 9,8 * - *
E * 7,75 * + 10 * - *
F * 7 * 9,8 * - *
G * 5 * 10 * - *
( 1 ) In percentage van de banderolleprijs inclusief belasting .
( 2 ) B , C , F en G : onafhankelijke importeurs , fabrikanten en grossiers .
( 3 ) D en E : grossiersverenigingen .
( 4 ) Bovendien werd de volgende bonus gegeven :
12 . 8 . 1974 - 2 . 11 . 1975 : 0,60 Fl . per 1 000 sigaretten ;
3 . 11 . 1975 - 31 . 1 . 1978 : 0,65 Fl . per 1 000 sigaretten ;
1 . 2 . 1978 - heden : 0,75 Fl . per 1 000 sigaretten .
( 20 ) In de periode van 1 oktober 1979 tot en met 31 december 1979 heeft Reemtsma Nederland BV in Nederland haar sigaretten verkocht tegen dezelfde marges , inclusief de bonus , als die welke tot voor 1 oktober 1979 door Theodorus Niemeyer BV voor Reemtsma werden aangerekend . Na 1 januari 1980 heeft Reemtsma Nederland dezelfde groot - en kleinhandelsmarges , inclusief de bonus , aan haar afnemers verleend als de deelnemers van de SSI . Voor het vierde kwartaal van 1980 heeft Reemtsma Nederland BV de belangrijke groothandelaren , die sigaretten van haar afnemen , de gelegenheid geboden extra marges te verwerven , indien zij een extra omzet in Reemtsma-sigaretten zouden realiseren . Met ingang van de algemene prijsverhoging van 15 februari 1981 voert Reemtsma Nederland BV een eigen prijs - en margepolitiek .
B . DE VIGERENDE COMMUNAUTAIRE EN NATIONALE WETGEVING EN REGLEMENTERING
1 . De richtlijnen van de EEG
( 21 ) Blijkens de considerans van Richtlijn 72/464/EEG van de Raad van 19 december 1972 betreffende de belasting , andere dan omzetbelasting , op het verbruik van tabaksfabrikaten ( 5 ) , veronderstelt de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt , waarin gezonde mededinging bestaat , met betrekking tot de sector tabaksfabrikaten , dat de in de Lid-Staten op het verbruik van produkten van deze sector , waartoe sigaretten behoren , geheven belasting zodanig wordt toegepast dat de mededingingsvoorwaarden niet worden vervalst en het vrije verkeer van deze produkten binnen de Gemeenschap niet wordt belemmerd . Aangezien de belastingen op deze produkten vanuit een oogpunt van mededinging niet neutraal waren en dikwijls ernstige hinderpalen vormden voor de verviechting van de markten , besloot de Raad de belasting op het verbruik van tabaksfabrikaten te harmoniseren . Daartoe werd een systeem ingevoerd waarbij een afnemende invloed van de belasting wordt verzekerd en waarbij een evenredige accijns ( " ad valorem " ) , die wordt berekend over de maximum kleinhandelsverkoopprijs , dient te worden gecombineerd met een specifieke accijns , die wordt berekend per eenheid produkt en waarvan het bedrag door elke Lid-Staat volgens communautaire criteria wordt vastgesteld .
( 22 ) Op grond van artikel 5 van genoemde richtlijn stellen de fabrikanten en importeurs vrijelijk de maximum kleinhandelsverkoopprijzen van hun produkten vast . Deze bepaling mag echter geen beletsel vormen voor de toepassing van de wettelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake prijzencontrole of de inachtneming van de vastgestelde prijzen . Ter vereenvoudiging van de accijnsheffing kunnen de Lid-Staten echter voor elke groep tabaksfabrikaten een schaal voor de kleinhandelsprijzen vaststellen , mits die schaal voldoende uitgebreid en gedifferentieerd is om de verscheidenheid van de produkten uit de Gemeenschap metterdaad te dekken . Elke schaal geldt voor alle produkten van de groep tabaksfabrikaten waarop zij betrekking heeft , zonder onderscheid naar kwaliteit , presentatie , oorsprong van de produkten of van de gebruikte grondstoffen , kenmerken van de ondernemingen of enig ander criterium . Op grond van artikel 6 , lid 2 , van dezelfde richtlijn zijn importeurs en nationale fabrikanten van tabaksfabrikaten onderworpen aan dezelfde wijze van heffing en betaling van de accijns .
( 23 ) De harmonisatie van de structuren van de tabaksaccijnzen geschiedt op basis van bovengenoemde richtlijn in etappes . De eerste etappe besloeg oorspronkelijk een periode van 24 maanden , te rekenen vanaf 1 juli 1973 , maar werd verlengd tot en met 30 juni 1978 . De tweede etappe ( 6 ) besloeg de periode van 1 juli 1978 tot en met 31 december 1980 , ondertussen verlengd tot 31 december 1982 ( 7 ) .
Bij de aanvang van de eerste etappe diende het bedrag van de specifieke accijns voor de eerste maal te worden berekend op basis van sigaretten van de prijsklasse , die volgens de op 1 januari 1973 bekende gegevens ( de " populaire " sigarettenklasse ) het meest werd gevraagd .
In de eerste etappe mocht het bedrag van de specifieke accijns niet lager zijn dan 5 % noch hoger dan 75 % van het gezamenlijke bedrag van de evenredige en specifieke accijns welke op de sigaretten werden geheven .
In de tweede etappe mocht het specifieke deel van de accijns niet lager zijn dan 5 % noch hoger dan 55 % van het totale belastingbedrag dat uit de samentelling van de op deze sigaretten geheven evenredige accijns , specifieke accijns en omzetbelasting resulteert . In het definitieve stadium moet overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 77/805/EEG , in alle Lid-Staten voor sigaretten dezelfde verhouding tussen de specifieke accijns en de som van de evenredige accijns en de omzetbelasting worden tot stand gebracht , zodat de kleinhandelsverkoopprijzen een juiste afspiegeling vormen van het verschil in de verkoopprijzen der fabrikanten .
Zowel in de eerste als in de tweede etappe konden de Lid-Staten een minimumaccijns heffen waarvan het bedrag niet hoger mocht zijn dan 90 % van het gezamenlijke bedrag van de evenredige en van de specifieke accijns , dat zij op de " populaire " sigaretten heffen .
2 . De Nederlandse voorschriften
a ) De wet op de accijns van tabaksfabrikaten
( 24 ) Volgens de Nederlandse wet op de accijns van tabaksfabrikaten ( hierna " wet tabaksaccijns " te noemen ) van 25 juni 1964 , Staatsblad 208 ( 8 ) , worden in Nederland vervaardigde en ingevoerde tabaksfabrikaten , waaronder sigaretten , onderworpen aan een accijnsrecht .
Nederland is één van de Lid-Staten die binnen het raam van de richtlijnen van de Europese Gemeenschappen een overwegend " ad valorem " -accijnsstelsel onder handhaving van het wettelijk toegelaten minimum specifiek gedeelte toepast . Bovendien is in de Nederlandse wetgeving in overeenstemming met de communautaire voorschriften een minimumaccijnsheffing vastgesteld .
De accijns wordt voldaan door middel van accijnszegels die de kleinhandelsprijs ( 9 ) vermelden en op de verpakking worden aangebracht door fabrikanten , die in Nederland in de uitoefening van hun bedrijf tabak geheel of gedeeltelijk bereiden of geheel of gedeeltelijk tot verbruik bereide tabak een verdere bewerking of behandeling doen ondergaan . Voor ingevoerde sigaretten wordt de accijns voldaan door de importeur van de sigaretten . Het bedrag van de accijns , dat de accijnszegels vertegenwoordigt , moet worden voldaan bij de aanvraag , die de fabrikant ter verkrijging van de zegels doet .
( 25 ) Volgens dezelfde wet is de kleinhandelsprijs de prijs waarvoor de tabaksfabrikaten ingevolge een overeenkomst van koop en verkoop aan anderen dan wederverkopers worden afgeleverd , met inbegrip van alle belastingen en heffingen en de kosten van verpakking , met dien verstande dat toegestane kortingen en dergelijke prijsverminderingen buiten aanmerking blijven . Een fabrikant of handelaar mag eenzelfde tabaksfabrikaat slechts onder één kleinhandelsprijs in de handel brengen of doen brengen , tenzij in het merk of door een merk waaronder het is verpakt op duidelijke wijze een onderscheid is gemaakt . De minister kan echter afwijkingen van deze regel toestaan .
( 26 ) Tabaksfabrikaten mogen niet worden verkocht , te koop aangeboden of afgeleverd voor een hogere prijs dan die vermeld op de aangebrachte accijnszegels , tenzij tevoren het verschil in accijns is voldaan .
( 27 ) Tabaksfabrikaten mogen evenmin aan anderen dan wederverkopers worden verkocht , te koop aangeboden of afgeleverd voor een lagere prijs dan die vermeld op de aangebrachte accijnszegels . Als overtreding van dit verbod wordt mede aangemerkt :
a ) het verlenen van kortingen op de naar hoeveelheid en accijnszegels verschuldigde kleinhandelsprijs ;
b ) het in de uitoefening van de verkoop van tabaksfabrikaten aan anderen dan wederverkopers :
1 . in enigerlei vorm verstrekken van geschenken , toegiften , bonnen en verrichten van soortgelijke handelingen ,
2 . verlenen van medewerking aan handelingen , gericht op de bevoordeling van derden .
Ook van deze regel kan de minister afwijkingen toestaan .
( 28 ) Volgens de wet tabaksaccijns mogen tabaksfabrikaten in Nederland in het vrije verkeer slechts worden verkocht , te koop aangeboden , of voor verkoop in voorraad gehouden in aan de handel in die goederen dienstbaar gemaakte
a ) inrichtingen - niet zijnde automaten :
1 . welke zich niet bevinden in , noch middellijk of onmiddellijk gemeenschap hebben met of grenzen aan een fabriek ;
2 . welke op een vaste plaats zijn opgesteld ;
3 . welke van de openbare weg af toegankelijk zijn ;
4 . waaraan overeenkomstig door de minister te geven voorschriften een door hem te bepalen opschrift is aangebracht ;
b ) automaten welke zijn aangebracht aan , in of in de onmiddellijke nabijheid van een inrichting , als is bedoeld onder a ) , en voldoen aan de in a ) bedoelde voorwaarden .
b ) Het besluit accijns van tabaksfabrikaten en de beschikking accijns van tabaksfabrikaten
( 29 ) De wet tabaksaccijns wordt aangevuld door het besluit van 26 juni 1964 tot vaststelling van het besluit accijns van tabaksfabrikaten , Staatsblad nr . 209 ( laatstelijk gewijzigd bij de Beschikking van 29 januari 1981 , Staatsblad nr . 25 ) alsmede door de beschikking accijns van tabaksfabrikaten van 29 juni 1964 , Staatscourant nr . 123 ( laatstelijk gewijzigd bij de beschikking van 13 februari 1981 , Staatscourant nr . 30 ) . Op grond van deze reglementering opent en sluit de overheid de prijsklassen waarvoor banderolles worden gebruikt .
c ) De prijzenwet en de prijzenbeschikkingen goederen en diensten
( 30 ) In het kader van het door de overheid te voeren prijsbeleid , en met name ter zake van de prijsbeheersing en de bestrijding van inflatoire prijsvorming , is op grond van de prijzenwet ( 10 ) door de overheid de zogenaamde prijzenbeschikking goederen en diensten ( hierna de " PGD " te noemen ) ingesteld .
( 31 ) De PGD wordt op jaarbasis vastgesteld en geldt reeds sedert 1 januari 1973 , zij het steeds in licht gewijzigde vorm , waarbij de structuur van de PGD steeds dezelfde is gebleven . De PGD is een zogenaamde calculatiebeschikking , dat wil zeggen dat zij niet beoogt de prijzen vast te stellen of te bevriezen , doch dat slechts wordt beoogd dat prijzen stijgen c.q . dalen al naar gelang daaraan kostenverhogingen of -verlagingen ten grondslag liggen . De op basis van de calculatiecriteria berekende prijzen en marges gelden als maxima . Daarboven mogen fabrikanten of handelaren niet gaan behoudens bijzondere machtiging van de minister van Economische Zaken . Vrijwillig verlagen van prijzen of marges blijft steeds mogelijk .
Prijs - of margeverhogingen op basis van de PGD mogen slechts worden doorgevoerd na aanmelding bij het Ministerie van Economische Zaken - welke aanmelding met redenen moet zijn omkleed - en na een wachttijd van één maand .
Uit de brief van het Ministerie van Economische Zaken van 20 juli 1981 aan de Commissie blijkt dat bij de periodieke prijsverhoging van sigaretten geen sprake kan zijn van een strikte toepassing van de PGD , die op dat moment van kracht is . De afwijkingen , die met betrekking tot de prijsvaststelling van sigaretten worden toegestaan , bestaan erin dat tevens toekomstige kostenmutaties in aanmerking worden genomen , waarbij in een volgend stadium verrekening met de daadwerkelijk opgetreden kostenstijgingen ( zie paragraaf 88 ) plaatsvindt . Dit houdt in dat kostenstijgingen sinds een bepaalde datum ( peildatum ) mogen , en kostendalingen moeten , worden doorgegeven . Wat de handel betreft , wordt primair bezien of de stijging van de marge in geld aanvaardbaar is en secundair of de procentuele marge al dan niet gelijk blijft . Wanneer aldus een grossier of een detaillist een aanvaardbaar geachte marge in geld ontvangt , zal het hem van uit het oogpunt van de naleving van de PGD niet worden aangerekend , hoewel er door stijging van de procentuele marge formeel sprake is van een overtreding van de PGD .
De PGD geldt uitsluitend voor transacties op de Nederlandse markt . De prijs van een in Nederland geïmporteerd produkt wordt door de buitenlandse leverancier daarvan vrijelijk vastgesteld . Voor de Nederlandse importeur of handelaar geldt deze door de buitenlandse leverancier vastgestelde prijs als inkoopprijs op basis waarvan hij de calculatiecriteria van de PGD kan toepassen .
( 32 ) Overtredingen van de PGD worden op grond van de wet economische delicten van 22 juni 1950 , Staatsblad nr . K 258 ( herhaaldelijk gewijzigd ) , strafrechtelijk gesanctioneerd .
C . DE OVEREENKOMSTEN
1 . De aangemelde overeenkomsten
1.1 . De raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976
( 33 ) Door de SSI werd aan de Commissie medegedeeld dat zij , na op de hoogte te zijn gebracht over de procedure van de Commissie in de zaken nrs . IV/28.852 , 29.127 en 29.149 - Fedetab , en na advies te hebben ingewonnen bij externe raadslieden , besloten had een nieuwe structuur in het leven te roepen , welke heeft geleid tot de raamovereenkomst .
In dit kader werd in de tweede helft van 1976 door de SSI met vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Zaken , het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Volksgezondheid overleg gepleegd over de gevolgen van een dergelijke nieuwe structuur . Bovendien stelde de SSI uitdrukkelijk dat zij slechts tot het beëindigen c.q . aanpassen van de tot op dat ogenblik geldende overeenkomsten was overgegaan om ieder risico uit te sluiten dat deze overeenkomsten in een later stadium door de Commissie in strijd met artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag zouden worden geoordeeld .
( 34 ) Alhoewel de raamovereenkomst reeds op 20 december 1976 werd ondertekend door de deelnemers van de SSI en door Tabaksfabriek Gruno , is het feit dat de aanmelding eerst in september 1977 plaatsvond , volgens de SSI , in hoofdzaak te wijten aan , enerzijds , de onzekerheid omtrent de aanmeldingsplicht en , anderzijds , het grote aantal deelnemers . De raamovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd en werd van kracht op de dag van aanmelding bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen .
Iedere fabrikant en/of importeur van sigaretten in Nederland zal op zijn eenzijdig verzoek , zonder dat nadere voorwaarden worden gesteld , als contractant tot de overeenkomst worden toegelaten , ongeacht of hij al dan niet reeds in de SSI is vertegenwoordigd . Iedere contractant is vrij de overeenkomst individueel te beëindigen , mits met inachtneming van een termijn van één jaar .
Zoals uit paragraaf 10 blijkt , werden in 1979 en 1980 besprekingen gevoerd tussen de SSI en Reemtsma Nederland BV omtrent de mogelijke ondertekening van de overeenkomst door deze laatste .
( 35 ) Bij het afsluiten van de raamovereenkomst-SSI werd onder meer in aanmerking genomen dat :
a ) de Nederlandse overheid ten aanzien van de sigarettenindustrie met één gesprekspartner wenst te doen te hebben , gezien het belang van deze sector voor de nationale begroting , prijsstructuren en volksgezondheid . Dergelijke functie van gesprekspartner kan slechts zinvol worden vervuld , wanneer contractanten zich houden aan de overeengekomen resultaten van het overleg ;
b ) het marktgedrag van de contractanten in grote mate wordt bepaald door uitkomsten van overleg met de overheid , gezien het nauwsluitend verband tussen dit marktgedrag en de accijnsopbrengst enerzijds en tussen de consumentenprijs en het prijsbeleid anderzijds ;
c ) het voor de contractanten onmogelijk is om individueel hun marktgedrag in volledige vrijheid te bepalen zonder in strijd te komen met de , in het overleg met de overheid , aan contractanten uiteengezette politiek ;
d ) de contractanten verplicht zijn met de vaststelling van de prijzen en marges , zoals gehanteerd op de sigarettenmarkt in Nederland , te blijven binnen de door de jaarlijkse prijzenbeschikking goederen en diensten gelaten ruimte .
( 36 ) Het doel van de raamovereenkomst-SSI , bestaat uit het doen vaststellen van de essentialia voor een goed functioneren van de relevante markt , waarbij als uitgangspunt geldt dat ieder der contractanten vrij zal blijven zijn marketing onafhankelijk van zijn medecontractanten in te richten zoals hem dat goeddunkt .
( 37 ) De contractanten zijn overeengekomen de SSI als enige gesprekspartner aan te stellen voor overleg met de overheid , dat tot afspraken kan leiden en met eventuele derden/betrokkenen met betrekking tot de volgende onderwerpen :
a ) eindprijzen en vraagstukken van accijns - en BTW-opbrengst ;
b ) groothandelsfunctie en -marges ;
c ) kleinhandelsfunctie en -marges ;
d ) volksgezondheid en het reclamegedrag van contractanten .
De contractanten hebben er zich toe verbonden af te zien van individueel overleg ter zake van deze onderwerpen , met uitzondering van de onderwerpen die specifiek de eigen onderneming betreffen .
De contractanten hebben de SSI opgedragen in overleg te treden met het Ministerie van Volksgezondheid en eventuele derden/betrokkenen ten einde tot een regeling te komen betreffende zelfbeperking ten aanzien van de individuele reclameactiviteiten van de contractanten , die zich tot naleving van dergelijke toekomstige beperking verbonden hebben ( 11 ) .
( 38 ) Ter zake van de groothandel zijn de contractanten vrij , binnen de grenzen gesteld door de PGD en het overleg met het Ministerie van Economische Zaken , de groothandelsmarges vast te stellen . Iedere contractant kan , in tegenstelling tot de tot dan geldende regeling ( zie de paragrafen 81 t/m 87 ) , individueel de criteria bepalen voor de erkenning van groothandelaren .
( 39 ) Ter zake van de kleinhandel zijn de contractanten gehouden de bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 , welke een wezenlijk deel uitmaakt van de raamovereenkomst-SSI , na te leven ( considerans 10 en artikel 3 van de raamovereenkomst-SSI ) .
( 40 ) De kosten die de SSI maakt ter uitvoering van de raamovereenkomst worden door de contractanten aan de SSI op jaarbasis vergoed en wel in verhouding van de respectieve marktaandelen der contractanten op de Nederlandse markt .
De voorzitter van de SSI doet aan het einde van ieder kalenderjaar opgave aan ieder der contractanten van zijn aandeel in de kosten , zonder daarbij mededeling te doen van de respectievelijke aandelen van de andere contractanten .
1.2 . De bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974
( 41 ) Op 4 december 1974 werd de bonusregeling speciaalzaken ondertekend door de deelnemers van de SSI , alsmede door Tabaksfabriek Gruno . De regeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 12 augustus 1974 . De oorspronkelijke tekst werd op 24 januari 1977 gewijzigd en gold met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1977 . Slechts deze gewijzigde tekst werd aangemeld . Sinds januari 1978 neemt ook Imperial Tobacco ( Holland ) BV deel aan deze regeling , alhoewel zij de overeenkomst niet heeft ondertekend . Ze heeft ook bijgedragen tot het gemeenschappelijk fonds waaruit de bonus wordt betaald . Volgens Imperial Tobacco ( Holland ) BV kon deze onderneming niet anders doen dan aan de bonusregeling deelnemen , aangezien haar voorganger , met name British-American Tobacco Co . ( Nederland ) BV , van wie zij de distributie begin 1977 had overgenomen , aan deze regeling deelnam . Pronk and Co . BV en Reemtsma Nederland BV nemen geen deel aan deze regeling .
Individuele opzegging van de bonusregeling is niet mogelijk en werd ongewenst geacht , omdat de regeling tot stand was gekomen op instigatie van het Ministerie van Economische Zaken en een garantie betreft voor de gezamenlijke gespecialiseerde detaillisten in Nederland , die om dergelijke regeling verzocht hadden . Een wens tot individuele opzegging zou ook nooit naar voren zijn gekomen .
( 42 ) HET DOEL VAN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN IS HET TOEKENNEN AAN GESPECIALISEERDE DETAILLISTEN VAN EEN EXTRA JAARLIJKSE VERGOEDING BOVEN DE VOOR HEN GELDENDE PROCENTUELE KORTINGEN .
DE EXTRA JAARLIJKSE VERGOEDING BEDRAAGT SINDS 1 FEBRUARI 1978 : 75 CENT ( VAN 12 AUGUSTUS 1974 TOT EN MET 31 DECEMBER 1975 : 60 CENT EN VAN 1 JANUARI 1976 TOT EN MET 31 JULI 1978 : 65 CENT ) VOOR ELKE DUIZEND SIGARETTEN DIE DOOR DE BETROKKEN SPECIAALZAKEN VAN DE CONTRACTANTEN , RECHTSTREEKS DAN WEL VIA EEN OF MEER GROSSIERS , ZULLEN WORDEN GEKOCHT TEN BEHOEVE VAN DE RECHTSTREEKSE VERKOOP AAN CONSUMENTEN . DE VERHOGINGEN ZIJN IN OVERLEG MET DE OVERHEID TOT STAND GEKOMEN , MEESTAL ALS ONDERDEEL VAN EEN ALGEMENE VERHOGING VAN DE KLEINHANDELSPRIJS VOOR SIGARETTEN .
( 43 ) ALS SPECIAALZAKEN WORDEN BESCHOUWD NATUURLIJKE PERSONEN , VENNOOTSCHAPPEN EN RECHTSPERSONEN DIE OPTREDEN ALS GESPECIALISEERDE DETAILLIST IN TABAKSPRODUKTEN , WIER ZAAK VANAF DE OPENBARE WEG ALS ZODANIG HERKENBAAR IS - TENZIJ SPRAKE IS VAN EEN AFWIJKING INGEVOLGE DE WET TABAKSACCIJNS - EN WIER OMZET IN TABAKSPRODUKTEN , NAAR KLEINHANDELSWAARDE GEREKEND , TEN MINSTE 60 % BEDRAAGT VAN HUN GLOBALE OMZET . ONGEVEER 2 000 SPECIAALZAKEN ( D.W.Z . DE HELFT VAN HET TOTAAL OP DE NEDERLANDSE MARKT ) WAREN IN 1979 TOEGELATEN TOT DE BONUSREGELING . DAARNAAST WAREN ER ONGEVEER 400 WINKELIERS , DIE AAN DE HIERNA GESTELDE VOORWAARDEN VOLDEDEN EN VRIJWILLIG BUITEN DE REGELING ZIJN GEBLEVEN . DE GROOTWINKELBEDRIJVEN EN SUPERMARKTEN VALLEN DOORGAANS BUITEN DE BONUSREGELING , DEELS DOOR HUN TE KLEINE ASSORTIMENTSSPREIDING , DEELS DOOR HET ZEER GERINGE PERCENTAGE IN OMZET DAT SIGARETTEN OP HET GEHEEL VAN HUN ONDERNEMINGEN BETEKENT EN DEELS DOOR DE WIJZE VAN ( ONBEGELEIDE ) AANBIEDING VAN DE SIGARETTEN AAN HET PUBLIEK . VOLGENS DE SSI KAN MET DEZE CATEGORIE ECHTER RECHTSTREEKS OVER INDIVIDUELE KORTINGEN WORDEN ONDERHANDELD DOOR IEDER DER CONTRACTANTEN , INDIEN RECHTSTREEKS BIJ HEN WORDT AFGENOMEN , DAN WEL DOOR GROSSIERS .
( 44 ) DE VOORWAARDEN WAARAAN DE SPECIAALZAKEN MOETEN VOLDOEN , TEN EINDE IN AANMERKING TE KOMEN VOOR DE EXTRA VERGOEDING , ZIJN DE VOLGENDE :
A ) TEN MINSTE 60 % ( 80 % IN DE OORSPRONKELIJKE TEKST ) VAN HET OP DE NEDERLANDSE MARKT VERKRIJGBARE MERKENASSORTIMENT ( 12 ) VOEREN ZONDER ENIGE DISCRIMINATIE TUSSEN DE CONTRACTANTEN ;
B ) DE ETALAGE - EN TOONBANKRUIMTE MOETEN TE ZAMEN VOOR CA . EEN VIERDE DEEL GEBRUIKT WORDEN VOOR HET UITSTALLEN VAN SIGARETTEN EN/OF PUBLICITEITSMATERIAAL VOOR SIGARETTEN ;
C ) DE DETAILLIST DIENT ZIJN MEDEWERKING TE VERLENEN AAN HET OP DE MARKT BRENGEN VAN NIEUWE MERKEN VAN CONTRACTANTEN , HETGEEN DIENT TE BLIJKEN UIT OFWEL HET IN VOORRAAD NEMEN , RESPECTIEVELIJK IN OMLOOP BRENGEN VAN EEN NIEUW MERK BINNEN ACHT DAGEN NADAT EEN CONTRACTANT MEDEDELING HEEFT GEDAAN VAN DE INTRODUCTIE VAN DIT MERK OFWEL DE ACCEPTATIE VAN DE DOOR DE BETROKKEN CONTRACTANT GEZONDEN GEBRUIKELIJKE INTRODUCTIEVOORRAAD . DE DETAILLIST DIENT VAN HET TE INTRODUCEREN MERK GEDURENDE TEN MINSTE VEERTIEN DAGEN TEN MINSTE EEN SLOF DUIDELIJK ZICHTBAAR IN DE WINKEL TE PLAATSEN ;
D ) DE DETAILLIST DIENT AAN TE TONEN IN HET VOORBIJE KALENDERJAAR EEN MINIMUMJAAROMZET TE HEBBEN GEHAD VAN 1,5 MILJOEN TEGEN BANDEROLLEPRIJS VERKOCHTE SIGARETTEN WELKE VIA EEN OF MEER GROSSIERS EN/OF RECHTSTREEKS VAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS WERDEN GEKOCHT . IN DEZE OMZET ZULLEN SLECHTS ZIJN BEGREPEN DE SIGARETTEN DIE ZIJN VERKOCHT IN DE DOOR DE BETROKKEN DETAILLIST GEEXPLOITEERDE WINKEL DAN WEL VIA AAN DEZE WINKEL BEVESTIGDE AUTOMATEN , WELKE VOOR EIGEN REKENING GEEXPLOITEERD WORDEN .
( 45 ) EEN GROSSIER ZAL , INDIEN HIJ TEVENS EEN SPECIAALZAAK EXPLOITEERT , SLECHTS IN AANMERKING KOMEN VOOR DE EXTRA VERGOEDING , ALS VOOR DIE SPECIAALZAAK EEN VOLLEDIGE EIGEN ADMINISTRATIE WORDT AANGEHOUDEN WAARUIT DUIDELIJK HET AANTAL IN DEZE SPECIAALZAAK TEGEN BANDEROLLEPRIJS VERKOCHTE SIGARETTEN BLIJKT .
( 46 ) DE PROCEDURE VOOR DE TOEKENNING VAN DE EXTRA VERGOEDING GESCHIEDT ALS VOLGT :
A ) DE DETAILLIST RICHT VOOR EEN BEPAALDE DATUM EN OP EEN VOORGESCHREVEN WIJZE EEN VERZOEK TOT TOEKENNING VAN DE EXTRA VERGOEDING TOT DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN , SAMEN MET EEN JAAROPGAVE VAN DE GEKOCHTE SIGARETTEN , VOOR AKKOORD ONDERTEKEND DOOR EEN ACCOUNTANT OF BEKENDE ADMINISTRATEUR ;
B ) DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN IS BEVOEGD EEN DETAILLIST TE VERZOEKEN DE JUISTHEID VAN ZIJN OPGAVE AAN TE TONEN EN KAN TER CONTROLE DAARVAN , ALSMEDE TER CONTROLE OP DE NALEVING VAN DE IN PARAGRAFEN 44 EN 45 GESTELDE CRITERIA , DIE MAATREGELEN NEMEN WELKE ZIJ NODIG ACHT . DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN KAN ALDUS BEPALEN DAT DE BETROKKEN DETAILLIST NIET IN AANMERKING KOMT VOOR DE EXTRA VERGOEDING GEDURENDE EEN PERIODE VAN MAXIMAAL DRIE JAAR IN GEVAL VAN HET OPZETTELIJK INDIENEN VAN EEN ONJUISTE OPGAVEN . DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN IS EVENEENS BEVOEGD VAN DE IN DE PARAGRAFEN 44 EN 45 GESTELDE CRITERIA ONTHEFFING TE VERLENEN VOOR EEN TERMIJN VAN EEN JAAR , WELKE TELKENS NA AFLOOP MET EEN JAAR KAN WORDEN VERLENGD ;
C ) BINNEN TWEE MAANDEN NA DATUM VAN INDIENING VAN EEN VERZOEK MOET DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN EEN MET REDENEN OMKLEDE BESLISSING * EN EN , IN GEVAL VAN AFWIJZING , DE MOGELIJKHEID VAN HOGER BEROEP VERMELDEN ;
D ) DE UITKERING VAN DE EXTRA VERGOEDING GESCHIEDT JAARLIJKS IN HET EERSTE KWARTAAL VIA DE SSI EN BETREFT DE IN HET VOORGAANDE JAAR VAN CONTRACTANTEN - AL DAN NIET RECHTSTREEKS - GEKOCHTE SIGARETTEN ;
E ) IN GEVAL VAN BEROEP TEGEN DE BESLISSING VAN DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN , GEEFT DE COMMISSIE VAN BEROEP , ZO MOGELIJK BINNEN DRIE MAANDEN NA HET AANHANGIG MAKEN VAN EEN ZAAK , IN HOOGSTE INSTANTIE EEN MET REDENEN OMKLEDE BESLISSING . DE COMMISSIE VAN BEROEP STELT DE BELANGHEBBENDE IN DE GELEGENHEID ZIJN STANDPUNT KENBAAR TE MAKEN EN KAN ALLE ARGUMENTEN HOREN , DIE KUNNEN BIJDRAGEN TOT HET VERKRIJGEN VAN EEN JUIST INZICHT .
( 47 ) DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN BESTAAT UIT DE VOLGENDE LEDEN , DIE WORDEN BENOEMD EN ONTSLAGEN DOOR DE CONTRACTANTEN :
A ) VIER SIGARETTENFABRIKANTEN ,
B ) DRIE PERSONEN VOORGEDRAGEN DOOR DE FEDERATIE VAN ORGANISATIES VAN SIGARENWINKELIERS ,
C ) TWEE PERSONEN GEZAMENLIJK VOORGEDRAGEN DOOR DE GROSSIERSORGANISATIE TABAK EXPRESS NEDERLAND EN EERSTE GROSSIERS VERENIGING ,
D ) DE VOORZITTER VAN DE SSI .
( 48 ) HET TOTAAL DOOR DE SSI BENODIGDE BEDRAG VOOR DEZE BONUS WORDT JAARLIJKS OMGESLAGEN OVER DE AAN DE BONUSREGELING DEELNEMENDE FABRIKANTEN EN IMPORTEURS NAAR RATO VAN HUN OMZET VIA SPECIAALZAKEN OVER DE BETREFFENDE PERIODE . EEN MARKTONDERZOEKBUREAU STELT JAARLIJKS DE INDIVIDUELE MARKTAANDELEN BIJ SPECIAALZAKEN VAST EN RAPPORTEERT TER ZAKE AAN DE VOORZITTER VAN DE SSI DIE DE FABRIKANTEN SLECHTS OMTRENT HUN EIGEN MARKTAANDEEL EN HET DAARMEE SAMENHANGENDE BEDRAG VAN DE EXTRA VERGOEDING INFORMEERT ZONDER DAARMEE TEVENS DE MARKTAANDELEN VAN DE OVERIGE DEELNEMERS PRIJS TE GEVEN .
DE DEELNEMERS MAKEN , NADAT ZIJ DEZE INFORMATIE HEBBEN ONTVANGEN , HET TOTAAL VAN DE DOOR HEN VERSCHULDIGDE EXTRA VERGOEDING OVER AAN DE SSI , DIE VERVOLGENS VOOR DE INDIVIDUELE VERDELING ONDER DE SPECIAALZAKEN ZORGDRAAGT .
( 49 ) HET BELANGRIJKSTE CRITERIUM WAARAAN DOOR ( ALS ZODANIG ) ERKENDE SPECIAALZAKEN NIET WERD VOLDAAN TEN EINDE IN AANMERKING TE KOMEN VOOR DE BONUSUITKERING IS DE MINIMUM JAAROMZET VAN 1,5 MILJOEN SIGARETTEN .
VOORAL BIJ DE AANVANG VAN DE TOEPASSING VAN DE BONUSREGELING ONTSTOND EEN GROOT AANTAL GEVALLEN VAN BEROEP BIJ DE COMMISSIE VAN BEROEP TEGEN BESLISSINGEN VAN DE COMMISSIE SPECIAALZAKEN .
