Verordening (EEG) nr. 272/82 van de Commissie van 4 februari 1982 tot voortzetting van de in Verordening (EEG) nr. 1271/78 bedoelde acties ter verbetering van de kwaliteit van de melk in de Gemeenschap
Verordening (EEG) nr. 272/82 van de Commissie van 4 februari 1982 tot voortzetting van de in Verordening (EEG) nr. 1271/78 bedoelde acties ter verbetering van de kwaliteit van de melk in de Gemeenschap
Verordening (EEG) nr. 272/82 van de Commissie van 4 februari 1982 tot voortzetting van de in Verordening (EEG) nr. 1271/78 bedoelde acties ter verbetering van de kwaliteit van de melk in de Gemeenschap
Publicatieblad Nr. L 028 van 05/02/1982 blz. 0017 - 0020
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 272/82 VAN DE COMMISSIE
van 4 februari 1982
tot voortzetting van de in Verordening (EEG) nr. 1271/78 bedoelde acties ter verbetering van de kwaliteit van de melk in de Gemeenschap
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 1079/77 van de Raad van 17 mei 1977 inzake een medeverantwoordelijkheidsheffing en maatregelen ter verruiming van de markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 857/81 (2), en met name op artikel 4,
Overwegende dat de maatregelen die op grond van Verordening (EEG) nr. 1271/78 van de Commissie van 13 juni 1978 betreffende maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van melk in de Gemeenschap (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2341/78 (4), zijn ingevoerd en bij de Verordeningen (EEG) nr. 2936/79 (5) en (EEG) nr. 1079/81 (6) zijn voortgezet, een doeltreffend middel zijn gebleken om de kwaliteit van de melk in de Gemeenschap te verbeteren;
Overwegende dat het in het belang van een grotere doelmatigheid aanbeveling verdient de in Ierland en Italië genomen maatregelen uit te breiden en aan te vullen en ook Griekenland bij de actie te betrekken;
Overwegende dat derhalve de organisaties, instellingen, ondernemingen en producentengroeperingen die over de vereiste kwalificaties en ervaring beschikken opnieuw moeten worden verzocht door hen uit te voeren gedetailleerde programma's voor te stellen;
Overwegende dat ten aanzien van de overige voorschriften de bepalingen van de vroegere verordeningen in hoofdzaak kunnen worden overgenomen met inachtneming van de opgedane ervaring;
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De onderstaande maatregelen worden, onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, aangemoedigd:
a) bacteriologische analyse van rauwe melk;
b) analyse van de gezondheidsaspecten van rauwe melk;
c) controle van de melkmachines;
d) individuele voorlichting van de melkproducenten met betrekking tot de produktie (stalhygiëne, melken) en de houdbaarheid van de melk (koeling);
e) voorlichting in verband met de ophaling (collectieve installaties, centrale inzamelpunten) en het vervoer van rauwe melk (techniek, uitrusting en gebruik van de ophaalwagens);
f) opleiding van gekwalificeerd personeel voor:
- het verstrekken van voorlichting,
- het verrichten van kwaliteitscontroles;
g) bouw van collectieve melkophaalcentra, eventueel met koelinstallaties. In behoorlijk gemotiveerde uitzonderlijke gevallen kan ook steun worden toegekend aan individuele bedrijven;
h) in behoorlijk gemotiveerde gevallen, onderzoek naar de samenstelling van rauwe melk en voorzieningen voor het transport van monsters.
2. De in lid 1 bedoelde acties komen slechts voor steun in aanmerking indien met de uitvoering wordt begonnen na 31 maart 1982; zij moeten uiterlijk op 31 maart 1984 volledig zijn uitgevoerd.
3. De in lid 2 bepaalde uitvoeringstermijn belet niet dat achteraf een verlenging van de betrokken termijn kan worden overeengekomen, wanneer de contractant vóór het verstrijken van deze uitvoeringstermijn bij de Commissie een verzoek daartoe indient en bewijst dat hij wegens onvoorziene omstandigheden waarvoor hij niet verantwoordelijk is de oorspronkelijke termijn niet in acht kan nemen.
Artikel 2
1. De in artikel 1, lid 1, bedoelde maatregelen worden voorgesteld en uitgevoerd door instellingen, organisaties, ondernemingen of producentengroeperingen die:
a) over de vereiste kwalificaties en ervaring beschikken,
b) de goede afloop van de maatregelen garanderen.
Voorstellen van particuliere ondernemingen worden slechts in aanmerking genomen indien zij bijzonder gerechtvaardigd zijn en niet nadelig zijn voor de acties van op dit gebied gespecialiseerde regionale organisaties.
