Home

Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 510/82 van de Raad van 22 februari 1982 tot wijziging van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 510/82 van de Raad van 22 februari 1982 tot wijziging van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 510/82 van de Raad van 22 februari 1982 tot wijziging van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Publicatieblad Nr. L 064 van 08/03/1982 blz. 0015 - 0028
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0167
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 3 blz. 0130
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0167
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 3 blz. 0130


++++

VERORDENING ( EGKS , EEG , EURATOM ) Nr . 510/82 VAN DE RAAD

van 22 februari 1982

tot wijziging van Verordening ( EGKS , EEG , Euratom ) nr . 1860/76 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden ( 1 ) , inzonderheid op artikel 17 ,

Gelet op Verordening ( EGKS , EEG , Euratom ) nr . 1860/76 van de Raad van 29 juni 1976 houdende vaststelling van de regeling welke van toepassing is op het personeel van de Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden ( 2 ) , gewijzigd bij Verordening ( EEG , Euratom , EGKS ) nr . 1238/80 ( 3 ) ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat het tot de bevoegdheden van de Raad behoort om met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie deze regeling te wijzigen ;

Overwegende dat het wenselijk is de personeelsleden van de Stichting en hun rechtverkrijgenden ten aanzien van de dekking van de risico's van ziekte , ongevallen en beroepsziekten alsmede ten aanzien van de pensioenregeling dezelfde voordelen toe te kennen als aan bepaalde tijdelijke functionarissen van de Europese Gemeenschappen en hun rechtverkrijgenden , met uitzondering evenwel van de in artikel 5 van bijlage VIII van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen genoemde pensioensverhoging ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Verordening ( EGKS , EEG , Euratom ) nr . 1860/76 wordt als volgt gewijzigd :

1 . artikel 30 , lid 1 , laatste alinea , wordt als volgt gelezen :

" De beambte die een beroepsziekte heeft opgedaan of aan wie ter gelegenheid van de uitoefening van zijn functie een ongeval is overkomen , blijft echter gedurende de gehele periode van zijn arbeidsongeschiktheid zijn volledige bezoldiging ontvangen zolang hij niet in aanmerking komt voor het in artikel 41 ter bedoelde invaliditeitspensioen . " ;

2 . aan artikel 36 wordt de volgende alinea toegevoegd :

" Bij overlijden van de pensioengerechtigde is de eerste alinea van toepassing voor wat betreft het pensioen van de overledene . " ;

3 . aan artikel 47 , lid 2 , wordt de volgende zinsnede toegevoegd :

" alsmede de in artikel 11 van bijlage VI bedoelde toelage te beperken tot de terugbetaling van de in artikel 41 novies genoemde bijdrage verhoogd met de samengestelde interesten van 3,5 % per jaar . " ;

4 . het opschrift van titel II , hoofdstuk 6 , wordt als volgt gelezen :

" Sociale zekerheid en pensioenen " ;

5 . titel II , hoofdstuk 6 , omvat :

- afdeling A met het opschrift " Verzekering tegen ziekte en ongevallen , uitkeringen van sociale aard " ( artikelen 38 tot en met 41 ) ,

- afdeling B met het opschrift " Pensioenregeling en uitkering bij vertrek " ( artikel 41 bis tot en met 41 novies ) ;

6 . artikel 38 wordt als volgt gelezen :

" Artikel 38

1 . Overeenkomstig het bepaalde in de Regeling waarnaar in artikel 1 van bijlage V wordt verwezen zijn de beambte , de echtgenoot , de kinderen en andere personen die in de zin van artikel 7 van bijlage IV te zijnen laste komen , gedurende de periode waarin hij zijn functie uitoefent en gedurende zijn ziekteverlof , tot ten hoogste 80 % van de gemaakte kosten verzekerd tegen ziekte . Het percentage van 80 wordt evenwel verhoogd tot 100 in geval van tuberculose , kinderverlamming , kanker , geestesziekte , en andere ziekten die naar het oordeel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen even ernstig zijn .

Een derde deel van de voor deze dekking noodzakelijke bijdrage komt ten laste van de beambte , welk deel ten hoogste 2 % van zijn basissalaris mag bedragen ; de resterende twee derden zijn ten laste van de Stichting .

Wijst evenwel het medisch onderzoek waaraan de beambte zich krachtens artikel 24 dient te onderwerpen uit dat hij aan een ziekte of een gebrek lijdt , dan kan de directeur besluiten dat de door de gevolgen en de nasleep van deze ziekte of dit gebrek veroorzaakte kosten van de in de eerste alinea bedoelde vergoeding worden uitgesloten .

2 . Wanneer de beambte aantoont dat hij zich niet bij een andere ziektekostenverzekering kan verzekeren , blijft de bovenbedoelde ziektekostendekking gedurende ten hoogste 60 dagen na het aflopen van zijn overeenkomst of gedurende de periode waarin hij aan een ernstige en langdurige ziekte lijdt , opgedaan tijdens zijn dienst bij de Stichting , op hem van toepassing zonder dat hij daarvoor bijdragen behoeft te betalen .

3 . Op de beambte die tot zijn 60e levensjaar in dienst van de Stichting is gebleven of die invaliditeitspensioen geniet , zijn na beëindiging van de dienst de bepalingen van lid 1 van toepassing . De bijdrage wordt op de grondslag van het pensioen berekend .

Op degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een beambte in dienst van de Stichting of van een beambte die tot de 60-jarige leeftijd in dienst is gebleven dan wel van een beambte die invaliditeitspensioen geniet , zijn deze bepalingen eveneens van toepassing . De bijdrage wordt op de grondslag van het pensioen berekend .

4 . Mits de ziektekosten niet door een andere openbare regeling kunnen worden gedekt , is lid 1 ook van toepassing :

- op de gewezen beambte die ouderdomspensioen geniet en die de dienst van de Stichting heeft verlaten voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar ,

- op degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een gewezen beambte die de dienst van de Stichting heeft verlaten voor het bereiken van de leeftijd van 60 jaar .