UITKERINGSPERIODE*AANTAL BEROEPSCHRIFTEN*GEHEEL OF GEDEELTELIJK TOEGEWEZEN*AFGEWEZEN*
1974*54*25*29*
1975* - * - * - *
1976*1* - *1*
1977*1* - *1*
1.3 . DE OVERENKOMSTEN IN HET KADER VAN DE ACCIJNS - EN PRIJSVERHOGING VAN 1 JANUARI 1980
( 50 ) DE OVEREENKOMSTEN WELKE OP 27 DECEMBER 1979 DOOR DE SSI BIJ DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN WERDEN AANGEMELD , WAREN HET RESULTAAT VAN DE OVEREENSTEMMING BEREIKT DOOR DE SSI MET VERTEGENWOORDIGERS VAN GROOT - EN KLEINHANDEL ( 13 ) IN SIGARETTEN . VOLGENS DE SSI WERD IN PRINCIPE SLECHTS EEN UNILATERALE OVEREENSTEMMING BEREIKT TUSSEN DE BETROKKEN FABRIKANTEN/IMPORTEURS ; DERHALVE GING HET VOLGENS DE SSI UITSLUITEND OM EEN HORIZONTAAL GERICHTE AFSPRAAK . ERKENNEND DAT MEN IN THEORIE WELLICHT TEVENS VAN EEN VERTICALE REGELING ZOU KUNNEN SPREKEN , VERZOCHT DE SSI NADAT DE COMMISSIE DE AANDACHT VAN DE SSI HIEROP HAD GEVESTIGD , DE VERTICALE REGELING EVENEENS ALS AANGEMELD TE WILLEN BESCHOUWEN .
( 51 ) DE OVEREENSTEMMING TUSSEN DE SSI EN DE HANDEL HAD , WAT DE GROOTHANDEL AANGAAT , BETREKKING OP :
A ) EEN MARGE VAN MAXIMAAL 34,79 % VAN HET NIET-BELASTINGGEDEELTE VAN DE KLEINHANDELSPRIJS ;
B ) EEN MARGE VAN MAXIMAAL 31,5 % VAN HET NIET-BELASTINGGEDEELTE VAN DE KLEINHANDELSPRIJS VOOR DE " CAR-SALES " ( 14 ) ;
C ) TUSSEN INDUSTRIE EN GROOTHANDEL TE VOEREN OVERLEG OMTRENT EVENTUELE CONSEQUENTIES BIJ WIJZIGING VAN DE SPECIFIEKE ACCIJNSCOMPONENTEN ;
D ) IN 1980 TE VOEREN OVERLEG BETREFFENDE DE TERMIJN WAAROP VAN DE ZIJDE VAN DE BRANCHE BIJ DE OVERHEID MOEST WORDEN AANGEDRONGEN OP EEN NIEUWE PRIJSVERHOGING OP GROND VAN KOSTENSTIJGINGEN ;
E ) TEN MINSTE TWEEMAAL PER JAAR TUSSEN INDUSTRIE EN GROOTHANDEL TE VOEREN OVERLEG .
( 52 ) DE OVEREENSTEMMING TUSSEN DE SSI EN DE HANDEL HAD , WAT DE KLEINHANDEL AANGAAT , BETREKKING OP :
A ) EEN MARGE VAN MAXIMAAL 32,7 % VAN HET NIET-BELASTINGGEDEELTE VAN DE KLEINHANDELSPRIJS VOOR RECHTSTREEKS VAN DE INDUSTRIE AFNEMENDE WINKELIERS ;
B ) EEN DOOR DE INDUSTRIE TER BESCHIKKING VAN DE KLEINHANDEL GESTELD FONDS VAN 500 000 FL . ( JAARLIJKS AAN TE VULLEN ) ;
C ) EEN STATUS QUO VAN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN .
2 . DE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN
( 53 ) TIJDENS HET ONDERZOEK IN DE ONDERHAVIGE ZAAK WERDEN DE HIERNA VERMELDE OVEREENKOMSTEN INGEVOLGE VERZOEKEN OM INLICHTINGEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 11 VAN VERORDENING NR . 17 VAN DE RAAD TER KENNIS GEBRACHT VAN DE COMMISSIE . DEZE OVEREENKOMSTEN VORMDEN NIET HET VOORWERP VAN ENIGE AANMELDING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 4 VAN VERORDENING NR . 17 VAN DE RAAD .
2.1 . DE PRIJSOVEREENKOMSTEN TUSSEN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN SIGARETTEN
( 54 ) DE PRIJSOVEREENKOMSTEN ZIJN DOOR EEN AANTAL FABRIKANTEN/IMPORTEURS VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND ONDERTEKENDE OVEREENKOMSTEN , DIE VOORNAMELIJK OP DE VERHOGING VAN DE KLEINHANDELSPRIJS VAN SIGARETTEN BETREKKING HEBBEN EN TOT STAND ZIJN GEKOMEN NA OVERLEG MET DE NEDERLANDSE OVERHEID INZAKE PRIJS - EN BELASTINGVERHOGINGEN . BOVENDIEN BEVATTEN ZIJ VAAK BEPALINGEN INZAKE DE VASTSTELLING VAN DE MARGE , ENERZIJDS VOOR VERKOPEN AAN GROSSIERS EN , ANDERZIJDS , VOOR LEVERINGEN RECHTSTREEKS AAN WINKELIERS .
VOLGENS DE SSI HADDEN DE PRIJSOVEREENKOMSTEN TOT DOEL ZEKER TE STELLEN DAT HET KOPERSPUBLIEK KON WENNEN AAN DE NIEUWE PRIJSHOOGTE VAN DE ZOGENAAMDE POPULAIRE PRIJSKLASSE , WELKE VANUIT HET OOGPUNT VAN BELASTINGSOPBRENGST VOOR DE OVERHEID DE BELANGRIJKSTE CATEGORIE IS ( MIN OF MEER 75 % VAN DE TOTALE OMZET ) . ALS STORENDE INVLOEDEN OP DEZE DOELSTELLING MOESTEN VOLGENS DE SSI IN HET OVERLEG TUSSEN DE OVERHEID EN DE SSI DE VOLGENDE FACTOREN WORDEN GEIDENTIFICEERD :
- DE FACTO PRIJSVERHOGING VAN POPULAIRE MERKEN ;
- DE INTRODUCTIE VAN NIEUWE MERKEN MET EEN ( GROOTSCHEEPSE ) RECLAMECAMPAGNE IN DE LAGERE PRIJSKLASSEN ;
- HET POUSSEREN VAN BESTAANDE MERKEN IN DE LAGERE PRIJSKLASSEN DOOR DE STERKE RECLAME ;
- HET WIJZIGEN VAN VERPAKKINGSEENHEDEN OF VAN VERSIES TEN NADELE VAN DE POPULAIRE PRIJSKLASSE .
( 55 ) DE PRIJSOVEREENKOMSTEN WAREN GELDIG VOOR EEN BEPERKTE DUUR EN BEVATTEN EEN AANTAL OUDE EN NIEUWE PRIJSKLASSEN . ONDER " PRIJSKLASSE " DIENT TE WORDEN VERSTAAN : EEN AANTAL MERKEN VAN SIGARETTEN WAARVOOR DEZELFDE KLEINHANDELSWAARDE EN EEN BEPAALDE VERPAKKINGSEENHEID ( 20 OF 25 STUKS ) WORDT VASTGESTELD . SINDS 1974 VERMINDERDE HET AANTAL PRIJSKLASSEN IN DE OPEENVOLGENDE PRIJSOVEREENKOMSTEN .
( 56 ) IN DE PRIJSOVEREENKOMSTEN WORDEN MINIMUM AFNAMEVERPLICHTINGEN VOOR LEVERINGEN RECHTSTREEKS AAN SPECIAALZAKEN ALSMEDE EEN VERPLICHTING OM EEN INKOOPPRIJS , ONGEACHT HET KWANTUM , VOOR LEVERINGEN AAN GROSSIERS AAN TE REKENEN OPGENOMEN . VOLGENS DE SSI WERDEN DE MINIMUM AFNAMEVERPLICHTINGEN INDIVIDUEEL DOOR IEDER DER FABRIKANTEN VASTGESTELD EN GOLDEN ZIJ TER VERMIJDING VAN EEN TE GERINGE AFNAME PER KEER , DIE ADMINISTRATIEF VOOR DE LEVERANCIER EN DE AFNEMER DUUR ZOU UITVALLEN . BOVENDIEN WERD TEN MINSTE MET BETREKKING TOT DE LAGERE PRIJSKLASSEN EEN CONTROLEPERIODE INGEVOERD , TIJDENS DEWELKE EEN AFZETBEHEERSING GOLD EN TIJDENS DEWELKE AAN HET MERKENASSORTIMENT , DE VERSIES , DE VERPAKKINGSEENHEID EN DE KLEINHANDELSPRIJZEN GEEN WIJZIGINGEN MOCHTEN WORDEN AANGEBRACHT . VOLGENS DE SSI MERKT DE CONSUMENT VAN DEZE CONTROLEPERIODE HOOGUIT IETS GEDURENDE EEN PERIODE VAN CA . ZES WEKEN GEZIEN DE VOORRAADVORMING DOOR DETAILLISTEN DIE DOORGAANS AAN EEN PRIJSVERHOGING VOORAFGAAT . DE MEESTE DETAILLISTEN TRACHTEN IMMERS VOOR HET VAN KRACHT WORDEN VAN DE PRIJSVERHOGING , ZOLANG DE VOORRAAD STREKT , NOG SIGARETTEN TEGEN DE OUDE PRIJS IN TE KOPEN OM ALDUS TE TRACHTEN NOG ZOLANG MOGELIJK TEGEN DEZE OUDE PRIJS AAN DE CONSUMENT TE KUNNEN VERKOPEN .
DE SSI HEEFT ERKEND DAT BUITEN DE CONTROLEPERIODE DE FABRIKANT/IMPORTEUR IN PRINCIPE GEHEEL VRIJ IS ZELFSTANDIG DE EINDPRIJS VAN ZIJN PRODUKTEN TE WIJZIGEN , EN OP DIE WIJZE TE TRACHTEN CONCURRENTIEEL VOORDEEL OP DE ANDERE MARKTDEELNEMERS TE BEHALEN . IN DE PRAKTIJK BLIJKT ECHTER , VOLGENS DE SSI , DAT VAN DEZE VRIJHEID VRIJWEL GEEN SPRAKE IS .
VOLGENS DE SSI DIENT , GEZIEN HET BESTAANDE WETTELIJKE STELSEL , DE THEORETISCHE MOGELIJKHEID OM PRIJSCONCURRENTIE TE BEDRIJVEN IN DE PRAKTIJK ALS EEN CONCURRENTIELE ONMOGELIJKHEID TE WORDEN BESCHOUWD , WAT VOOR DE FABRIKANTEN/IMPORTEURS INHOUDT DAT , WAAR OP HET GEBIED VAN PRIJSVORMING NIET WERKELIJK FLEXIBEL EN ZINVOL KAN WORDEN GECONCURREERD , DE MEDEDINGING ZICH IN HOOFDZAAK OP ANDERE GEBIEDEN ZAL DIENEN AF TE SPELEN , EN MET NAME IN
- ASSORTIMENTSPREIDING ,
- RECLAMECAMPAGNES ,
- KWALITEIT ( SMAAK EN VERPAKKING ) ,
- TEER - EN NICOTINEGEHALTE ,
- MARGES , KORTINGEN EN VERGOEDINGEN AAN GROSSIERS EN RECHTSTREEKS AFNEMENDE WINKELIERS ,
- BEDRIJFSADVIEZEN AAN GROSSIERS EN WINKELIERS .
( 57 ) DE PRIJSOVEREENKOMSTEN WELKE SINDS 1974 TOT EN MET 31 JANUARI 1976 VAN KRACHT ZIJN GEWEEST STEMDEN BEHOUDENS EEN UITZONDERING OVEREEN MET DE DOORGEVOERDE PRIJSVERHOGINGEN .
BIJ HET OVERLEG MET DE OVERHEID HEBBEN DE CONTRACTANTEN STEEDS TOEGEZEGD DE MAXIMAAL TOELAATBARE MARGES IN HET KADER VAN DE PRIJZENBESCHIKKING GOEDEREN EN DIENSTEN DOOR TE BEREKENEN AAN DE GROSSIERS EN RECHTSTREEKS BELEVERDE WINKELIERS . UIT EEN ONTLEDING VAN DE MEEROPBRENGST DIE NAAR AANLEIDING VAN EEN ALGEMENE PRIJSVERHOGING AAN DE VERSCHILLENDE BEGUNSTIGDEN ( OVERHEID , INDUSTRIE , GROOT - EN KLEINHANDEL ) TOEKOMT BLIJKT DAT HET AANDEEL VAN DE OVERHEID IN GROTERE MATE TOENEEMT DAN DE MEEROPBRENGST VOOR DE INDUSTRIE EN DE HANDEL .
A ) DE PRIJSOVEREENKOMST VAN 1 AUGUSTUS 1974
( 58 ) DEZE OVEREENKOMST WERD ONDERTEKEND DOOR ALLE DEELNEMERS VAN DE SSI EN HIELD EEN PRIJSVERHOGING IN VAN DE KLEINHANDELSPRIJS VAN SIGARETTEN MET 25 CENT PER PAKJE VAN 25 STUKS MET INGANG OP 12 AUGUSTUS 1974 . DE OVEREENKOMST TRAD IN WERKING OP 9 JULI 1974 EN WAS GELDIG TOT EN MET 30 NOVEMBER 1974 . ZIJ WAS ONOPZEGBAAR . VOLGENS DE SSI GING HET IN DIT GEVAL OM EEN PRIJSVERHOGING , DIE NOODZAKELIJK WAS WEGENS DE KOSTENSTIJGINGEN IN DE INDUSTRIE EN DE VERBETERING VAN DE HANDELSMARGE ZONDER DAT DE OVERHEID EEN EXTRA BELASTINGDRUK OPLEGDE .
( 59 ) HET IN DE OVEREENKOMST OPGENOMEN SCHEMA VAN KLEINHANDELSPRIJZEN BEVATTE , ENERZIJDS , DE TOT DAN GELDENDE PRIJSKLASSEN ( DERTIEN IN AANTAL ) EN , ANDERZIJDS , DE NIEUWE PRIJSKLASSEN ( TWAALF IN AANTAL ) , WAARVAN DRIE PRIJZEN ALS VASTE PRIJS WAREN GESTELD EN DRIE PRIJZEN ALS MINIMUMPRIJS . TWEE AFZONDERLIJKE PRIJZEN WERDEN VASTGESTELD VOOR EEN VERPAKKING VAN 50 STUKS .
( 60 ) MET HET OOG OP DE PRIJSVERHOGING DEDEN DE CONTRACTANTEN BIJ DE SSI OPGAVEN VAN DE MERKEN SIGARETTEN EVENALS VAN HUN KLEINHANDELSPRIJS , WELKE ZIJ IN HUN ASSORTIMENT ZOUDEN VOEREN EN VERBONDEN ZICH TOT HET RESPECTEREN VAN EEN " CONTROLEPERIODE " VAN ONGEVEER DRIE MAANDEN , BEHOUDENS MET BETREKKING TOT TWEE PRECIES GEREGELDE UITZONDERINGSGEVALLEN .
( 61 ) BOVENDIEN VERBONDEN DE CONTRACTANTEN ER ZICH TOE HUN VERKOPEN DUSDANIG TE BEHEERSEN DAT DEZE GEMIDDELD PER MAAND GEDURENDE DE " CONTROLEPERIODE " NIET GROTER ZOUDEN ZIJN DAN 110 % OF 125 % ( NAAR GELANG VAN DE PRIJSKLASSE ) VAN VROEGERE MAANDGEMIDDELDEN . EEN AFWIJKENDE REGELING WERD VOORZIEN MET BETREKKING TOT TWEE FABRIKANTEN .
( 62 ) DE MARGE VOOR VERKOPEN ( PER 1 000 STUKS ) AAN GROSSIERS WAS VASTGESTELD OP 10,92 % OFWEL 11,14 % ; DE MARGE VOOR VERKOPEN ( PER 1 000 STUKS ) RECHTSTREEKS AAN WINKELIERS WERD VASTGESTELD OP 10,70 % .
( 63 ) EEN MINIMUM AFNAMEVERPLICHTING ( 10 000 , 15 000 OF 20 000 SIGARETTEN NAAR GELANG VAN DE FABRIKANT ) WERD OPGELEGD VOOR LEVERINGEN DOOR DE FABRIKANT RECHTSTREEKS AAN WINKELIERS . VOOR LEVERINGEN AAN GROSSIERS MOCHT SLECHTS EEN INKOOPPRIJS WORDEN AANGEREKEND ONGEACHT HET KWANTUM .
( 64 ) DE OVEREENKOMST HIELD MET INGANG VAN 12 AUGUSTUS 1974 EVENEENS DE EXTRA VERGOEDING AD 60 CENT PER 1 000 SIGARETTEN IN VOOR ERKENDE SPECIAALZAKEN .
( 65 ) VOOR LEVERINGEN AAN GROSSIERS , ERKEND VOLGENS DE OVEREENKOMST INZAKE ERKENNING VAN GROSSIERS VAN DECEMBER 1971/FEBRUARI 1972 , WERD MET INGANG VAN 12 AUGUSTUS 1974 DE TOEKENNING VAN EEN EXTRA VERGOEDING AD 0,04 FL . PER 1 000 SIGARETTEN VOORZIEN .
B ) DE PRIJSOVEREENKOMST VAN 7 NOVEMBER 1975
( 66 ) DEZE OVEREENKOMST WERD ONDERTEKEND DOOR ALLE DEELNEMERS VAN DE SSI EN HIELD MET INGANG VAN 3 NOVEMBER 1975 EEN PRIJSVERHOGING IN VAN DE KLEINHANDELSPRIJS VAN SIGARETTEN MET 25 CENT PER PAKJE VAN 25 STUKS . DEZE OVEREENKOMST TRAD IN WERKING OP 1 SEPTEMBER 1975 EN WAS GELDIG TOT EN MET 31 JANUARI 1976 . DEZE GELDIGHEIDSDUUR WERD IN OVERLEG MET HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN VOLDOENDE GEACHT OM DE NIEUWE PRIJZEN OP DE MARKT INGANG TE DOEN VINDEN . DE OVEREENKOMST WAS ONOPZEGBAAR . VOLGENS DE SSI HAD DE INDUSTRIE WEGENS VERDERE KOSTENSTIJGINGEN SLECHTS EEN VERHOGING MET 15 CENT GEVRAAGD , MAAR HAD DE OVERHEID AANGEDRONGEN OP EEN VERHOGING MET 25 CENT WEGENS BUDGETAIRE REDENEN ALSMEDE TEN EINDE DE HANDEL VAN EEN VERHOGING MET 10 CENT TE KUNNEN LATEN GENIETEN .
( 67 ) HET NIEUWE SCHEMA VAN KLEINHANDELSPRIJZEN VAN SIGARETTEN BESTOND UIT ELF VERSCHILLENDE PRIJSKLASSEN , WAARVAN VOOR ACHT PRIJSKLASSEN EEN VASTE PRIJS WERD GESTELD EN VOOR DRIE PRIJSKLASSEN EEN MINIMUMPRIJS .
( 68 ) DE CONTRACTANTEN DIENDEN EVENEENS ( ZOALS IN PARAGRAAF 60 ) OPGAVE TE DOEN VAN HUN MERKENASSORTIMENT EN VERBONDEN ZICH TOT HET RESPECTEREN VAN EEN " CONTROLEPERIODE " VAN ONGEVEER DRIE MAANDEN , BEHOUDENS MET BETREKKING TOT WELBEPAALDE UITZONDERINGSGEVALLEN .
( 69 ) BOVENDIEN VERBONDEN DE CONTRACTANTEN ER ZICH TOE HUN VERKOPEN DUSDANIG TE BEHEERSEN DAT DEZE GEMIDDELD PER MAAND GEDURENDE DE " CONTROLEPERIODE " NIET GROTER ZOUDEN ZIJN DAN 110 % VAN HET VROEGER MAANDGEMIDDELDE . EEN AFWIJKENDE REGELING WERD GETROFFEN MET BETREKKING TOT EEN MERK .
( 70 ) EEN AANVULLENDE GEDETAILLEERDE REGELING INZAKE DE BEPERKING VAN DE VERKOPEN VAN SIGARETTEN DOOR CONTRACTANTEN EN VERKOPEN TEGEN EEN " NIEUWE PRIJS " WAS OPGENOMEN IN DEZE OVEREENKOMST . IN GEVAL VAN OVERSCHRIJDING VAN DE VOORZIENE HOEVEELHEDEN WERD EEN SANCTIE VOORZIEN DIE BESTOND UIT EEN BOETE VAN 10 ,- FL . VERSCHULDIGD AAN DE SSI VOOR IEDERE 1 000 SIGARETTEN WELKE BOVEN DE TOEGESTANE HOEVEELHEDEN WERDEN VERKOCHT . VOLGENS DE SSI IS DEZE SANCTIE EEN DODE LETTER GEBLEVEN .
( 71 ) DE MARGE VAN VERKOPEN ( PER 1 000 STUKS ) AAN GROSSIERS WERD VASTGESTELD OP 10,92 % + 0,043 FL . EN 11,14 % + 0,043 FL . , DE MARGE VOOR VERKOPEN ( PER 1 000 STUKS ) RECHTSTREEKS AAN WINKELIERS WERD VASTGESTELD OP 10,7 % .
( 72 ) EEN MINIMUM AFNAMEVERPLICHTING ( 10 000 , 15 000 OF 20 000 SIGARETTEN NAAR GELANG VAN DE FABRIKANT ) WERD OPGELEGD VOOR LEVERINGEN DOOR DE FABRIKANT RECHTSTREEKS AAN WINKELIERS . VOOR LEVERINGEN AAN GROSSIERS MOCHT SLECHTS EEN INKOOPPRIJS WORDEN AANGEREKEND ONGEACHT HET KWANTUM .
C ) DE PRIJSOVEREENKOMST VAN 1978
( 73 ) IN HET KADER VAN DE PRIJSVERHOGING VAN 1 FEBRUARI 1978 WERD EEN PRIJSOVEREENKOMST GESLOTEN DIE GELDIG WAS VAN 1 FEBRUARI 1978 TOT EN MET 30 APRIL 1978 . DE PRIJSVERHOGING BEDROEG 35 CENT PER PAKJE VAN 25 STUKS EN WERD DOORGEVOERD VOLGENS DE REKENING-COURANTFORMULE ( ZIE PARAGRAAF 95 ) EN VOND PLAATS OP VERZOEK VAN DE OVERHEID EN IN DE VORM VAN EEN ACCIJNS - EN BTW-VERHOGING , WAARBINNEN RUIMTE WERD GELATEN VOOR DOORBEREKENING VAN KOSTENSTIJGINGEN BIJ HANDEL EN INDUSTRIE .
( 74 ) MET HET OOG OP DEZE PRIJSVERHOGING STELDE DE SSI AAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN ONDER MEER DE VOLGENDE MAATREGELEN VOOR IN DE ZIN VAN DE VROEGERE PRIJSOVEREENKOMSTEN ; VERBINTENIS OM GEEN PRIJSVERLAGINGEN TOE TE PASSEN , BEPERKING VAN DE AF TE ZETTEN HOEVEELHEDEN , GEEN INTRODUCTIE VAN NIEUWE MERKEN , GEEN INVOERING VAN NIEUWE VERPAKKINGSEENHEDEN .
VOLGENS DE SSI WAS DOOR HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN AANGEGEVEN DAT MAATREGELEN ANALOOG MET DE REGELINGEN IN 1974 EN 1975 WENSELIJK WERDEN GEACHT . IMPERIAL TOBACCO ( HOLLAND ) BV HEEFT ONTKEND OP ENIGE WIJZE BETROKKEN TE ZIJN GEWEEST BIJ DE BESPREKINGEN , DIE TUSSEN DE SSI EN DE OVERHEID WERDEN GEVOERD . WEL HEEFT DEZE ONDERNEMING DEZELFDE PRIJSVERHOGING TOEGEPAST ALS DE DEELNEMERS VAN DE SSI . ALHOEWEL DE LEDEN VAN DE SSI ZICH HADDEN BEREID VERKLAARD DE VOORGESTELDE MAATREGELEN TE HANDHAVEN VOOR EEN PERIODE VAN MAXIMAAL NEGEN MAANDEN ( DERHALVE TOT EN MET 31 OKTOBER 1978 ) , DEELDE DE OVERHEID AAN DE SSI MEDE DAT ZIJ AKKOORD GING MET DEZE MAATREGELEN , MAAR DE DUUR ERVAN WILDE BEPERKEN TOT DRIE MAANDEN ( TOT EN MET 30 APRIL 1978 ) . PER 29 MEI 1978 DEELDE DE SSI DAARENTEGEN AAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN SCHRIFTELIJK MEDE DAT ZIJ MEENDE NIET TE KUNNEN MEEWERKEN AAN EEN VERLENGING VAN DEZE PERIODE , GEZIEN DE REPERCUSSIES OP HET DOMEIN VAN DE MEDEDINGING . DE INDUSTRIE BESCHOUWDE DE NIEUWE PRIJS INMIDDELS ALS " GESETTLED " .
( 75 ) HET SCHEMA VAN VERHOOGDE KLEINHANDELSPRIJZEN BEVATTE ZEVEN VERSCHILLENDE PRIJSKLASSEN , WAARVAN VOOR ZES PRIJSKLASSEN EEN VASTE PRIJS WERD GESTELD EN VOOR EEN PRIJSKLASSE EEN MINIMUMPRIJS . DE BEOOGDE PRIJSVERHOGING WAS ECHTER NIET IN ALLE PRIJSKLASSEN TERUG TE VINDEN .
VOLGENS DE SSI WAS DIT TE WIJTEN AAN DE VOLGENDE OMSTANDIGHEDEN :
- HET OVERLEG OVER EEN PRIJSVERHOGING VOND STEEDS PLAATS OP BASIS VAN DE KOSTENSTIJGING OF DE NIEUWE BELASTINGDRUK PER 1 000 SIGARETTEN ;
- HERLEIDING VAN DE PRIJS VAN 1 000 SIGARETTEN VOND IN HOOFDZAAK PLAATS NAAR PAKJES MET 20 EN MET 25 SIGARETTEN ;
- PRIJZEN PER PAKJE DIENDEN ALTIJD OP 5 CENT TE WORDEN AFGEROND , TERWIJL DE TOEGESTANE HOEVEELHEDEN WETTELIJK ZIJN BEPERKT TOT 100 , 50 , 25 , 20 , 10 EN 5 STUKS .
2.2 . DE OVEREENKOMST INZAKE GEDRAGSREGELS SIGARETTEN VAN 23 APRIL 1975 ( 15 )
( 76 ) ALHOEWEL ALLE LEDEN VAN DE SSI IN DEZE OVEREENKOMST ZIJN VERMELD , WERD ZIJ SLECHTS DOOR BRITISH-AMERICAN TOBACCO CO . ( NEDERLAND ) BV , SIGARETTENFABRIEK ED . LAURENS BV , KONINKLIJKE BEDRIJVEN THEORORUS NIEMEYER BV EN TURMAC TOBACCO CO . BV ONDERTEKEND . R . J . REYNOLDS TOBACCO BV HEEFT DEZE OVEREENKOMST NIET ONDERTEKEND , OMDAT ER NAAR ZIJ BEWEERDE GEEN ENKELE BEHOEFTE AAN BESTOND . ALHOEWEL TABAKSFABRIEK GRUNO GEEN PARTIJ WAS BIJ DEZE OVEREENKOMST , PASTE DEZE FABRIKANT DEZELFDE INTRODUCTIEKORTINGEN TOE ALS DEZE VOORZIEN IN DE OVEREENKOMST . VOLGENS DE SSI MEENDEN DE CONTRACTANTEN TE GOEDER TROUW DAT DEZE GEDRAGSREGELS NOODZAKELIJK WAREN IN HET KADER VAN DE MET DE OVERHEID OVEREENGEKOMEN MARGEREGELS . DE OVEREENKOMST WERD OPGEZEGD OP 9 JUNI 1976 OP GROND VAN INGEWONNEN JURIDISCH ADVIES .
( 77 ) DE CONTRACTANTEN KWAMEN OVEREEN DAT ZIJ , BUITEN DE OVEREENGEKOMEN MARGES EN EVENTUEEL OVEREENGEKOMEN EXTRA KORTINGEN , DE ZOGENAAMDE PRIMAIRE HANDELS - EN INTRODUCTIEKORTINGEN , IN HET KADER VAN DE AFZET VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND , GEEN ENKELE VERGOEDING ZOUDEN GEVEN , IN WELKE VORM DAN OOK , BEHOUDENS HETGEEN WERD VOORZIEN IN DEZE OVEREENKOMST EN DAT ELKE HANDELING , WELKE EEN ELEMENT VAN VERGOEDING KON INHOUDEN , ACHTERWEGE MOEST BLIJVEN . IN HET BIJZONDER WAS HET VERBODEN IN TE GAAN OP VERZOEKEN TOT HET VERKRIJGEN VAN EXTRA KORTINGEN UITGAANDE VAN GROTE AFNEMERS . ER WERD BOVENDIEN BESLOTEN DAT DE DEELNEMERS EROP ZOUDEN TOEZIEN , DAT IN HET VERKOOPBUDGET GEEN RUIMTE ZOU WORDEN GELATEN VOOR EXTRA VERGOEDINGEN .
( 78 ) BIJ DE INTRODUCTIE VAN NIEUWE MERKEN KONDEN UITSLUITEND DE VOLGENDE KORTINGEN WORDEN GEGEVEN :
- AAN GROSSIERS :
" MAXIMAAL DRIE PAKJES VAN 20 OF 25 STUKS PER 1 000 SIGARETTEN OF DE BANDEROLLEWAARDE OP DE FACTUUR IN GELD - DUS NIET IN EEN PERCENTAGE - UITGEDRUKT " ;
- AAN WINKELIERS :
" MAXIMAAL TWEE PAKJES VAN 20 OF 25 STUKS OF DE BANDEROLLEWAARDE VAN DE BETREFFENDE PAKJES OP DE FACTUUR ZOALS BIJ GROSSIERS " .
DE INTRODUCTIEKORTING KON TEN HOOGSTE WORDEN GEGEVEN GEDURENDE DE EERSTE VIER WEKEN VAN AFLEVERING EN OP GEEN ENKELE WIJZE ZOU MELDING WORDEN GEMAAKT VAN EEN INTRODUCTIEKORTING IN PROCENTEN .
MET BETREKKING TOT " CAR-SALES " WERDEN DE DEELNEMERS BEPAALDE MAXIMUM KORTINGSPERCENTAGES OPGELEGD .
( 79 ) DE VOLGENDE BIJKOMENDE VERBINTENISSEN WERDEN AANGEGAAN :
- DE VERKOOP VAN SIGARETTEN IN CONSIGNATIE WAS NIET TOEGESTAAN ;
- BIJ HET GEHEEL UIT DE VERKOOP NEMEN VAN EEN MERK WAS HET EEN CONTRACTANT TOEGESTAAN AAN DE BETREFFENDE GROSSIERS EEN VERGOEDING TE GEVEN VAN MAXIMAAL 0,50 FL . PER 1 000 TERUGGENOMEN SIGARETTEN TER BESTRIJDING VAN DE AAN TERUGLEVERING VAN SIGARETTEN VERBONDEN KOSTEN ;
- LUCIFERS MOCHTEN NIET WORDEN GELEVERD , NOCH TEGEN KOSTPRIJS , NOCH GRATIS ;
- OP GENERLEI WIJZE MOCHTEN TRANSPORTVERGOEDINGEN WORDEN GEGEVEN .
( 80 ) DOOR DE SSI WERD EROP TOEGEZIEN DAT DE GEDRAGSREGELS DOOR DE DEELNEMERS WERDEN NAGELEEFD .
IN GEVAL VAN TWIJFEL OMTRENT HET AL DAN NIET IN STRIJD ZIJN VAN EEN HANDELING MET DE BEDOELING VAN DE GEDRAGSREGELS , WAS EEN CONTRACTANT VERPLICHT VOORAF HET ADVIES IN TE WINNEN VAN DE VOORZITTER VAN DE SSI , DIE ZIJN OORDEEL ZOU MEDEDELEN AAN DE BETROKKEN FABRIKANT EN DE OVERIGE CONTRACTANTEN .
INDIEN EEN CONTRACTANT MEENDE DAT EEN HANDELING VAN EEN MEDECONTRACTANT IN STRIJD WAS MET DE BEDOELING VAN DE GEDRAGSREGELS , KON HIJ DE VOORZITTER VAN DE SSI VERZOEKEN TER ZAKE EEN UITSPRAAK TE DOEN . DE BESLISSING VAN DE VOORZITTER ZOU BINDEND ZIJN EN AAN ALLE CONTRACTANTEN WORDEN MEDEGEDEELD .
2.3 . DE OVEREENKOMSTEN INZAKE ERKENNING VAN GROSSIERS ( VOOR DE RAAMOVEREENKOMST )
A ) DE OVEREENKOMST VAN DECEMBER 1971/FEBRUARI 1972
( 81 ) DEZE OVEREENKOMST WERD ONDERTEKEND DOOR ALLE DEELNEMERS VAN DE SSI EVENALS DOOR TABAKSFABRIEK GRUNO BV . ZIJ WERD GESLOTEN VOOR ONBEPAALDE TIJD EN VERVIEL PER 1 FEBRUARI 1978 NA HET SLUITEN VAN DE RAAMOVEREENKOMST VAN 20 DECEMBER 1976 . ZIJ IS LUIDENS DE SSI " TOT STAND GEKOMEN OP UITDRUKKELIJK VERZOEK VAN DE GROSSIERSORGANISATIES " , DIE LUIDENS DE TEKST VAN DE OVEREENKOMST WENSTEN TE KOMEN TOT " EEN REGELING , WELKE TOT DOEL HAD EEN ONGEZONDE MARGECONCURRENTIE TE VOORKOMEN " EN TOT BEPAALDE ERKENNINGSNORMEN .
( 82 ) DEZE OVEREENKOMST BEPAALDE ONDER MEER DE VOLGENDE CRITERIA WAARAAN GROSSIERS DIENDEN TE VOLDOEN TEN EINDE ERKEND TE WORDEN :
- HANDEL DRIJVEN IN EIGEN NAAM EN VOOR EIGEN REKENING ,
- LEVERING AAN MINIMAAL VIJFTIG KLEINHANDELSVERKOOPUNTEN ,
- TEN MINSTE 80 % VAN HET MERKENASSORTIMENT VAN DE CONTRACTANTEN VOEREN ,
- MINIMUMJAAROMZET VAN 25 MILJOEN IN VAN DE CONTRACTANTEN AFKOMSTIGE SIGARETTEN .
VOLGENS DE SSI WERD OVER DEZE ERKENNINGSREGELS UITVOERIG OVERLEG GEVOERD DOOR ALLE BETROKKENEN MET HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN .
( 83 ) DE ERKENNING GESCHIEDDE DOOR DE " ERKENNINGSCOMMISSIE " WAARIN UITSLUITEND VERTEGENWOORDIGERS VAN DE CONTRACTANTEN EN DE SSI ZETELDEN . TEGEN EEN BESLISSING VAN DE ERKENNINGSCOMMISSIE KON BEROEP WORDEN AANGETEKEND BIJ DE COMMISSIE VAN BEROEP , DIE BESTOND UIT LEDEN DIE GEEN BINDING HADDEN MET DE SIGARETTENINDUSTRIE .