2. De financiële deelneming van de Gemeenschap is beperkt tot 90 % van de uitgaven voor de betrokken maatregelen.
3. Voor financiering overeenkomstig artikel 1, lid 1, sub a), b) en h), komt slechts in aanmerking de eerste technische uitrusting van laboratoria met:
- apparatuur (inclusief eventuele incubators) voor bacteriologisch onderzoek van de melk;
- apparatuur voor het opsporen van vreemde bestanddelen, antibiotica en stremmende bestanddelen, alsmede voor het bepalen van het aantal cellen in de rauwe melk;
- apparatuur om de rauwe melk op mastitis te controleren;
In behoorlijk gemotiveerde gevallen:
- voorzieningen voor het nemen van monsters, en voor het transporteren, sorteren, conserveren en prepareren van de monsters;
- apparatuur voor het bepalen van het vet-, proteïne- en lactosegehalte van de melk, inclusief computers waarop deze apparatuur eventueel wordt aangesloten, maar zonder programmatuur.
De eerste technische uitrusting van reeds bestaande laboratoria met verbeterde, meer economische apparatuur wordt beschouwd als een maatregel in de zin van artikel 1, lid 1, sub a), b) en h).
Alleen apparatuur waarvan de technische capaciteit voldoende wordt benut, komt voor financiering in aanmerking.
4. Indien het een voorstel betreft dat is ingediend door een onderneming die melk koopt of een organisatie die dergelijke ondernemingen vertegenwoordigt, is de deelneming van de Gemeenschap bovendien onderworpen aan de verbintenis van de belanghebbende om, binnen de in het contract vastgestelde termijn voor de uitvoering van de in aanmerking genomen maatregelen, in zijn gebied een regeling in te voeren met melkprijzen die naar de bacteriologische kwaliteit van de melk gedifferentieerd zijn.
Artikel 3
1. De betrokkenen worden verzocht uiterlijk op 1 maart 1982 bij de door hun Lid-Staat aangewezen bevoegde instantie, hierna »interventiebureau" te noemen, gedetailleerde en complete voorstellen in te dienen met betrekking tot de in artikel 1, lid 1, bedoelde maatregelen.
In behoorlijk gemotiveerde gevallen kan in het voorstel evenwel worden aangegeven dat het voor 1 juni 1982 zal worden aangevuld om aan de voorwaarden van artikel 4 te voldoen. Indien voornoemde termijn niet wordt nageleefd, wordt het voorstel als niet gedaan beschouwd.
2. De interventiebureaus stellen de overige voorwaarden voor de indiening van de voorstellen vast in een mededeling die wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
3. Binnen twintig werkdagen na afloop van de in lid 1 bedoelde termijn, moet het interventiebureau:
a) de ontvangen voorstellen en eventueel de ter completering daarbij gevoegde documenten op hun formele en materiële aspecten onderzoeken, en
b) de voorstellen aan de Commissie toezenden, vergezeld van het met redenen omkleed advies.
Artikel 4
1. Het complete voorstel omvat:
a) naam en adres van de betrokkene;
b) alle gegevens met betrekking tot de voorgestelde maatregelen, met opgave van de termijn voor de uitvoering ervan, de verwachte resultaten en de derden die eventueel bij de uitvoering worden ingeschakeld;
c) de totale kosten van deze maatregelen in de valuta van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene is gevestigd; daarbij moet een onderverdeling van dit totaalbedrag over de verschillende posten worden gevoegd, alsmede een desbetreffend financieringsplan;
d) de gewenste wijze van betaling van de financiële deelneming van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 7, lid 1, sub a) en b);
e) het meest recente jaarverslag dat beschikbaar is.
2. Een voorstel is slechts geldig, wanneer:
a) het wordt ingediend door een betrokkene die aan de in artikel 2, lid 1, gestelde voorwaarden voldoet;
b) het vergezeld gaat van de verbintenis om de voorschriften van deze verordening, onder meer de verbintenis overeenkomstig artikel 2, lid 4, alsmede de bepalingen van het in artikel 6 bedoelde bestek, in acht te nemen.
Artikel 5
1. Na onderzoek van de voorstellen door het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EEG) nr. 804/68 en met inachtneming van de betekenis van de voorgestelde maatregelen voor de melkproduktie in het betrokken gebied, sluit de Commissie met de betrokkenen wier voorstellen aanvaardbaar zijn geacht, contracten betreffende de in artikel 1, lid 1, bedoelde maatregelen. Voordat het contract wordt gesloten kan de betrokkene worden verzocht bijkomende inlichtingen en/of nadere gegevens met betrekking tot zijn voorstel mede te delen.
2. De interventiebureaus stellen elke betrokkene zo snel mogelijk in kennis van de beslissing die ten aanzien van zijn voorstel is genomen.