De bijdrage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de gewezen beambte en komt voor de helft ten laste van de rechthebbende .

Op degene die een wezenpensioen ontvangt , is lid 1 evenwel slechts van toepassing wanneer hij daarom verzoekt . De bijdrage wordt op de grondslag van het wezenpensioen berekend .

5 . Indien het bedrag der niet terugbetaalde kosten over een periode van twaalf maanden de helft van het maandelijkse basissalaris van de beambte of van het uitgekeerde pensioen te boven gaat , wordt op de grondslag van de in bijlage V bedoelde Regeling een bijzondere vergoeding toegekend door de Directeur van de Stichting , na overeenstemmend advies van het afwikkelingsbureau , waarbij rekening wordt gehouden met de gezinsomstandigheden van de betrokkene .

6 . De rechthebbende is verplicht opgave te doen van de vergoedingen waarop hij aanspraak kan maken uit hoofde van een andere verplichte ziektekostenverzekering voor zichzelf of voor een der uit zijnen hoofde verzekerde personen .

Indien het totale bedrag der vergoedingen die hij zou kunnen ontvangen , de in lid 1 bedoelde vergoedingen te boven gaat , wordt het verschil in mindering gebracht op het krachtens lid 1 te vergoeden bedrag , behalve in het geval van vergoedingen uit hoofde van een particuliere aanvullende ziektekostenverzekering ter dekking van het gedeelte der kosten dat niet wordt vergoed uit hoofde van lid 1 . " ;

7 . de volgende artikelen worden ingevoegd :

" Artikel 38 bis

1 . Volgens de in artikel 2 van bijlage V bedoelde Regeling is de beambte gedurende de periode waarin hij zijn functie uitoefent en gedurende periodes van ziekteverlof , verzekerd tegen uit beroepsziekten en ongevallen voortvloeiende risico's . Voor de dekking van het risico van ongevallen buiten de dienst is hij verplicht ten hoogste 0,1 % van zijn basissalaris bij te dragen .

In die Regeling wordt bepaald welke risico's niet zijn gedekt .

2 . De gewaarborgde uitkeringen zijn de navolgende :

a ) bij overlijden :

uitkering aan de hierna te noemen personen van een kapitaal gelijk aan vijfmaal het jaarlijkse basissalaris van de betrokkene , berekend op de grondslag van het maandelijkse salaris toegekend over de twaalf maanden voorafgaande aan het ongeval :

- aan de echtgenoot en de kinderen van de overleden beambte , overeenkomstig de bepalingen van het erfrecht dat op de beambte van toepassing is ; het aan de echtgenoot uit te keren bedrag kan evenwel niet minder zijn dan 25 % van het kapitaal ;

- bij gebreke van personen van de hierboven genoemde categorie , aan de andere nakomelingen , overeenkomstig de bepalingen van het erfrecht dat op de beambte van toepassing is ;

- bij gebreke van personen der hierboven genoemde twee categorieën , aan de bloedverwanten in opgaande lijn , overeenkomstig de bepalingen van het erfrecht dat op de beambte van toepassing is ;

- bij gebreke van personen der hierboven genoemde drie categorieën , aan de Stichting ;

b ) bij blijvende algehele invaliditeit :

uitkering aan de betrokkene van een kapitaal gelijk aan achtmaal zijn jaarlijkse basissalaris , berekend op de grondslag van zijn maandelijkse salaris , toegekend over de twaalf maanden voorafgaande aan het ongeval ;

c ) bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit :

uitkering aan de betrokkene van een deel van het sub b ) bepaalde bedrag , berekend op de grondslag van de schaal , vastgesteld bij de in artikel 2 van bijlage V bedoelde Regeling .

Overeenkomstig deze Regeling kunnen de hierboven vastgestelde uitkeringen door een lijfrente worden vervangen .

Samenloop van de hierboven vastgestelde uitkeringen met die vastgesteld in de pensioenregeling is mogelijk .

3 . Bovendien zijn overeenkomstig de in artikel 2 van bijlage V bedoelde Regeling gedekt de kosten van geneeskundige hulp , geneesmiddelen , verblijf in een ziekenhuis , operatief ingrijpen , prothesen , rontgenonderzoek , massage , orthopedie , klinische behandeling en vervoer , alsmede alle soortgelijke kosten die noodzakelijkerwijs zijn gemaakt als gevolg van het ongeval of van de beroepsziekte .

Tot deze uitkering wordt evenwel slechts overgegaan voor zover de vergoedingen die de beambte ontvangt krachtens artikel 38 , bovengenoemde kosten niet dekken . " ;

" Artikel 40 bis

1 . De Stichting treedt , binnen de grenzen van haar uit artikel 40 voortvloeiende verplichtingen , van rechtswege in de plaats van de rechtverkrijgenden van de beambte , voor wat betreft het recht van verhaal tegen de derde die aansprakelijk is voor het ongeval dat het overlijden van de beambte tot gevolg heeft gehad .

2 . De Gemeenschappen treden , binnen de grenzen van de voor hen uit de artikelen 38 en 38 bis voortvloeiende verplichtingen , van rechtswege in de plaats van de beambte of van diens rechtverkrijgenden , voor wat betreft het recht van verhaal tegen de derde die aansprakelijk is voor het ongeval dat het overlijden of de verwondingen van de beambte of de uit zijnen hoofde verzekerde personen tot gevolg heeft gehad . " ;

" Artikel 41 bis

De beambte die ten minste tien dienstjaren heeft vervuld , heeft recht op ouderdomspensioen . Ongeacht zijn diensttijd heeft hij echter recht op dit pensioen wanneer hij ouder is dan 60 jaar .

Het maximale ouderdomspensioen bedraagt 70 % van het laatste basissalaris dat behoort bij de laatste rang waarin de beambte ten minste één jaar ingedeeld is geweest . Het wordt toegekend aan de beambte die volgens de berekening van artikel 3 van bijlage VI vijfendertig pensioenjaren heeft . Indien het aantal pensioenjaren minder dan vijfendertig beloopt , wordt het bovengenoemde maximale pensioen naar evenredigheid verminderd .