DE ERKENNING HAD EEN JAARLIJKS KARAKTER EN WAS VOORWAARDELIJK GEDURENDE DE PERIODE DAT DE MINIMUMOMZET NIET WERD BEHAALD .
( 84 ) PER 21 DECEMBER 1971 WERD DOOR DE SSI NAMENS DE CONTRACTANTEN VAN DEZE OVEREENKOMST AAN DE " AFNEMERS MET GROSSIERSCONDITIE " MEDEGEDEELD DAT MET INGANG VAN 1 JANUARI 1972 DE GROSSIERSMARGE VAN 10,92 % WERD VERHOOGD MET 0,22 % VOOR GESPECIALISEERDE GROSSIERS IN TABAKSFABRIKATEN , DIE ZICH BIJ OVEREENKOMST TEGENOVER INDIVIDUELE FABRIKANTEN VERPLICHTEN AAN HUN AFNEMERS GEEN HOGERE KORTING TE VERLENEN DAN 10,5 % .
B ) DE OVEREENKOMSTEN TUSSEN FABRIKANT EN ERKENDE GROSSIER IN SIGARETTEN INZAKE KORTING EN DE OVERIGE VERKOOPVOORWAARDEN ( STANDAARDFORMULIER )
( 85 ) IN DEZE STANDAARDOVEREENKOMST WERD TUSSEN FABRIKANT EN GROSSIER ONDER MEER HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
1 . " DE GROSSIER VERPLICHT ZICH TOT NALEVING VAN DE VERKOOPVOORWAARDEN DIE DE FABRIKANT VOOR HEM HEEFT VASTGESTELD , ZOALS DEZE THANS LUIDEN EN MET INBEGRIP VAN EVENTUELE TOEKOMSTIGE WIJZIGINGEN ... ;
2 . DE GROSSIER ONTVANGT IN PLAATS VAN DE NORMALE GROSSIERSKORTING AD 10,92 % EEN KORTING VAN 11,14 % VAN DE KLEINHANDELSPRIJS , ONDER DE VOORWAARDE , DAT HIJ BIJ LEVERING VAN SIGARETTEN AAN ZIJN AFNEMERS GEEN HOGERE KORTING VERLEENT DAN 10,5 % . " .
( 86 ) DE GROSSIERS WERDEN DAARENBOVEN VERPLICHT HUN ADMINISTRATIE ZODANIG IN TE RICHTEN DAT ZIJ KONDEN AANTONEN DE BEPALINGEN VAN DEZE OVEREENKOMST TE HEBBEN NAGELEEFD . EEN ONAFHANKELIJKE DERDE WERD AANGESTELD OM , NA MACHTIGING DOOR EEN FABRIKANT , IN AFZONDERLIJKE GEVALLEN OVERTREDINGEN OP TE SPOREN EN TE RAPPORTEREN BIJ EEN COMMISSIE VAN ADVIES .
ALS MOGELIJKE MAATREGELEN WERDEN VOORZIEN :
A ) HET DOEN STORTEN VAN EEN WAARBORGSOM TOT MAXIMUM 10 000 FL . , DIE IN GEVAL VAN HERHALING VAN DE OVERTREDING GEHEEL OF TEN DELE WERD VERBEURD ;
B ) VERLAGING VAN DE KORTING MET 0,22 % VOOR EEN TE BEPALEN TERMIJN .
( 87 ) VOLGENS DE SSI WERDEN DEZE OVEREENKOMSTEN TUSSEN FABRIKANTEN EN ERKENDE GROSSIERS OPGEZEGD INGEVOLGE DE OPZEGGING VAN DE OVEREENKOMST VAN DECEMBER 1971/FEBRUARI 1972 .
D . OVERLEG TUSSEN DE OVERHEID , DE SSI EN DE HANDEL
1 . ALGEMEEN
( 88 ) IN HET KADER VAN DE IN NEDERLAND VIGERENDE WETGEVING EN REGLEMENTERING STREEFDE DE NEDERLANDSE OVERHEID , OP HET OGENBLIK DAT DE BANDEROLLEPRIJS EN HANDELSMARGES VOOR WEDERVERKOPERS VAN SIGARETTEN WERDEN VERHOOGD , DOELEINDEN NA VAN FISCAAL-BUDGETAIRE POLITIEK ( D.W.Z . MAXIMALE BELASTINGOPBRENGST ) , VAN INFLATIEBEHEERSENDE PRIJZENPOLITIEK ( D.W.Z . SLECHTS DOORBEREKENING VAN WERKELIJKE KOSTENSTIJGINGEN VAN DE INDUSTRIE BEREKEND OP BASIS VAN BRANCHEGEMIDDELDEN ) ALSMEDE VAN SOCIAAL-ECONOMISCHE AARD ( D.W.Z . TER HANDHAVING VAN EEN RENTABILITEITSPOSITIE VAN GROOT - EN KLEINHANDEL ) . TE DIEN EINDE WERD TUSSEN DE OVERHEID , INDUSTRIE EN/OF HANDEL OVERLEG GEVOERD , WAARBIJ DOOR DE OVERHEID INDICATIES WERDEN GEGEVEN OMTRENT DE VOOR HAAR AANVAARDBAAR GEACHTE EN ZELFS GEWENSTE VERDELING TUSSEN INDUSTRIE EN HANDEL VAN DE TOTALE BESCHIKBARE RUIMTE IN DE NIEUWE BANDEROLLEPRIJS NA AFTREK VAN HET BELASTINGGEDEELTE . DE OVERHEID WILDE IMMERS VOORKOMEN DAT DE DOORBEREKENING VAN KOSTENSTIJGINGEN BIJ DE INDUSTRIE - UITGAANDE VAN DE BANDEROLLEPRIJS EN DE RUIMTE VOOR DE INDUSTRIE - WEL , EN BOVENDIEN GEDURENDE GERUIMTE TIJD , ZOU PLAATSVINDEN EN BIJ DE HANDEL NIET OF ONVOLLEDIG .
DE OVERHEID IS TROUWENS DE MENING TOEGEDAAN DAT HET OVERLEG TUSSEN HAAR EN DE INDUSTRIE " ALS UITVLOEISEL VAN HET DOOR DE OVERHEID GEVOERDE PRIJSBELEID EN ALS MIDDEL OM AAN DAT BELEID OP DOELMATIGE WIJZE GESTALTE TE GEVEN ONMISBAAR IS " .
DOOR HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN WERD IN ZIJN BRIEF VAN 20 JULI 1981 AAN DE COMMISSIE UITDRUKKELIJK GESTELD DAT HET GEBRUIKELIJK IS , DAT DE VERWACHTE VERHOGING VAN DE BANDEROLLEPRIJS IN DE " MEMORIE VAN TOELICHTING OP DE WET " , WELKE EEN VERHOGING VAN DE TABAKSACCIJNS VOORZIET , STAAT VERMELD , TERWIJL DE PGD DE TOEGESTANE MAXIMUMVERHOGING VAN DE PUBLIEKSPRIJS AANGEEFT . NOCH DE AANDUIDING IN DE MEMORIE VAN TOELICHTING NOCH DE INDICATIES , WELKE DOOR DE OVERHEID WERDEN GEGEVEN OVER DE VERDELING VAN DE BESCHIKBARE RUIMTE TUSSEN INDUSTRIE EN HANDEL , HEBBEN ECHTER ENIGE JURIDISCHE WAARDE .
DIT BETEKENDE WEL DAT , WANNEER DE VERDELING VAN DE RUIMTE DUIDELIJK IN STRIJD ZOU ZIJN MET HET PRIJSBELEID VAN DE OVERHEID , TOT AFKONDIGING VAN EEN SECTORBESCHIKKING VOOR SIGARETTEN ZOU ZIJN OVERGEGAAN . DE NOODZAAK TOT HET AFKONDIGEN VAN DERGELIJKE BESCHIKKING HEEFT ZICH ECHTER TOT 1981 NIET VOORGEDAAN .
( 89 ) ALS GEVOLG VAN DE TOEPASSING VAN HOGE BELASTINGTARIEVEN , DIE ONGEVEER 70 % VAN DE BANDEROLLEPRIJS UITMAKEN , ALSMEDE VAN DE INDIVIDUEEL GELDENDE MAXIMA DER TOELAATBARE BANDEROLLEPRIJZEN EN HANDELSMARGES , WAS SLECHTS EEN BEPERKTE RUIMTE VOOR DE VASTSTELLING VAN DE BANDEROLLEPRIJS DOOR DE INDUSTRIE BESCHIKBAAR . UITSPLITSING VAN DE OPBRENGST VAN SIGARETTEN ( PER 1 000 STUKS ) UIT DE POPULAIRE PRIJSKLASSE GEEFT HET VOLGENDE BEELD :
*VOOR 1 JANUARI 1980*VAN 1 JANUARI 1980 TOT 14 FEBRUARI 1981*NA 15 FEBRUARI 1981*
BANDEROLLEPRIJS*104 FL . ( 100 % ) *120 FL . ( 100 % ) *130 FL . ( 100 % ) *
BELASTINGGEDEELTE*72 FL . ( 69,23 % ) *86 FL . ( 71,67 % ) *94,50 FL . ( 72,69 % ) *
INDUSTRIE EN HANDEL*32 FL . ( 30,77 % ) *34 FL . ( 28,33 % ) *35,50 FL . ( 27,31 % ) *
NA HET DOORVOEREN VAN EEN ALGEMENE VERHOGING VAN DE BANDEROLLEPRIJS VAN SIGARETTEN HEEFT DE INDUSTRIE IN HET VERLEDEN NIET DE MOGELIJKHEID GEHAD OM GEDURENDE EEN PERIODE VAN EEN TOT TWEE JAAR EEN NIEUWE PRIJSVERHOGING DOOR TE VOEREN . TUSSENTIJDSE INDIVIDUELE PRIJSVERHOGINGEN BLEKEN EVENMIN MOGELIJK TE ZIJN .
( 90 ) WANNEER DOOR DE OVERHEID EEN ALGEMENE VERHOGING VAN DE BANDEROLLEPRIJS VAN SIGARETTEN WERD TOEGESTAAN , HADDEN DE FABRIKANTEN HET RECHT DE INDIVIDUEEL TOEGELATEN MAXIMUMVERHOGINGEN DOOR TE VOEREN , MAAR WAREN ZIJ NIET VERPLICHT DIT IN FEITE OOK TE DOEN . ZIJ WAREN ECHTER WEL HET VERHOOGDE BELASTINGGEDEELTE AAN DE OVERHEID VERSCHULDIGD .
2 . OVERLEG IN HET KADER VAN DE VERSCHILLENDE OVEREENKOMSTEN
( 91 ) DE IN DE OORSPRONKELIJKE MEDEDELING VAN PUNTEN VAN BEZWAAR BEHANDELDE AANGEMELDE EN NIETAANGEMELDE OVEREENKOMSTEN ALSMEDE DE IN DE AANVULLENDE MEDEDELING VAN PUNTEN VAN BEZWAAR AANGEGEVEN OVEREENKOMSTEN ZIJN AANGEGAAN TUSSEN FABRIKANTEN/IMPORTEURS VAN SIGARETTEN EN/OF VERENIGINGEN VAN FABRIKANTEN/IMPORTEURS , GROOT - OF KLEINHANDELAREN VAN SIGARETTEN , ZONDER DAT DE NEDERLANDSE OVERHEID DAARBIJ PARTIJ WAS . VOLGENS DE OVERHEID KUNNEN DE PRIJSOVEREENKOMSTEN EN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN " NIET WORDEN BESCHOUWD ALS EEN WEERGAVE VAN OVEREENKOMSTEN MET DE OVERHEID . ER IS SLECHTS SPRAKE VAN MAXIMALE PRIJZEN EN MARGES WAARBINNEN DE SPEELRUIMTE VAN DE FABRIKANTEN ZEER BEPERKT IS OF IN HET GEHEEL NIET AANWEZIG IS . DE PRIJSOVEREENKOMSTEN MOETEN NIET WORDEN BESCHOUWD ALS EEN ESSENTIEEL ONDERDEEL VAN DE INTEGRATIE VAN DE ACCIJNSOPBRENGST IN DE FINANCIEEL MONETAIRE POLITIEK VAN DE OVERHEID . DE OVEREENKOMST INZAKE GEDRAGREGELS VAN 1976 WAS OP GENERLEI WIJZE ... NOODZAKELIJK ALS UITVLOEISEL VAN DE MARGEREGELS ... " .
DOOR DE OVERHEID WERD BOVENDIEN UITDRUKKELIJK GESTELD DAT " MET UITZONDERING VAN HET OVERLEG OVER DE VOORTZETTING VAN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN IN 1977 EN 1979 , ... , DE OVERHEID NIET MET DE DEELNEMERS VAN DE SSI HEEFT " OVERLEGD " OVER , NOCH HEN HEEFT " AANGESPOORD " TOT HET TREFFEN VAN BEDOELDE OVEREENKOMSTEN OF MAATREGELEN " . DE SSI HEEFT TROUWENS TIJDENS DE HOORZITTING VAN 29 NOVEMBER 1979 ERKEND DAT DE AANGEVOCHTEN OVEREENKOMSTEN VAN PRIVAATRECHTELIJKE AARD WAREN EN DAT ER VAN DE ZIJDE VAN DE OVERHEID GEEN ENKELE WETTELIJKE VERPLICHTING WAS OPGELEGD OM DIE OVEREENKOMSTEN ZO IN TE RICHTEN ALS IN FEITE GESCHIEDDE .
( 92 ) WAT DE RAAMOVEREENKOMST-SSI VAN 20 DECEMBER 1976 BETREFT , WORDT VERWEZEN NAAR HETGEEN IN VERBAND MET HET OVERLEG MET DE OVERHEID WERD VERMELD IN DE PARAGRAFEN 33 TOT EN MET 40 .
( 93 ) WAT DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN BETREFT , DIENT TE WORDEN VERMELD DAT DEZE IS TOT STAND GEKOMEN IN DE CONTEXT VAN DE ONDERHANDELINGEN ROND DE PRIJSVERHOGING VAN 1974 . NA EEN MISLUKTE POGING VAN DE SPECIAALZAKEN IN 1971 OM EEN REGELING TOT STAND TE BRENGEN , HEBBEN ZIJ IN 1974 EEN NIEUW INITIATIEF GENOMEN EN HEBBEN GEVRAAGD AAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EEN STRUCTUURVERBETERING TOT STAND TE BRENGEN DIE DE SPECIAALZAKEN IN STAAT ZOUDEN STELLEN OM ZICH ONDER MEER TEGENOVER DE STEEDS STERKER WORDENDE SUPERMARKTEN TE WEREN . DIT LEIDDE ERTOE DAT NA GEMEENSCHAPPELIJK OVERLEG TUSSEN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN , DE SSI EN DE NSO DE BONUSREGELING TOT STAND KWAM , WELKE DE INSTEMMING KREEG VAN ALLE BETROKKEN PARTIJEN , INBEGREPEN DE GROOTHANDEL . IN 1974 EN 1975 WERD HET BEDRAG VAN DE BONUS BESCHOUWD ALS EEN EXTRA BEDRAG , DAT NIET ONDER DE PGD VIEL EN GEHEEL TEN LASTE VIEL VAN DE INDUSTRIE . VOLGENS DE SSI HEEFT DE OVERHEID IN 1978 EENZIJDIG DE BONUS ALS ONDERDEEL VAN DE HANDELSMARGE BEHANDELD , HETGEEN DE ONDERHANDELINGEN MET DE GROOTHANDELSORGANISATIES TEN ZEERSTE BEMOEILIJKT ZOU HEBBEN .
( 94 ) WAT DE PRIJSVERHOGING VAN 1974 BETREFT , WERD HET MINISTERIE VAN FINANCIEN - GELET OP HET FEIT DAT ER GEEN BELASTINGVERHOGING WERD BEOOGD - SLECHTS OP DE HOOGTE GEHOUDEN VAN DE ONDERHANDELINGEN DIE TUSSEN DE SSI EN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN WERDEN GEVOERD . DIT MINISTERIE WAS WEGENS DE BELANGEN VAN DE HANDEL VANUIT HET OOGPUNT VAN HET MIDDENSTANDSBELEID RECHTSTREEKS GEINTERESSEERD . HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN VOERDE GELIJKTIJDIG BESPREKINGEN MET DE SSI EN DE GROOT - EN KLEINHANDEL .
( 95 ) WAT DE PRIJSVERHOGING VAN 1975 BETREFT , WERD DOOR DE SSI ZOWEL MET HET MINISTERIE VAN FINANCIEN ALS MET HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN OVERLEG GEPLEEGD . DE OORSPRONKELIJK BEOOGDE BELASTINGVERHOGING WERD ECHTER NIET DOORGEVOERD . IN DE LOOP VAN DE BESPREKINGEN MET HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN WERD DE REKENING-COURANTVERHOUDING GESCHAPEN , DIE ERTOE DIENT TE VERMIJDEN DAT DE CONTRACTANTEN ONNODIG NADEEL LIJDEN TEN OPZICHTE VAN PRODUCENTEN IN ANDERE BRANCHES DOOR DE GECOMBINEERDE WERKING VAN HET ACCIJNSSTELSEL EN DE PGD . VOLGENS DE SSI WERD TUSSEN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE SSI DE VOLGENDE FORMULERING OPGESTELD :
" DEZE PRIJSVERHOGING GELDT ONDER DE VOORWAARDE DAT DE SIGARETTENINDUSTRIE GEDURENDE EEN JAAR NA DE DATUM VAN INGANG VAN DE VERHOGING - BEHOUDENS BIJZONDERE ONTWIKKELINGEN - GEEN AANSPRAAK MAAKT OP EEN NIEUWE VERHOGING UIT HOOFDE VAN KOSTENSTIJGINGEN GEDURENDE DIT JAAR .
TIJDIG VOOR HET EINDE VAN DAT JAAR ZAL OVERLEG WORDEN GEPLEEGD OVER DE VRAAG OF DE KOSTENSTIJGING SINDS 1974 - UITGAANDE VAN HETGEEN IS NEERGELEGD IN DE BRIEF VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE D.D . 6 JUNI 1975 - AL DAN NIET EEN VERLENGING VAN DE PERIODE RECHTVAARDIGT . HIERBIJ ZAL REKENING WORDEN GEHOUDEN MET DE DERVING VAN OPBRENGST DOOR DE INDUSTRIE ALS GEVOLG VAN DE AANVANKELIJK DOOR TE VOEREN PRIJSVERHOGING PER 1 SEPTEMBER 1975 . " .
DE ELEMENTEN VAN DE REKENING-COURANT WERDEN IN 1976 ALS VOLGT GEDEFINIEERD :
- DE BATEN , GEVORMD DOOR DE MEEROPBRENGST DIE DE INDUSTRIE HEEFT DOOR DE PRIJSVERHOGING VAN 0,25 FL . IN PLAATS VAN 0,15 FL . PER PAKJE ,
- DE LASTEN , DIE BESTAAN UIT :
A ) DE OPBRENGSTDERVING VOOR DE INDUSTRIE DOOR HET UITSTEL VAN DE PRIJSVERHOGING AD 15 CENT PER PAKJE ;
B ) DE AAN DE HANDEL UIT TE KEREN OPBRENGSTDERVING DOOR HET UITSTEL VAN DE PRIJSVERHOGING ;
C ) DE DOOR HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN TOEGEZEGDE DOORBEREKENING VAN DE RESTERENDE DOORBEREKENBARE KOSTEN AD 13 CENT PER 1 000 SIGARETTEN ;
D ) DE AAN DE HANDEL TOEGEZEGDE VERRUIMING VAN DE BONUSUITKERING AD 5 CENT PER 1 000 SIGARETTEN ( DE EXTRA GROSSIERSOPBRENGST AD 0,3 CENT PER 1 000 SIGARETTEN IS VERWERKT IN DE MEEROPBRENGST ) ;
E ) DE INMIDDELS OPGETREDEN KOSTENSTIJGINGEN ;
F ) DE HANDELSMARGE .
DE REKENING-COURANTFORMULE WERD EVENEENS IN HET KADER VAN LATERE PRIJSVERHOGINGEN TOEGEPAST .
IN DE PERIODE VOORAFGAANDE AAN DE ALGEMENE PRIJSVERHOGING VAN 7 NOVEMBER 1975 WERD BOVENDIEN OVERLEG GEPLEEGD TUSSEN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE ORGANISATIES VAN GROOT - EN KLEINHANDEL . OOK WERDEN ER TUSSEN DE SSI EN DE GROOT - EN KLEINHANDEL BESPREKINGEN GEVOERD DIE OP EEN AANTAL PUNTEN TOT OVEREENSTEMMING LEIDDEN TUSSEN ALLE BETROKKEN PARTIJEN . LATER WERD DOOR DE GROOTHANDEL ECHTER AFSTAND GENOMEN VAN DE RESULTATEN VAN DEZE OVEREENSTEMMING .
( 96 ) WAT DE PRIJSVERHOGING VAN 1978 BETREFT , WERDEN VANAF JANUARI 1977 BESPREKINGEN GEVOERD TUSSEN DE INDUSTRIE EN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN . HIERUIT BLEEK ONDER MEER DAT , AANGEZIEN DE INDUSTRIE SLECHTS MET GROTE TUSSENPOZEN PRIJSVERHOGINGEN KON DOORVOEREN , HET REEEL WAS OOK EEN STUKJE TOEKOMSTIGE STIJGINGEN MEE TE NEMEN MITS DAAROMTRENT EEN BEHOORLIJKE PROGNOSE KON WORDEN GEMAAKT . BOVENDIEN WAS HET DE BEDOELING DAT DE ECONOMISCHE CONTROLEDIENST VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN BIJ ENKELE REPRESENTATIEVE ONDERNEMINGEN DE BASISGEGEVENS ZOU VASTSTELLEN VOOR DE KOSTENCALCULATIE .
ONDER MEER WEGENS MOEILIJKHEDEN RON * DE TOEPASSING VAN DE REKENING-COURANTFORMULE EN DE DOOR DE OVERHEID IN HET VOORUITZICHT GESTELDE VERHOGING VAN BELASTINGDRUK MET 40 CENT PER PAKJE - DE KOSTENSTIJGING VAN DE INDUSTRIE BEDROEG SLECHTS 10 CENT - , WERDEN MAANDENLANG CONTACTEN ONDERHOUDEN TUSSEN DE OVERHEID EN DE SSI . DEZE LAATSTE MEENDE DAT EEN DERGELIJKE DRASTISCHE BELASTINGVERHOGING TOT EEN BELANGRIJKE DALING VAN DE OMZET ZOU LEIDEN MET DE DAARAAN VERBONDEN GEVOLGEN VOOR DE INDUSTRIE , DE HANDEL EN DE OVERHEID ZELF ( MOGELIJKE TOTALE VERLAAGDE BELASTINGOPBRENGST ) . VOLGENS DE SSI STOND , WEGENS DE ZWARE LASTEN DIE AAN DE INDUSTRIE IN HET KADER VAN DE BELASTING - EN PRIJSVERHOGING ZOUDEN WORDEN OPGELEGD - VOOR HANDEL EN INDUSTRIE ZOU SLECHTS 6,9 CENT EXTRA BESCHIKBAAR ZIJN - , HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN NIET AFWIJZEND TEGENOVER EEN OVEREENKOMST TUSSEN DE FABRIKANTEN WAARBIJ NADERE REGELS ZOUDEN WORDEN GESTELD TEN EINDE TE VOORKOMEN DAT DE NIEUW TE VORMEN PRIJSKLASSEN IN DE CONCURRENTIELE SFEER NIET KONDEN WORDEN GEHANDHAAFD . CONCRETE AFSPRAKEN WERDEN IN DIT VERBAND EVENWEL NIET GEMAAKT .
TOEN DE BELASTINGVERHOGING DOOR DE OVERHEID WERD BESLIST , DRONG ZIJ ER BIJ DE INDUSTRIE OP AAN DAT DEZE AAN DE HANDEL DE MAXIMUM TOELAATBARE MARGEVERHOGING ZOU TOEKENNEN .
IN DE PERIODE VOORAFGAANDE AAN DE ALGEMENE PRIJSVERHOGING VAN 1 FEBRUARI 1978 WERD BOVENDIEN OVERLEG GEPLEEGD TUSSEN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE GROOTHANDEL . DE SSI VOERDE OP HAAR BEURT MET GROOT - EN KLEINHANDEL BESPREKINGEN . EEN VAN DE BELANGRIJKSTE DISCUSSIEPUNTEN BETROF DE VRAAG OF DE BONUS VOOR SPECIAALZAKEN ALSMEDE DE EXTRA MARGE VOOR DE GROOTHANDEL AL DAN NIET IN DE BEREKENING VAN DE NIEUWE HANDELSMARGE WAREN INGEBOUWD . VOLGENS DE OVERHEID DIENDEN VOORTAAN DEZE BEDRAGEN INDERDAAD IN DE MARGE TE WORDEN INGECALCULEERD . HET WAS DE SSI DIE AAN DE OVERHEID DE INHOUD VAN DE MET GROOT - EN KLEINHANDEL GETROFFEN REGELINGEN INZAKE DE HANDELSMARGES MEEDEELDE .
( 97 ) WAT DE ALGEMENE PRIJSVERHOGING MET 40 CENT PER PAKJE VAN 25 STUKS MET INGANG VAN 1 JANUARI 1980 BETREFT , WERD DOOR DE SSI UITDRUKKELIJK GESTELD DAT DOOR DE INDUSTRIE IN HET KADER VAN DE ALGEMENE PRIJSVERHOGING VAN SIGARETTEN GEEN MONDELINGE OF SCHRIFTELIJKE OVEREENKOMST WERD GESLOTEN , NOCH ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGING WERD AANGEGAAN , HOUDENDE O.A . " DE VASTSTELLING VAN NIEUWE KLEINHANDELSPRIJZEN , VAN DE INKOOPPRIJZEN VOOR DE HANDEL , VAN EEN REGELING VAN ZOGENAAMDE INLADINGEN EN HET IN ACHT NEMEN VAN BEPAALDE BEPERKINGEN GEDURENDE EEN ZOGENAAMDE PERIODE VAN GEWENNING , EEN EN ANDER ZOALS IN HET VERLEDEN GEBRUIKELIJK WAS " .
ER DIENT EVENWEL TE WORDEN VERMELD DAT IN DE LOOP VAN HET VIERDE KWARTAAL VAN 1979 OVERLEG TUSSEN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN , HET MINISTERIE VAN FINANCIEN EN DE ORGANISATIES VAN INDUSTRIE EN HANDEL WERD GEVOERD TEN EINDE , ZOALS DOOR DE OVERHEID WERD GESTELD , " TE BEREIKEN DAT GEDURENDE BEDOELDE PERIODE ( WAARMEDE WERD BEDOELD : TWEE JAREN VANAF 1 JANUARI 1980 ) DE DOOR OVERHEID NAGESTREEFDE ONTWIKKELING MET BETREKKING TOT DE TOTALE RUIMTE VOOR INDUSTRIE EN HANDEL IN DE NIEUWE BANDEROLLEPRIJS ZOVEEL MOGELIJK PLAATSVINDT . " . IMPERIAL TOBACCO ( HOLLAND ) BV VERKLAARDE UITDRUKKELIJK DAT ZIJ , NOCH HAAR DISTRIBUTEUR , DE INSTRUCTIES VOLGDE DIE TUSSEN DE OVERHEID EN DE SSI WAREN OVEREENGEKOMEN .
WAT DE DOOR DE SSI AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN IN HET KADER VAN DE ACCIJNS - EN PRIJSVERHOGING VAN 1 JANUARI 1980 ( ZIE DE PARAGRAFEN 50 T/M 52 ) BETREFT , WERD DOOR DE OVERHEID GESTELD DAT ER GEEN SPRAKE VAN WAS DAT DEZE KON WORDEN BESCHOUWD ALS EEN DIRECT OF INDIRECT GEVOLG VAN HET TUSSEN DE SSI EN DE OVERHEID GEVOERDE OVERLEG . DE SUGGESTIE VAN DE SSI VOLGENS WELKE DOOR DE OVERHEID WAS AANGEDRONGEN OP AFSPRAKEN VANWEGE DE INDUSTRIE INZAKE PRIJZEN EN MARGES KON DOOR DE OVERHEID DAN OOK NIET WORDEN AANVAARD . DEZE LAATSTE ZOU ZELFS BIJ DE GROOT - EN KLEINHANDEL HEBBEN AANGEDRONGEN OP INDIVIDUEEL OVERLEG OVER DE MARGES . HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN HEEFT IN HAAR BRIEF VAN 20 JULI 1981 AAN DE COMMISSIE UITDRUKKELIJK GESTELD DAT VANAF SEPTEMBER 1979 DOOR DE OVERHEID AAN HET BEDRIJFSLEVEN HERHAALDELIJK WAS MEDEGEDEELD DAT INDIVIDUEEL DIENDE TE WORDEN ONDERHANDELD OVER DE MARGES .
II . JURIDISCHE BEOORDELING
A . TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 85 , LID 1 , VAN HET EEG-VERDRAG
1 . DE AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN
1.1 . DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN VAN 4 DECEMBER 1974 EN DE RAAMOVEREENKOMST-SSI VAN 20 DECEMBER 1976
( 98 ) DE ONDERNEMINGEN , DIE DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN VAN 4 DECEMBER 1974 EN DE RAAMOVEREENKOMST-SSI VAN 20 DECEMBER 1976 HEBBEN ONDERTEKEND EN/OF TOEGEPAST , ZIJN FABRIKANTEN/IMPORTEURS VAN SIGARETTEN . BEIDE OVEREENKOMSTEN WORDEN BESCHOUWD ALS OVEREENKOMSTEN TUSSEN ONDERNEMINGEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 85 , LID 1 .
( 99 ) DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN EN DE RAAMOVEREENKOMST-SSI , ALTHANS VOOR ZOVER DEZE LAATSTE BEPAALT DAT DE CONTRACTANTEN GEHOUDEN ZIJN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN , WELKE EEN WEZENLIJK DEEL UITMAAKT VAN DE RAAMOVEREENKOMST-SSI , NA TE LEVEN , STREKKEN ERTOE EN HEBBEN TEN GEVOLGE DAT DE MEDEDINGING BINNEN DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKT MERKBAAR WORDT BEPERKT EN DIT MEER BEPAALD OM ONDERSTAANDE REDENEN .
A ) DEZE OVEREENKOMSTEN BEOGEN , EN HEBBEN OOK IN DE PRAKTIJK GELEID TOT , DE TOEKENNING VAN EEN UNIFORME EXTRA JAARLIJKSE KORTING AAN GESPECIALISEERDE DETAILLISTEN , DIE AAN BEPAALDE VOORWAARDEN VOLDOEN , VOOR ELKE DUIZEND SIGARETTEN DIE ZIJ VOOR VERKOOP AAAN CONSUMENTEN HEBBEN GEKOCHT , HETZIJ RECHTSTREEKS VAN DE ONDERTEKENAARS VAN DEZE OVEREENKOMSTEN , HETZIJ VIA EEN OF MEER GROSSIERS . DERGELIJK SYSTEEM LEIDT TOT EEN AANZIENLIJKE BEPERKING VAN DE MEDEDINGING , OP HET GEBIED VAN HET VERLENEN VAN EXTRA KORTINGEN AAN DETAILLISTEN , TUSSEN FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS ONDERLING , TUSSEN GROSSIERS ONDERLING OF TUSSEN FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS EN GROSSIERS . DE ENIGE GRONDSLAG VOOR HET VERLENEN VAN DEZE EXTRA BONUS IS IMMERS DE JAARLIJKSE TOTALE OMZET VAN DE DETAILLIST ONGEACHT OF DE AFNAME RECHTSTREEKS VAN DE DEELNEMERS AAN DEZE OVEREENKOMSTEN DAN WEL VIA GROSSIERS HEEFT PLAATSGEVONDEN .
INSPANNINGEN OM EEN EXTRA VERGOEDING TE BEKOMEN VANWEGE LEVERANCIERS , BIJ VOORBEELD DOOR HET CONCENTREREN VAN DE AANKOPEN VAN EEN DETAILLIST BIJ EEN OF MEER LEVERANCIERS OF DOOR ANDERE DIENSTEN TE BEWIJZEN , WORDEN HIERDOOR ZINLOOS GEMAAKT . EEN DERGELIJKE REGELING DRUIST DERHALVE IN TEGEN DE VRIJHEID VAN HANDELEN VAN EEN HANDELAAR OM TE BESLISSEN OVER AL DIE INSPANNINGEN DIE HIJ IN HET KADER VAN EEN VRIJE MEDEDINGING IN OVEREENSTEMMING ACHT MET ZIJN INDIVIDUEEL COMMERCIEEL BELANG .
B ) DE COLLECTIEVE TOEKENNING VAN EEN EXTRA KORTING UITSLUITEND AAN SPECIAALZAKEN , DIE BEANTWOORDEN AAN DE DOOR DE SSI GESTELDE CRITERIA , ( ZIE PARAGRAAF 44 ) , VORMT EEN DISCRIMINATIE IN DE ZIN VAN ARTIKEL 85 , LID 1 , LITTERA D ) , AANGEZIEN DEZE VERGOEDING SLECHTS VOOR EEN SPECIFIEKE GROEP AFNEMERS BESTEMD IS EN ANDERE AFNEMERS , ZOALS VOEDINGSZAKEN , GROOTWINKELBEDRIJVEN EN SUPERMARKTEN DIE EEN BELANGRIJK GEDEELTE VAN DE VERKOOP VAN SIGARETTEN AAN CONSUMENTEN IN NEDERLAND VOOR HUN REKENING NEMEN , ER NIET VAN KUNNEN GENIETEN . HET FEIT DAT DEZE ANDERE AFNEMERS OVER DE MOGELIJKHEID BESCHIKKEN OM OVER INDIVIDUELE KORTINGEN TE ONDERHANDELEN DOET GEEN AFBREUK AAN HET FEIT DAT DE BONUS EENVOUDIGWEG NIET TE HUNNER BESCHIKKING STAAT .
C ) DE DEFINITIE VAN " SPECIAALZAKEN " IN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN BEVAT EEN CRITERIUM INZAKE HET AANDEEL VAN DE JAARLIJKSE MINIMUMOMZET IN TABAKSPRODUKTEN TEN OPZICHTE VAN DE GLOBALE OMZET VAN DE DETAILLIST . DIT IS EEN CONTRACTUEEL CRITERIUM VAN PRIVAATRECHTELIJKE AARD DAT AAN DE WETTELIJKE CRITERIA , VERVAT IN ARTIKEL 26 , LID 1 , VAN DE WET TABAKSACCIJNS , WORDT TOEGEVOEGD . DE TOEPASSING VAN DIT BIJKOMEND CRITERIUM BEPERKT DE VRIJHEID VAN HANDELEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 85 , LID 1 , VAN AFNEMERS , DIE NIET KUNNEN NOCH WILLEN VOLDOEN AAN DIT CRITERIUM , AANGEZIEN HIERDOOR AAN DEZE AFNEMERS DE MOGELIJKHEID WORDT ONTZEGD IN AANMERKING TE KOMEN VOOR DEZE EXTRA VERGOEDING .