Artikel 6
1. Wanneer een voorstel op grond van artikel 5 wordt goedgekeurd, stelt de Commissie, in ten minste drie exemplaren, een bestek op dat door de betrokkene wordt ondertekend.
2. Het bestek is een integrerend bestanddeel van het in artikel 5, lid 1, bedoelde contract en:
a) behelst een beschrijving van de in artikel 4, lid 1, bedoelde gegevens of verwijst daarnaar, en
b) vult deze gegevens eventueel aan met bijkomende bepalingen, die voortvloeien uit de toepassing van artikel 5, lid 1, tweede alinea.
3. De Commissie zendt een exemplaar van het contract en van het bestek aan het interventiebureau, dat er door controles ter plaatse op toeziet dat de bepalingen van de overeenkomst in acht worden genomen.
Artikel 7
1. Het betrokken interventiebureau betaalt aan de betrokkene volgens de door deze in het voorstel aangegeven keuze:
a) ofwel binnen zes weken na de dag van ondertekening van het contract en het bestek, één voorschot ten bedrage van 60 % van de overeengekomen bijdrage van de Gemeenschap;
b) ofwel met tussenpozen van vier maanden, vier voorschotten van elk 20 % van de overeengekomen bijdrage van de Gemeenschap, waarbij het eerste voorschot wordt uitgekeerd binnen zes weken na de dag van ondertekening van het contract en het bestek.
Tijdens de uitvoering van een contract kan het interventiebureau evenwel:
- de uitkering van een voorschot opschorten wanneer het, met name naar aanleiding van een controle overeenkomstig artikel 6, lid 3, constateert dat bij de uitvoering van de betrokken acties onregelmatigheden hebben plaatsgevonden of dat er een aanzienlijk tijdsverschil is tussen het tijdstip voor de uitbetaling van het voorschot en het tijdstip waarop de betrokkene daadwerkelijk de betrokken uitgaven moet doen;
- in uitzonderlijke gevallen, op een behoorlijk met redenen omkleed verzoek van de betrokkene en met instemming van de Commissie, een voorschot eerder uitbetalen wanneer de betrokkene reeds een aanzienlijk deel van de uitgaven moet doen lang voor het voor de uitkering van de bijdrage van de Gemeenschap in deze uitgaven bepaalde tijdstip.
2. De betaling van elk voorschot is afhankelijk van het stellen van een waarborg bij het interventiebureau die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, vermeerderd met 10 %.
3. Het vrijgeven van de waarborg en de betaling van het resterende bedrag zijn afhankelijk van:
a) de vaststelling door het interventiebureau dat de betrokkene de in het bestek omschreven verplichtingen is nagekomen;
b) de toezending van het in artikel 8 bedoelde verslag aan de Commissie en aan het interventiebureau en de verificatie van de in dat verslag vervatte gegevens door het interventiebureau.
Het resterende bedrag kan evenwel, indien de betrokkene daartoe een behoorlijk met redenen omkleed verzoek indient, na uitvoering van de betrokken maatregel en na toezending van het in artikel 8 bedoelde verslag worden uitgekeerd, mits een overeenkomstige waarborg wordt gesteld ter dekking van het totale bedrag van de communautaire bijdrage, vermeerderd met 10 %;
c) de vaststelling door het interventiebureau dat de betrokkene of een in het contract genoemde derde partij zijn eigen bijdrage voor de omschreven doeleinden heeft uitgegeven.
4. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden van lid 3, wordt de waarborg verbeurd. In dat geval worden de uitgaven van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, en met name de uitgaven voor maatregelen in het kader van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1079/77, met het betrokken bedrag verminderd.
Artikel 8
Alle betrokkenen die worden belast met de uitvoering van een der in artikel 1, lid 1, bedoelde maatregelen, doen het betrokken interventiebureau binnen drie maanden na het beëindigen van de betrokken maatregel en in ieder geval vóór 1 juli 1984 een gedetailleerd verslag toekomen over de aanwending van de toegewezen middelen van de Gemeenschap en over de resultaten van de betrokken maatregel.
De betrokkenen delen tegelijkertijd aan de Commissie het deel van het verslag mede dat betrekking heeft op de resultaten van de betrokken maatregelen.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 4 februari 1982.
Voor de Commissie
Poul DALSAGER
Lid van de Commissie
(1) PB nr. L 131 van 26. 5. 1977, blz. 6.
(2) PB nr. L 90 van 4. 4. 1981, blz. 17.
(3) PB nr. L 156 van 14. 6. 1978, blz. 39.
(4) PB nr. L 282 van 7. 10. 1978, blz. 11.
(5) PB nr. L 334 van 28. 12. 1979, blz. 16.
(6) PB nr. L 112 van 24. 4. 1981, blz. 15.