Wanneer de beambte recht heeft op een ouderdomspensioen worden zijn rechten op pensioen verminderd naar evenredigheid van het bedrag van de betalingen die ingevolge artikel 37 van bijlage VI zijn gedaan .

Het ouderdomspensioen per overeenkomstig artikel 3 van bijlage VI verworven dienstjaar kan niet minder dan 4 % van het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 van genoemde bijlage bedragen .

Het recht op ouderdomspensioen wordt op 60-jarige leeftijd verkregen .

De in de eerste alinea bedoelde dienstjaren zijn de jaren gedurende welke de betrokkene als beambte in de zin van artikel 1 , lid 2 , heeft gewerkt , daarbij inbegrepen de jaren voor ... voor zover de beambte op die datum nog steeds en in dezelfde hoedanigheid bij de Stichting in dienst is .

Artikel 41 ter

Overeenkomstig hoofdstuk III van bijlage VI heeft de beambte recht op invaliditeitspensioen wanneer hij blijvend invalide wordt , en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd , zodat hij zijn dienst bij de Stichting moet beëindigen .

Indien de invaliditeit het gevolg is van een ongeval tijdens of in verband met de dienst , van een beroepsziekte of van een daad van zelfopoffering in het algemeen belang of ten gevolge van het feit dat hij zijn leven heeft gewaagd om een mensenleven te redden , bedraagt het invaliditeitspensioen 70 % van het laatste basissalaris van de beambte .

Indien de invaliditeit aan een andere oorzaak is te wijten , bedraagt het invaliditeitspensioen , berekend over het laatste basissalaris van de beambte , evenveel als het ouderdomspensioen waarop de beambte recht gehad zou hebben bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd , indien hij tot deze leeftijd in dienst zou zijn gebleven .

Het invaliditeitspensioen kan niet minder bedragen dan 120 % van het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 van bijlage VI .

Indien de invaliditeit opzettelijk door de beambte is teweeggebracht , kan de directeur beslissen dat de betrokkene slechts de in artikel 11 van bijlage VI bedoelde uitkering bij vertrek ontvangt .

Artikel 41 quater

Overeenkomstig hoofdstuk IV van bijlage VI heeft de weduwe van een beambte of van een gewezen beambte recht op een overlevingspensioen .

Het overlevingspensioen van de weduwe van een beambte welke in actieve dienst of tijdens het verlof wegens militaire dienst is overleden , is gelijk aan 35 % van het laatste basissalaris van de beambte en kan niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 van bijlage VI .

Artikel 41 quinquies

1 . Indien de beambte of degene die recht op ouderdoms - of invaliditeitspensioen heeft , is overleden zonder een echtgenoot na te laten die recht heeft op overlevingspensioen , hebben de kinderen die in de zin van artikel 7 van bijlage IV te zijnen laste zijn , recht op wezenpensioen overeenkomstig artikel 20 van bijlage VI .

2 . Hetzelfde recht hebben de kinderen die aan dezelfde voorwaarden voldoen bij overlijden of hertrouwen van een echtgenoot die recht heeft op overlevingspensioen overeenkomstig artikel 41 quater .

3 . Indien de beambte of degene die recht op ouderdoms - of invaliditeitspensioen heeft , is overleden , zonder dat voldaan wordt aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden , hebben de kinderen die in de zin van artikel 7 van bijlage IV te zijnen laste zijn , recht op een wezenpensioen onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 20 van bijlage VI . Het pensioen bedraagt evenwel de helft van het overeenkomstig laatstgenoemd artikel berekende bedrag .

4 . Indien de echtgenoot van een beambte , die zelf geen beambte is , is overleden , heeft elk der kinderen die in de zin van artikel 7 van bijlage IV ten laste van de beambte komen , recht op een wezenpensioen , dat gelijk is aan het dubbele van het bedrag van de kindertoelage .

Artikel 41 sexies

Degene die recht heeft op ouderdomspensioen , verkregen op 60-jarige leeftijd of daarna , op invaliditeitspensioen of op weduwenpensioen , heeft recht op de in de artikelen 6 , 7 en 8 van bijlage IV bedoelde gezinstoelagen . De kostwinnerstoelage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de rechthebbende .

Het bedrag van de kindertoelage waarop degene die een weduwenpensioen geniet recht heeft , is echter gelijk aan het dubbele van het bedrag van de in artikel 7 van bijlage IV vermelde toelage .

Degene die recht heeft op een wezenpensioen heeft overeenkomstig artikel 8 van bijlage IV recht op de schooltoelage .

Artikel 41 septies

De in de artikelen 41 ter tot en met 41 sexies bedoelde uitkeringen en garanties worden geschorst wanneer de overeenkomst vanuit financieel oogpunt tijdelijk niet van toepassing is krachtens de Regeling welke van toepassing is op het personeel van de Stichting .

Artikel 41 octies

De pensioenen worden vastgesteld op de grondslag van de salarisschalen die gelden op de eerste dag van de maand waarin het pensioen ingaat .

Op de pensioenen wordt een aanpassingscoëfficiënt toegepast die gelijk is aan of hoger of lager ligt dan 100 % naar gelang van de levensomstandigheden in het land waar degene die recht heeft op het pensioen zijn verblijfplaats heeft ; deze coëfficiënten zijn gelijk aan de coëfficiënten welke door de Raad van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 64 en artikel 65 , lid 2 , van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen worden vastgesteld .

De pensioenen ondergaan dezelfde aanpassingen als die waartoe de Raad van de Europese Gemeenschappen ten aanzien van de pensioenen van de ambtenaren van deze Gemeenschappen besluit .

De pensioenen worden uitbetaald in één van de in artikel 38 van bijlage VI genoemde valuta's , op basis van de in artikel 63 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen genoemde wisselkoersen .