D ) DE HIERNA VERMELDE COLLECTIEVE VOORWAARDEN , OPGENOMEN IN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN EN WAARAAN DOOR SPECIAALZAKEN DIENT TE WORDEN VOLDAAN TEN EINDE IN AANMERKING TE KOMEN VOOR DE EXTRA VERGOEDING , ZIJN MERKBARE BEPERKINGEN OP DE VRIJHEID VAN HANDELEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 85 , LID 1 , VAN DE DETAILLISTEN :
( 42 ) Het doel van de bonusregeling speciaalzaken is het toekennen aan gespecialiseerde detaillisten van een extra jaarlijkse vergoeding boven de voor hen geldende procentuele kortingen .
De extra jaarlijkse vergoeding bedraagt sinds 1 februari 1978 : 75 cent ( van 12 augustus 1974 tot en met 31 december 1975 : 60 cent en van 1 januari 1976 tot en met 31 juli 1978 : 65 cent ) voor elke duizend sigaretten die door de betrokken speciaalzaken van de contractanten , rechtstreeks dan wel via één of meer grossiers , zullen worden gekocht ten behoeve van de rechtstreekse verkoop aan consumenten . De verhogingen zijn in overleg met de overheid tot stand gekomen , meestal als onderdeel van een algemene verhoging van de kleinhandelsprijs voor sigaretten .
( 43 ) Als speciaalzaken worden beschouwd natuurlijke personen , vennootschappen en rechtspersonen die optreden als gespecialiseerde detaillist in tabaksprodukten , wier zaak vanaf de openbare weg als zodanig herkenbaar is - tenzij sprake is van een afwijking ingevolge de wet tabaksaccijns - en wier omzet in tabaksprodukten , naar kleinhandelswaarde gerekend , ten minste 60 % bedraagt van hun globale omzet . Ongeveer 2 000 speciaalzaken ( d.w.z . de helft van het totaal op de Nederlandse markt ) waren in 1979 toegelaten tot de bonusregeling . Daarnaast waren er ongeveer 400 winkeliers , die aan de hierna gestelde voorwaarden voldeden en vrijwillig buiten de regeling zijn gebleven . De grootwinkelbedrijven en supermarkten vallen doorgaans buiten de bonusregeling , deels door hun te kleine assortimentsspreiding , deels door het zeer geringe percentage in omzet dat sigaretten op het geheel van hun ondernemingen betekent en deels door de wijze van ( onbegeleide ) aanbieding van de sigaretten aan het publiek . Volgens de SSI kan met deze categorie echter rechtstreeks over individuele kortingen worden onderhandeld door ieder der contractanten , indien rechtstreeks bij hen wordt afgenomen , dan wel door grossiers .
( 44 ) De voorwaarden waaraan de speciaalzaken moeten voldoen , ten einde in aanmerking te komen voor de extra vergoeding , zijn de volgende :
a ) ten minste 60 % ( 80 % in de oorspronkelijke tekst ) van het op de Nederlandse markt verkrijgbare merkenassortiment ( 12 ) voeren zonder enige discriminatie tussen de contractanten ;
b ) de etalage - en toonbankruimte moeten te zamen voor ca . een vierde deel gebruikt worden voor het uitstallen van sigaretten en/of publiciteitsmateriaal voor sigaretten ;
c ) de detaillist dient zijn medewerking te verlenen aan het op de markt brengen van nieuwe merken van contractanten , hetgeen dient te blijken uit ofwel het in voorraad nemen , respectievelijk in omloop brengen van een nieuw merk binnen acht dagen nadat een contractant mededeling heeft gedaan van de introductie van dit merk ofwel de acceptatie van de door de betrokken contractant gezonden gebruikelijke introductievoorraad . De detaillist dient van het te introduceren merk gedurende ten minste veertien dagen ten minste één slof duidelijk zichtbaar in de winkel te plaatsen ;
d ) de detaillist dient aan te tonen in het voorbije kalenderjaar een minimumjaaromzet te hebben gehad van 1,5 miljoen tegen banderolleprijs verkochte sigaretten welke via één of meer grossiers en/of rechtstreeks van de fabrikanten en/of importeurs werden gekocht . In deze omzet zullen slechts zijn begrepen de sigaretten die zijn verkocht in de door de betrokken detaillist geëxploiteerde winkel dan wel via aan deze winkel bevestigde automaten , welke voor eigen rekening geëxploiteerd worden .
( 45 ) Een grossier zal , indien hij tevens een speciaalzaak exploiteert , slechts in aanmerking komen voor de extra vergoeding , als voor die speciaalzaak een volledige eigen administratie wordt aangehouden waaruit duidelijk het aantal in deze speciaalzaak tegen banderolleprijs verkochte sigaretten blijkt .
( 46 ) De procedure voor de toekenning van de extra vergoeding geschiedt als volgt :
a ) de detaillist richt voor een bepaalde datum en op een voorgeschreven wijze een verzoek tot toekenning van de extra vergoeding tot de commissie speciaalzaken , samen met een jaaropgave van de gekochte sigaretten , voor akkoord ondertekend door een accountant of bekende administrateur ;
b ) de commissie speciaalzaken is bevoegd een detaillist te verzoeken de juistheid van zijn opgave aan te tonen en kan ter controle daarvan , alsmede ter controle op de naleving van de in paragrafen 44 en 45 gestelde criteria , die maatregelen nemen welke zij nodig acht . De commissie speciaalzaken kan aldus bepalen dat de betrokken detaillist niet in aanmerking komt voor de extra vergoeding gedurende een periode van maximaal drie jaar in geval van het opzettelijk indienen van een onjuiste opgave . De commissie speciaalzaken is eveneens bevoegd van de in de paragrafen 44 en 45 gestelde criteria ontheffing te verlenen voor een termijn van één jaar , welke telkens na afloop met één jaar kan worden verlengd ;
c ) binnen twee maanden na datum van indiening van een verzoek moet de commissie speciaalzaken een met redenen omklede beslissing nemen en , in geval van afwijzing , de mogelijkheid van hoger beroep vermelden ;
d ) de uitkering van de extra vergoeding geschiedt jaarlijks in het eerste kwartaal via de SSI en betreft de in het voorgaande jaar van contractanten - al dan niet rechtstreeks - gekochte sigaretten ;
e ) in geval van beroep tegen de beslissing van de commissie speciaalzaken , geeft de commissie van beroep , zo mogelijk binnen drie maanden na het aanhangig maken van een zaak , in hoogste instantie een met redenen omklede beslissing . De commissie van beroep stelt de belanghebbende in de gelegenheid zijn standpunt kenbaar te maken en kan alle argumenten horen , die kunnen bijdragen tot het verkrijgen van een juist inzicht .
( 47 ) De commissie speciaalzaken bestaat uit de volgende leden , die worden benoemd en ontslagen door de contractanten :
a ) vier sigarettenfabrikanten ,
b ) drie personen voorgedragen door de Federatie van Organisaties van Sigarenwinkeliers ,
c ) twee personen gezamenlijk voorgedragen door de grossiersorganisatie Tabak Express Nederland en Eerste Grossiers Vereniging ,
d ) de voorzitter van de SSI .
( 48 ) Het totaal door de SSI benodigde bedrag voor deze bonus wordt jaarlijks omgeslagen over de aan de bonusregeling deelnemende fabrikanten en importeurs naar rato van hun omzet via speciaalzaken over de betreffende periode . Een marktonderzoekbureau stelt jaarlijks de individuele marktaandelen bij speciaalzaken vast en rapporteert ter zake aan de voorzitter van de SSI die de fabrikanten slechts omtrent hun eigen marktaandeel en het daarmee samenhangende bedrag van de extra vergoeding informeert zonder daarmee tevens de marktaandelen van de overige deelnemers prijs te geven .
De deelnemers maken , nadat zij deze informatie hebben ontvangen , het totaal van de door hen verschuldigde extra vergoeding over aan de SSI , die vervolgens voor de individuele verdeling onder de speciaalzaken zorgdraagt .
( 49 ) Het belangrijkste criterium waaraan door ( als zodanig ) erkende speciaalzaken niet werd voldaan ten einde in aanmerking te komen voor de bonusuitkering is de minimum jaaromzet van 1,5 miljoen sigaretten .
Vooral bij de aanvang van de toepassing van de bonusregeling ontstond een groot aantal gevallen van beroep bij de commissie van beroep tegen beslissingen van de commissie speciaalzaken .
Uitkeringsperiode * Aantal beroepschriften * Geheel of gedeeltelijk toegewezen * Afgewezen *
1974 * 54 * 25 * 29 *
1975 * - * - * - *
1976 * 1 * - * 1 *
1977 * 1 * - * 1 *
1.3 . De overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980
( 50 ) De overeenkomsten welke op 27 december 1979 door de SSI bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen werden aangemeld , waren het resultaat van de overeenstemming bereikt door de SSI met vertegenwoordigers van groot - en kleinhandel ( 13 ) in sigaretten . Volgens de SSI werd in principe slechts een unilaterale overeenstemming bereikt tussen de betrokken fabrikanten/importeurs ; derhalve ging het volgens de SSI uitsluitend om een horizontaal gerichte afspraak . Erkennend dat men in theorie wellicht tevens van een verticale regeling zou kunnen spreken , verzocht de SSI nadat de Commissie de aandacht van de SSI hierop had gevestigd , de verticale regeling eveneens als aangemeld te willen beschouwen .
( 51 ) De overeenstemming tussen de SSI en de handel had , wat de groothandel aangaat , betrekking op :
a ) een marge van maximaal 34,79 % van het niet-belastinggedeelte van de kleinhandelsprijs ;
b ) een marge van maximaal 31,5 % van het niet-belastinggedeelte van de kleinhandelsprijs voor de " car-sales " ( 14 ) ;
c ) tussen industrie en groothandel te voeren overleg omtrent eventuele consequenties bij wijziging van de specifieke accijnscomponenten ;
d ) in 1980 te voeren overleg betreffende de termijn waarop van de zijde van de branche bij de overheid moest worden aangedrongen op een nieuwe prijsverhoging op grond van kostenstijgingen ;
e ) ten minste tweemaal per jaar tussen industrie en groothandel te voeren overleg .
( 52 ) De overeenstemming tussen de SSI en de handel had , wat de kleinhandel aangaat , betrekking op :
a ) een marge van maximaal 32,7 % van het niet-belastinggedeelte van de kleinhandelsprijs voor rechtstreeks van de industrie afnemende winkeliers ;
b ) een door de industrie ter beschikking van de kleinhandel gesteld fonds van 500 000 Fl . ( jaarlijks aan te vullen ) ;
c ) een status quo van de bonusregeling speciaalzaken .
2 . De niet-aangemelde overeenkomsten
( 53 ) Tijdens het onderzoek in de onderhavige zaak werden de hierna vermelde overeenkomsten ingevolge verzoeken om inlichtingen in de zin van artikel 11 van Verordening nr . 17 van de Raad ter kennis gebracht van de Commissie . Deze overeenkomsten vormden niet het voorwerp van enige aanmelding in de zin van artikel 4 van Verordening nr . 17 van de Raad .
2.1 . De prijsovereenkomsten tussen de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten
( 54 ) De prijsovereenkomsten zijn door een aantal fabrikanten/importeurs van sigaretten in Nederland ondertekende overeenkomsten , die voornamelijk op de verhoging van de kleinhandelsprijs van sigaretten betrekking hebben en tot stand zijn gekomen na overleg met de Nederlandse overheid inzake prijs - en belastingverhogingen . Bovendien bevatten zij vaak bepalingen inzake de vaststelling van de marge , enerzijds voor verkopen aan grossiers en , anderzijds , voor leveringen rechtstreeks aan winkeliers .
Volgens de SSI hadden de prijsovereenkomsten tot doel zeker te stellen dat het koperspubliek kon wennen aan de nieuwe prijshoogte van de zogenaamde populaire prijsklasse , welke vanuit het oogpunt van belastingopbrengst voor de overheid de belangrijkste categorie is ( min of meer 75 % van de totale omzet ) . Als storende invloeden op deze doelstelling moesten volgens de SSI in het overleg tussen de overheid en de SSI de volgende factoren worden geïdentificeerd :
- de facto prijsverhoging van populaire merken ;
- de introductie van nieuwe merken met een ( grootscheepse ) reclamecampagne in de lagere prijsklassen ;
- het pousseren van bestaande merken in de lagere prijsklassen door de sterke reclame ;
- het wijzigen van verpakkingseenheden of van versies ten nadele van de populaire prijsklasse .
( 55 ) De prijsovereenkomsten waren geldig voor een beperkte duur en bevatten een aantal oude en nieuwe prijsklassen . Onder " prijsklasse " dient te worden verstaan : een aantal merken van sigaretten waarvoor dezelfde kleinhandelswaarde en een bepaalde verpakkingseenheid ( 20 of 25 stuks ) wordt vastgesteld . Sinds 1974 verminderde het aantal prijsklassen in de opeenvolgende prijsovereenkomsten .
( 56 ) In de prijsovereenkomsten worden minimum afnameverplichtingen voor leveringen rechtstreeks aan speciaalzaken alsmede een verplichting om één inkoopprijs , ongeacht het kwantum , voor leveringen aan grossiers aan te rekenen opgenomen . Volgens de SSI werden de minimum afnameverplichtingen individueel door ieder der fabrikanten vastgesteld en golden zij ter vermijding van een te geringe afname per keer , die administratief voor de leverancier en de afnemer duur zou uitvallen . Bovendien werd ten minste met betrekking tot de lagere prijsklassen een controleperiode ingevoerd , tijdens dewelke een afzetbeheersing gold en tijdens dewelke aan het merkenassortiment , de versies , de verpakkingseenheid en de kleinhandelsprijzen geen wijzigingen mochten worden aangebracht . Volgens de SSI merkt de consument van deze controleperiode hooguit iets gedurende een periode van ca . zes weken gezien de voorraadvorming door detaillisten die doorgaans aan een prijsverhoging voorafgaat . De meeste detaillisten trachten immers voor het van kracht worden van de prijsverhoging , zolang de voorraad strekt , nog sigaretten tegen de oude prijs in te kopen om aldus te trachten nog zolang mogelijk tegen deze oude prijs aan de consument te kunnen verkopen .
De SSI heeft erkend dat buiten de controleperiode de fabrikant/importeur in principe geheel vrij is zelfstandig de eindprijs van zijn produkten te wijzigen , en op die wijze te trachten concurrentieel voordeel op de andere marktdeelnemers te behalen . In de praktijk blijkt echter , volgens de SSI , dat van deze vrijheid vrijwel geen sprake is .
Volgens de SSI dient , gezien het bestaande wettelijke stelsel , de theoretische mogelijkheid om prijsconcurrentie te bedrijven in de praktijk als een concurrentiële onmogelijkheid te worden beschouwd , wat voor de fabrikanten/importeurs inhoudt dat , waar op het gebied van prijsvorming niet werkelijk flexibel en zinvol kan worden geconcurreerd , de mededinging zich in hoofdzaak op andere gebieden zal dienen af te spelen , en met name in
- assortimentspreiding ,
- reclamecampagnes ,
- kwaliteit ( smaak en verpakking ) ,
- teer - en nicotinegehalte ,
- marges , kortingen en vergoedingen aan grossiers en rechtstreeks afnemende winkeliers ,
- bedrijfsadviezen aan grossiers en winkeliers .
( 57 ) De prijsovereenkomsten welke sinds 1974 tot en met 31 januari 1976 van kracht zijn geweest stemden behoudens één uitzondering overeen met de doorgevoerde prijsverhogingen .
Bij het overleg met de overheid hebben de contractanten steeds toegezegd de maximaal toelaatbare marges in het kader van de prijzenbeschikking goederen en diensten door te berekenen aan de grossiers en recntstreeks beleverde winkeliers . Uit een ontleding van de meeropbrengst die naar aanleiding van een algemene prijsverhoging aan de verschillende begunstigden ( overheid , industrie , groot - en kleinhandel ) toekomt blijkt dat het aandeel van de overheid in grotere mate toeneemt dan de meeropbrengst voor de industrie en de handel .
a ) De prijsovereenkomst van 1 augustus 1974
( 58 ) Deze overeenkomst werd ondertekend door alle deelnemers van de SSI en hield een prijsverhoging in van de kleinhandelsprijs van sigaretten met 25 cent per pakje van 25 stuks met ingang op 12 augustus 1974 . De overeenkomst trad in werking op 9 juli 1974 en was geldig tot en met 30 november 1974 . Zij was onopzegbaar . Volgens de SSI ging het in dit geval om een prijsverhoging , die noodzakelijk was wegens de kostenstijgingen in de industrie en de verbetering van de handelsmarge zonder dat de overheid een extra belastingdruk oplegde .
( 59 ) Het in de overeenkomst opgenomen schema van kleinhandelsprijzen bevatte , enerzijds , de tot dan geldende prijsklassen ( dertien in aantal ) en , anderzijds , de nieuwe prijsklassen ( twaalf in aantal ) , waarvan drie prijzen als vaste prijs waren gesteld en drie prijzen als minimumprijs . Twee afzonderlijke prijzen werden vastgesteld voor een verpakking van 50 stuks .
( 60 ) Met het oog op de prijsverhoging deden de contractanten bij de SSI opgave van de merken sigaretten evenals van hun kleinhandelsprijs , welke zij in hun assortiment zouden voeren en verbonden zich tot het respecteren van een " controleperiode " van ongeveer drie maanden , behoudens met betrekking tot twee precies geregelde uitzonderingsgevallen .
( 61 ) Bovendien verbonden de contractanten er zich toe hun verkopen dusdanig te beheersen dat deze gemiddeld per maand gedurende de " controleperiode " niet groter zouden zijn dan 110 % of 125 % ( naar gelang van de prijsklasse ) van vroegere maandgemiddelden . Een afwijkende regeling werd voorzien met betrekking tot twee fabrikanten .
( 62 ) De marge voor verkopen ( per 1 000 stuks ) aan grossiers was vastgesteld op 10,92 % ofwel 11,14 % ; de marge voor verkopen ( per 1 000 stuks ) rechtstreeks aan winkeliers werd vastgesteld op 10,70 % .
( 63 ) Een minimum afnameverplichting ( 10 000 , 15 000 of 20 000 sigaretten naar gelang van de fabrikant ) werd opgelegd voor leveringen door de fabrikant rechtstreeks aan winkeliers . Voor leveringen aan grossiers mocht slechts één inkoopprijs worden aangerekend ongeacht het kwantum .
( 64 ) De overeenkomst hield met ingang van 12 augustus 1974 eveneens de extra vergoeding ad 60 cent per 1 000 sigaretten in voor erkende speciaalzaken .
( 65 ) Voor leveringen aan grossiers , erkend volgens de overeenkomst inzake erkenning van grossiers van december 1971/februari 1972 , werd met ingang van 12 augustus 1974 de toekenning van een extra vergoeding ad 0,04 Fl . per 1 000 sigaretten voorzien .
b ) De prijsovereenkomst van 7 november 1975
( 66 ) Deze overeenkomst werd ondertekend door alle deelnemers van de SSI en hield met ingang van 3 november 1975 een prijsverhoging in van de kleinhandelsprijs van sigaretten met 25 cent per pakje van 25 stuks . Deze overeenkomst trad in werking op 1 september 1975 en was geldig tot en met 31 januari 1976 . Deze geldigheidsduur werd in overleg met het Ministerie van Economische Zaken voldoende geacht om de nieuwe prijzen op de markt ingang te doen vinden . De overeenkomst was onopzegbaar . Volgens de SSI had de industrie wegens verdere kostenstijgingen slechts een verhoging met 15 cent gevraagd , maar had de overheid aangedrongen op een verhoging met 25 cent wegens budgetaire redenen alsmede ten einde de handel van een verhoging met 10 cent te kunnen laten genieten .
( 67 ) Het nieuwe schema van kleinhandelsprijzen van sigaretten bestond uit elf verschillende prijsklassen , waarvan voor acht prijsklassen een vaste prijs werd gesteld en voor drie prijsklassen een minimumprijs .
( 68 ) De contractanten dienden eveneens ( zoals in paragraaf 60 ) opgave te doen van hun merkenassortiment en verbonden zich tot het respecteren van een " controleperiode " van ongeveer drie maanden , behoudens met betrekking tot welbepaalde uitzonderingsgevallen .
( 69 ) Bovendien verbonden de contractanten er zich toe hun verkopen dusdanig te beheersen dat deze gemiddeld per maand gedurende de " controleperiode " niet groter zouden zijn dan 110 % van het vroeger maandgemiddelde . Een afwijkende regeling werd getroffen met betrekking tot één merk .
( 70 ) Een aanvullende gedetailleerde regeling inzake de beperking van de verkopen van sigaretten door contractanten en verkopen tegen een " nieuwe prijs " was opgenomen in deze overeenkomst . In geval van overschrijding van de voorziene hoeveelheden werd een sanctie voorzien die bestond uit een boete van 10 , - Fl . verschuldigd aan de SSI voor iedere 1 000 sigaretten welke boven de toegestane hoeveelheden werden verkocht . Volgens de SSI is deze sanctie een dode letter gebleven .
( 71 ) De marge van verkopen ( per 1 000 stuks ) aan grossiers werd vastgesteld op 10,92 % + 0,043 Fl . en 11,14 % + 0,043 Fl . , de marge voor verkopen ( per 1 000 stuks ) rechtstreeks aan winkeliers werd vastgesteld op 10,7 % .
( 72 ) Een minimum afnameverplichting ( 10 000 , 15 000 of 20 000 sigaretten naar gelang van de fabrikant ) werd opgelegd voor leveringen door de fabrikant rechtstreeks aan winkeliers . Voor leveringen aan grossiers mocht slechts één inkoopprijs worden aangerekend ongeacht het kwantum .
c ) De prijsovereenkomst van 1978
( 73 ) In het kader van de prijsverhoging van 1 februari 1978 werd een prijsovereenkomst gesloten die geldig was van 1 februari 1978 tot en met 30 april 1978 . De prijsverhoging bedroeg 35 cent per pakje van 25 stuks en werd doorgevoerd volgens de rekening-courantformule ( zie paragraaf 95 ) en vond plaats op verzoek van de overheid en in de vorm van een accijns - en BTW-verhoging , waarbinnen ruimte werd gelaten voor doorberekening van kostenstijgingen bij handel en industrie .
( 74 ) Met het oog op deze prijsverhoging stelde de SSI aan het Ministerie van Economische Zaken onder meer de volgende maatregelen voor in de zin van de vroegere prijsovereenkomsten : verbintenis om geen prijsverlagingen toe te passen , beperking van de af te zetten hoeveelheden , geen introductie van nieuwe merken , geen invoering van nieuwe verpakkingseenheden .
Volgens de SSI was door het Ministerie van Economische Zaken aangegeven dat maatregelen analoog met de regelingen in 1974 en 1975 wenselijk werden geacht . Imperial Tobacco ( Holland ) BV heeft ontkend op enige wijze betrokken te zijn geweest bij de besprekingen , die tussen de SSI en de overheid werden gevoerd . Wel heeft deze onderneming dezelfde prijsverhoging toegepast als de deelnemers van de SSI . Alhoewel de leden van de SSI zich hadden bereid verklaard de voorgestelde maatregelen te handhaven voor een periode van maximaal negen maanden ( derhalve tot en met 31 oktober 1978 ) , deelde de overheid aan de SSI mede dat zij akkoord ging met deze maatregelen , maar de duur ervan wilde beperken tot drie maanden ( tot en met 30 april 1978 ) . Per 29 mei 1978 deelde de SSI daarentegen aan het Ministerie van Economische Zaken schriftelijk mede dat zij meende niet te kunnen meewerken aan een verlenging van deze periode , gezien de repercussies op het domein van de mededinging . De industrie beschouwde de nieuwe prijs inmiddels als " gesettled " .
( 75 ) Het schema van verhoogde kleinhandelsprijzen bevatte zeven verschillende prijsklassen , waarvan voor zes prijsklassen een vaste prijs werd gesteld en voor één prijsklasse een minimumprijs . De beoogde prijsverhoging was echter niet in alle prijsklassen terug te vinden .
Volgens de SSI was dit te wijten aan de volgende omstandigheden :
- het overleg over een prijsverhoging vond steeds plaats op basis van de kostenstijging of de nieuwe belastingdruk per 1 000 sigaretten ;
- herleiding van de prijs van 1 000 sigaretten vond in hoofdzaak plaats naar pakjes met 20 en met 25 sigaretten ;
- prijzen per pakje dienden altijd op 5 cent te worden afgerond , terwijl de toegestane hoeveelheden wettelijk zijn beperkt tot 100 , 50 , 25 , 20 , 10 en 5 stuks .
2.2 . De overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975 ( 15 )
( 76 ) Alhoewel alle leden van de SSI in deze overeenkomst zijn vermeld , werd zij slechts door British-American Tobacco Co . ( Nederland ) BV , Sigarettenfabriek Ed . Laurens BV , Koninklijke Bedrijven Theororus Niemeyer BV en Turmac Tobacco Co . BV ondertekend . R . J . Reynolds Tobacco BV heeft deze overeenkomst niet ondertekend , omdat er naar zij beweerde geen enkele behoefte aan bestond . Alhoewel Tabaksfabriek Gruno geen partij was bij deze overeenkomst , paste deze fabrikant dezelfde introductiekortingen toe als deze voorzien in de overeenkomst . Volgens de SSI meenden de contractanten te goeder trouw dat deze gedragsregels noodzakelijk waren in het kader van de met de overheid overeengekomen margeregels . De overeenkomst werd opgezegd op 9 juni 1976 op grond van ingewonnen juridisch advies .
( 77 ) De contractanten kwamen overeen dat zij , buiten de overeengekomen marges en eventueel overeengekomen extra kortingen , de zogenaamde primaire handels - en introductiekortingen , in het kader van de afzet van sigaretten in Nederland , geen enkele vergoeding zouden geven , in welke vorm dan ook , behoudens hetgeen werd voorzien in deze overeenkomst en dat elke handeling , welke een element van vergoeding kon inhouden , achterwege moest blijven . In het bijzonder was het verboden in te gaan op verzoeken tot het verkrijgen van extra kortingen uitgaande van grote afnemers . Er werd bovendien besloten dat de deelnemers erop zouden toezien , dat in het verkoopbudget geen ruimte zou worden gelaten voor extra vergoedingen .
( 78 ) Bij de introductie van nieuwe merken konden uitsluitend de volgende kortingen worden gegeven :
- aan grossiers :
" maximaal drie pakjes van 20 of 25 stuks per 1 000 sigaretten of de banderollewaarde op de factuur in geld - dus niet in een percentage - uitgedrukt " ;
- aan winkeliers :
" maximaal twee pakjes van 20 of 25 stuks of de banderollewaarde van de betreffende pakjes op de factuur zoals bij grossiers " .
De introductiekorting kon ten hoogste worden gegeven gedurende de eerste vier weken van aflevering en op geen enkele wijze zou melding worden gemaakt van een introductiekorting in procenten .
Met betrekking tot " car-sales " werden de deelnemers bepaalde maximum kortingspercentages opgelegd .
( 79 ) De volgende bijkomende verbintenissen werden aangegaan :
- de verkoop van sigaretten in consignatie was niet toegestaan ;
- bij het geheel uit de verkoop nemen van een merk was het een contractant toegestaan aan de betreffende grossiers een vergoeding te geven van maximaal 0,50 Fl . per 1 000 teruggenomen sigaretten ter bestrijding van de aan teruglevering van sigaretten verbonden kosten ;
- lucifers mochten niet worden geleverd , noch tegen kostprijs , noch gratis ;
- op generlei wijze mochten transportvergoedingen worden gegeven .
( 80 ) Door de SSI werd erop toegezien dat de gedragsregels door de deelnemers werden nageleefd .
In geval van twijfel omtrent het al dan niet in strijd zijn van een handeling met de bedoeling van de gedragsregels , was een contractant verplicht vooraf het advies in te winnen van de voorzitter van de SSI , die zijn oordeel zou mededelen aan de betrokken fabrikant en de overige contractanten .
Indien een contractant meende dat een handeling van een medecontractant in strijd was met de bedoeling van de gedragsregels , kon hij de voorzitter van de SSI verzoeken ter zake een uitspraak te doen . De beslissing van de voorzitter zou bindend zijn en aan alle contractanten worden medegedeeld .
2.3 . De overeenkomsten inzake erkenning van grossiers ( voor de raamovereenkomst )
a ) De overeenkomst van december 1971/februari 1972
( 81 ) Deze overeenkomst werd ondertekend door alle deelnemers van de SSI evenals door Tabaksfabriek Gruno BV . Zij werd gesloten voor onbepaalde tijd en verviel per 1 februari 1978 na het sluiten van de raamovereenkomst van 20 december 1976 . Zij is luidens de SSI " tot stand gekomen op uitdrukkelijk verzoek van de grossiersorganisaties " , die luidens de tekst van de overeenkomst wensten te komen tot " een regeling , welke tot doel had een ongezonde margeconcurrentie te voorkomen " en tot bepaalde erkenningsnormen .
( 82 ) Deze overeenkomst bepaalde onder meer de volgende criteria waaraan grossiers dienden te voldoen ten einde erkend te worden :
- handel drijven in eigen naam en voor eigen rekening ,
- levering aan minimaal vijftig kleinhandelsverkooppunten ,
- ten minste 80 % van het merkenassortiment van de contractanten voeren ,
- minimumjaaromzet van 25 miljoen in van de contractanten afkomstige sigaretten .
Volgens de SSI werd over deze erkenningsregels uitvoerig overleg gevoerd door alle betrokkenen met het Ministerie van Economische Zaken .
( 83 ) De erkenning geschiedde door de " erkenningscommissie " waarin uitsluitend vertegenwoordigers van de contractanten en de SSI zetelden . Tegen een beslissing van de erkenningscommissie kon beroep worden aangetekend bij de commissie van beroep , die bestond uit leden die geen binding hadden met de sigarettenindustrie .
De erkenning had een jaarlijks karakter en was voorwaardelijk gedurende de periode dat de minimumomzet niet werd behaald .
( 84 ) Per 21 december 1971 werd door de SSI namens de contractanten van deze overeenkomst aan de " afnemers met grossiersconditie " medegedeeld dat met ingang van 1 januari 1972 de grossiersmarge van 10,92 % werd verhoogd met 0,22 % voor gespecialiseerde grossiers in tabaksfabrikaten , die zich bij overeenkomst tegenover individuele fabrikanten verplichten aan hun afnemers geen hogere korting te verlenen dan 10,5 % .
b ) De overeenkomsten tussen fabrikant en erkende grossier in sigaretten inzake korting en de overige verkoopvoorwaarden ( standaardformulier )
( 85 ) In deze standaardovereenkomst werd tussen fabrikant en grossier onder meer het volgende overeengekomen :
1 . " de grossier verplicht zich tot naleving van de verkoopvoorwaarden die de fabrikant voor hem heeft vastgesteld , zoals deze thans luiden en met inbegrip van eventuele toekomstige wijzigingen ... ;
2 . de grossier ontvangt in plaats van de normale grossierskorting ad 10,92 % een korting van 11,14 % van de kleinhandelsprijs , onder de voorwaarde , dat hij bij levering van sigaretten aan zijn afnemers geen hogere korting verleent dan 10,5 % . " .
( 86 ) De grossiers werden daarenboven verplicht hun administratie zodanig in te richten dat zij konden aantonen de bepalingen van deze overeenkomst te hebben nageleefd . Een onafhankelijke derde werd aangesteld om , na machtiging door een fabrikant , in afzonderlijke gevallen overtredingen op te sporen en te rapporteren bij een commissie van advies .
Als mogelijke maatregelen werden voorzien :
a ) het doen storten van een waarborgsom tot maximum 10 000 Fl . , die in geval van herhaling van de overtreding geheel of ten dele werd verbeurd ;
b ) verlaging van de korting met 0,22 % voor een te bepalen termijn .
( 87 ) Volgens de SSI werden deze overeenkomsten tussen fabrikanten en erkende grossiers opgezegd ingevolge de opzegging van de overeenkomst van december 1971/februari 1972 .
D . OVERLEG TUSSEN DE OVERHEID , DE SSI EN DE HANDEL
1 . Algemeen
( 88 ) In het kader van de in Nederland vigerende wetgeving en reglementering streefde de Nederlandse overheid , op het ogenblik dat de banderolleprijs en handelsmarges voor wederverkopers van sigaretten werden verhoogd , doeleinden na van fiscaal-budgetaire politiek ( d.w.z . maximale belastingopbrengst ) , van inflatiebeheersende prijzenpolitiek ( d.w.z . slechts doorberekening van werkelijke kostenstijgingen van de industrie berekend op basis van branchegemiddelden ) alsmede van sociaal-economische aard ( d.w.z . ter handhaving van een rentabiliteitspositie van groot - en kleinhandel ) . Te dien einde werd tussen de overheid , industrie en/of handel overleg gevoerd , waarbij door de overheid indicaties werden gegeven omtrent de voor haar aanvaardbaar geachte en zelfs gewenste verdeling tussen industrie en handel van de totale beschikbare ruimte in de nieuwe banderolleprijs na aftrek van het belastinggedeelte . De overheid wilde immers voorkomen dat de doorberekening van kostenstijgingen bij de industrie - uitgaande van de banderolleprijs en de ruimte voor de industrie - wel , en bovendien gedurende geruimte tijd , zou plaatsvinden en bij de handel niet of onvolledig .
De overheid is trouwens de mening toegedaan dat het overleg tussen haar en de industrie " als uitvloeisel van het door de overheid gevoerde prijsbeleid en als middel om aan dat beleid op doelmatige wijze gestalte te geven onmisbaar is " .
Door het Ministerie van Economische Zaken werd in zijn brief van 20 juli 1981 aan de Commissie uitdrukkelijk gesteld dat het gebruikelijk is , dat de verwachte verhoging van de banderolleprijs in de " Memorie van toelichting op de wet " , welke een verhoging van de tabaksaccijns voorziet , staat vermeld , terwijl de PGD de toegestane maximumverhoging van de publieksprijs aangeeft . Noch de aanduiding in de Memorie van toelichting noch de indicaties , welke door de overheid werden gegeven over de verdeling van de beschikbare ruimte tussen industrie en handel , hebben echter enige juridische waarde .
Dit betekende wel dat , wanneer de verdeling van de ruimte duidelijk in strijd zou zijn met het prijsbeleid van de overheid , tot afkondiging van een sectorbeschikking voor sigaretten zou zijn overgegaan . De noodzaak tot het afkondigen van dergelijke beschikking heeft zich echter tot 1981 niet voorgedaan .