Artikel 41 novies

De beambten dragen voor een derde bij in de financiering van de pensioenregeling . De bijdrage van iedere beambte wordt vastgesteld op 6,75 % van zijn basissalaris , waarbij geen rekening wordt gehouden met de in artikel 3 van bijlage IV bedoelde aanpassingscoëfficiënten . Zij wordt maandelijks op het salaris van de betrokkene ingehouden en als ontvangst op de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen , afdeling Commissie , opgevoerd .

Ten aanzien van de betaalbaarstelling van de uit deze pensioenregeling voortvloeiende uitkeringen machtigt de directeur van de Stichting de administratieve instantie welke bevoegd is voor de vaststelling en de uitbetaling van de pensioenen voor gewezen ambtenaren van de Commissie van de Europese Gemeenschappen . Deze uitkeringen komen ten laste van de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen . " ;

8 . bijlage I wordt als volgt gelezen :

" BIJLAGE I

SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN HET PERSONEELSCOMITE EN VAN DE INVALIDITEITSCOMMISSIE

HOOFDSTUK I

Personeelscomité

Artikel 1

Het personeelscomité bestaat uit leden en eventueel plaatsvervangende leden , wier ambtstermijn twee jaar duurt . De Stichting kan evenwel besluiten , een kortere ambtstermijn vast te stellen ; deze mag echter niet korter zijn dan één jaar .

De regels omtrent de verkiezing voor het personeelscomité worden vastgesteld door de algemene vergadering van de personeelsleden , die op de overeenkomstige standplaats in dienst zijn . De verkiezingen zijn geheim .

Het personeelscomité dient zodanig te zijn samengesteld dat alle categorieën personeelsleden daarin zijn vertegenwoordigd .

De verkiezing voor het personeelscomité is slechts geldig indien ten minste twee derde van de stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen . Indien het quorum evenwel niet wordt bereikt , is de verkiezing bij de tweede stemming geldig wanneer de meerderheid der stemgerechtigden daaraan heeft deelgenomen .

De functies der leden van het personeelscomité en van de personeelsleden die zitting hebben in een door de Stichting ingesteld orgaan , worden beschouwd als een onderdeel van de taken die zij moeten verrichten . De betrokkene mag door de uitoefening van zijn functie geen enkel nadeel ondervinden .

HOOFDSTUK II

Invaliditeitscommissie

Artikel 2

De invaliditeitscommissie bestaat uit drie artsen , van wie de eerste door de Stichting , de tweede door de betrokken beambte , en de derde in onderlinge overeenstemming door de eerste twee artsen wordt aangewezen .

Indien de betrokken beambte in gebreke blijft , wordt door de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen ambtshalve een arts benoemd .

Indien geen overeenstemming aangaande de aanwijzing van de derde arts wordt bereikt binnen een termijn van twee maanden na de aanwijzing van de tweede arts , wordt de derde arts ambtshalve door de President van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen benoemd op initiatief van één der partijen .

Artikel 3

De kosten die de werkzaamheden van de invaliditeitscommissie meebrengen , komen voor rekening van de Stichting .

Indien de arts , aangewezen door de betrokken beambte , niet in diens standplaats woonachtig is , komt het extra honorarium dat door die aanwijzing wordt veroorzaakt voor rekening van de betrokkene , met uitzondering van de vervoerkosten eerste klas , welke door de Stichting worden vergoed .

Artikel 4

De beambte kan aan de invaliditeitscommissie rapporten of attesten van zijn behandelende geneesheer of van andere door hem geraadpleegde artsen voorleggen .

De conclusies van de invaliditeitscommissie worden aan de Stichting en de betrokkene medegedeeld .

De werkzaamheden van de invaliditeitscommissie zijn geheim . " ;

9 . de volgende bijlagen worden toegevoegd :

" Bijlage V . Verzekering tegen ziekte , ongevallen en beroepsziekten " en " Bijlage VI . Nadere uitwerking van de pensioenregeling " .

Deze bijlagen zijn respectievelijk opgenomen in de bijlagen 1 en 2 bij deze verordening .

Artikel 2

De beambte die op de dag van inwerkingtreding van deze verordening in dienst is bij de Stichting kan kiezen tussen enerzijds de verdere toepassing van de oorspronkelijke in artikel 38 van Verordening ( EGKS , EEG , Euratom ) nr . 1860/76 vastgestelde sociale zekerheidsregeling , voor zover deze op hem van toepassing was , en anderzijds de toepassing van de nieuwe bij deze verordening ingevoerde Regeling . Deze keuze moet binnen de drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden gemaakt en is onherroepelijk . De oorspronkelijke in artikel 38 van Verordening ( EGKS , EEG , Euratom ) nr . 1860/76 vastgestelde Regeling blijft van toepassing gedurende de periode voor de keuze , alsmede bij het uitblijven van een keuze binnen de gestelde termijn , wanneer dit niet gerechtvaardigd is door omstandigheden buiten de wil van de beambte .

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 22 februari 1982 .

Voor de Raad

De Voorzitter

L . TINDEMANS

( 1 ) PB nr . L 139 van 30 . 5 . 1975 , blz . 1 .

( 2 ) PB nr . L 214 van 6 . 8 . 1976 , blz . 24 .

( 3 ) PB nr . L 127 van 22 . 5 . 1980 , blz . 4 .

BIJLAGE 1

" BIJLAGE V

VERZEKERING TEGEN ZIEKTE , ONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN

Artikel 1

1 . Bij het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van de Europese Gemeenschappen zijn aangesloten :

- de beambten van de Stichting ,

- de personen welke beantwoorden aan de in artikel 38 , leden 2 , 3 en 4 van de Regeling welke van toepassing is op het personeel van de Stichting gestelde voorwaarden .

2 . De Regeling inzake de ziektekostenverzekering van de ambtenaren der Europese Gemeenschappen is van toepassing op bovenbedoelde aangeslotenen en hun rechtverkrijgenden .

Artikel 2

De Regeling voor de verzekering van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen tegen ongevallen en beroepsziekten is van toepassing op de beambten van de Stichting .

Ten aanzien van de afwikkeling van de rechten die uit genoemde Regeling kunnen voortvloeien voor de beambten die door een ongeval of beroepsziekte zijn getroffen , machtigt de directeur van de Stichting de administratieve instantie welke bevoegd is tot de afwikkeling van dergelijke rechten naar aanleiding van een ongeval of een beroepsziekte waardoor een ambtenaar van de Commissie van de Europese Gemeenschappen werd getroffen .

De Europese Gemeenschappen zorgen voor de betaling van de in deze Regeling bedoelde uitkeringen aan de beambten van de Stichting en hun rechtverkrijgenden . "

BIJLAGE 2

" BIJLAGE VI

NADERE UITWERKING VAN DE PENSIOENREGELING

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Wijst het medisch onderzoek dat aan de indiensttreding van een beambte voorafgaat , uit dat deze aan een ziekte of een gebrek lijdt , dan kan de directeur besluiten hem , wat de gevolgen of de nasleep van deze ziekte of dit gebrek betreft , niet eerder in het genot te stellen van de ter zake van invaliditeit of overlijden geldende rechten dan vijf jaar na zijn indiensttreding bij de Stichting .

HOOFDSTUK II

OUDERDOMSPENSIOEN EN UITKERING BIJ VERTREK

Afdeling 1

Ouderdomspensioen

Artikel 2

Het ouderdomspensioen wordt berekend op de grondslag van het totale aantal door de beambte verkregen pensioenjaren . Ieder dienstjaar , berekend overeenkomstig artikel 3 , geeft recht op één pensioenjaar en iedere volle maand op één twaalfde van een pensioenjaar .

Voor het bepalen van het recht op ouderdomspensioen kunnen ten hoogste vijfendertig pensioenjaren in aanmerking komen .

Artikel 3

Voor de berekening van het aantal pensioenjaren in de zin van artikel 2 , eerste alinea , komen in aanmerking :

a ) de duur van de als beambte verrichte actieve dienst vanaf ... alsmede de na deze datum in verlof wegens militaire dienst doorgebrachte tijd , voor zover de beambte over deze perioden de vastgestelde bijdragen heeft gestort ,

b ) de periode op grond waarvan overeenkomstig artikel 10 , lid 2 , het recht op pensioen bestaat , op voorwaarde dat de in dat artikel bedoelde actuariële tegenwaarde of de afkoopsom zijn gestort .

Artikel 4

De beambte die de dienst bij de Stichting heeft verlaten en daarna opnieuw bij de Stichting wordt aangesteld , verkrijgt nieuwe rechten op pensioen .

Hij kan verzoeken dat voor de berekening van zijn rechten op ouderdomspensioen zijn totale diensttijd bij de Stichting in aanmerking wordt genomen , mits hij de uitkering die hij uit hoofde van artikel 11 of de bedragen die hij als ouderdomspensioen mocht hebben ontvangen , terugstort , verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar .

Indien hij die recht heeft op ouderdomspensioen , de in de tweede alinea omschreven terugbetaling niet verricht , wordt het kapitaal dat de actuariële tegenwaarde van zijn ouderdomspensioen vertegenwoordigt op de datum waarop de uitkering van dit pensioen is gestaakt , verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar , omgezet in een uitgesteld ouderdomspensioen dat hem zal worden uitbetaald vanaf het tijdstip van beëindiging van de dienst .

Artikel 5

Als minimum voor levensonderhoud dat bij de berekening der uitkeringen in aanmerking komt , geldt het basissalaris van een beambte in de laagste bezoldigingstrap van de rang D 4 .

Artikel 6

De actuariële tegenwaarde van het ouderdomspensioen kan niet minder bedragen dan de som die de beambte zou hebben ontvangen indien artikel 11 op hem zou zijn toegepast .

Indien de actuariële tegenwaarde van het ouderdomspensioen , berekend overeenkomstig het bepaalde in de eerste alinea , minder bedraagt dan de in die alinea bedoelde som , ontvangt de beambte een ouderdomspensioen waarvan de actuariële tegenwaarde gelijk is aan die som .

Artikel 7

Als actuariële tegenwaarde van het ouderdomspensioen geldt de kapitaalwaarde van de aan de beambte toekomende uitkering , berekend op de grondslag van de laatst door de begrotingsautoriteiten van de Europese Gemeenschappen vastgestelde sterftetafels als bedoeld in artikel 32 en tegen een rente van 3,5 % per jaar .

Artikel 8

De beambte die de dienst voor zijn 60-jarige leeftijd beëindigt , kan verzoeken in het genot te worden gesteld van :

- een tot de eerste dag van de kalendermaand , volgende op de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt , uitgesteld ouderdomspensioen ;

- een onmiddellijk ingaand ouderdomspensioen , mits hij ten minste de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt . In dit geval wordt het ouderdomspensioen verlaagd naar gelang van zijn leeftijd op het ogenblik waarop hij in het genot van dit pensioen wordt gesteld , en wel volgens onderstaande schaal :

Verhouding tussen vervroegd ouderdomspensioen en pensioen op 60-jarige leeftijd

Leeftijd waarop het vervroegde pensioen ingaat * Coëfficiënt *

50 * 0,50 678 *

51 * 0,53 834 *

52 * 0,57 266 *

53 * 0,61 009 *

54 * 0,65 099 *

55 * 0,69 582 *

56 * 0,74 508 *

57 * 0,79 936 *

58 * 0,85 937 *

59 * 0,92 593 *

Artikel 9

Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin dit pensioen aan de beambte ambtshalve of op zijn verzoek is toegekend .

Artikel 10

1 . De beambte die de dienst beëindigt om in dienst te treden van een overheidsorgaan of een nationale of internationale organisatie die met de Stichting een overeenkomst ter zake heeft gesloten , heeft het recht de actuariële tegenwaarde van zijn rechten op ouderdomspensioen bij de Stichting naar het pensioenfonds van dat overheidsorgaan of die organisatie te doen overschrijven .