( 89 ) Als gevolg van de toepassing van hoge belastingtarieven , die ongeveer 70 % van de banderolleprijs uitmaken , alsmede van de individueel geldende maxima der toelaatbare banderolleprijzen en handelsmarges , was slechts een beperkte ruimte voor de vaststelling van de banderolleprijs door de industrie beschikbaar . Uitsplitsing van de opbrengst van sigaretten ( per 1 000 stuks ) uit de populaire prijsklasse geeft het volgende beeld :
* Voor 1 januari 1980 * Van 1 januari 1980 tot 14 februari 1981 * Na 15 februari 1981 *
Banderolleprijs * 104 Fl . ( 100 % ) * 120 Fl . ( 100 % ) * 130 Fl . ( 100 % ) *
Belastinggedeelte * 72 Fl . ( 69,23 % ) * 86 Fl . ( 71,67 % ) * 94,50 Fl . ( 72,69 % ) *
Industrie en handel * 32 Fl . ( 30,77 % ) * 34 Fl . ( 28,33 % ) * 35,50 Fl . ( 27,31 % ) *
Na het doorvoeren van een algemene verhoging van de banderolleprijs van sigaretten heeft de industrie in het verleden niet de mogelijkheid gehad om gedurende een periode van één tot twee jaar een nieuwe prijsverhoging door te voeren . Tussentijdse individuele prijsverhogingen bleken evenmin mogelijk te zijn .
( 90 ) Wanneer door de overheid een algemene verhoging van de banderolleprijs van sigaretten werd toegestaan , hadden de fabrikanten het recht de individueel toegelaten maximumverhogingen door te voeren , maar waren zij niet verplicht dit in feite ook te doen . Zij waren echter wel het verhoogde belastinggedeelte aan de overheid verschuldigd .
2 . Overleg in het kader van de verschillende overeenkomsten
( 91 ) De in de oorspronkelijke mededeling van punten van bezwaar behandelde aangemelde en niet-aangemelde overeenkomsten alsmede de in de aanvullende mededeling van punten van bezwaar aangegeven overeenkomsten zijn aangegaan tussen fabrikanten/importeurs van sigaretten en/of verenigingen van fabrikanten/importeurs , groot - of kleinhandelaren van sigaretten , zonder dat de Nederlandse overheid daarbij partij was . Volgens de overheid kunnen de prijsovereenkomsten en de bonusregeling speciaalzaken " niet worden beschouwd als een weergave van overeenkomsten met de overheid . Er is slechts sprake van maximale prijzen en marges waarbinnen de speelruimte van de fabrikanten zeer beperkt is of in het geheel niet aanwezig is . De prijsovereenkomsten moeten niet worden beschouwd als een essentieel onderdeel van de integratie van de accijnsopbrengst in de financieel monetaire politiek van de overheid . De overeenkomst inzake gedragregels van 1976 was op generlei wijze ... noodzakelijk als uitvloeisel van de margeregels ... " .
Door de overheid werd bovendien uitdrukkelijk gesteld dat " met uitzondering van het overleg over de voortzetting van de bonusregeling speciaalzaken in 1977 en 1979 , ... , de overheid niet met de deelnemers van de SSI heeft " overlegd " over , noch hen heeft " aangespoord " tot het treffen van bedoelde overeenkomsten of maatregelen " . De SSI heeft trouwens tijdens de hoorzitting van 29 november 1979 erkend dat de aangevochten overeenkomsten van privaatrechtelijke aard waren en dat er van de zijde van de overheid geen enkele wettelijke verplichting was opgelegd om die overeenkomsten zo in te richten als in feite geschiedde .
( 92 ) Wat de raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976 betreft , wordt verwezen naar hetgeen in verband met het overleg met de overheid werd vermeld in de paragrafen 33 tot en met 40 .
( 93 ) Wat de bonusregeling speciaalzaken betreft , dient te worden vermeld dat deze is tot stand gekomen in de context van de onderhandelingen rond de prijsverhoging van 1974 . Na een mislukte poging van de speciaalzaken in 1971 om een regeling tot stand te brengen , hebben zij in 1974 een nieuw initiatief genomen en hebben gevraagd aan het Ministerie van Economische Zaken een structuurverbetering tot stand te brengen die de speciaalzaken in staat zouden stellen om zich onder meer tegenover de steeds sterker wordende supermarkten te weren . Dit leidde ertoe dat na gemeenschappelijk overleg tussen het Ministerie van Economische Zaken , de SSI en de NSO de bonusregeling tot stand kwam , welke de instemming kreeg van alle betrokken partijen , inbegrepen de groothandel . In 1974 en 1975 werd het bedrag van de bonus beschouwd als een extra bedrag , dat niet onder de PGD viel en geheel ten laste viel van de industrie . Volgens de SSI heeft de overheid in 1978 eenzijdig de bonus als onderdeel van de handelsmarge behandeld , hetgeen de onderhandelingen met de groothandelsorganisaties ten zeerste bemoeilijkt zou hebben .
( 94 ) Wat de prijsverhoging van 1974 betreft , werd het Ministerie van Financiën - gelet op het feit dat er geen belastingverhoging werd beoogd - slechts op de hoogte gehouden van de onderhandelingen die tussen de SSI en het Ministerie van Economische Zaken werden gevoerd . Dit Ministerie was wegens de belangen van de handel vanuit het oogpunt van het middenstandsbeleid rechtstreeks geïnteresseerd . Het Ministerie van Economische Zaken voerde gelijktijdig besprekingen met de SSI en de groot - en kleinhandel .
( 95 ) Wat de prijsverhoging van 1975 betreft , werd door de SSI zowel met het Ministerie van Financiën als met het Ministerie van Economische Zaken overleg gepleegd . De oorspronkelijk beoogde belastingverhoging werd echter niet doorgevoerd . In de loop van de besprekingen met het Ministerie van Economische Zaken werd de rekening-courantverhouding geschapen , die ertoe dient te vermijden dat de contractanten onnodig nadeel lijden ten opzichte van producenten in andere branches door de gecombineerde werking van het accijnsstelsel en de PGD . Volgens de SSI werd tussen het Ministerie van Economische Zaken en de SSI de volgende formulering opgesteld :
" Deze prijsverhoging geldt onder de voorwaarde dat de sigarettenindustrie gedurende één jaar na de datum van ingang van de verhoging - behoudens bijzondere ontwikkelingen - geen aanspraak maakt op een nieuwe verhoging uit hoofde van kostenstijgingen gedurende dit jaar .
Tijdig voor het einde van dat jaar zal overleg worden gepleegd over de vraag of de kostenstijging sinds 1974 - uitgaande van hetgeen is neergelegd in de brief van de Stichting Sigarettenindustrie d.d . 6 juni 1975 - al dan niet een verlenging van de periode rechtvaardigt . Hierbij zal rekening worden gehouden met de derving van opbrengst door de industrie als gevolg van de aanvankelijk door te voeren prijsverhoging per 1 september 1975 . " .
De elementen van de rekening-courant werden in 1976 als volgt gedefinieerd :
- de baten , gevormd door de meeropbrengst die de industrie heeft door de prijsverhoging van 0,25 Fl . in plaats van 0,15 Fl . per pakje ,
- de lasten , die bestaan uit :
a ) de opbrengstderving voor de industrie door het uitstel van de prijsverhoging ad 15 cent per pakje ;
b ) de aan de handel uit te keren opbrengstderving door het uitstel van de prijsverhoging ;
c ) de door het Ministerie van Economische Zaken toegezegde doorberekening van de resterende doorberekenbare kosten ad 13 cent per 1 000 sigaretten ;
d ) de aan de handel toegezegde verruiming van de bonusuitkering ad 5 cent per 1 000 sigaretten ( de extra grossiersopbrengst ad 0,3 cent per 1 000 sigaretten is verwerkt in de meeropbrengst ) ;
e ) de inmiddels opgetreden kostenstijgingen ;
f ) de handelsmarge .
De rekening-courantformule werd eveneens in het kader van latere prijsverhogingen toegepast .
In de periode voorafgaande aan de algemene prijsverhoging van 7 november 1975 werd bovendien overleg gepleegd tussen het Ministerie van Economische Zaken en de organisaties van groot - en kleinhandel . Ook werden er tussen de SSI en de groot - en kleinhandel besprekingen gevoerd die op een aantal punten tot overeenstemming leidden tussen alle betrokken partijen . Later werd door de groothandel echter afstand genomen van de resultaten van deze overeenstemming .
( 96 ) Wat de prijsverhoging van 1978 betreft , werden vanaf januari 1977 besprekingen gevoerd tussen de industrie en het Ministerie van Economische Zaken . Hieruit bleek onder meer dat , aangezien de industrie slechts met grote tussenpozen prijsverhogingen kon doorvoeren , het reëel was ook een stukje toekomstige stijgingen mee te nemen mits daaromtrent een behoorlijke prognose kon worden gemaakt . Bovendien was het de bedoeling dat de economische controledienst van het Ministerie van Economische Zaken bij enkele representatieve ondernemingen de basisgegevens zou vaststellen voor de kostencalculatie .
Onder meer wegens moeilijkheden rond de toepassing van de rekening-courantformule en de door de overheid in het vooruitzicht gestelde verhoging van belastingdruk met 40 cent per pakje - de kostenstijging van de industrie bedroeg slechts 10 cent - , werden maandenlang contacten onderhouden tussen de overheid en de SSI . Deze laatste meende dat een dergelijke drastische belastingverhoging tot een belangrijke daling van de omzet zou leiden met de daaraan verbonden gevolgen voor de industrie , de handel en de overheid zelf ( mogelijke totale verlaagde belastingopbrengst ) . Volgens de SSI stond , wegens de zware lasten die aan de industrie in het kader van de belasting - en prijsverhoging zouden worden opgelegd - voor handel en industrie zou slechts 6,9 cent extra beschikbaar zijn - , het Ministerie van Economische Zaken niet afwijzend tegenover een overeenkomst tussen de fabrikanten waarbij nadere regels zouden worden gesteld ten einde te voorkomen dat de nieuw te vormen prijsklassen in de concurrentiële sfeer niet konden worden gehandhaafd . Concrete afspraken werden in dit verband evenwel niet gemaakt .
Toen de belastingverhoging door de overheid werd beslist , drong zij er bij de industrie op aan dat deze aan de handel de maximum toelaatbare margeverhoging zou toekennen .
In de periode voorafgaande aan de algemene prijsverhoging van 1 februari 1978 werd bovendien overleg gepleegd tussen het Ministerie van Economische Zaken en de groothandel . De SSI voerde op haar beurt met groot - en kleinhandel besprekingen . Een van de belangrijkste discussiepunten betrof de vraag of de bonus voor speciaalzaken alsmede de extra marge voor de groothandel al dan niet in de berekening van de nieuwe handelsmarge waren ingebouwd . Volgens de overheid dienden voortaan deze bedragen inderdaad in de marge te worden ingecalculeerd . Het was de SSI die aan de overheid de inhoud van de met groot - en kleinhandel getroffen regelingen inzake de handelsmarges meedeelde .
( 97 ) Wat de algemene prijsverhoging met 40 cent per pakje van 25 stuks met ingang van 1 januari 1980 betreft , werd door de SSI uitdrukkelijk gesteld dat door de industrie in het kader van de algemene prijsverhoging van sigaretten geen mondelinge of schriftelijke overeenkomst werd gesloten , noch onderling afgestemde feitelijke gedraging werd aangegaan , houdende o.a . " de vaststelling van nieuwe kleinhandelsprijzen , van de inkoopprijzen voor de handel , van een regeling van zogenaamde inladingen en het in acht nemen van bepaalde beperkingen gedurende een zogenaamde periode van gewenning , een en ander zoals in het verleden gebruikelijk was " .
Er dient evenwel te worden vermeld dat in de loop van het vierde kwartaal van 1979 overleg tussen het Ministerie van Economische Zaken , het Ministerie van Financiën en de organisaties van industrie en handel werd gevoerd ten einde , zoals door de overheid werd gesteld , " te bereiken dat gedurende bedoelde periode ( waarmede werd bedoeld : twee jaren vanaf 1 januari 1980 ) de door overheid nagestreefde ontwikkeling met betrekking tot de totale ruimte voor industrie en handel in de nieuwe banderolleprijs zoveel mogelijk plaatsvindt . " . Imperial Tobacco ( Holland ) BV verklaarde uitdrukkelijk dat zij , noch haar distributeur , de instructies volgde die tussen de overheid en de SSI waren overeengekomen .
Wat de door de SSI aangemelde overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 ( zie de paragrafen 50 t/m 52 ) betreft , werd door de overheid gesteld dat er geen sprake van was dat deze kon worden beschouwd als een direct of indirect gevolg van het tussen de SSI en de overheid gevoerde overleg . De suggestie van de SSI volgens welke door de overheid was aangedrongen op afspraken vanwege de industrie inzake prijzen en marges kon door de overheid dan ook niet worden aanvaard . Deze laatste zou zelfs bij de groot - en kleinhandel hebben aangedrongen op individueel overleg over de marges . Het Ministerie van Economische Zaken heeft in haar brief van 20 juli 1981 aan de Commissie uitdrukkelijk gesteld dat vanaf september 1979 door de overheid aan het bedrijfsleven herhaaldelijk was medegedeeld dat individueel diende te worden onderhandeld over de marges .
II . JURIDISCHE BEOORDELING
A . TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 85 , LID 1 , VAN HET EEG-VERDRAG
1 . De aangemelde overeenkomsten
1.1 . De bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 en de raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976
( 98 ) De ondernemingen , die de bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 en de raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976 hebben ondertekend en/of toegepast , zijn fabrikanten/importeurs , van sigaretten . Beide overeenkomsten worden beschouwd als overeenkomsten tussen ondernemingen in de zin van artikel 85 , lid 1 .
( 99 ) De bonusregeling speciaalzaken en de raamovereenkomst-SSI , althans voor zover deze laatste bepaalt dat de contractanten gehouden zijn de bonusregeling speciaalzaken , welke een wezenlijk deel uitmaakt van de raamovereenkomst-SSI , na te leven , strekken ertoe en hebben ten gevolge dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt merkbaar wordt beperkt en dit meer bepaald om onderstaande redenen .
a ) Deze overeenkomsten beogen , en hebben ook in de praktijk geleid tot , de toekenning van een uniforme extra jaarlijkse korting aan gespecialiseerde detaillisten , die aan bepaalde voorwaarden voldoen , voor elke duizend sigaretten die zij voor verkoop aan consumenten hebben gekocht , hetzij rechtstreeks van de ondertekenaars van deze overeenkomsten , hetzij via één of meer grossiers . Dergelijk systeem leidt tot een aanzienlijke beperking van de mededinging , op het gebied van het verlenen van extra kortingen aan detaillisten , tussen fabrikanten en/of importeurs onderling , tussen grossiers onderling of tussen fabrikanten en/of importeurs en grossiers . De enige grondslag voor het verlenen van deze extra bonus is immers de jaarlijkse totale omzet van de detaillist ongeacht of de afname rechtstreeks van de deelnemers aan deze overeenkomsten dan wel via grossiers heeft plaatsgevonden .
Inspanningen om een extra vergoeding te bekomen vanwege leveranciers , bij voorbeeld door het concentreren van de aankopen van een detaillist bij één of meer leveranciers of door andere diensten te bewijzen , worden hierdoor zinloos gemaakt . Een dergelijke regeling druist derhalve in tegen de vrijheid van handelen van een handelaar om te beslissen over al die inspanningen die hij in het kader van een vrije mededinging in overeenstemming acht met zijn individueel commercieel belang .
b ) De collectieve toekenning van een extra korting uitsluitend aan speciaalzaken , die beantwoorden aan de door de SSI gestelde criteria , ( zie paragraaf 44 ) , vormt een discriminatie in de zin van artikel 85 , lid 1 , littera d ) , aangezien deze vergoeding slechts voor een specifieke groep afnemers bestemd is en andere afnemers , zoals voedingszaken , grootwinkelbedrijven en supermarkten die een belangrijk gedeelte van de verkoop van sigaretten aan consumenten in Nederland voor hun rekening nemen , er niet van kunnen genieten . Het feit dat deze andere afnemers over de mogelijkheid beschikken om over individuele kortingen te onderhandelen doet geen afbreuk aan het feit dat de bonus eenvoudigweg niet te hunner beschikking staat .
c ) De definitie van " speciaalzaken " in de bonusregeling speciaalzaken bevat een criterium inzake het aandeel van de jaarlijkse minimumomzet in tabaksprodukten ten opzichte van de globale omzet van de detaillist . Dit is een contractueel criterium van privaatrechtelijke aard dat aan de wettelijke criteria , vervat in artikel 26 , lid 1 , van de wet tabaksaccijns , wordt toegevoegd . De toepassing van dit bijkomend criterium beperkt de vrijheid van handelen in de zin van artikel 85 , lid 1 , van afnemers , die niet kunnen noch willen voldoen aan dit criterium , aangezien hierdoor aan deze afnemers de mogelijkheid wordt ontzegd in aanmerking te komen voor deze extra vergoeding .
d ) De hierna vermelde collectieve voorwaarden , opgenomen in de bonusregeling speciaalzaken en waaraan door speciaalzaken dient te worden voldaan ten einde in aanmerking te komen voor de extra vergoeding , zijn merkbare beperkingen op de vrijheid van handelen in de zin van artikel 85 , lid 1 , van de detaillisten :
( 137 ) DE VERPLICHTING OM EEN BEPAALDE MINIMUMJAAROMZET IN SIGARETTEN TE REALISEREN ( ZIE PARAGRAAF 44 , SUB D ) ) DRAAGT NIET BIJ TOT EEN BETERE VERDELING VAN DEZE PRODUKTEN EN KOMT UITSLUITEND AAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN DEZE PRODUKTEN TEN GOEDE ZONDER VOORDELEN OP TE LEVEREN WAARVAN DE GEBRUIKERS ZOUDEN KUNNEN GENIETEN . DAARENTEGEN LEIDT HET FEIT DAT VOOR DE BEREKENING VAN DE OMZET GEEN ONDERSCHEID WORDT GEMAAKT NAAR GELANG VAN DE LEVERINGSBRON ( FABRIKANT EN/OF IMPORTEUR OF GROSSIER ) , ERTOE DAT DETAILLISTEN GEEN INSPANNINGEN ZULLEN LEVEREN OM TUSSEN DE PRODUKTEN VAN HUN LEVERANCIERS ( FABRIKANT EN/OF IMPORTEUR OF GROSSIER ) MEDEDINGING UIT TE LOKKEN . DERGELIJKE SITUATIE KAN NIET ANDERS DAN UITSLUITEND AAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS EN GROSSIERS TEN GOEDE KOMEN .
( 138 ) DE HYPOTHETISCHE VOORDELEN DIE UIT DE VERVULLING VAN DEZE VERPLICHTINGEN ( ZIE PARAGRAFEN 132 T/M 137 ) TOCH ZOUDEN KUNNEN VOORTVLOEIEN , KOMEN VOORNAMELIJK AAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN SIGARETTEN TEN GOEDE EN KUNNEN NIET ALS ONMISBAAR WORDEN BESCHOUWD VOOR HET BEREIKEN VAN DE BEOOGDE DOELSTELLINGEN . DAARENBOVEN ZIJN DE NADELEN , DIE DAARUIT VOORTVLOEIEN EN VOORNAMELIJK TEN LASTE KOMEN VAN DE DETAILLISTEN , VAN DIEN AARD , DAT ZIJ ENERZIJDS DE VOORDELEN ERVAN VOOR HEN OVERTREFFEN EN ANDERZIJDS DE GEBRUIKERS GEEN GELEGENHEID BIEDEN ER EEN BILLIJK VOORDEEL UIT TE HALEN DAT TEGEN DEZE NADELEN OPWEEGT .
1.2 . DE OVEREENKOMSTEN IN HET KADER VAN DE ACCIJNS - EN PRIJSVERHOGING VAN 1 JANUARI 1980
( 139 ) DE BETROKKEN OVEREENKOMSTEN DRAGEN NIET BIJ TOT EEN VERBETERING VAN DE PRODUKTIE OF VAN DE VERDELING DER PRODUKTEN .
HET ARGUMENT DAT ZIJ ERTOE ZOUDEN STREKKEN EEN GROOT AANTAL VERKOOPPUNTEN IN STAND TE HOUDEN KAN NIET WORDEN AANVAARD , AANGEZIEN HET NIET ZOZEER AAN DE BETROKKEN BRANCHE TOEKOMT OM UIT TE MAKEN OF EEN GROOT AANTAL VERKOOPPUNTEN NOODZAKELIJK IS VOOR DE GEBRUIKERS . HET KOMT IN DE EERSTE PLAATS AAN DE GEBRUIKERS TOE TE BESLISSEN WAAR ZIJ HUN SIGARETTEN WILLEN KOPEN , HETZIJ BIJ SPECIAALZAKEN , HETZIJ ELDERS . DE BETROKKEN BRANCHE DIENT VOLDOENDE FLEXIBILITEIT AAN DE DAG TE LEGGEN OM OP DE KEUZE VAN DE GEBRUIKERS IN TE GAAN .
HET ARGUMENT DAT DE BETROKKEN OVEREENKOMSTEN ERTOE ZOUDEN STREKKEN OM VIA EEN GROOT AANTAL VERKOOPPUNTEN EEN UITGEBREIDER MERKENASSORTIMENT TER BESCHIKKING VAN DE GEBRUIKERS TE STELLEN KAN EVENMIN WORDEN AANVAARD , AANGEZIEN DIT IN DE EERSTE PLAATS AAN DE GEBRUIKERS TER BEOORDELING STAAT . GELET OP HET FEIT DAT DE MEESTE ROKERS ZICH BEPERKEN TOT EEN KLEIN AANTAL MERKEN , DIE EEN GROOT GEDEELTE VAN DE MARKT UITMAKEN , IS HET ZELFS NIET WAARSCHIJNLIJK DAT DE GEBRUIKER BEHOEFTE HEEFT AAN DERGELIJK UITGEBREID ASSORTIMENT OF DAT HIJ DIT OP PRIJS STELT .
VOOR ZOVER DE OVEREENKOMSTEN IN KWESTIE ANDERE DOELSTELLINGEN ZOUDEN NASTREVEN , KAN NIET WORDEN INGEZIEN OP WELKE WIJZE ZIJ KUNNEN BIJDRAGEN TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN .
( 140 ) UIT DE BETROKKEN OVEREENKOMSTEN KOMT GEEN BILLIJK AANDEEL IN DE EVENTUEEL DAARUIT VOORTVLOEIENDE VOORDELEN TEN GOEDE VAN DE GEBRUIKER . ZIJ STREKKEN DAARENTEGEN VOORNAMELIJK , ZO NIET UITSLUITEND , TOT VOORDEEL VAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS EN WEDERVERKOPERS , AAN WIE ZIJ HETZIJ EEN VASTE BRON VAN INKOMSTEN GARANDEREN , HETZIJ INKOMSTEN DIE HOGER LIGGEN DAN DEGENE DIE ZIJ ZOUDEN KUNNEN VERWERVEN INGEVAL VAN EEN NORMALE MEDEDINGINGSSITUATIE .
( 141 ) INDIEN ERVAN KAN WORDEN UITGEGAAN DAT DE DOELSTELLING VAN DE BETROKKEN OVEREENKOMSTEN BESTOND IN HET GARANDEREN VAN EEN BEPAALD INKOMEN AAN DE GROOT - EN KLEINHANDELAREN IN TABAKSFABRIKANTEN , KAN NIET WORDEN AANVAARD DAT DE IN DEZE OVEREENKOMSTEN OPGELEGDE BEPERKINGEN ONMISBAAR ZIJN OM DERGELIJKE DOELSTELLING TE BEREIKEN . ER KAN IMMERS NIET WORDEN INGEZIEN DAT WEDERVERKOPERS , DIE INSPELEN OP HET MARKTMECHANISME EN ZICH MOETEN AANPASSEN AAN NIEUWE MARKTSITUATIES , GEEN INKOMEN ZOUDEN KUNNEN VERWERVEN DAT HEN IN STAAT STELT HUN ONDERNEMING VERDER TE BLIJVEN VOEREN , ZONDER DAT REGELINGEN ZOALS DEZE VAN DE BETROKKEN OVEREENKOMSTEN NOODZAKELIJK ZIJN .
( 142 ) DE OVEREENKOMSTEN IN KWESTIE STREKKEN ERTOE EN HEBBEN TEN GEVOLGE DAT DE MEDEDINGING VOOR EEN WEZENLIJK DEEL VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN WORDT UITGESCHAKELD . DE BETROKKEN FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS NEMEN IMMERS VRIJWEL DE GEHELE OMZET EN INVOER VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND VOOR HUN REKENING . DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN SIGARETTEN VORMEN DE PIJLERS VAN EEN GROTENDEELS DOOR HEN ZELF OPGEZET DISTRIBUTIESYSTEEM , DAT DE MOGELIJKHEID GEEFT VOOR EEN WEZENLIJK DEEL VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN DE MEDEDINGING UIT TE SCHAKELEN .
2 . DE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN .
( 143 ) OPDAT EEN BESCHIKKING HOUDENDE ONTHEFFING IN DE ZIN VAN ARTIKEL 85 , LID 3 , KAN WORDEN GEGEVEN , MOET EEN NIEUWE OVEREENKOMST OF ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGING BIJ DE COMMISSIE ZIJN AANGEMELD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 4 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 17 , BEHOUDENS WANNEER DEZE VERPLICHTING IS VERVALLEN KRACHTENS ARTIKEL 4 , LID 2 , VAN GENOEMDE VERORDENING .
DE BETROKKEN OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN VALLEN NIET ONDER ENIGE CATEGORIE , DIE UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 4 , LID 2 , VAN VERORDENING NR . 17 NIET BEHOEFT TE WORDEN AANGEMELD . AAN DE VOORWAARDEN VAN ARTIKEL 4 , LID 2 , SUB 1 ) , IS NIET VOLDAAN OMDAT , ALHOEWEL ZOWEL DE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN ALS DE AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN DE DISTRIBUTIE VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND TOT VOORWERP HEBBEN , ZIJ OOK DIRECT BETREKKING HEBBEN OP DE INVOER EN UITVOER TUSSEN LID-STATEN , REKENING GEHOUDEN MET DE BELANGRIJKHEID VAN DE OMVANG VAN DE DOOR DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS DIE AAN DEZE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN DEELNEMEN OF HEBBEN DEELGENOMEN , VAN IN NEDERLAND INGEVOERDE SIGARETTEN ( ZIE PARAGRAAF 11 ) . BOVENDIEN MOET EROP WORDEN GEWEZEN DAT DEZE SIGARETTEN AFKOMSTIG ZIJN VAN EN GEPRODUCEERD WORDEN DOOR ONDERNEMINGEN , GEVESTIGD IN ANDERE LID-STATEN EN WAARVAN SOMMIGE BEHOREN TOT DEZELFDE GROEP EN DAT ZIJ WORDEN VERDEELD OP DEZELFDE WIJZE ALS DE DOOR DEZE ONDERNEMINGEN IN NEDERLAND GEPRODUCEERDE SIGARETTEN . ZOLANG DEZE AANMELDING NIET HEEFT PLAATS GEVONDEN , KAN EEN ONTHEFFING , BEDOELD IN ARTIKEL 85 , LID 3 , NIET WORDEN GEGEVEN .
ZELFS INDIEN DE BEDOELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN VOLDEDEN AAN DE BEPALINGEN VAN ARTIKEL 4 , LID 2 , VAN VERORDENING NR . 17 EN VRIJGESTELD WAREN VAN AANMELDING , ZOU DE ONTHEFFING BEDOELD IN ARTIKEL 85 , LID 3 , NIET KUNNEN WORDEN VERLEEND OM ONDERSTAANDE REDENEN .
2.1 . DE PRIJSOVEREENKOMSTEN
( 144 ) DE OVEREENKOMSTEN INZAKE DE VASTSTELLING DOOR DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN DE KLEINHANDELSPRIJZEN EN WINSTMARGES VAN HUN EIGEN PRODUKTEN VORMEN GEEN BIJDRAGE TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN , MAAR KOMEN UITSLUITEND TEN GOEDE AAN DEZE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS ZELF ZONDER ENIG VOORDEEL OP TE LEVEREN WAARVAN DE GEBRUIKERS ZOUDEN KUNNEN GENIETEN .
( 145 ) HET VERBOD OM GEDURENDE EEN BEPAALDE PERIODE AAN HET MERKENASSORTIMENT OF AAN DE VERPAKKINGSEENHEID VAN EEN MERK ENIGE WIJZIGING AAN TE BRENGEN EN DE VERBINTENIS OM GEDURENDE EEN BEPAALDE PERIODE DE AFZET NIET ONBEPERKT TE LATEN STIJGEN , VORMEN GEEN BIJDRAGE TOT EEN BETERE VERDELING VAN DE PRODUKTEN EN STREKKEN SLECHTS TOT VOORDEEL VAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS , DIE HIERDOOR HUN INDIVIDUEEL AANDEEL OP DE MARKT TRACHTEN TE STABILISEREN . DERGELIJKE VERBINTENISSEN KUNNEN GEEN VOORDEEL OPLEVEREN VOOR DE AFNEMERS VAN DEZE PRODUKTEN , AANGEZIEN OP MOGELIJKE VRAGEN VANWEGE DE AFNEMERS HETZIJ OM AAN HET MERKENASSORTIMENT OF AAN DE VERPAKKINGSEENHEID VAN EEN MERK EEN WIJZIGING AAN TE BRENGEN , HETZIJ OM EEN AFZET TE VERKRIJGEN DIE DE AANGEGEVEN MAXIMUMSTIJGING ZOU OVERSCHRIJDEN , NIET MAG WORDEN INGEGAAN .
( 146 ) HET INVOEREN VAN EEN ONDERSCHEID TUSSEN ERKENDE EN NIET-ERKENDE GROSSIERS , ALSMEDE DE DAARAAN VERBONDEN GEVOLGEN INZAKE DE VERLENING VAN EXTRA KORTINGEN DRAGEN NIET BIJ TOT EEN BETERE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN , AANGEZIEN ZIJ EEN VOORKEURREGELING INHOUDT TEN VOORDELE VAN EEN BEPAALDE GROEP GROSSIERS , WAARVAN NIET-ERKENDE GROSSIERS NIET KUNNEN GENIETEN , ZELFS NIET WANNEER DERGELIJK ONDERSCHEID ZOU GEBASEERD ZIJN OP GEMEENSCHAPPELIJKE EN OBJECTIEF VAST TE STELLEN CRITERIA . BIJ EEN INDELING VAN GROSSIERS IN CATEGORIEEN VOLGENS DERGELIJKE CRITERIA KAN IMMERS OVER HET ALGEMEEN GEEN REKENING WORDEN GEHOUDEN MET ALLE WERKELIJK DOOR DE GROSSIERS GELEVERDE INSPANNINGEN EN DIENSTEN .
( 147 ) DE MINIMUM AFNAMEVERPLICHTING VOOR WINKELIERS STREKT UITSLUITEND TOT VOORDEEL VAN DE LEVERANCIERS , WAARDOOR EEN VERHOGING VAN HUN AFZET WORDT BEOOGD ; DERGELIJKE VERPLICHTING STREKT EERDER TOT NADEEL DAN TOT VOORDEEL VAN DE WINKELIERS , AANGEZIEN HIERDOOR HUN VRIJHEID OM VOLLEDIG ZELFSTANDIG BESLISSINGEN TE NEMEN IN VERBAND MET HUN AANKOOP - EN VERKOOPPOLITIEK WORDT BEKNOT .
( 148 ) DE VERPLICHTING INZAKE INKOOPPRIJS ONGEACHT HET KWANTUM IS EEN NADEEL VOOR DE AFNEMERS , AANGEZIEN HIERDOOR VOOR HEN DE MOGELIJKHEID WORDT UITGESLOTEN OM EEN AANKOOPPRIJS TE BEDINGEN IN FUNCTIE VAN DE AAN TE KOPEN HOEVEELHEID ; TEN GEVOLGE VAN DEZE VERPLICHTING WORDT OOK NADEEL TOEGEBRACHT AAN DE GEBRUIKERS , DIE NIET KUNNEN GENIETEN VAN VOORDELEN DIE DE AFNEMERS AAN HEN , ZIJ HET GEDEELTELIJK , ZOUDEN KUNNEN DOORSPELEN INDIEN ZIJ WEL EEN AANKOOPPRIJS KONDEN BEDINGEN IN FUNCTIE VAN DE AAN TE KOPEN HOEVEELHEID .
2.2 . DE OVEREENKOMST INZAKE GEDRAGSREGELS SIGARETTEN VAN 23 APRIL 1975
( 149 ) DE VERBINTENISSEN AANGEGAAN DOOR DE CONTRACTANTEN IN DEZE OVEREENKOMST HEBBEN NIET TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN GELEID , AANGEZIEN ZIJ DE MOGELIJKHEID UITSLOTEN DAT FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN SIGARETTEN EEN VERGOEDING TOEKENDEN AAN GROSSIERS EN WINKELIERS OVEREENKOMSTIG DE DOOR DEZE AFNEMERS WERKELIJK GELEVERDE INSPANNING BIJ DE VERDELING VAN DE PRODUKTEN .
2.3 . DE OVEREENKOMSTEN INZAKE ERKENNING VAN GROSSIERS
( 150 ) DE VERPLICHTINGEN OM AAN EEN MINIMUM AANTAL KLEINHANDELSVERKOOPPUNTEN TE LEVEREN EN EEN MINIMUMJAAROMZET IN SIGARETTEN TE REALISEREN DRAGEN NIET BIJ TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN EN KWAMEN ENKEL DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN DEZE PRODUKTEN TEN GOEDE ZONDER VOORDELEN OP TE LEVEREN WAARVAN DE GEBRUIKERS ZOUDEN KUNNEN GENIETEN ; DERGELIJKE VERPLICHTINGEN BEOGEN UITSLUITEND EEN VERHOGING VAN DE AFZET VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN .
( 151 ) DE VERPLICHTING OM EEN MINIMUM AANTAL MERKEN VAN SIGARETTEN IN HET ASSORTIMENT OP TE NEMEN DROEG NIET NOODZAKELIJKERWIJZE BIJ TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN EN LEVERDE VOOR DE GEBRUIKERS GEEN VOORDELEN OP DIE KONDEN OPWEGEN TEGEN DE DAARAAN VERBONDEN NADELEN .
( 152 ) HET ONDERSCHEID TUSSEN ERKENDE EN NIET-ERKENDE GROSSIERS ALSMEDE DE DAARAAN VERBONDEN GEVOLGEN INZAKE DE VERLENING VAN EXTRA KORTINGEN LEIDDE NIET TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE BETROKKEN PRODUKTEN , AANGEZIEN ZIJ EEN VOORKEURREGELING INVOERT VOOR EEN BEPAALDE GROEP GROSSIERS ZONDER REKENING TE HOUDEN MET HUN INDIVIDUELE INSPANNINGEN INZAKE DE VERDELING VAN DE PRODUKTEN ; EEN DERGELIJKE REGELING LEVERDE OP GEEN ENKELE WIJZE VOORDEEL OP AAN DE GEBRUIKERS .
( 153 ) DE VASTSTELLING VAN DE MARGES VOOR GROSSIERS VORMDE GEEN BIJDRAGE TOT EEN VERBETERING VAN DE VERDELING VAN DE PRODUKTEN , AANGEZIEN ZIJ UITSLUITEND TEN GOEDE KOMT VAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS DIE NIET LANGER OP DIT GEBIED HOEVEN TE CONCURREREN MET ELKAAR , ZONDER DAARBIJ ENIG VOORDEEL OP TE LEVEREN VOOR DE GEBRUIKERS .
( 154 ) DE OPLEGGING VAN DE ALGEMENE VERPLICHTING OM DE VERKOOPVOORWAARDEN , ZELFS TOEKOMSTIGE , VAN DE FABRIKANT NA TE LEVEN , KWAM VOORNAMELIJK DE FABRIKANT TEN GOEDE , ZONDER VOORDEEL OP TE LEVEREN VOOR DE GEBRUIKERS , AANGEZIEN ZIJ TOT GEVOLG KAN HEBBEN DAT DE AFNEMER IN EEN VOLLEDIGE AFHANKELIJKHEIDSPOSITIE KOMT TE STAAN TEGENOVER DE FABRIKANTEN .
( 155 ) INDIEN UIT HOGERVERMELDE MAATREGELEN TOCH VOORDELEN ZOUDEN VOORTVLOEIEN , KOMEN DEZE VOORNAMELIJK AAN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS VAN SIGARETTEN TEN GOEDE EN ZIJN DE NADELEN DIE DAARUIT VOORTVLOEIEN VAN DIE AARD , DAT ZIJ ENERZIJDS DE VOORDELEN ERVAN OVERTREFFEN , EN ANDERZIJDS DE GEBRUIKERS GEEN GELEGENHEID BIEDEN OM ER EEN BILLIJK VOORDEEL UIT TE HALEN DAT TEGEN DEZE NADELEN OPWEEGT .
2.4 . DE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN INZAKE DE MARGES VOOR AFNEMERS VAN SIGARETTEN
( 156 ) DEZE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN DRAGEN NIET BIJ TOT EEN BETERE VERDELING VAN DE PRODUKTEN . ZIJ ZIJN EROP GERICHT DE MEDEDINGING TUSSEN LEVERANCIERS ( FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS EN GROSSIERS ) AANZIENLIJK TE BEPERKEN ZONDER DAT ER VOOR DE GEBRUIKERS EEN BILLIJK AANDEEL UIT DE DAARUIT VOORVLOEIENDE VOORDELEN TEN GOEDE KOMT . INDIEN DEZE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN TEN GEVOLGE HEBBEN DAT AAN DE AFNEMERS VAN SIGARETTEN IN ZEKERE MATE EEN VAST INKOMEN WORDT VERZEKERD WAARDOOR HET BESTAAN VAN SPECIAALZAKEN ALS SCHAKEL IN DE DISTRIBUTIE VAN SIGARETTEN WORDT BEHOUDEN , DIENT EROP TE WORDEN GEWEZEN DAT HET NIET AAN DE DEELNEMERS AAN DEZE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN TOEKOMT OM DERGELIJKE MAATREGELEN TE NEMEN . HET KOMT IMMERS IN DE EERSTE PLAATS AAN DE AFNEMERS EN GEBRUIKERS ZELF TOE OM DOOR HUN AANKOOPGEDRAG DE DISTRIBUTIEKANALEN OP DUSDANIGE WIJZE TE BEINVLOEDEN DAT DEZE ZICH RICHTEN NAAR DE VRAAG VAN DE AFNEMERS EN NIET OM ZICH ZELF IN STAND TE HOUDEN . VERDER WORDT VERWEZEN NAAR WAT IN PARAGRAAF 141 IS VERMELD .
C . TOEPASSELIJKHEID VAN DE ARTIKELEN 3 EN 15 , LID 2 , VAN VERORDENING NR . 17
1 . BEEINDIGING VAN DE INBREUKEN
( 157 ) INDIEN DE COMMISSIE OP GROND VAN ARTIKEL 3 , LID 1 , VAN VERORDENING NR . 17 OP VERZOEK OF AMBTSHALVE EEN INBREUK OP ARTIKEL 85 VASTSTELT , KAN ZIJ DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN EN ONDERNEMERSVERENIGINGEN BIJ BESCHIKKING VERPLICHTEN AAN DE VASTGESTELDE INBREUK EEN EINDE TE MAKEN .
1.1 . DE AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN
( 158 ) AANGEZIEN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN , DIE SINDS 12 AUGUSTUS 1974 TOT OP HEDEN VAN TOEPASSING IS , OP GROND VAN DE HOGER UITEENGEZETTE REDENEN EEN INBREUK VORMT OP ARTIKEL 85 , DIENEN DE ONDERNEMINGEN , DIE DEZE OVEREENKOMST HEBBEN AANGEGAAN EN/OF TOEGEPAST , ONVERWIJLD EEN EINDE MAKEN AAN DEZE INBREUK EN ZICH ONTHOUDEN VAN ELKE OVEREENKOMST OF ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGING , DIE HETZELFDE DOEL ZOU NASTREVEN EN/OF HETZELFDE GEVOLG ZOU BEREIKEN . GELET OP DE ACTIEVE ROL VAN DE SSI BIJ DE TOTSTANDKOMING EN UITVOERING VAN DEZE OVEREENKOMST , IS DEZE ONDERNEMERSVERENIGING EVENEENS GEHOUDEN AAN DEZE INBREUK EEN EINDE TE STELLEN EN ZICH TE ONTHOUDEN VAN ELKE GEDRAGING , DIE HETZELFDE DOEL ZOU NASTREVEN EN/OF HETZELFDE GEVOLG ZOU BEREIKEN ALS DE BONUSREGELING .
( 159 ) AANGEZIEN DE RAAMOVEREENKOMST-SSI , VOOR ZOVER ZIJ DE NALEVING VAN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN VOORZIET , EEN INBREUK VORMT OP ARTIKEL 85 DIENEN DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN EN ONDERNEMERSVERENIGING OOK EEN EINDE TE STELLEN AAN HET BETROKKEN GEDEELTE VAN DE RAAMOVEREENKOMST-SSI , DIE SINDS 20 SEPTEMBER 1977 VAN KRACHT IS .
( 160 ) AANGEZIEN DE OVEREENKOMSTEN , DIE IN HET KADER VAN DE ACCIJNS - EN PRIJSVERHOGING VAN 1 JANUARI 1980 TUSSEN DE SSI EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN GROOT - EN KLEINHANDEL WERDEN GESLOTEN , WEGENS DE HOGER UITEENGEZETTE REDENEN INBREUKEN VORMEN OP ARTIKEL 85 , DIENEN DE BETROKKEN ONDERNEMERSVERENIGINGEN AAN DEZE OVEREENKOMSTEN EEN EINDE TE STELLEN , VOOR ZOVER DEZE NOG VAN TOEPASSING ZIJN . BOVENDIEN DIENEN DE BETROKKEN LEDEN EN VERTEGENWOORDIGDE ONDERNEMINGEN OP DE HOOGTE TE WORDEN GEBRACHT VAN HET FEIT DAT AAN DEZE OVEREENKOMSTEN EEN EINDE DIENT TE WORDEN GESTELD .
1.2 . DE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN
( 161 ) AANGEZIEN DE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN INZAKE DE MARGES VOOR SPECIAALZAKEN WEGENS DE HOGER UITEENGEZETTE REDENEN INBREUK VORMEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 , DIENEN DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN , VOOR ZOVER DEZE INBREUKEN NOG VERDER DUREN , HIERAAN EEN EINDE TE STELLEN .
2 . BOETES
( 162 ) OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 15 , LID 2 , VAN VERORDENING NR . 17 KAN DE COMMISSIE , WANNEER ONDERNEMINGEN OPZETTELIJK OF UIT ONACHTZAAMHEID INBREUK MAKEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 , BIJ BESCHIKKING AAN DEZE ONDERNEMINGEN OF ONDERNEMERSVERENIGINGEN GELDBOETEN OPLEGGEN VAN TEN MINSTE DUIZEND EN TEN HOOGSTE EEN MILJOEN REKENEENHEDEN , OF TOT EEN BEDRAG VAN TEN HOOGSTE TIEN PROCENT VAN DE OMZET VAN ELK DER BETROKKEN ONDERNEMINGEN IN HET VOORAFGAANDE BOEKJAAR , INDIEN BEDOELD BEDRAG HOGER IS DAN EEN MILJOEN REKENEENHEDEN . BIJ DE VASTSTELLING VAN HET BEDRAG VAN DE GELDBOETE WORDT NIET ALLEEN REKENING GEHOUDEN MET DE ZWAARTE , MAAR OOK MET DE DUUR VAN DE INBREUK .
2.1 . DE AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN
( 163 ) DE AANMELDING VAN DE RAAMOVEREENKOMST EN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN HAD EERST PLAATS OP 20 SEPTEMBER 1977 , ALHOEWEL DE LAATSTE OVEREENKOMST REEDS OP 12 AUGUSTUS 1974 VAN KRACHT WAS GEWORDEN . BIJGEVOLG KUNNEN DEZE OVEREENKOMSTEN , WELKE WEGENS DE HOGER UITEENGEZETTE REDENEN EEN INBREUK VORMEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 , AANLEIDING GEVEN TOT HET OPLEGGEN VAN BOETES AAN DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN EN ONDERNEMERSVERENIGING .
( 164 ) GELET OP HET FEIT DAT DE COMMISSIE IN DE ZAAK-FEDETAB EERST OP 24 JULI 1978 EEN BESCHIKKING HEEFT GEGEVEN , WELKE AANLEIDING HEEFT GEGEVEN TOT HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN VAN 19 OKTOBER 1980 EN WELKE BETREKKING HAD OP OVEREENKOMSTEN TUSSEN ONDERNEMINGEN MET ACTIVITEITEN IN DEZELFDE SECTOR VAN HET ECONOMISCHE LEVEN WAARBIJ EEN VERGELIJKBARE , ALHOEWEL NIET IDENTIEKE MATERIE WERD GEREGELD , IS DE COMMISSIE VAN MENING DAT MET BETREKKING TOT DEZE INBREUKEN GEEN BOETE DIENT TE WORDEN OPGELEGD .
( 165 ) AANGEZIEN DE OVEREENKOMSTEN , DIE IN HET KADER VAN DE ACCIJNS - EN PRIJSVERHOGING VAN 1 JANUARI 1980 TUSSEN DE SSI EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN GROOT - EN KLEINHANDEL WERDEN GESLOTEN EN HET VOORWERP HEBBEN GEVORMD VAN INBREUKEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 , BIJ DE COMMISSIE ONMIDDELLIJK WERDEN AANGEMELD , KUNNEN OP GROND VAN ARTIKEL 15 , LID 5 , VAN VERORDENING NR . 17 VAN DE RAAD GEEN BOETES WORDEN OPGELEGD .
2.2 . DE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN
( 166 ) DE BOVEN VERMELDE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN , DIE WEGENS DE BOVEN UITEENGEZETTE REDENEN INBREUKEN VORMEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 ( ZIE PARAGRAFEN 109 T/M 129 ) , GEVEN AANLEIDING TOT HET OPLEGGEN VAN BOETES AAN DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN EN ONDERNEMERSVERENIGINGEN .
( 167 ) OM HET BEDRAG VAN DE GELDBOETE VAST TE STELLEN HEEFT DE COMMISSIE MET DE VOLGENDE FACTOREN REKENING GEHOUDEN :
A ) DE BOVEN VERMELDE PRIJSOVEREENKOMSTEN , DIE DE HANDEL TUSSEN DE LID-STATEN ONGUNSTIG KUNNEN BEINVLOEDEN , VORMEN ERNSTIGE INBREUKEN OP DE GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEDINGINGSREGELS . IN HET BEPALEN VAN VERKOOPPRIJZEN WORDT UITDRUKKELIJK IN ARTIKEL 85 , LID 1 , LITTERA A ) VOORZIEN ALS EEN MAATREGEL DIE DE MEDEDINGING VERHINDERT , BEPERKT OF VERVALST . DE COMMISSIE HEEFT BIJ VROEGERE BESCHIKKINGEN PRIJSOVEREENKOMSTEN STRIJDIG VERKLAARD MET ARTIKEL 85 , LID 1 . HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN HEEFT DIT STANDPUNT BEVESTIGD ;
B ) DE DESBETREFFENDE PRIJSOVEREENKOMSTEN WERDEN TELKENS VOOR EEN PERIODE VAN 3 A 5 MAANDEN GESLOTEN ( ZIE PARAGRAFEN 58 , 66 EN 73 ) EN MET NAME VOOR EEN PERIODE , DIE INGING BIJ EEN NIEUWE ALGEMENE PRIJSVERHOGING , EN DIE BIJ UITSTEK DE PERIODE IS TIJDENS WELKE MEDEDINGING OP HET GEBIED VAN PRIJZEN DAADWERKELIJK MOGELIJK WAS ;
C ) HET ALGEMEEN JURIDISCH KADER WAARBINNEN DE FABRIKANTEN EN/OF IMPORTEURS PRIJSVERHOGINGEN TOT STAND KUNNEN BRENGEN BEPERKT IN ZEKERE MATE HUN VRIJHEID VAN HANDELEN , ZONDER DEZE VRIJHEID ECHTER UIT TE SLUITEN .
( 168 ) DE COMMISSIE MEENT DERHALVE AAN DE IN ARTIKEL 5 VAN DEZE BESCHIKKING VERMELDE ONDERNEMINGEN GELDBOETES TE MOETEN OPLEGGEN OVEREENKOMSTIG DE BEDRAGEN DIE IN DAT ARTIKEL ZIJN VASTGELEGD .
( 169 ) WAT DE OVERIGE NIET-AANGEMELDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN BETREFT , ACHT DE COMMISSIE HET NIET DIENSTIG BOETES OP TE LEGGEN ,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :
ARTIKEL 1
DE VOLGENDE OVEREENKOMSTEN VORMEN INBREUKEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 , VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP :
1 . DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN VAN 4 DECEMBER 1974 EN DE RAAMOVEREENKOMST-STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE VAN 20 DECEMBER 1976 , VOOR ZOVER DEZE IN DE NALEVING VAN DE BONUSREGELING SPECIAALZAKEN VOORZIET , WELKE DOOR DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE ALSMEDE DOOR TABAKSFABRIEK GRUNO BV EN IMPERIAL TOBACCO ( HOLLAND ) BV WORDEN TOEGEPAST ;
2 . DE OVEREENKOMSTEN GESLOTEN TUSSEN DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE ALSMEDE TUSSEN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE GROOT - EN KLEINHANDEL IN SIGARETTEN IN NEDERLAND IN HET KADER VAN DE ACCIJNS - EN PRIJSVERHOGING VAN 1 JANUARI 1980 .
ARTIKEL 2
DE VOLGENDE OVEREENKOMSTEN EN ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGINGEN VORMDEN INBREUKEN OP ARTIKEL 85 , LID 1 , VAN HET EEG-VERDRAG :
1 . DE PRIJSOVEREENKOMSTEN VAN 1 AUGUSTUS 1974 EN VAN 7 NOVEMBER 1975 , BEIDE GESLOTEN DOOR DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE ALSMEDE DE PRIJSOVEREENKOMST GESLOTEN DOOR DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE IN HET KADER VAN DE PRIJSVERHOGING VAN 1 FEBRUARI 1978 ;
2 . DE OVEREENKOMST INZAKE GEDRAGSREGELS SIGARETTEN VAN 23 APRIL 1975 , GESLOTEN DOOR BRITISH-AMERICAN TOBACCO CO . ( NEDERLAND ) BV , SIGARETTENFABRIEK ED . LAURENS BV , KONINKLIJKE BEDRIJVEN THEODORUS NIEMEYER BV EN TURMAC TOBACCO CO . BV , ALSMEDE TOEGEPAST DOOR TABAKSFABRIEK GRUNO BV ;
3 . DE OVEREENKOMST VAN DECEMBER 1971/FEBRUARI 1972 INZAKE ERKENNING VAN GROSSIERS , GESLOTEN DOOR DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE ALSMEDE DOOR TABAKSFABRIEK GRUNO BV , ALSMEDE DE OP GROND VAN DEZE OVEREENKOMST GESLOTEN INDIVIDUELE OVEREENKOMSTEN TUSSEN FABRIKANTEN EN ERKENDE GROSSIERS IN SIGARETTEN INZAKE KORTING EN DE OVERIGE VERKOOPVOORWAARDEN ;
4 . DE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGING INZAKE DE TOEKENNING VAN EEN VASTE MARGE VOOR RECHTSTREEKSE LEVERINGEN VAN FABRIKANTEN AAN SPECIAALZAKEN , WAARAAN DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE , TABAKSFABRIEK GRUNO BV , IMPERIAL TOBACCO ( HOLLAND ) BV EN REEMTSMA NEDERLAND BV HEBBEN DEELGENOMEN ALSMEDE DE ONDERLING AFGESTEMDE FEITELIJKE GEDRAGING INZAKE DE TOEKENNING VAN EENZELFDE MAXIMUMMARGE INZAKE LEVERINGEN VAN GROSSIERS AAN SPECIAALZAKEN , WAARAAN DE DEELNEMERS VAN DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE , TABAKSFABRIEK GRUNO BV EN DE GROSSIERS VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND HEBBEN DEELGENOMEN .
ARTIKEL 3
EEN ONTHEFFING OP GROND VAN ARTIKEL 85 , LID 3 , VAN HET EEG-VERDRAG WORDT NIET VERLEEND MET BETREKKING TOT DE IN ARTIKEL 1 GENOEMDE OVEREENKOMSTEN .
ARTIKEL 4
DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE EN DE IN ARTIKEL 1 GENOEMDE ONDERNEMINGEN WORDEN GELAST ONVERWIJLD EEN EINDE TE MAKEN AAN DE TOEPASSING VAN DE IN ARTIKEL 1 GENOEMDE OVEREENKOMSTEN .
BOVENDIEN WORDT HUN VERBODEN IN DE TOEKOMST MAATREGELEN TE TREFFEN MET HETZELFDE DOEL OF GEVOLG ALS DE IN ARTIKEL 1 BEDOELDE OVEREENKOMSTEN .
ARTIKEL 5
1 . WEGENS DEELNEMING AAN DE INBREUKEN VASTGESTELD IN ARTIKEL 2 , PUNT 1 , WORDEN AAN DE VOLGENDE ONDERNEMINGEN DE VOLGENDE BOETES OPGELEGD :
1 . BRITISH-AMERICAN TOBACCO CO . ( NEDERLAND ) BV , TE AMSTERDAM ,
EEN BOETE VAN 350 000 ECU ,
D.W.Z . 913 094 GULDEN ;
2 . SIGARETTENFABRIEK ED . LAURENS BV , TE 'S-GRAVENHAGE ,
EEN BOETE VAN 425 000 ECU ,
D.W.Z . 1108 757 GULDEN ;
3 . DE KONINKLIJKE BEDRIJVEN THEODORUS NIEMEYER BV , TE GRONINGEN ,
EEN BOETE VAN 100 000 ECU ,
D.W.Z . 260 884 GULDEN ;
4 . PHILIP MORRIS HOLLAND BV , TE AMSTELVEEN ,
EEN BOETE VAN 125 000 ECU ,
D.W.Z . 326 105 GULDEN ;
5 . R . J . REYNOLDS TOBACCO BV , TE HILVERSUM ,
EEN BOETE VAN 150 000 ECU ,
D.W.Z . 391 326 GULDEN ;
6 . TURMAC TOBACCO BV , TE AMSTERDAM ,
EEN BOETE VAN 325 000 ECU ,
D.W.Z . 847 873 GULDEN .
2 . DEZE BOETES DIENEN TE WORDEN GESTORT BIJ DE AMRO BANK TE AMSTERDAM OP REKENINGNUMMER 41 60 95 518 VAN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN , BINNEN EEN TERMIJN VAN DRIE MAANDEN TE REKENEN VANAF DE DAG VAN KENNISGEVING VAN DEZE BESCHIKKING AAN DE BETROKKEN ONDERNEMINGEN .
ARTIKEL 6
DE IN ARTIKEL 7 VERMELDE ONDERNEMINGEN EN ONDERNEMERSVERENIGINGEN WORDT VERBODEN IN DE TOEKOMST MET ELKAAR COLLECTIEF OVERLEG TE PLEGEN AANGAANDE PRIJSVERHOGINGEN VAN SIGARETTEN EN DE AANPASSING VAN DE MARGES VOOR DE DISTRIBUTIE VAN SIGARETTEN IN NEDERLAND .
ARTIKEL 7
DEZE BESCHIKKING IS GERICHT TOT :
- DE STICHTING SIGARETTENINDUSTRIE , TE 'S-GRAVENHAGE ,
- BRITISH AMERICAN TOBACCO CO . ( NEDERLAND ) BV , TE AMSTERDAM ,
SIGARETTENFABRIEK ED . LAURENS BV , TE 'S-GRAVENHAGE ,
- DE KONINKLIJKE BEDRIJVEN THEODORUS NIEMEYER BV , TE GRONINGEN ,
- PHILIP MORRIS HOLLAND BV , TE AMSTELVEEN ,
- R . J . REYNOLDS TOBACCO BV , TE HILVERSUM ,
- TURMAC TOBACCO CO . BV , TE AMSTERDAM ,
- TABAKSFABRIEK GRUNO BV , TE NIJKERK ,
- IMPERIAL TOBACCO ( HOLLAND ) BV , TE BOXTEL ,
- REEMTSMA NEDERLAND BV , TE DE BILT ,
- TABAK EXPRESS NEDERLAND , TE MAARSBERGEN ,
- EERSTE GROSSIERS VERENIGING ( EGV ) , TE SASSENHEIM ,
- DE HEER HIS WILMS , ALS VERTEGENWOORDIGER VAN DE NIET-GEORGANISEERDE GROSSIERS , TE HIPPOLYTUSHOEF ,
- DE NEDERLANDSE SIGARENWINKELIERS ORGANISATIE , TE 'S-GRAVENHAGE .
DEZE BESCHIKKING VORMT EXECUTORIALE TITEL OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 1982 VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP .
GEDAAN TE BRUSSEL , 15 JULI 1982 .
VOOR DE COMMISSIE
FRANS ANDRIESSEN
LID VAN DE COMMISSIE
( 1 ) PB NR . 13 VAN 21 . 2 . 1962 , BLZ . 204/62 .
( 2 ) PB NR . 127 VAN 20 . 8 . 1963 , BLZ . 2268/63 .
( 3 ) BRON : THE MAXWELL REPORT : INTERNATIONAL TOBACCO 1980 , PART ONE , LEHMAN BROTHERS LOEB RESEARCH .
( 4 ) HET NIVEAU VAN DE KLEINHANDELSMARGES IS TERUG TE VINDEN IN DE DOCUMENTEN WELKE HET VOORWERP HEBBEN GEVORMD VAN DE ADMINISTRATIEVE PROCEDURE .
( 5 ) PB NR . L 303 VAN 31 . 12 . 1972 , BLZ . 1 .
( 6 ) RICHTLIJN 77/805/EEG VAN DE RAAD VAN 19 DECEMBER 1977 HOUDENDE WIJZIGING VAN RICHTLIJN 72/464/EEG BETREFFENDE DE BELASTING , ANDERE DAN OMZETBELASTING , OP HET VERBRUIK VAN TABAKSFABRIKATEN ( PB NR . L 338 VAN 28 . 12 . 1977 , BLZ . 22 ) .
( 7 ) PB NR . L 5 VAN 9 . 1 . 1982 , BLZ . 11 .
( 8 ) VOOR HET LAATST GEWIJZIGD BIJ DE WET VAN 24 DECEMBER 1980 , STAATSBLAD 704 .
( 9 ) KLEINHANDELSPRIJS , KLEINHANDELSVERKOOPPRIJS , BANDEROLLEPRIJS EN PUBLIEKSPRIJS WORDEN IN DE HANDEL ALSMEDE IN DEZE BESCHIKKING ALS SYNONIEMEN GEBRUIKT .
( 10 ) WET VAN 24 MAART 1961 , HOUDENDE REGELEN OP HET GEBIED VAN DE PRIJZEN VAN GOEDEREN EN DIENSTEN , STAATSBLAD NR . 135 , HERHAALDELIJK GEWIJZIGD .
( 11 ) DIT OVERLEG HEEFT GELEID TOT DE OVEREENKOMST VAN 9 FEBRUARI 1979 INZAKE BEPERKING VAN DE INDIVIDUELE RECLAMEACTIVITEITEN DIE OP 1 * 1979 IN WERKING IS GETREDEN MET EEN INITIELE DUUR VAN VIJF JAAR . DE OVEREENKOMST WERD ALS AANVULLING OP AANMELDING NR . IV/29.525 OP 4 APRIL 1979 BIJ DE COMMISSIE AANGEMELD , MAAR VORMT NIET HET VOORWERP VAN DEZE BESCHIKKING . DEZE OVEREENKOMST WERD VERVANGEN DOOR EEN NIEUWE RECLAMECODE DIE PER BRIEF VAN 8 APRIL 1982 TER KENNIS VAN DE COMMISSIE WERD GEBRACHT .
( 12 ) ELKE UITVOERING VAN EEN MERK ( B . V . DE " PLAIN " -VERSIE , DE FILTERVERSIE EN DE " LIGHT " -VERSIE ) WORDT ALS EEN AFZONDERLIJK MERK BESCHOUWD .
( 13 ) VOOR DE GROOTHANDEL : TABAK EXPRESS , EGV EN DE NIET-GEORGANISEERDEN ; VOOR DE KLEINHANDEL DE NSO .
( 14 ) VOLGENS DE SSI SCHOMMELDE DE MARGE BIJ " CAR-SALES " VROEGER TUSSEN 9,5 EN 9,8 % VAN DE BANDEROLLEPRIJS , INCLUSIEF BELASTING .
( 15 ) HET BETREFT HIER DE LAATST GELDENDE VERSIE . GELIJKAARDIGE VERSIES WAREN OP VROEGERE DATUM ( ZEKER IN 1973 ) REEDS VAN TOEPASSING .
( 16 ) ARREST VAN HET HOF VAN 29 OKTOBER 1980 " MEDEDINGING - OVEREENKOMSTEN EN AANBEVELING-FEDETAB " IN ZAKEN 209 - 215 EN 218/78 , JURISPRUDENTIE 1980 , BLZ . 3274 .
( 17 ) IDEM , BLZ . 3275 .
( 18 ) ZAAK 13/77 , GB-INNO-BM/ATAB , JURISPRUDENTIE 1977 , BLZ . 2115 E.V .
1 . de verplichting voor een detaillist om een minimum - en zelfs vrij belangrijk - aantal merken van het op de Nederlandse markt verkrijgbare merkenassortiment " zonder enige discriminatie tussen de contractanten " op te nemen in zijn assortiment , aangezien zij niet alleen detaillisten verplicht een voorraad aan te houden van een aantal merken waarvoor misschien geen grote vraag is bij de consument en waardoor een deel van hun bedrijfsmiddelen wordt vastgelegd , maar eveneens detaillisten de prikkel ontneemt hun aankopen te concentreren bij bepaalde leveranciers , die grotere kortingen zouden kunnen geven dan andere ;
2 . de verplichting medewerking te verlenen aan het op de markt brengen van nieuwe merken , aangezien zij detaillisten de mogelijkheid ontneemt om vrij te beslissen aangaande hun inzet op het gebied van het lanceren van nieuwe merken ;
3 . de verplichting om jaarlijks een minimumomzet van tegen banderolleprijs verkochte sigaretten te realiseren , aangezien zij aanleiding kon geven , en in een aantal gevallen heeft gegeven , tot weigeringen door de commissie speciaalzaken evenals tot de afwijzing van beroepschriften door de commissie van beroep om de extra korting toe te kennen ;
4 . de verplichting om een minimumgedeelte van de etalage - en toonbankruimte voor te behouden voor het uitstallen van sigaretten en/of publiciteitsmateriaal voor sigaretten , aangezien de detaillisten hierdoor niet langer vrij zijn om volledig zelfstandig te beslissen op welke zij hun winkelruimte wensen in te richten , indien zij de bonus willen bekomen .
e ) De aan detaillisten opgelegde verplichting om jaarlijks opgave te doen van de tegen banderolleprijs verkochte sigaretten alsmede de aan een grossier , die tevens een speciaalzaak exploiteert , opgelegde verplichting om een volledig eigen administratie aan te houden , waaruit het aantal tegen banderolleprijs verkochte sigaretten blijkt , vormen privaatrechtelijke beperkingen van de vrijheid van handelen van de betrokken handelaren , die komen bij en naast de reeds bestaande overheidsregelen betreffende het voeren van dergelijke administratie . Deze verplichtingen , de controleprocedure en de sancties in geval van niet-nakoming van deze verplichtingen , geven de fabrikanten/importeurs , partijen bij deze overeenkomsten , bovendien de mogelijkheid om de verkoop van sigaretten aan de consumenten tegen de door deze fabrikanten/importeurs vastgestelde detailhandelsprijzen te controleren .
f ) Aangezien individuele opzegging van de bonusregeling speciaalzaken niet mogelijk is , worden alle contractanten verplicht deze mededingingsbeperkende maatregelen te blijven toepassen , ook al zouden sommigen onder hen , op grond van overwegingen eigen aan hun onderneming , daaraan een einde willen maken .
g ) Ook al zouden de individuele marktaandelen van de fabrikanten en/of importeurs , jaarlijks vastgesteld door een marktonderzoekbureau , niet worden medegedeeld aan de concurrenten , bestaat er geen garantie dat ten gevolge van de toepassing van de bonusregeling speciaalzaken de ondertekenaars van deze overeenkomsten zich niet op de hoogte kunnen stellen van de marktaandelen van de concurrenten , gelet op hun vertegenwoordiging in het bestuur van de Stichting Sigarettenindustrie . Derhalve bestaat het gevaar dat dit systeem aan de contractanten de mogelijkheid biedt om betreffende hun concurrenten inlichtingen te verkrijgen die hen in de gelegenheid kunnen stellen om hun strategie ten aanzien van hun concurrenten te organiseren op een wijze , die niet mogelijk zou zijn indien de bonusregeling niet zou worden toegepast . Een ondernemer moet immers zelfstandig bepalen welk beleid hij op de gemeenschappelijke markt zal voeren .
Volgens de SSI waakt de onafhankelijke voorzitter erover dat het commercieel beleid van de aangesloten ondernemingen geen onderwerp van gesprek vormt binnen het bestuur van de SSI . Bovendien zouden de relevante gegevens opgeslagen liggen in archieven en dossiers van de voorzitter in zijn kantoren en niet beschikbaar zijn , tenzij met zijn goedkeuring . De aangemelde overeenkomsten bieden echter geen voldoende garanties om een mogelijke bijkomende mededingingsbeperking , die de andere mededingingsbeperkingen van deze overeenkomsten nog zou kunnen verzwaren , uit te sluiten . Dit sluit weliswaar niet uit dat de ondernemer gerechtigd is zijn beleid aan het vastgestelde of te verwachten marktgedrag der concurrenten aan te passen . Er dient echter te worden voorkomen dat de betrokken overeenkomsten zouden leiden tot enigerlei tussen ondernemers al dan niet rechtstreeks opgenomen contact strekkende hetzij tot beïnvloeding van het marktgedrag van een bestaande of mogelijke concurrent , hetzij tot bekendmaking aan zulke concurrent van het aangenomen of voorgenomen marktgedrag .
h ) De vrijwel algemene toepassing van de bonusregeling speciaalzaken , waaraan in Nederland bijna alle fabrikanten en importeurs van sigaretten deelnemen , heeft tot gevolg dat nieuwe fabrikanten en importeurs op de Nederlandse sigarettenmarkt als het ware genoodzaakt worden een korting te verlenen die hoger is dan de bonus , die wordt toegekend door de partijen bij deze overeenkomsten , aangezien voor de berekening van deze bonus alleen rekening wordt gehouden met de bij hen of hun afnemers gedane aankopen . Dit wordt trouwens bevestigd door de feiten weergegeven in de paragrafen 19 en 20 en waaruit blijkt dat Imperial Tobacco ( Holland ) BV en Reemtsma Nederland BV gedurende een aanzienlijke periode na hun verschijning op de Nederlandse sigarettenmarkt aan hun afnemers marges toekenden die ten minste even voordelig waren als deze van de deelnemers van de SSI .
i ) Het merkbaar karakter van deze mededingingsbeperkingen vloeit voort uit het feit dat zij worden toegepast door bijna de totaliteit van de ondernemingen uit deze sector .
( 100 ) De communautaire voorschriften ( zie de paragrafen 21 t/m 23 ) , de Nederlandse wetgeving en reglementering inzake accijnzen op tabaksfabrikaten ( zie de paragrafen 24 t/m 29 ) en inzake prijzen en marges ( zie de paragrafen 30 t/m 32 ) kunnen niet worden ingeroepen ten einde de bonusregeling speciaalzaken en de raamovereenkomst in de zin van paragraaf 99 van deze beschikking buiten het toepassingsgebied van artikel 85 , lid 1 , te brengen , aangezien het gaat om overeenkomsten van privaatrechtelijke aard die niet op grond van een wet of bindend voorschrift van de overheid zijn tot stand gekomen .
a ) Op grond van artikel 5 van Richtlijn 72/464/EEG moeten fabrikanten en importeurs vrijelijk de maximum kleinhandelsverkoopprijzen van sigaretten vaststellen , ook al blijft prijzencontrole door de overheid mogelijk . Dergelijke bepaling kan bijgevolg niet worden ingeroepen als een maatregel die de mededinging op dit gebied uitsluit .
b ) De toepassing van de Nederlandse wetgeving en reglementering inzake accijnzen op tabaksfabrikanten leidt er toe dat er een zware belastingdruk is ( zie paragraaf 89 ) op de produkten van deze sector zodat de mededingingsmogelijkheden in deze sector beperkter zijn dan in vele andere sectoren . Dit neemt echter niet weg dat er desondanks nog een voldoende ruimte beschikbaar is waarbinnen zowel fabrikanten/importeurs als handelaren kunnen concurreren . Het feit dat het op grond van de wet tabaksaccijns in principe verboden is boven een maximumprijs ( zie paragraaf 26 ) en beneden een minimumprijs ( zie paragraaf 27 ) , te weten de banderolleprijs , sigaretten te verkrijgen , sluit niet uit dat deze prijs vrij door fabrikanten en importeurs kan worden vastgesteld . Bovendien zijn afwijkingen op deze regels mogelijk .
c ) De toepassing van de Nederlandse prijzenwet en -reglementering , die voornamelijk maximumprijzen en maximummarges voorschrijven , ontneemt aan fabrikanten/importeurs niet de mogelijkheid om vrijwillig prijzen of marges te verlagen , zoals door de SSI werd erkend ( zie paragraaf 91 , tweede alinea ) , of te verhogen met een percentage dat lager is dan wettelijk of reglementair is toegestaan . Bovendien is de toepassing van deze wetgeving en reglementering niet beperkt tot de tabakssector in het algemeen , noch tot de sigarettenbranche in het bijzonder .
d ) Ook al kan worden erkend dat de toepassing van de Nederlandse wetgeving en reglementering de mededingingsmogelijkheden in deze branche in zekere mate beperkt , dan kan nochtans niet worden aanvaard dat de mededinging totaal is uitgesloten of zodanig beperkt dat er geen rol meer zou zijn voor een daadwerkelijke mededinging . In dit verband dient erop te worden gewezen dat , vooral wanneer wegens de van toepassing zijnde wetgeving en reglementering de mededingingsmogelijkheden reeds beperkt zijn , het van nog veel meer belang is dat ondernemingen geen overeenkomsten aangaan of maatregelen treffen waardoor de nog overblijvende ruimte tot mededinging zou worden uitgeschakeld . Dit is zeker het geval , wanneer het gaat - zoals in onderhavige zaak - om courante consumptiegoederen welke in massa worden gefabriceerd en waarvoor zelfs een beperkte prijsvermindering in de schakel van produktie of invoer een aanzienlijk gevolg kan hebben op de consumptieprijs .