2 . De beambte die in dienst van de Stichting treedt na de dienst bij een overheidsorgaan , een nationale of internationale organisatie of een onderneming te hebben beëindigd , kan na afloop van de in artikel 25 van de Regeling bedoelde proeftijd het volgende bedrag aan de Stichting doen betalen :

- hetzij de actuariële tegenwaarde van de rechten op ouderdomspensioen , die hij bij het overheidsorgaan , de organisatie of de onderneming heeft verworven ;

- hetzij de afkoopsom die hem bij zijn vertrek verschuldigd is door het pensioenfonds van het overheidsorgaan , de organisatie of de onderneming .

In dat geval bepaalt de voor de betaling van de pensioenen verantwoordelijke autoriteit , met inachtneming van de rang en salaristrap van de aanvankelijke indeling van de betrokkene , het aantal pensioenjaren dat volgens deze pensioenregeling op basis van het bedrag van de actuariële tegenwaarde of van de afkoopsom kan worden aangerekend .

De in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid bestaat eveneens voor de beambte welke voor ... in dienst is getreden voor wat betreft zijn pensioenrechten over de periode waarin hij voor die datum bij de Stichting werkzaam was . De pensioenjaren welke op grond van die rechten in aanmerking worden genomen worden evenwel vastgesteld op basis van de rang en salaristrap van de betrokkene op ...

Afdeling 2

Uitkering bij vertrek

Artikel 11

1 . De beambte die de 60-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt en wiens dienst anders dan door overlijden of wegens invaliditeit eindigt zonder dat hij aanspraak kan maken op ouderdomspensioen of op toepassing van artikel 10 , lid 1 , heeft bij zijn vertrek recht op :

a ) het totaal van de op zijn basissalaris ingehouden pensioenbijdragen , verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar ;

b ) indien zijn overeenkomst niet krachtens artikel 47 van de Regeling is beëindigd : een uitkering bij vertrek evenredig aan de werkelijk volbrachte diensttijd , berekend op basis van anderhalve maand van het laatste aan inhouding onderworpen basissalaris per dienstjaar . Indien artikel 10 , lid 2 , wordt toegepast , wordt als werkelijke diensttijd eveneens aangemerkt de vroegere diensttijd , op basis van het aantal pensioenjaren dat de Stichting heeft aangerekend overeenkomstig artikel 10 , lid 2 ;

c ) het totale overeenkomstig artikel 10 , lid 2 , aan de Stichting betaalde bedrag , voor zover dit betrekking heeft op de periode voor ... , en een derde van dit bedrag voor de periode na die datum , een en ander verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar .

2 . De in lid 1 , sub a ) , b ) en c ) , bedoelde uitkering wordt verminderd met het bedrag van de krachtens artikel 37 verrichte betalingen .

HOOFDSTUK III

INVALIDITEITSPENSIOEN

Artikel 12

Onverminderd het in artikel 1 bepaalde heeft de beambte die de 65-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt , indien hij tijdens de periode gedurende welke hij recht op pensioen verkreeg , door de in bijlage I bedoelde invaliditeitscommissie als blijvend invalide wordt aangemerkt , en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd , waardoor hij de dienst bij de Stichting moet beëindigen , gedurende de tijd van zijn arbeidsongeschiktheid recht op het in artikel 41 ter van de Regeling bedoelde invaliditeitspensioen .

Een invaliditeitspensioen kan niet samengaan met een ouderdomspensioen .

Artikel 13

Het recht op invaliditeitspensioen ontstaat op de dag volgend op de dag waarop de dienst van de betrokkene ter uitvoering van de artikelen 45 en 46 van de Regeling werd beëindigd .

Artikel 14

De directeur kan te allen tijde verlangen dat wordt bewezen dat degene die invaliditeitspensioen geniet nog voldoet aan de voor dit pensioen vereiste voorwaarden . Indien de Invaliditeitscommissie vaststelt dat aan deze voorwaarden niet meer is voldaan , vervalt het recht op het pensioen .

Indien de betrokkene niet opnieuw bij de Stichting in dienst wordt genomen , ontvangt hij de in artikel 11 bedoelde uitkering berekend op de grondslag van de werkelijk volbrachte diensttijd .

Artikel 15

Wanneer een beambte die invaliditeitspensioen geniet zijn functie bij de Stichting weer opneemt , wordt voor de berekening van zijn ouderdomspensioen de periode gedurende welke hij invaliditeitspensioen genoot in aanmerking genomen , zonder navordering van bijdragen .

HOOFDSTUK IV

OVERLEVINGSPENSIOEN

Artikel 16

De weduwe van een beambte die is overleden toen hij in dienst of met verlof wegens militaire dienst was , verkrijgt , indien zij ten minste één jaar met hem gehuwd is geweest en behoudens het bij de artikelen 1 en 21 bepaalde , een weduwenpensioen ten bedrage van 35 % van het laatste door de beambte ontvangen maandelijkse basissalaris , welk pensioen niet minder kan bedragen dan het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 .

De in de eerste alinea bedoelde voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit het huwelijk of uit een vorig huwelijk van de beambte één of meer kinderen zijn geboren , voor zover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien , of indien het overlijden van de beambte te wijten is aan een gebrek of ziekte , opgedaan ter gelegenheid van het verrichten van zijn werkzaamheden , dan wel aan een ongeval .

Artikel 17

De weduwe van een gewezen beambte die ouderdomspensioen genoot , heeft , indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij de Stichting heeft beëindigd , en behoudens het in artikel 21 bepaalde , recht op een omgezet weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot . Het minimum van het omgezette weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste door de beambte ontvangen maandelijkse basissalaris en kan niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 ; het bedrag van het omgezette weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot .

De in de eerste alinea bedoelde voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk , door de beambte gesloten voor beëindiging van de dienst , een of meer kinderen zijn geboren , voor zover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien .

Artikel 18

De weduwe van een gewezen beambte die de dienst voor het bereiken van de 60-jarige leeftijd heeft beëindigd en heeft verzocht om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt , heeft indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij de Stichting heeft beëindigd , en behoudens het in artikel 21 bepaalde , recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop haar echtgenoot op 60-jarige leeftijd recht zou hebben gehad . Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste door de beambte ontvangen maandelijkse basissalaris ; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de gewezen beambte op 60-jarige leeftijd recht zou hebben gehad .