( 101 ) Het overleg , dat door de SSI ( zie de paragrafen 91 t/m 93 ) onder meer in verband met de bonusregeling speciaalzaken met de Nederlandse overheid werd gepleegd , kan niet worden ingeroepen als een rechtvaardiging voor het sluiten van overeenkomsten die strijdig zijn met de gemeenschappelijke mededingingsregels . Ondernemingen en ondernemersverenigingen zijn immers gehouden in de eerste plaats het Gemeenschapsrecht , waarvan de suprematie over het nationale recht sinds jaren door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is erkend , te respecteren . Hierdoor wordt aan de Lid-Staten de mogelijkheid niet ontnomen om wetgeving en reglementering tot stand te brengen , waardoor zij in de gelegenheid worden gesteld doeleinden van fiscale politiek , van inflatiebeheersing en van sociaal-economische aard in het algemeen na te streven , voor zover dergelijke wetgeving en reglementering niet in strijd is met het Gemeenschapsrecht .
( 102 ) De bonusregeling speciaalzaken en de raamovereenkomst-SSI zijn van dien aard , dat met voldoende graad van waarschijnlijkheid een rechtstreekse of onrechtstreekse , actuele of potentiële invloed kan worden uitgeoefend op de handelsstromen tussen Lid-Staten op een wijze die nadelig zou kunnen zijn voor het tot stand brengen van de doelstellingen van één enige markt tussen de Lid-Staten .
( 103 ) De communautaire en nationale voorschriften kunnen evenmin als het overleg met de nationale overheid worden ingeroepen als argumenten om aan te tonen dat de mededingingsbeperkingen , die voortvloeien uit de bepalingen van de betrokken overeenkomsten , de handel tussen de Lid-Staten niet zouden kunnen beïnvloeden . Dit vloeit met name voort uit het feit dat een vrij aanzienlijk deel ( schommelend tussen 16 en 34 % ) ( zie paragraaf 11 ) van de in Nederland verkochte sigaretten worden ingevoerd door de deelnemers van de SSI , Gruno en Imperial Tobacco ( Holland ) BV , die de ingevoerde sigaretten op de Nederlandse markt via dezelfde kanalen verdelen als de door henzelf geproduceerde produkten . Hierbij kan worden opgemerkt dat dit aandeel aanzienlijk hoger ligt dan de percentages , welke door het Hof van Justitie werden genoemd in overweging 171 van het Fedetab-arrest ( 16 ) .
Wegens de omvang van de door de deelnemers van de SSI , Gruno en Imperial Tobacco in Nederland ingevoerde sigaretten kunnen de aangevochten overeenkomsten de handelsstromen in de betrokken sector doen afwijken van het verloop dat zij anders zouden hebben gehad .
( 104 ) Door de overeenkomsten als bedoeld in paragraaf 98 vermindert bij de betrokken ondernemingen de prikkel om de verkoop van buitenlandse sigaretten te stimuleren door er vergoedingen of voordelen voor te verlenen , die zij niet toekennen bij verkoop van andere sigaretten . Dit heeft zijn weerslag op de invoer die zou hebben kunnen plaatsvinden . Ook in dit verband dient te worden verwezen naar het Fedetab-arrest van het Hof van Justitie en in het bijzonder naar overweging 172 ( 17 ) .
( 105 ) De overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in het kader van de SSI hebben een overwegende invloed op de Nederlandse sigarettenmarkt met als gevolg dat buitenlandse fabrikanten of hun vertegenwoordigers , die op de Nederlandse markt willen binnendringen , zoals Imperial Tobacco en Reemtsma , er belang bij hebben zich onmiddellijk op dezelfde wijze te gedragen als de deelnemers van de SSI , ook al worden zij er niet op formele wijze lid van of treden zij tot de overeenkomsten niet op formele wijze toe . Hierbij dient eveneens rekening te worden gehouden met het feit dat de nieuwkomers er belang bij hebben hetzelfde distributiesysteem te gebruiken als de deelnemers van de SSI , aangezien zij , indien zij een andere distributiepolitiek zouden verkiezen , verplicht zijn bijzondere kosten te maken om toegang te krijgen tot de Nederlandse markt .
1.2 . De overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980
( 106 ) De overeenstemming , welke in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 tussen de SSI en de vertegenwoordigers van de groot - en kleinhandelsorganisaties ( zie paragrafen 50 t/m 52 ) werd bereikt , vormt zowel het voorwerp van overeenkomsten tussen ondernemersverenigingen in de zin van artikel 85 , lid 1 , als het voorwerp van een overeenkomst tussen de deelnemers van de SSI . De overeenstemming werd immers tussen de SSI en de groothandel alsmede tussen de SSI en de kleinhandel bereikt , waarbij de verschillende partijen optraden ter behartiging van de belangen van de ondernemingen , die zij op formele wijze ( in geval van de SSI , Tabak Express , EGV en de NSO ) dan wel feitelijk ( in geval van de niet-georganiseerde grossiers ) vertegenwoordigen .
Het bereiken van een overeenstemming tussen ondernemersverenigingen is voldoende om een overeenkomst te vormen in de zin van artikel 85 , lid 1 , ook al wordt de inhoud ervan niet neergelegd in een door de betrokken partijen ondertekende tekst .
( 107 ) De overeenkomsten strekken ertoe en hebben ten gevolge , dat de mededinging op merkbare wijze wordt beperkt . In het algemeen hebben deze overeenkomsten betrekking op een belangrijk gedeelte van de markt , waarbinnen concurrentie tussen de deelnemers van de betrokken branches in een situatie van vrije mededinging mogelijk blijft . In het bijzonder strekken zij ertoe en hebben zij ten gevolge dat de mededinging tussen de deelnemers van de verschillende geledingen in de sigarettenbranche aanzienlijk wordt beperkt in de periode vanaf 1 januari 1890 , en zulks meer bepaald om onderstaande redenen .
a ) De vaststelling van een maximum groothandelsmarge ( zie paragraaf 51 , sub a ) ) , de vaststelling van een maximummarge bij " car-sales " ( zie paragraaf 51 , sub b ) ) , en de vaststelling van een maximum kleinhandelsmarge voor rechtstreeks van de fabrikanten en/of importeurs afnemende speciaalzaken ( zie paragraaf 52 , sub a ) ) ontnemen aan de grossiers en de fabrikanten en/of importeurs de mogelijkheid om , binnen de grenzen van de vigerende wettelijke en bestuursrechtelijke nationale voorschriften - voorzover deze niet strijdig zijn met het Gemeenschapsrecht - in volle vrijheid en zelfstandigheid individueel deze marges te bepalen . Indien de nationale overheid reeds maatregelen heeft genomen om een stijging van handelsmarges te beperken tot een bepaald maximum , dienen de betrokken branches niet nog eens op hun beurt maatregelen te treffen , die de mededinging kunnen beperken . Bovendien dient erop te worden gewezen dat precies in de periode , die deze prijsverhoging voorafging , door de overheid aan het bedrijfsleven herhaaldelijk was medegedeeld dat individueel diende te worden onderhandeld over de marges ( zie paragraaf 91 ) .
Het mededingingsbeperkende karakter van deze overeenkomsten doet zich voor zowel tussen de deelnemers en/of leden van de betrokken ondernemersverenigingen als tussen de ondernemersverenigingen , die de verschillende branches uit de betrokken sector vertegenwoordigen , aangezien niet alleen elke ondernemersvereniging ten voordele van haar leden de bereikte overeenstemming heeft onderschreven maar eveneens de verschillende ondernemersverenigingen van de verschillende branches met elkaar overeenstemming hebben bereikt .
b ) Het overleg tussen industrie en groothandel omtrent eventuele consequenties bij wijziging van de specifieke accijnscomponenten , nieuwe prijsverhogingen en dergelijke ( zie paragraaf 51 , sub c ) , d ) en e ) ) heeft tot gevolg dat de ruimte die overblijft na de toepassing van de vigerende nationale wetgeving en reglementering en waarbinnen de deelnemers van de betrokken branches elkaar concurrentie kunnen aandoen , op dusdanige wijze wordt uitgehold , dat er geen daadwerkelijke mededinging plaatsvindt tussen de betrokken deelnemers . Wat het horizontale en verticale aspect van deze mededingingsbeperking betreft , wordt verwezen naar de laatste alinea van paragraaf 107 , sub a ) .
( 108 ) Wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met deze overeenkomsten , gelden dezelfde overwegingen als deze vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
2.1 . De prijsovereenkomsten tussen de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten .
( 109 ) De niet-aangemelde overeenkomsten beschreven in de paragrafen 54 t/m 75 zijn overeenkomsten tussen ondernemingen in de zin van artikel 85 , lid 1 . De partijen , die deze overeenkomsten hebben gesloten en/of toegepast , zijn alle fabrikanten en/of importeurs van sigaretten .
( 110 ) De prijsovereenkomsten strekken ertoe en hebben ten gevolge dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt beperkt , en dit meer bepaald om onderstaande redenen .
a ) De prijsovereenkomsten hebben in de eerste plaats tot voorwerp het vastleggen van de verhoogde banderolleprijs van sigaretten in verscheidenen prijsklassen ( zie de paragrafen 54 , 55 , 58 , 59 , 66 , 67 en 73 t/m 75 ) . Artikel 85 , lid 1 , sub a ) , bepaalt uitdrukkelijk dat het rechtstreeks of zijdelings bepalen van de verkoopprijzen op grond van een overeenkomst tussen ondernemingen onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en verboden .
Het feit dat deze overeenkomsten , volgens de SSI , op papier werden gezet na overleg met de nationale overheid om te voorkomen dat de door de nationale overheid beoogde meeropbrengst aan belastingen niet tot stand zou komen , kan geenszins worden ingeroepen ter rechtvaardiging van de door contractanten aangegane overeenkomsten .
De Nederlandse wet tabaksaccijns ( zie paragrafen 24 t/m 28 ) voorziet trouwens niet in vaste kleinhandelsprijzen ; wel voorziet zij enerzijds in maximumprijzen , en anderzijds in minimumprijzen voor de verkoop van sigaretten aan anderen dan wederverkopers .
In dit verband dient bovendien te worden verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 november 1977 ( 18 ) en in het bijzonder naar overwegingen 17 tot en met 22 van dit arrest , waaruit onder meer blijkt dat maximumprijzen een essentiële waarborg van fiscale aard vormen , maar dat minimumprijzen niet noodzakelijkerwijze op belastingtechnische gronden berusten , doch veeleer verband houden met sociaal-economische doelstellingen ten einde , door het uitschakelen van de mogelijkheid van allerlei kortingen aan de verbruiker , een bepaalde detailhandelsstructuur in stand te houden en concentraties ten koste van de kleine detaillisten tegen te gaan .
De richtlijnen van de EEG ( zie paragrafen 21 t/m 23 ) gaan er ook van uit dat de mededingingsvoorwaarden in de onderhavige branche niet worden vervalst en dat fabrikanten en importeurs van sigaretten vrijelijk de maximum kleinhandelsprijzen vaststellen , ook al sluit dit een nationaal systeem van prijzencontrole niet uit .
b ) De prijsovereenkomsten voorzien in het opleggen van minimum afnameverplichtingen inzake leveringen door contractanten rechtstreeks aan speciaalzaken , alsmede in de verplichting om één inkoopprijs aan te rekenen , ongeacht het kwantum , voor leveringen aan grossiers ( zie de paragrafen 56 , 63 , 72 en 74 ) . Deze verplichtingen vormen , vooral wanneer zij dienen als aanvullende maatregel om het effect van de mededingingsbeperking inzake de vaststelling van de banderolleprijs ( zie paragraaf 110 , sub a ) ) te versterken , merkbare beperkingen op de vrijheid van handelen van de betrokken afnemers .
c ) De prijsovereenkomsten voorzien in het nemen van maatregelen om met betrekking tot sigaretten van bepaalde prijsklassen een afzetbeheersing op te leggen ( zie de paragrafen 56 , 61 , 69 en 74 ) ten gevolge waarvan contractanten tijdens een bepaalde periode hun verkopen een bepaald stijgingspercentage niet mogen laten overtreffen . Deze verplichtingen kunnen slechts bestaande marktaandelen stabiliseren . Zij vormen , vooral wanneer zij dienen als aanvullende maatregelen om het effect van de mededingingsbeperking inzake de vaststelling van de banderolleprijs ( zie paragraaf 110 , sub a ) ) te versterken , beletsels , omdat anders had kunnen worden voldaan aan een vraag die hoger ligt dan het door contractanten overeengekommen stijgingspercentage . Dit kan tot gevolg hebben dat aan bepaalde bestellingen van afnemers niet wordt voldaan , alsmede dat de afzetmogelijkheden van de contractanten worden beperkt . Dat deze maatregelen slechts gedurende een beperkte periode gelden ontneemt er niet het mededingingsbeperkende karakter aan , vooral niet omdat zij precies gelden in de periode , die volgt op een prijsverhoging en tijdens welke de gevolgen van een prijsverhoging het sterkst merkbaar zijn .
Ook door het verbod om tijdens deze periode aan het merkenassortiment of aan de verpakkingseenheid enige wijziging aan te brengen ( zie de paragrafen 56 , 60 en 68 ) wordt aan fabrikanten en/of importeurs de mogelijkheid ontnomen om nieuwe produkten of produkten met een andere verpakkingseenheid op de markt te brengen en kunnen aan de consumenten nieuwe keuzemogelijkheden worden ontnomen . Bovendien moeten ook deze maatregelen beschouwd worden als een deel van een aantal collectieve maatregelen , die ertoe strekken om gedurende een bepaalde periode de mededinging in een bepaalde branche zoveel mogelijk te beperken .
Zelfs indien de mededinging zich ook op andere gebieden afspeelt dan op het gebied van de prijsvorming ( zie paragraaf 56 , laatste alinea ) , dan betekent dit nog niet dat overeenkomsten aangegaan tussen fabrikanten en importeurs van sigaretten , die de mededinging onder meer inzake prijsvorming beperken , als verenigbaar kunnen worden beschouwd met de gemeenschappelijke mededingingsregels . Er kan immers niet worden ontkend dat in het algemeen de prijs van consumptiegoederen één van de belangrijkste elementen uitmaakt bij de aankoopbeslissing van de koper .
d ) De prijsovereenkomsten leggen aan fabrikanten en/of importeurs van sigaretten vaak vaste marges op voor verkopen aan grossiers alsmede voor leveringen rechtstreeks aan winkeliers ( zie de paragrafen 54 , 62 , 64 , 65 en 73 ) . Deze verplichtingen ontnemen aan de contractanten de mogelijkheid elkaar concurrentie aan te doen op het gebied van het toekennen van winstmarges . Deze vergoedingen waren voornamelijk in de vorm van een bepaald percentage van de kleinhandelsprijzen uitgedrukt . Geen rekening werd gehouden met enige uit mededingingsoverwegingen ondernomen inspanning , die hetzij door grossiers hetzij door winkeliers zou kunnen worden geleverd . De enige prikkel die nog aan grossiers werd gelaten was de bijkomende geldelijke vergoeding , uitgedrukt in een vast bedrag per 1 000 verkochte sigaretten , die zij konden verwerven . Deze vergoeding was echter dezelfde voor alle merken , zodat er geen mededingingsbevorderend effect kon van uitgaan teneinde de verkoop van bepaalde merken te stimuleren ten nadele van andere merken . Bovendien kon zelfs niet een gedeelte van deze bijkomende vergoeding worden doorgegeven aan winkeliers of consumenten , gelet op de verplichte vaste kleinhandelsprijs . De vaststelling van de winstmarges voor grossiers ontnam trouwens aan dezen , om dezelfde reden , elke mogelijkheid om elkaar concurrentie aan te doen op het gebied van de wederverkoopprijs aan winkeliers .
De bepalingen van de PGD kunnen niet worden ingeroepen als grondslag voor dit systeem van uniforme verplichte marges , aangezien deze bepalingen slechts een maximummarge vaststellen .
( 111 ) De prijsovereenkomsten van 1 augustus 1974 en 7 november 1975 ( zie de paragrafen 65 en 71 ) maken een onderscheid tussen erkende en niet-erkende grossiers , met als gevolg dat de eerste categorie een grotere marge kon ontvangen dan de tweede . Dit kan als een vorm van discriminatie in de zin van artikel 85 , lid 1 , worden beschouwd ten aanzien van de niet-erkende grossiers , die niet wilden of konden voldoen aan de door de contractanten gestelde erkenningsnormen .
( 112 ) Wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met de prijsovereenkomsten , gelden dezelfde overwegingen als deze vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
2.2 . De overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975 .
( 113 ) De niet-aangemelde overeenkomst beschreven in de paragrafen 76 t/m 80 is een overeenkomst tussen ondernemingen in de zin van artikel 85 , lid 1 . De partijen , die deze overeenkomst hebben ondertekend en/of toegepast , zijn alle fabrikanten en/of importeurs van sigaretten .
( 114 ) De overeenkomst strekte ertoe en had ten gevolge dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt op merkbare wijze werd beperkt , meer bepaald om de hierna vermelde redenen .
a ) De verbintenis van de contractanten om geen enkele korting te geven , in welke vorm dan ook , behoudens hetgeen werd bepaald in deze overeenkomst ( zie paragraaf 77 ) , schakelde elke concurrentie tussen hen uit op het gebied van de toekenning van kortingen aan hun afnemers . Nochtans zouden afnemers van sigaretten hun beslissing om sigaretten van de ene dan wel van de andere leverancier af te nemen kunnen laten beïnvloeden door het feit dat een leverancier extra-voordelen toekent , zij het slechts in natura , zoals door het verstrekken van enkele gratis pakjes sigaretten of van lucifers ( gratis of tegen gereduceerde prijs ) .
Bovendien werd het effect van de toepassing van dit verbod versterkt door de bepaling op grond waarvan het verbonden was om in te gaan op verzoeken van grote afnemers , die de bevoorrading van een aanzienlijk gedeelte van de gebruikers voor hun rekening nemen en waarvan het belang in de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen . Het mededingingsbeperkende karakter werd tevens nog aangevuld door het toezicht , dat werd uitgeoefend op het verkoopbudget , waarin geen ruimte voor extra kortingen mocht zijn bepaald .
b ) De verplichting om bij de introductie van nieuwe merken uitsluitend in de overeenkomst aangegeven maximumkortingen te verlenen , en dan nog alleen tijdens een beperkte periode , verhinderde fabrikanten/importeurs op het ogenblik dat zij nieuwe merken op de markt wilden brengen met elkaar te concurreren op het gebied van kortingen voor grossiers en winkeliers . Op uitdrukkelijke wijze werd aan fabrikanten/importeurs de mogelijkheid ontzegd om een procentuele korting , die als de meest gebruikelijke vorm van korting kan worden beschouwd , op de aankoopprijs toe te kennen .
Bovendien werd de mededinging inzake de " car-sales " beperkt , aangezien de fabrikanten bepaalde maximum kortingspercentages werden opgelegd . Zelfs indien het volume aan " car-sales " beperkt zou zijn , kan niet worden uitgesloten dat door het toekennen van kortingen , op grond van een zelfstandige en vrije beslissing van de fabrikanten/importeurs , die hoger konden liggen dan de in het kader van de SSI afgesproken percentages , de merken van een fabrikant/importeur meer aantrekkingskracht zouden hebben op de afnemers dan de merken van een concurrent .
De deelnemers van de SSI hebben overigens zelf de noodzaak aangevoeld om ook op dit gebied regelend op te treden , hoe beperkt ook de omvang van hun optreden moge zijn .
c ) Het effect van de toepassing van de in paragraaf 114 , sub a ) en sub b ) , beschreven mededingingsbeperkingen werd nog versterkt door een aantal bijkomende verbintenissen ( zie paragraaf 79 ) , die tot gevolg hadden dat fabrikanten en/of importeurs van sigaretten niet het recht hadden om op andere wijze dan het toekennen van de hoger beschreven kortingen elkaar concurrentie aan te doen . Bovendien werd hierdoor aan de afnemers de mogelijkheid ontnomen om met fabrikanten en/of importeurs te onderhandelen over bijkomende kortingen .
d ) Het instellen van een procedure ter controle van de overeenstemming van bepaalde handelingen met de gedragsregels ( zie paragraaf 80 ) versterkte het mededingingsbeperkende karakter van deze regels op een wijze , die de vrijheid van handelen van de ondernemingen , die een concurrentieel dynamieke houding wensten aan te nemen , nog verder beperkte .
( 115 ) Wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met deze overeenkomst , gelden dezelfde overwegingen als vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
2.3 . De overeenkomsten inzake er kenning van grossiers ( voor de raamovereenkomst )
2.3.1 . De overeenkomst van december 1971/februari 1972
( 116 ) Deze overeenkomst strekte ertoe en had ten gevolge dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt op merkbare wijze werd beperkt , en zulks meer bepaald om onderstaande redenen .
a ) De voorwaarden , waaraan grossiers dienden te voldoen ten einde te worden erkend en te kunnen genieten van een extra marge , vormden merkbare beperkingen van de vrijheid van handelen der betrokken grossiers , die er voor moeten zorgen dat zij aan deze voorwaarden blijven voldoen , alsmede van grossiers , die aan deze voorwaarden niet kunnen of willen voldoen . Deze voorwaarden waren :
i ) de verplichting te leveren aan een minimum aantal kleinhandelsverkooppunten ;
ii ) de verplichting om een minimum - en zelfs belangrijk - aantal merken van het merkenassortiment van de contractanten te voeren ;
iii ) de verplichting jaarlijks een minimumomzet in van de contractanten afkomstige sigaretten te realiseren .
Voor wat het mededingingsbeperkende karakter van deze voorwaarden betreft , gelden dezelfde overwegingen als vermeld in paragraaf 99 , sub d ) .
b ) Het jaarlijkse en in bepaalde omstandigheden voorwaardelijke karakter van de erkenning stelde de SSI in de gelegenheid een voortdurende controle uit te oefenen op de naleving van deze verplichtingen en sancties te treffen in geval van niet-naleving . Hierdoor werd ongetwijfeld het mededingingsbeperkende karakter van deze overeenkomst nog versterkt .
c ) Het afhankelijk maken van het verlenen van een extra marge van de erkenning als grossier houdt een discriminatie in de zin van artikel 85 , lid 1 , ten aanzien van grossiers , die niet konden of wilden voldoen aan deze voorwaarden .
d ) Het vastleggen van de marges op een bepaald percentage van de kleinhandelsprijs schakelde elke mededinging uit tussen contractanten op het gebied van het verlenen van marges aan grossiers .
e ) Het toekennen van een verhoogde marge aan grossiers onder de voorwaarde dat zij geen hogere marges dan een bepaald percentage van de kleinhandelsprijs zouden verlenen aan hun afnemers , ontnam aan dezen elke mogelijkheid om door extra inspanning een hogere vergoeding te bekomen , beperkte de marges voor detaillisten en vormde een hinderpaal voor een vrije mededinging tussen detaillisten .
( 117 ) Bij de beoordeling van het mededingingsbeperkende karakter van deze overeenkomst dient vooral in overweging te worden genomen dat zij collectieve maatregelen bevat , aangezien zij door alle deelnemers van de SSI evenals een niet-deelnemer ( zie paragraaf 81 ) werd aangegaan en zij bovendien de handelsrelaties van de fabrikanten en/of importeurs met de groothandel beoogde te regelen .
( 118 ) Voor wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met deze overeenkomst , gelden dezelfde overwegingen als vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
2.3.2 . De overeenkomsten tussen fabrikant en erkende grossier in sigaretten inzake korting en de overige verkoopvoorwaarden ( standaardformulier )
( 119 ) Deze overeenkomsten strekten ertoe en hadden ten gevolge dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt op merkbare wijze werd beperkt , meer bepaald om de volgende redenen .
( 120 ) a ) De algemene verplichting de verkoopvoorwaarden van de fabrikant , met inbegrip van toekomstige wijzigingen , na te leven , vormde een inbreuk op de vrijheid van handelen van de grossier .
b ) Voor wat de toekenning van een extra marge aan erkende grossiers en de beperking van de marge voor detaillisten betreft , gelden dezelfde overwegingen als vermeld in paragraaf 116 , sub c ) , d ) en e ) .
c ) Het instellen van een controleprocedure op de naleving van de aangegane verplichtingen alsmede de voorziening van sancties ingeval van niet-naleving versterkte het mededingingsbeperkende karakter van deze overeenkomsten .
( 121 ) Bij de beoordeling van het mededingingsbeperkende karakter van deze overeenkomsten dient vooral in overweging te worden genomen dat zij de handelsrelaties van fabrikanten en/of importeurs van sigaretten met de groothandel beoogden te regelen , ook al werden zij individueel afgesloten .
( 122 ) Voor wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met deze overeenkomsten , gelden dezelfde overwegingen als deze vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
2.4 . De onderling afgestemde feitelijke gedragingen izake de marges voor speciaalzaken
2.4.1 . De onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de toekenning van een vaste marge voor rechtstreekse leveringen van fabrikanten en/of importeurs aan speciaalzaken
( 123 ) De toekenning van een zelfde vaste marge ( zie paragraaf 19 ) inzake rechtstreekse leveringen van fabrikanten en/of importeurs aan speciaalzaken , met name :
- 10,7 % van de banderolleprijs : in de periode december 1971/februari 1972 tot en met 31 januari 1978 voor wat de deelnemers van de SSI en Gruno betreft en vanaf 1977 tot en met 31 januari 1978 voor wat bovendien Imperial Tobacco betreft ,
- 9,8 % van de banderolleprijs : voor de periode van 1 februari 1978 tot en met 31 december 1979 voor wat de deelnemers van de SSI , Gruno en Imperial Tobacco betreft en vanaf 1 oktober 1979 tot en met 31 december 1979 voor wat bovendien Reemtsma betreft ,
vormt een onderling afgestemde feitelijke gedraging tussen de deelnemers van de SSI en Gruno , alsmede tussen Imperial Tobacco en Reemtsma voor de periode tijdens welke zij de distributie van hun merken verzorgden . De partijen zijn fabrikanten en/of importeurs van sigaretten en aldus ondernemingen in de zin vanartikel 85 , lid 1 . Uit de documenten , die het voorwerp hebben gevormd van de administratieve procedure , blijkt dat deze marges onafgebroken eenvormig werden toegepast en dat de betrokken ondernemingen naar aanleiding van het afsluiten van nieuwe overeenkomsten steeds een eenparig standpunt hebben ingenomen .
Hierbij gaat het om onderling afgestemde feitelijke gedragingen , die het resultaat zijn van een coordinatie , welke in het gedrag der deelnemers tot uitdrukking komt , en die leiden tot mededingingsvoorwaarden , die niet met de normaal te achten marktvoorwaarden overeenkomen . Bovendien kunnen deze gedragingen niet worden beschouwd als louter uit de marktsituatie voortvloeiende gedragingen zonder dat contact tussen de betrokken partijen zou hebben plaatsgevonden .
( 124 ) Deze onderling afgestemde feitelijke gedraging strekte ertoe en had ten gevolge dat de mededinging op merkbare wijze werd beperkt . Door het verlenen van dezelfde marge werd de concurrentie tussen fabrikanten en/of importeurs op het gebied van rechtstreekse leveringen aan speciaalzaken aanzienlijk beperkt , aangezien deze marge , indien niet als het enige middel , dan toch als een van de belangrijkste middelen waarmee leveranciers elkaar kunnen beconcurrereren kan worden beschouwd . De marge die een afnemer van sigaretten kan verkrijgen is immers voor wederverkopers het eerste en meest rechtstreekse middel tot inkomstenwerving , zelfs indien zij nog op andere voordelen , hetzij in geld hetzij in natura , aanspraak zouden kunnen maken . Gelet op het bestaan en de naleving door de deelnemers van de SSI van de gedragsregels ( zie paragrafen 76 t/m 80 ) , op grond waarvan de deelnemers van de SSI zich verbonden buiten de normale handelskortingen geen enkele extra-vergoeding aan hun afnemers te verstrekken , konden de speciaalzaken geen andere belangrijke vergoedingen van hun leveranciers , in casu de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten , ontvangen . Zelfs indien deze gedragsregels vooral met betrekking tot leveringen aan grossiers van toepassing zouden zijn , blijkt niet dat de deelnemers van de SSI ook inzake rechtstreekse leveringen aan speciaalzaken extra-voordelen toekenden . Het dient te worden beklemtoond dat de Nederlandse wetgeving en/of reglementering het toepassen van dergelijke vaste marge niet voorschrijft . Het feit dat de rechtstreekse leveringen van fabrikanten en/of importeurs slechts 4 à 5 % van de totale afname van de kleinhandel uitmaakt , ontneemt aan deze onderling afgestemde feitelijke gedraging geenszins het mededingingsbeperkende karakter , vooral niet omdat deze marge steeds als een leidraad heeft gediend bij het vaststellen van door grossiers aan speciaalzaken te verlenen kleinhandelsmarges ( zie paragraaf 18 , in fine ) .
( 125 ) Het feit dat de Nederlandse wetgeving en reglementering in maximumstijgingen van handelsmarges ( en prijzen ) voorziet , ontneemt aan de onderhavige onderling afgestemde feitelijke gedraging geenszins het mededingingsbeperkende karakter . De wederverkopers van sigaretten in Nederland zijn uiteraard verplicht zich te onderwerpen aan de overheidsvoorschriften , maar het is niet aanvaardbaar vanuit het oogpunt van de gemeenschappelijke mededingingsregels dat de betrokken wederverkopers , al dan niet samen met de fabrikanten en/of importeurs , op hun beurt aanvullende onderling afgestemde feitelijke gedragingen aangaan . Bovendien moet uitdrukkelijk worden gesteld dat , zelfs indien de Nederlandse overheid in het verleden aan handel en/of industrie naar aanleiding van algemene accijns - en prijsverhogingen van sigaretten indicaties heeft gegeven omtrent voor haar aanvaardbaar geachte of zelfs gewenste verdeling van de beschikbare ruimte in de nieuwe banderolleprijs na aftrek van het belastinggedeelte ( zie paragraaf 66 ) , hierdoor de industrie noch de handel verplicht waren dit ook daadwerkelijk te doen , of maatregelen te nemen ten einde eenzelfde marge toe te passen .
Het feit dat de Nederlandse overheid naar aanleiding van algemene accijns - en prijsverhogingen van sigaretten overleg heeft gepleegd zowel met de industrie als met de handel kan door de betrokken partijen niet worden ingeroepen als een rechtvaardiging van een overgaan tot een onderling afgestemde feitelijke gedraging die strijdig is met de gemeenschappelijke mededingingsregels .
Het feit dat het belastinggedeelte in de banderolleprijs oploopt tot ca . 70 % van de banderolleprijs en dat in geval van prijsverhoging het grootste gedeelte van de meeropbrengst ten goede komt aan de schatkist , sluit niet uit dat er nog voldoende ruimte overblijft , waarbinnen zowel de fabrikanten en/of importeurs als de grossiers elkaar werkelijke mededinging kunnen aandoen .
Fabrikanten en/of importeurs en grossiers moeten binnen het wettelijk en bestuursrechtelijk kader vrij zijn om individueel te bepalen in welke mate zij hun aandeel in de verkoopprijs wensen te verhogen of te verlagen .
( 126 ) Voor wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met deze onderling afgestemde feitelijke gedraging , gelden dezelfde overwegingen als vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
2.4.2 . De onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de toekenning van een zelfde maximummarge inzake leveringen van grossiers aan speciaalzaken
( 127 ) De toekenning van een zelfde maximummarge inzake leveringen van grossiers aan speciaalzaken , met name 10,5 % van de banderolleprijs in de periode van december 1971/februari 1972 tot 1 februari 1978 en 9,8 % van de banderollenprijs in de periode van 1 februari 1978 tot en met 31 december 1979 ( zie paragraaf 19 ) , vormt een onderling afgestemde feitelijke gedraging zowel tussen de deelnemers van de SSI en Gruno als tussen deze partijen en de grossiers en hun verenigingen ( Tabak Express , EVG en de niet-georganiseerde grossiers ) , zijnde ondernemingen en ondernemersverenigingen in de zin van artikel 85 , lid 1 .
Wat de toekenning van een zelfde maximumkorting in de periode van december 1971/februari 1972 tot 1 februari 1978 betreft , dient in aanmerking te worden genomen dat de overeenkomst van december 1971/februari 1972 een algemene clausule ( zie paragraaf 84 ) bevatte op grond waarvan gespecialiseerde grossiers in tabaksfabrikaten zich tegenover individuele fabrikanten verbonden aan hun afnemers , zijnde speciaalzaken , geen hogere korting te verlenen dan 10,5 % . Bovendien kwam een gelijkaardige specifieke clausule ( zie paragraaf 85 ) voor in de individuele standaardovereenkomsten tussen fabrikanten en erkende grossiers . Deze bepalingen worden als een voldoende grondslag beschouwd voor het vaststellen van de in de vorige alinea bedoelde onderling afgestemde feitelijke gedraging . Bovendien werd de naleving van deze maximummarge door de betrokken partijen tijdens de administratieve procedure niet betwist .
Wat de toekenning van een zelfde maximumkorting in de periode van 1 februari 1978 tot en met 31 december 1979 betreft , dient te worden gesteld dat , ook al werden de overeenkomsten tussen fabrikanten en grossiers formeel opgezegd , de onderling afgestemde feitelijke gedragingen in deze periode , voornamelijk gelet op de structuur van de betrokken markt , als een voortzetting van de onderling afgestemde feitelijke gedraging van de periode van december 1971/februari 1972 tot 1 februari 1978 moet worden beschouwd .