De in de eerste alinea bedoelde voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk , door de beambte gesloten voor beëindiging van de dienst , één of meer kinderen zijn geboren , voor zover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien .

Artikel 19

De in de artikelen 17 en 18 genoemde voorwaarde betreffende het tijdstip van het huwelijk geldt niet indien dit huwelijk ten minste vijf jaar heeft geduurd , zelfs niet wanneer het is aangegaan na beëindiging van de dienst .

Artikel 20

1 . Het in artikel 41 quinquies , lid 1 , van de Regeling bedoelde wezenpensioen bedraagt voor de eerste wees 8/10e van het overlevingspensioen waarop de weduwe van de beambte recht zou hebben gehad ; hierbij blijft de aftrek ingevolge artikel 25 van deze bijlage buiten beschouwing .

Het wezenpensioen mag , behoudens het bepaalde in artikel 21 , niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud in de zin van artikel 5 .

2 . Het aldus vastgestelde pensioen wordt vanaf het tweede kind voor ieder ten laste komend kind verhoogd met een bedrag gelijk aan tweemaal de kindertoelage .

3 . Het aldus verkregen totaal van pensioen en in lid 2 bedoelde toelagen wordt gelijkelijk onder de rechthebbende wezen verdeeld .

Artikel 21

Indien een beambte zowel een weduwe , als wezen uit een vorig huwelijk of andere rechthebbenden nalaat , wordt het totale pensioen berekend als dat van een weduwe te wier laste deze personen komen , en verdeeld , over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensionen aan deze verschillende groepen , afzonderlijk beschouwd , zouden zijn toegekend .

Indien de beambte wezen uit verschillende huwelijken nalaat , wordt het totale pensioen berekend als dat van wezen uit hetzelfde huwelijk en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen , afzonderlijk beschouwd , zouden zijn toegekend .

Voor de berekening van deze verdeling worden kinderen uit een vorig huwelijk van een der echtgenoten , die ten laste zijn in de zin van artikel 7 van bijlage IV geacht te behoren tot de groep kinderen die uit het huwelijk met de beambte zijn geboren .

In het in de tweede alinea vermelde geval worden bloedverwanten in opgaande lijn , die worden aangemerkt als ten laste komend in de zin van artikel 7 , lid 4 , van bijlage IV , gelijkgesteld met ten laste komende kinderen en bij de berekening van de verdeling geacht te behoren tot de groep der nakomelingen .

Artikel 22

Bij een bijzonder besluit van de in artikel 41 novies van de Regeling bedoelde instantie kan een op grond van de bepalingen van artikel 16 berekend pensioen worden toegekend aan de weduwnaar van een vrouwelijke beambte die in actieve dienst is overleden , wanneer hij aantoont dat hij op het tijdstip van het overlijden van zijn echtgenote geen eigen inkomsten heeft en gebrekkig is of aan een ernstige ziekte lijdt waardoor het hem voorgoed onmogelijk is een winstgevende bezigheid uit te oefenen .

Artikel 41 sexies van de Regeling is naar analogie van toepassing .

Dit pensioen eindigt wanneer de overlevende echtgenoot hertrouwt .

Artikel 23

De in deze afdeling bedoelde rechtverkrijgenden van een overleden beambte krijgen bovendien de in artikel 11 genoemde toelage .

Bij overlijden van een beambte die geen overlevenden nalaat die aanspraak op een overlevingspensioen kunnen maken , hebben de erfgenamen recht op uitkering van de in artikel 11 genoemde toelage .

Deze toelage wordt echter verminderd met het bedrag van de krachtens artikel 37 verrichte betalingen .

Artikel 24

Het recht op overlevingspensionen ontstaat op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de beambte overlijdt . Geeft het overlijden van de beambte of van degene die een pensioen ontving echter aanleiding tot de in artikel 36 van de Regeling genoemde betaling , dan ontstaat dat recht op de eerste dag van de vierde maand na die van overlijden .

Het recht op overlevingspensioen eindigt aan het einde van de kalendermaand waarin de pensioengerechtigde overlijdt of waarin hij ophoudt aan de voorwaarden voor toekenning van dit pensioen te voldoen .

Artikel 25

Indien het leeftijdsverschil tussen de overleden beambte en zijn echtgenote , na aftrek van de duur van het huwelijk , meer dan tien jaar bedraagt , wordt het overlevingspensioen , vastgesteld overeenkomstig de voorgaande bepalingen , per vol jaar verschil verminderd met :

- 1 % voor de jaren , gelegen tussen het 10e en het 20e jaar ;

- 2 % voor de jaren , gerekend van het 20e tot aan het 25e jaar ;

- 3 % voor de jaren , gerekend van het 25e tot aan het 30e jaar ;

- 4 % voor de jaren , gerekend van het 30e tot aan het 35e jaar ;

- 5 % voor de jaren , gerekend van het 35e jaar af .

Artikel 26

Bij hertrouwen verliest de weduwe het recht op overlevingspensioen . Zij ontvangt een bedrag ineens van tweemaal haar jaarlijkse overlevingspensioen , tenzij artikel 41 quinquies , lid 2 , van de Regeling van toepassing is .

Artikel 27

De van echt gescheiden vrouw van een beambte heeft bij diens overlijden recht op het overlevingspensioen overeenkomstig dit hoofdstuk , mits het echtscheidingsvonnis niet alleen de vrouw als schuldige partij aanmerkt . De gescheiden vrouw verliest dit recht indien zij voor het overlijden van haar vroegere echtgenoot is hertrouwd . Hertrouwt zij na zijn overlijden , dan is artikel 26 op haar van toepassing .