( 128 ) Deze onderling afgestemde feitelijke gedraging strekte ertoe en had ten gevolge dat de mededinging op merkbare wijze werd beperkt . Het toepassen van een maximum kleinhandelsmarge verhinderde grossiers immers aan de speciaalzaken een groter gedeelte van hun eigen groothandelsmarge door te geven . Het feit dat het percentage waarop deze marge werd vastgesteld hetzelfde was als het percentage van de door fabrikanten en/of importeurs rechtstreeks aan speciaalzaken toe te kennen marge , verhoogt nog het mededingingsbeperkende karakter van de onderhavige onderling afgestemde feitelijke gedraging , aangezien zij grossiers verhinderde een grotere marge toe te kennen dan de marge , welke door fabrikanten en/of importeurs rechtstreeks aan speciaalzaken werd toegekend . Bijgevolg werd niet alleen de mededinging tussen grossiers maar eveneens tussen grossiers en fabrikanten en/of importeurs , althans voor zover het gaat om rechtstreekse leveringen aan speciaalzaken , beperkt .
( 129 ) Wat de Nederlandse wetgeving en reglementering betreft , dient in verband met het mededingingsbeperkende karakter van deze onderling afgestemde feitelijke gedraging te worden verwezen naar de inhoud van paragraaf 125 .
( 130 ) Voor wat de merkbare ongunstige beïnvloeding van de handel tussen de Lid-Staten betreft in verband met deze onderling afgestemde feitelijke gedraging , gelden dezelfde overwegingen als vermeld in de paragrafen 102 t/m 105 .
B . TOEPASSELIJKHEID VAN ARTIKEL 85 , LID 3 , VAN HET EEG-VERDRAG
( 131 ) Volgens artikel 85 , lid 3 , kunnen de bepalingen van artikel 85 , lid 1 , buiten toepassing worden verklaard voor welke overeenkomst of groep van besluiten van ondernemersverenigingen en voor elke onderling afgestemde feitelijke gedraging of groep van gedragingen die bijdragen tot verbetering van de technische of economische vooruitgang , mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt , en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen
a ) beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn ,
b ) de mogelijkheid te geven , voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen .
1 . De aangemelde overeenkomsten
1.1 . De bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 en de raamovereenkomst-SSI van 20 december 1976 .
( 132 ) De bepalingen opgenomen in de bonusregeling speciaalzaken en de raamovereenkomst-SSI , althans voor zover deze erin voorziet dat de contractanten gehouden zijn de bonusregeling speciaalzaken , die er een wezenlijk deel van uitmaakt , na te leven , beantwoorden niet aan verscheidene voorwaarden gesteld in artikel 85 , lid 3 . Er dient op te worden gewezen dat het in feite reeds voldoende is dat er aan één van de voorwaarden van artikel 85 , lid 3 , niet is voldaan , opdat artikel 85 , lid 1 , niet buiten toepassing zou kunnen worden verklaard .
( 133 ) De regeling welke voorziet in de toekenning van een uniforme extra jaarlijkse vergoeding aan gespecialiseerde detaillisten draagt niet bij tot een betere verdeling van de produkten van de fabrikanten en/of importeurs die deze regeling hebben ondertekend en/of toegepast , zelfs niet wanneer de toekenning van deze vergoeding zou geschieden door vervulling van objectieve criteria zoals vermeld in paragrafen 43 en 44 . De toepassing van dergelijke regeling leidt er immers toe dat aan detaillisten van sigaretten de mogelijkheid wordt ontnomen om een vergoeding te ontvangen die niet alleen gebaseerd zou zijn op hun totale omzet , maar in overeenstemming zou zijn met de werkelijk door ieder van hen geleverde prestaties inzake de verdeling van deze produkten . Het aan detaillisten opleggen van voorwaarden die eventueel niet overeenstemmen met de aan - of verkooppolitiek van de detaillisten en de uitsluiting van extra vergoedingen , in geval van niet-naleving van deze voorwaarden , dragen niet bij tot een betere verdeling van de betrokken produkten .
( 134 ) De verplichting opgelegd aan alle detaillisten om een minimumpercentage van hun globale omzet te realiseren in tabaksprodukten ( zie paragraaf 43 ) draagt niet noodzakelijkerwijze bij tot een betere verdeling van de betrokken produkten en komt uitsluitend aan de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten ten goede , aangezien dit criterium een verhoging van de omzet in sigaretten of andere tabaksprodukten beoogt . Bovendien druist een dergelijke verplichting in tegen de doelstelling van de bonusregeling speciaalzaken , die erin bestaat de speciaalzaken te beschermen . Het afhankelijk maken van de toekenning van een extra vergoeding van de realisatie van een minimumomzet in tabaksprodukten komt immers niet ten goede aan de kleine wederverkopers maar veeleer aan de grote .
( 135 ) De verplichting opgelegd aan alle detaillisten om een minimumaantal merken in zijn assortiment op te nemen ( zie paragraaf 44 , sub a ) ) draagt niet noodzakelijkerwijze bij tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten , aangezien de detaillist zelf het best geplaatst is om uit te maken hoeveel merken hij in voorraad dient te houden ten einde te kunnen voldoen aan de vraag van zijn klanten , alsmede om op de meest efficiënte wijze beslissingen te nemen inzake de samenstelling van zijn voorraad , rekening , gehouden zowel met de versheid van de produkten als met het voorkomen dat bepaalde produkten onnodig in voorraad worden gehouden . Daarenboven kan de naleving van een dergelijke verplichting aanleiding geven tot het ontstaan van nadelen , zoals de verhoging van onkosten , ten laste van de detaillisten zonder op te wegen tegen eventuele voordelen die aan de gebruikers ten goede zouden komen .
( 136 ) De verplichtingen om een minimumgedeelte van de etalage - en toonbankruimte voor sigaretten te reserveren ( zie paragraaf 44 , sub b ) ) en om nieuwe merken te introduceren ( zie paragraaf 44 , sub c ) ) dragen niet noodzakelijkerwijze bij tot een betere verdeling van de betrokken produkten ; zij komen in de eerste plaats aan de fabrikanten en/of importeurs , alsmede aan de wederverkopers van sigaretten ten goede , aangezien deze criteria uitsluitend een verhoging van de omzet in de betrokken produkten beogen ; aan de gebruikers leveren deze verplichtingen geen voordelen op zodra aan hun vraag wordt voldaan .
( 137 ) De verplichting om een bepaalde minimumjaaromzet in sigaretten te realiseren ( zie paragraaf 44 , sub d ) ) draagt niet bij tot een betere verdeling van deze produkten en komt uitsluitend aan de fabrikanten en/of importeurs van deze produkten ten goede zonder voordelen op te leveren waarvan de gebruikers zouden kunnen genieten . Daarentegen leidt het feit dat voor de berekening van de omzet geen onderscheid wordt gemaakt naar gelang van de leveringsbron ( fabrikant en/of importeur of grossier ) , ertoe dat detaillisten geen inspanningen zullen leveren om tussen de produkten van hun leveranciers ( fabrikant en/of importeur of grossier ) mededinging uit te lokken . Dergelijke situatie kan niet anders dan uitsluitend aan de fabrikanten en/of importeurs en grossiers ten goede komen .
( 138 ) De hypothetische voordelen die uit de vervulling van deze verplichtingen ( zie paragrafen 132 t/m 137 ) toch zouden kunnen voortvloeien , komen voornamelijk aan de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten ten goede en kunnen niet als onmisbaar worden beschouwd voor het bereiken van de beoogde doelstellingen . Daarenboven zijn de nadelen , die daaruit voortvloeien en voornamelijk ten laste komen van de detaillisten , van dien aard , dat zij enerzijds de voordelen ervan voor hen overtreffen en anderzijds de gebruikers geen gelegenheid bieden er een billijk voordeel uit te halen dat tegen deze nadelen opweegt .
1.2 . De overeenkomsten in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980
( 139 ) De betrokken overeenkomsten dragen niet bij tot een verbetering van de produktie of van de verdeling der produkten .
Het argument dat zij ertoe zouden strekken een groot aantal verkooppunten in stand te houden kan niet worden aanvaard , aangezien het niet zozeer aan de betrokken branche toekomt om uit te maken of een groot aantal verkooppunten noodzakelijk is voor de gebruikers . Het komt in de eerste plaats aan de gebruikers toe te beslissen waar zij hun sigaretten willen kopen , hetzij bij speciaalzaken , hetzij elders . De betrokken branche dient voldoende flexibiliteit aan de dag te leggen om op de keuze van de gebruikers in te gaan .
Het argument dat de betrokken overeenkomsten ertoe zouden strekken om via een groot aantal verkooppunten een uitgebreider merkenassortiment ter beschikking van de gebruikers te stellen kan evenmin worden aanvaard , aangezien dit in de eerste plaats aan de gebruikers ter beoordeling staat . Gelet op het feit dat de meeste rokers zich beperken tot een klein aantal merken , die een groot gedeelte van de markt uitmaken , is het zelfs niet waarschijnlijk dat de gebruiker behoefte heeft aan dergelijk uitgebreid assortiment of dat hij dit op prijs stelt .
Voor zover de overeenkomsten in kwestie andere doelstellingen zouden nastreven , kan niet worden ingezien op welke wijze zij kunnen bijdragen tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten .
( 140 ) Uit de betrokken overeenkomsten komt geen billijk aandeel in de eventueel daaruit voortvloeiende voordelen ten goede van de gebruiker . Zij strekken daarentegen voornamelijk , zo niet uitsluitend , tot voordeel van de fabrikanten en/of importeurs en wederverkopers , aan wie zij hetzij een vaste bron van inkomsten garanderen , hetzij inkomsten die hoger liggen dan degene die zij zouden kunnen verwerven ingeval van een normale mededingingssituatie .
( 141 ) Indien ervan kan worden uitgegaan dat de doelstelling van de betrokken overeenkomsten bestond in het garanderen van een bepaald inkomen aan de groot - en kleinhandelaren in tabaksfabrikaten , kan niet worden aanvaard dat de in deze overeenkomsten opgelegde beperkingen onmisbaar zijn om dergelijke doelstelling te bereiken . Er kan immers niet worden ingezien dat wederverkopers , die inspelen op het marktmechanisme en zich moeten aanpassen aan nieuwe marktsituaties , geen inkomen zouden kunnen verwerven dat hen in staat stelt hun onderneming verder te blijven voeren , zonder dat regelingen zoals deze van de betrokken overeenkomsten noodzakelijk zijn .
( 142 ) De overeenkomsten in kwestie strekken ertoe en hebben ten gevolge dat de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten wordt uitgeschakeld . De betrokken fabrikanten en/of importeurs nemen immers vrijwel de gehele omzet en invoer van sigaretten in Nederland voor hun rekening . De fabrikanten en/of importeurs van sigaretten vormen de pijlers van een grotendeels door hen zelf opgezet distributiesysteem , dat de mogelijkheid geeft voor een wezenlijk deel van de betrokken produkten de mededinging uit te schakelen .
2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen .
( 143 ) Opdat een beschikking houdende ontheffing in de zin van artikel 85 , lid 3 , kan worden gegeven , moet een nieuwe overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging bij de Commissie zijn aangemeld overeenkomstig artikel 4 , lid 1 , van Verordening nr . 17 , behoudens wanneer deze verplichting is vervallen krachtens artikel 4 , lid 2 , van genoemde verordening .
De betrokken overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen vallen niet onder enige categorie , die uit hoofde van artikel 4 , lid 2 , van Verordening nr . 17 niet behoeft te worden aangemeld . Aan de voorwaarden van artikel 4 , lid 2 , sub 1 ) , is niet voldaan omdat , alhoewel zowel de niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen als de aangemelde overeenkomsten de distributie van sigaretten in Nederland tot voorwerp hebben , zij ook direct betrekking hebben op de invoer en uitvoer tussen Lid-Staten , rekening gehouden met de belangrijkheid van de omvang van de door de fabrikanten en/of importeurs die aan deze overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen deelnemen of hebben deelgenomen , van in Nederland ingevoerde sigaretten ( zie paragraaf 11 ) . Bovendien moet erop worden gewezen dat deze sigaretten afkomstig zijn van en geproduceerd worden door ondernemingen , gevestigd in andere Lid-Staten en waarvan sommige behoren tot dezelfde groep en dat zij worden verdeeld op dezelfde wijze als de door deze ondernemingen in Nederland geproduceerde sigaretten . Zolang deze aanmelding niet heeft plaats gevonden , kan een ontheffing , bedoeld in artikel 85 , lid 3 , niet worden gegeven .
Zelfs indien de bedoelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen voldeden aan de bepalingen van artikel 4 , lid 2 , van Verordening nr . 17 en vrijgesteld waren van aanmelding , zou de ontheffing bedoeld in artikel 85 , lid 3 , niet kunnen worden verleend om onderstaande redenen .
2.1 . De prijsovereenkomsten
( 144 ) De overeenkomsten inzake de vaststelling door de fabrikanten en/of importeurs van de kleinhandelsprijzen en winstmarges van hun eigen produkten vormen geen bijdrage tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten , maar komen uitsluitend ten goede aan deze fabrikanten en/of importeurs zelf zonder enig voordeel op te leveren waarvan de gebruikers zouden kunnen genieten .
( 145 ) Het verbod om gedurende een bepaalde periode aan het merkenassortiment of aan de verpakkingseenheid van een merk enige wijziging aan te brengen en de verbintenis om gedurende een bepaalde periode de afzet niet onbeperkt te laten stijgen , vormen geen bijdrage tot een betere verdeling van de produkten en strekken slechts tot voordeel van de fabrikanten en/of importeurs , die hierdoor hun individueel aandeel op de markt trachten te stabiliseren . Dergelijke verbintenissen kunnen geen voordeel opleveren voor de afnemers van deze produkten , aangezien op mogelijke vragen vanwege de afnemers hetzij om aan het merkenassortiment of aan de verpakkingseenheid van een merk een wijziging aan te brengen , hetzij om een afzet te verkrijgen die de aangegeven maximumstijging zou overschrijden , niet mag worden ingegaan .
( 146 ) Het invoeren van een onderscheid tussen erkende en niet-erkende grossiers , alsmede de daaraan verbonden gevolgen inzake de verlening van extra kortingen dragen niet bij tot een betere verdeling van de betrokken produkten , aangezien zij een voorkeurregeling inhoudt ten voordele van een bepaalde groep grossiers , waarvan niet-erkende grossiers niet kunnen genieten , zelfs niet wanneer dergelijk onderscheid zou gebaseerd zijn op gemeenschappelijke en objectief vast te stellen criteria . Bij een indeling van grossiers in categorieën volgens dergelijke criteria kan immers over het algemeen geen rekening worden gehouden met alle werkelijk door de grossiers geleverde inspanningen en diensten .
( 147 ) De minimum afnameverplichting voor winkeliers strekt uitsluitend tot voordeel van de leveranciers , waardoor een verhoging van hun afzet wordt beoogd ; dergelijke verplichting strekt eerder tot nadeel dan tot voordeel van de winkeliers , aangezien hierdoor hun vrijheid om volledig zelfstandig beslissingen te nemen in verband met hun aankoop - en verkooppolitiek wordt beknot .
( 148 ) De verplichting inzake inkoopprijs ongeacht het kwantum is een nadeel voor de afnemers , aangezien hierdoor voor hen de mogelijkheid wordt uitgesloten om een aankoopprijs te bedingen in functie van de aan te kopen hoeveelheid ; ten gevolge van deze verplichting wordt ook nadeel toegebracht aan de gebruikers , die niet kunnen genieten van voordelen die de afnemers aan hen , zij het gedeeltelijk , zouden kunnen doorspelen indien zij wel een aankoopprijs konden bedingen in functie van de aan te kopen hoeveelheid .
2.2 . De overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975
( 149 ) De verbintenissen aangegaan door de contractanten in deze overeenkomst hebben niet tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten geleid , aangezien zij de mogelijkheid uitsloten dat fabrikanten en/of importeurs van sigaretten een vergoeding toekenden aan grossiers en winkeliers overeenkomstig de door deze afnemers werkelijk geleverde inspanning bij de verdeling van de produkten .
2.3 . De overeenkomsten inzake erkenning van grossiers
( 150 ) De verplichtingen om aan een minimum aantal kleinhandelsverkooppunten te leveren en een minimumjaaromzet in sigaretten te realiseren dragen niet bij tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten en kwamen enkel de fabrikanten en/of importeurs van deze produkten ten goede zonder voordelen op te leveren waarvan de gebruikers zouden kunnen genieten ; dergelijke verplichtingen beogen uitsluitend een verhoging van de afzet van de betrokken produkten .
( 151 ) De verplichting om een minimum aantal merken van sigaretten in het assortiment op te nemen droeg niet noodzakelijkerwijze bij tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten en leverde voor de gebruikers geen voordelen op die konden opwegen tegen de daaraan verbonden nadelen .
( 152 ) Het onderscheid tussen erkende en niet-erkende grossiers alsmede de daaraan verbonden gevolgen inzake de verlening van extra kortingen leidde niet tot een verbetering van de verdeling van de betrokken produkten , aangezien zij een voorkeurregeling invoert voor een bepaalde groep grossiers zonder rekening te houden met hun individuele inspanningen inzake de verdeling van de produkten ; een dergelijke regeling leverde op geen enkele wijze voordeel op aan de gebruikers .
( 153 ) De vaststelling van de marges voor grossiers vormde geen bijdrage tot een verbetering van de verdeling van de produkten , aangezien zij uitsluitend ten goede komt van de fabrikanten en/of importeurs die niet langer op dit gebied hoeven te concurreren met elkaar , zonder daarbij enig voordeel op te leveren voor de gebruikers .
( 154 ) De oplegging van de algemene verplichting om de verkoopvoorwaarden , zelfs toekomstige , van de fabrikant na te leven , kwam voornamelijk de fabrikant ten goede , zonder voordeel op te leveren voor de gebruikers , aangezien zij tot gevolg kan hebben dat de afnemer in een volledige afhankelijkheidspositie komt te staan tegenover de fabrikanten .
( 155 ) Indien uit hogervermelde maatregelen toch voordelen zouden voortvloeien , komen deze voornamelijk aan de fabrikanten en/of importeurs van sigaretten ten goede en zijn de nadelen die daaruit voortvloeien van die aard , dat zij enerzijds de voordelen ervan overtreffen , en anderzijds de gebruikers geen gelegenheid bieden om er een billijk voordeel uit te halen dat tegen deze nadelen opweegt .
2.4 . De onderling afgestemde feitelijke gedragingen inzake de marges voor afnemers van sigaretten
( 156 ) Deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen dragen niet bij tot een betere verdeling van de produkten . Zij zijn erop gericht de mededinging tussen leveranciers ( fabrikanten en/of importeurs en grossiers ) aanzienlijk te beperken zonder dat er voor de gebruikers een billijk aandeel uit de daaruit voorvloeiende voordelen ten goede komt . Indien deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen ten gevolge hebben dat aan de afnemers van sigaretten in zekere mate een vast inkomen wordt verzekerd waardoor het bestaan van speciaalzaken als schakel in de distributie van sigaretten wordt behouden , dient erop te worden gewezen dat het niet aan de deelnemers aan deze onderling afgestemde feitelijke gedragingen toekomt om dergelijke maatregelen te nemen . Het komt immers in de eerste plaats aan de afnemers en gebruikers zelf toe om door hun aankoopgedrag de distributiekanalen op dusdanige wijze te beïnvloeden dat deze zich richten naar de vraag van de afnemers en niet om zich zelf in stand te houden . Verder wordt verwezen naar wat in paragraaf 141 is vermeld .
C . TOEPASSELIJKHEID VAN DE ARTIKELEN 3 EN 15 , LID 2 , VAN VERORDENING Nr . 17
1 . Beëindiging van de inbreuken
( 157 ) Indien de Commissie op grond van artikel 3 , lid 1 , van Verordening nr . 17 op verzoek of ambtshalve een inbreuk op artikel 85 vaststelt , kan zij de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen bij beschikking verplichten aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken .
1.1 . De aangemelde overeenkomsten
( 158 ) Aangezien de bonusregeling speciaalzaken , die sinds 12 augustus 1974 tot op heden van toepassing is , op grond van de hoger uiteengezette redenen een inbreuk vormt op artikel 85 , dienen de ondernemingen , die deze overeenkomst hebben aangegaan en/of toegepast , onverwijld een einde maken aan deze inbreuk en zich onthouden van elke overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging , die hetzelfde doel zou nastreven en/of hetzelfde gevolg zou bereiken . Gelet op de actieve rol van de SSI bij de totstandkoming en uitvoering van deze overeenkomst , is deze ondernemersvereniging eveneens gehouden aan deze inbreuk een einde te stellen en zich te onthouden van elke gedraging , die hetzelfde doel zou nastreven en/of hetzelfde gevolg zou bereiken als de bonusregeling .
( 159 ) Aangezien de raamovereenkomst-SSI , voor zover zij de naleving van de bonusregeling speciaalzaken voorziet , een inbreuk vormt op artikel 85 dienen de betrokken ondernemingen en ondernemersvereniging ook een einde te stellen aan het betrokken gedeelte van de raamovereenkomst-SSI , die sinds 20 september 1977 van kracht is .
( 160 ) Aangezien de overeenkomsten , die in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 tussen de SSI en de vertegenwoordigers van groot - en kleinhandel werden gesloten , wegens de hoger uiteengezette redenen inbreuken vormen op artikel 85 , dienen de betrokken ondernemersverenigingen aan deze overeenkomsten een einde te stellen , voor zover deze nog van toepassing zijn . Bovendien dienen de betrokken leden en vertegenwoordigde ondernemingen op de hoogte te worden gebracht van het feit dat aan deze overeenkomsten een einde dient te worden gesteld .
1.2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
( 161 ) Aangezien de onderling afgestemde feitelijke gedragingen inzake de marges voor speciaalzaken wegens de hoger uiteengezette redenen inbreuk vormen op artikel 85 , lid 1 , dienen de betrokken ondernemingen , voor zover deze inbreuken nog verder duren , hieraan een einde te stellen .
2 . Boetes
( 162 ) Overeenkomstig artikel 15 , lid 2 , van Verordening nr . 17 kan de Commissie , wanneer ondernemingen opzettelijk of uit onachtzaamheid inbreuk maken op artikel 85 , lid 1 , bij beschikking aan deze ondernemingen of ondernemersverenigingen geldboeten opleggen van ten minste duizend en ten hoogste één miljoen rekeneenheden , of tot een bedrag van ten hoogste tien procent van de omzet van elk der betrokken ondernemingen in het voorafgaande boekjaar , indien bedoeld bedrag hoger is dan één miljoen rekeneenheden . Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete wordt niet alleen rekening gehouden met de zwaarte , maar ook met de duur van de inbreuk .
2.1 . De aangemelde overeenkomsten
( 163 ) De aanmelding van de raamovereenkomst en de bonusregeling speciaalzaken had eerst plaats op 20 september 1977 , alhoewel de laatste overeenkomst reeds op 12 augustus 1974 van kracht was geworden . Bijgevolg kunnen deze overeenkomsten , welke wegens de hoger uiteengezette redenen een inbreuk vormen op artikel 85 , lid 1 , aanleiding geven tot het opleggen van boetes aan de betrokken ondernemingen en ondernemersvereniging .
( 164 ) Gelet op het feit dat de Commissie in de zaak-Fedetab eerst op 24 juli 1978 een beschikking heeft gegeven , welke aanleiding heeft gegeven tot het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 1980 en welke betrekking had op overeenkomsten tussen ondernemingen met activiteiten in dezelfde sector van het economische leven waarbij een vergelijkbare , alhoewel niet identieke materie werd geregeld , is de Commissie van mening dat met betrekking tot deze inbreuken geen boete dient te worden opgelegd .
( 165 ) Aangezien de overeenkomsten , die in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 tussen de SSI en de vertegenwoordigers van groot - en kleinhandel werden gesloten en het voorwerp hebben gevormd van inbreuken op artikel 85 , lid 1 , bij de Commissie onmiddellijk werden aangemeld , kunnen op grond van artikel 15 , lid 5 , van Verordening nr . 17 van de Raad geen boetes worden opgelegd .
2.2 . De niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen
( 166 ) De boven vermelde niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen , die wegens de boven uiteengezette redenen inbreuken vormen op artikel 85 , lid 1 ( zie paragrafen 109 t/m 129 ) , geven aanleiding tot het opleggen van boetes aan de betrokken ondernemingen en ondernemersverenigingen .
( 167 ) Om het bedrag van de geldboete vast te stellen heeft de Commissie met de volgende factoren rekening gehouden :
a ) de boven vermelde prijsovereenkomsten , die de handel tussen de Lid-Staten ongunstig kunnen beïnvloeden , vormen ernstige inbreuken op de gemeenschappelijke mededingingsregels . In het bepalen van verkoopprijzen wordt uitdrukkelijk in artikel 85 , lid 1 , littera a ) voorzien als een maatregel die de mededinging verhindert , beperkt of vervalst . De Commissie heeft bij vroegere beschikkingen prijsovereenkomsten strijdig verklaard met artikel 85 , lid 1 . Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft dit standpunt bevestigd ;
b ) de desbetreffende prijsovereenkomsten werden telkens voor een periode van 3 à 5 maanden gesloten ( zie paragrafen 58 , 66 en 73 ) en met name voor een periode , die inging bij een nieuwe algemene prijsverhoging , en die bij uitstek de periode is tijdens welke mededinging op het gebied van prijzen daadwerkelijk mogelijk was ;
c ) het algemeen juridisch kader waarbinnen de fabrikanten en/of importeurs prijsverhogingen tot stand kunnen brengen beperkt in zekere mate hun vrijheid van handelen , zonder deze vrijheid echter uit te sluiten .
( 168 ) De Commissie meent derhalve aan de in artikel 5 van deze beschikking vermelde ondernemingen geldboetes te moeten opleggen overeenkomstig de bedragen die in dat artikel zijn vastgelegd .
( 169 ) Wat de overige niet-aangemelde overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen betreft , acht de Commissie het niet dienstig boetes op te leggen ,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :
Artikel 1
De volgende overeenkomsten vormen inbreuken op artikel 85 , lid 1 , van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap :
1 . de bonusregeling speciaalzaken van 4 december 1974 en de raamovereenkomst-Stichting Sigarettenindustrie van 20 december 1976 , voor zover deze in de naleving van de bonusregeling speciaalzaken voorziet , welke door de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie alsmede door Tabaksfabriek Gruno BV en Imperial Tobacco ( Holland ) BV worden toegepast ;
2 . de overeenkomsten gesloten tussen de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie alsmede tussen de Stichting Sigarettenindustrie en de vertegenwoordigers van de groot - en kleinhandel in sigaretten in Nederland in het kader van de accijns - en prijsverhoging van 1 januari 1980 .
Artikel 2
De volgende overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen vormden inbreuken op artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag :
1 . de prijsovereenkomsten van 1 augustus 1974 en van 7 november 1975 , beide gesloten door de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie alsmede de prijsovereenkomst gesloten door de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie in het kader van de prijsverhoging van 1 februari 1978 ;
2 . de overeenkomst inzake gedragsregels sigaretten van 23 april 1975 , gesloten door British-American Tobacco Co . ( Nederland ) BV , Sigarettenfabriek Ed . Laurens BV , Koninklijke Bedrijven Theodorus Niemeyer BV en Turmac Tobacco Co . BV , alsmede toegepast door Tabaksfabriek Gruno BV ;
3 . de overeenkomst van december 1971/februari 1972 inzake erkenning van grossiers , gesloten door de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie alsmede door Tabaksfabriek Gruno BV , alsmede de op grond van deze overeenkomst gesloten individuele overeenkomsten tussen fabrikanten en erkende grossiers in sigaretten inzake korting en de overige verkoopvoorwaarden ;
4 . de onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de toekenning van een vaste marge voor rechtstreekse leveringen van fabrikanten aan speciaalzaken , waaraan de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie , Tabaksfabriek Gruno BV , Imperial Tobacco ( Holland ) BV en Reemtsma Nederland BV hebben deelgenomen alsmede de onderling afgestemde feitelijke gedraging inzake de toekenning van eenzelfde maximummarge inzake leveringen van grossiers aan speciaalzaken , waaraan de deelnemers van de Stichting Sigarettenindustrie , Tabaksfabriek Gruno BV en de grossiers van sigaretten in Nederland hebben deelgenomen .
Artikel 3
Een ontheffing op grond van artikel 85 , lid 3 , van het EEG-Verdrag wordt niet verleend met betrekking tot de in artikel 1 genoemde overeenkomsten .
Artikel 4
De Stichting Sigarettenindustrie en de in artikel 1 genoemde ondernemingen worden gelast onverwijld een einde te maken aan de toepassing van de in artikel 1 genoemde overeenkomsten .
Bovendien wordt hun verboden in de toekomst maatregelen te treffen met hetzelfde doel of gevolg als de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten .
Artikel 5
1 . Wegens deelneming aan de inbreuken vastgesteld in artikel 2 , punt 1 , worden aan de volgende ondernemingen de volgende boetes opgelegd :
1 . Britisch-American Tobacco Co . ( Nederland ) BV , te Amsterdam ,
een boete van 350 000 Ecu ,
d.w.z . 913 094 gulden ;
2 . Sigarettenfabriek Ed . Laurens BV , te's-Gravenhage ,
een boete van 425 000 Ecu ,
d.w.z . 1108 757 gulden ;
3 . De Koninklijke Bedrijven Theodorus Niemeyer BV , te Groningen ,
een boete van 100 000 Ecu ,
d.w.z . 260 884 gulden ;
4 . Philip Morris Holland BV , te Amstelveen ,
een boete van 125 000 Ecu ,
d.w.z . 326 105 gulden ;
5 . R . J . Reynolds Tobacco BV , te Hilversum ,
een boete van 150 000 Ecu ,
d.w.z . 391 326 gulden ;
6 . Turmac Tobacco BV , te Amsterdam ,
een boete van 325 000 Ecu ,
d.w.z . 847 873 gulden .
2 . Deze boetes dienen te worden gestort bij de AMRO bank te Amsterdam op rekeningnummer 41 60 95 518 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen , binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de dag van kennisgeving van deze beschikking aan de betrokken ondernemingen .
Artikel 6
De in artikel 7 vermelde ondernemingen en ondernemersverenigingen wordt verboden in de toekomst met elkaar collectief overleg te plegen aangaande prijsverhogingen van sigaretten en de aanpassing van de marges voor de distributie van sigaretten in Nederland .
Artikel 7
Deze beschikking is gericht tot :
- de Stichting Sigarettenindustrie , te 's-Gravenhage ,
- British American Tobacco Co . ( Nederland ) BV , te Amsterdam ,
Sigarettenfabriek Ed . Laurens BV , te 's-Gravenhage ,
- De Koninklijke Bedrijven Theodorus Niemeyer BV , te Groningen ,
- Philip Morris Holland BV , te Amstelveen ,
- R . J . Reynolds Tobacco BV , te Hilversum ,
- Turmac Tobacco Co . BV , te Amsterdam ,
- Tabaksfabriek Gruno BV , te Nijkerk ,
- Imperial Tobacco ( Holland ) BV , te Boxtel ,
- Reemtsma Nederland BV , te De Bilt ,
- Tabak Express Nederland , te Maarsbergen ,
- Eerste Grossiers Vereniging ( EGV ) , te Sassenheim ,
- de heer His Wilms , als vertegenwoordiger van de niet-georganiseerde grossiers , te Hippolytushoef ,
- de Nederlandse Sigarenwinkeliers Organisatie , te 's-Gravenhage .
Deze beschikking vormt executoriale titel overeenkomstig artikel 192 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap .
Gedaan te Brussel , 15 juli 1982 .
Voor de Commissie
Frans ANDRIESSEN
Lid van de Commissie
( 1 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 .
( 2 ) PB nr . 127 van 20 . 8 . 1963 , blz . 2268/63 .
( 3 ) Bron : The Maxwell Report : International Tobacco 1980 , Part One , Lehman Brothers Loeb Research .
( 4 ) Het niveau van de kleinhandelsmarges is terug te vinden in de documenten welke het voorwerp hebben gevormd van de administratieve procedure .
( 5 ) PB nr . L 303 van 31 . 12 . 1972 , blz . 1 .
( 6 ) Richtlijn 77/805/EEG van de Raad van 19 december 1977 houdende wijziging van Richtlijn 72/464/EEG betreffende de belasting , andere dan omzetbelasting , op het verbruik van tabaksfabrikanten ( PB nr . L 338 van 28 . 12 . 1977 , blz . 22 ) .
( 7 ) PB nr . L 5 van 9 . 1 . 1982 , blz . 11 .
( 8 ) Voor het laatst gewijzigd bij de wet van 24 december 1980 , Staatsblad 704 .
( 9 ) Kleinhandelsprijs , kleinhandelsverkoopprijs , banderolleprijs en publieksprijs worden in de handel alsmede in deze beschikking als synoniemen gebruikt .
( 10 ) Wet van 24 maart 1961 , houdende regelen op het gebied van de prijzen van goederen en diensten , Staatsblad nr . 135 , herhaaldelijk gewijzigd .
( 11 ) Dit overleg heeft geleid tot de overeenkomst van 9 februari 1979 inzake beperking van de individuele reclameactiviteiten die op 1 * 1979 in werking is getreden met een initiele duur van vijf jaar . De overeenkomst werd als aanvulling op aanmelding nr . IV/29,525 op 4 april 1979 bij de Commissie aangemeld , maar vormt niet het voorwerp van deze beschikking . Deze overeenkomst werd vervangen door een nieuwe reclamecode die per brief van 8 april 1982 ter kennis van de Commissie werd gebracht .
( 12 ) Elke uitvoering van een merk ( b . v . de " plain " -versie , de filterversie en de " light " -versie ) wordt als een afzonderlijk merk beschouwd .
( 13 ) Voor de groothandel : Tabak Express , EGV en de niet-georganiseerden ; voor de kleinhandel de NSO .
( 14 ) Volgens de SSI schommelde de marge bij " car-sales " vroeger tussen 9,5 en 9,8 % van de banderolleprijs , inclusief belasting .
( 15 ) Het betreft hier de laatst geldende versie . Gelijkaardige versies waren op vroegere datum ( zeker in 1973 ) reeds van toepassing .
( 16 ) Arrest van het Hof van 29 oktober 1980 " Mededinging - Overeenkomsten en aanbeveling-Fedetab " in zaken 209 - 215 en 218/78 , Jurisprudentie 1980 , blz . 3274 .
( 17 ) Idem , blz . 3275 .
( 18 ) Zaak 13/77 , GB-INNO-BM/ATAB , Jurisprudentie 1977 , blz . 2115 e.v .