Artikel 28

Indien een na echtscheiding hertrouwde beambte na zijn overlijden een weduwe achterlaat die recht heeft op overlevingspensioen , wordt dit pensioen tussen de gescheiden en niet hertrouwde vrouw en de weduwe verdeeld in de verhouding van de duur der huwelijken , indien het echtscheidingsvonnis niet alleen de gescheiden vrouw als schuldige partij aanmerkt . Het deel , toegewezen aan de gescheiden en niet hertrouwde vrouw , kan echter niet meer bedragen dan de alimentatie die haar krachtens dat vonnis is toegekend .

Ziet een der rechthebbenden van deze pensioenrechten af of komt zij te overlijden , dan wordt haar deel bij dat van de anderen gevoegd , tenzij het recht op pensioen krachtens artikel 41 quinquies , lid 2 , van de Regeling in een wezenpensioen wordt omgezet .

De aftrek wegens leeftijdsverschil ingevolge artikel 25 wordt afzonderlijk toegepast op de beide volgens het onderhavige artikel vastgestelde pensioenen .

Artikel 29

Indien de van echt gescheiden vrouw ingevolge artikel 35 haar recht op pensioen heeft verloren , wordt het volledige pensioen aan de weduwe toegekend , tenzij artikel 41 quinquies , lid 2 , van de Regeling van toepassing is .

HOOFDSTUK V

FINANCIERING VAN DE PENSIOENREGELING

Artikel 30

Over ieder ontvangen salaris wordt een bijdrage betaald ten bate van de in artikel 41 bis tot en met 41 novies van de Regeling en in de onderhavige bijlage bedoelde pensioenregeling .

Artikel 31

Op regelmatige wijze betaalde bijdragen kunnen niet worden teruggevorderd . Op onregelmatige wijze betaalde bijdragen geven geen recht op pensioen ; zij worden op verzoek van de belanghebbende of zijn rechtverkrijgenden zonder interest terugbetaald .

Artikel 32

De sterfte - en invaliditeitstafels , alsmede de normen voor de vermoedelijke salarisontwikkeling , welke dienen te worden gebruikt voor het berekenen der in deze bijlage bedoelde actuariële waarden , zijn dezelfde als die welke door de begrotingsautoriteiten van de Europese Gemeenschappen ter uitvoering van artikel 39 van bijlage VIII van het Statuut van de ambtenaren der Europese Gemeenschappen zijn vastgesteld .

HOOFDSTUK VI

VASTSTELLING VAN DE RECHTEN DER BEAMBTEN

Artikel 33

De vaststelling van de uitkering bij vertrek , het ouderdoms - , invaliditeits - of overlevingspensioen geschiedt door de in artikel 41 novies van de Regeling bedoelde administratieve instantie , welke daartoe door de directeur van de Stichting gemachtigd is . Gelijktijdig met het besluit waarbij deze rechten worden toegekend , wordt door deze instantie aan de beambte of aan zijn rechtverkrijgenden alsmede aan de Stichting een gespecificeerde berekening overgelegd .

Een ouderdoms - of invaliditeitspensioen kan niet samengaan met een salaris ten laste van de Stichting of van een der Instellingen van de Europese Gemeenschappen .

Toekenning van een ouderdoms - , invaliditeits - of overlevingspensioen geeft geen recht op de ontheemdingstoelage .

Artikel 34

In geval van vergissingen of verzuimen van welke aard ook kunnen de pensioenen te allen tijde worden herzien .

Zij kunnen worden gewijzigd of ingetrokken indien de toekenning in strijd was met de voorschriften van de Regeling en van deze bijlage .

Artikel 35

De rechtverkrijgenden van een overleden beambte die niet binnen een jaar na diens overlijden vaststelling van hun pensioenrechten verlangen , verliezen deze rechten behoudens deugdelijk bewijs van overmacht .

Artikel 36

De beambte en zijn rechtverkrijgenden aan wie op grond van deze pensioenregeling uitkeringen worden toegekend , zijn gehouden de schriftelijke bewijsstukken die kunnen worden verlangd over te leggen en de administratieve instantie , bedoeld in artikel 41 novies van de Regeling in kennis te stellen van alle feiten waardoor hun recht op uitkering zou kunnen worden gewijzigd .

Artikel 37

Volgens de door de Commissie van de Europese Gemeenschappen te bepalen regels kan de beambte de Stichting verzoeken de betalingen te doen die hij eventueel moet verrichten voor de totstandkoming of handhaving van zijn pensioenrechten in zijn land van herkomst .

Deze betalingen kunnen niet meer dan 13,5 % van zijn basissalaris bedragen en komen ten laste van de begroting van de Stichting .

HOOFDSTUK VII

BETALING DER UITKERINGEN

Artikel 38

De uitkeringen op grond van deze pensioenregeling worden aan het einde van iedere maand betaald .

De uitkeringen worden verricht door de Commissie van de Europese Gemeenschappen , ten laste van de Algemene Begroting van de Europese Gemeenschappen .

De uitkeringen worden naar keuze van de belanghebbenden verricht in de valuta van hun land van herkomst , van het land waar zij verblijfplaats hebben of van het land van vestiging van de Stichting ; een eenmaal gedane keuze geldt voor ten minste twee jaar .

Indien noch het land van herkomst , noch het land waar de belanghebbenden verblijfplaats hebben , tot de landen van de Europese Gemeenschappen behoort , worden de uitkeringen verricht in de valuta van het land waar de Stichting is gevestigd .

Artikel 39

Bedragen die een beambte nog aan de Stichting verschuldigd is op het tijdstip waarop de belanghebbende recht heeft op een uitkering op grond van deze pensioenregeling , worden in mindering gebracht op het bedrag van de uitkeringen aan de beambte of aan zijn rechtverkrijgenden . Deze inhouding kan over verscheidene maanden worden verdeeld .

Artikel 40

Indien de oorzaak van de invaliditeit of het overlijden van een beambte aan een derde is te wijten , treden de Europese Gemeenschappen , voor zover daardoor voor haar uit deze pensioenregeling verplichtingen voortvloeien , van rechtswege in alle rechten van die beambte of diens rechtverkrijgenden ter zake van hun rechtsvordering tegen de aansprakelijke derden . "