Home

Verordening (EEG) nr. 2568/82 van de Commissie van 17 september 1982 houdende instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op harsen en verbindingen van polyvinylchloride van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de aanvaarding van verbintenissen betreffende de invoer van harsen en verbindingen van polyvinylchloride afkomstig uit Roemenië, de Duitse Democratische Republiek en Hongarije alsmede de beëindiging van de procedure ten aanzien van laatstgenoemde landen

Verordening (EEG) nr. 2568/82 van de Commissie van 17 september 1982 houdende instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op harsen en verbindingen van polyvinylchloride van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de aanvaarding van verbintenissen betreffende de invoer van harsen en verbindingen van polyvinylchloride afkomstig uit Roemenië, de Duitse Democratische Republiek en Hongarije alsmede de beëindiging van de procedure ten aanzien van laatstgenoemde landen

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2568/82 VAN DE COMMISSIE

van 17 september 1982

houdende instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op harsen en verbindingen van polyvinylchloride van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de aanvaarding van verbintenissen betreffende de invoer van harsen en verbindingen van polyvinylchloride afkomstig uit Roemenië, de Duitse Democratische Republiek en Hongarije alsmede de beëindiging van de procedure ten aanzien van laatstgenoemde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3017/79 van de Raad van 20 december 1979 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1580/82 (2), inzonderheid op artikel 11,

Na overleg in het kader van het in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 3017/79 ingestelde Raadgevende Comité,

Overwegende dat de Commissie in juli 1981 een verzoek tot het openen van een anti-dumpingprocedure ontvangen heeft van de Europese Raad van de Bonden van de Chemische Nijverheid (CEFIC) namens 24 producenten van harsen en verbindingen van polyvinylchloride, die bijna de gehele communautaire produktie vertegenwoordigen;

Overwegende dat, aangezien dit verzoek voldoende bewijsmateriaal over het bestaan van dumpingpraktijken ten aanzien van dergelijke produkten van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de Duitse Democratische Republiek, Hongarije en Roemenië alsook ten aanzien van de daardoor veroorzaakte aanzienlijke schade bevatte, de Commissie door een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) kennis heeft gegeven van het inleiden van een procedure betreffende de invoer van harsen en verbindingen van polyvinylchloride van oorsprong uit Tsjechoslowakije, de Duitse Democratische Republiek, Hongarije en Roemenië en een onderzoek op het vlak van de Gemeenschap heeft ingesteld;

Overwegende dat de Commissie de naar haar weten betrokken exporteurs en importeurs officieel van dit besluit in kennis heeft gesteld;

Overwegende dat de Commissie de rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven heeft hun standpunten schriftelijk kenbaar te maken en deze mondeling toe te lichten;

Overwegende dat enkele van deze partijen van deze gelegenheid gebruik hebben gemaakt om schriftelijk en/of mondeling gedetailleerde opmerkingen te maken;

Overwegende dat de Commissie voor een eerste vaststelling van de marge van dumping en de schade, bij de betrokken exporteurs, importeurs en communautaire producenten die zich bereid verklaard hadden aan het onderzoek mede te werken, alle door haar noodzakelijk geachte gegevens heeft verzameld en deze heeft bestudeerd; dat zij waar nodig ter plaatse controles heeft uitgevoerd; dat in het bijzonder door de navolgende ondernemingen inlichtingen werden verstrekt:

- importeurs in de Gemeenschap:

Deutsche Chemapol GmbH (Frankfurt)

Inter-Chemol GmbH (Frankfurt)

Conti Chemie GmbH (Frankfurt)

Karl O. Helm AG (Hamburg)

Kunstoplast-Chemie GmbH (Nienhagen)

Rehau Plastiks AG & Co (Rehau)

Braas und Co. GmbH (Frankfurt)

Pegulan Werke AG (Frankenthal)

Thyssen Industrie AG (Essen)

IVK (Frankfurt)

AMTEL Chimie et Plastiques (Puteaux)

Chemapol France SA (Parijs)

Rehau Plastiks SA (Morhange)

Eutraplast (Brussel)

TR International Ltd (Londen)

Liatsis-Polybros Ltd (Athene)

Simitis Brothers SA (Piraeus)

Dasico A/S (Birkeroed)

- producenten in de Gemeenschap:

BASF AG (Ludwigshafen)

Deutsche Solvay-Werke GmbH (Solingen)

Hoechst AG (Frankfurt)

Chemische Werke Huels AG (Marl)

Lonza-Werke GmbH (Weil am Rhein)

Wacker-Chemie GmbH (Muenchen)

Société Artésienne de Vinyle (Parijs)

ATO Chimie (Parijs la Défense)

Chloé Chimie (Parijs la Défense)

Solvic SA (Parijs)

PCUK SA (Courbevoie)

Solvic SpA (Milaan)

BP Chemicals Ltd (South Glamorgan)

BIP Vinyls Ltd (Durham)

ICI PLC (Londen)

Vinatex Ltd (Havant)

SHELL Nederland Chemie BV (Den Haag)

DSM NV (Sittard)

SOLVIC SA (Brussel)

ESSO Pappas Chemical AE (Athene)

- exporteurs:

Chemolimpex (Budapest)

Chimimportexport (Bukarest)

Petrimex (Bratislava)

AHB Chemie (Berlijn, DDR);

Overwegende dat de Commissie bij haar eerste onderzoekingen voor alle berekeningen is uitgegaan van de gewogen gemiddelde prijzen in 1981 voor harsen van polyvinylchloride in poedervorm (general purpose pvc), aangezien de betrokken uitvoerlanden bijna uitsluitend soorten pvc van deze categorie naar de Gemeenschap exporteren;

Overwegende dat de Commissie, om het bestaan van dumping bij de genoemde invoer vast te stellen, rekening moest houden met het feit dat Hongarije, de Duitse Democratische Republiek, Roemenië en Tsjechoslowakije geen landen met een markteconomie zijn;

Overwegende dat de Commissie derhalve bij haar berekeningen uit moest gaan van de normale waarde in een land met markteconomie; dat in het verzoek om inleiding van de procedure te dien aanzien met name naar de Zweedse binnenlandse markt verwezen werd;

Overwegende dat andere partijen hebben aangedrongen op vergelijking met de prijzen in de Verenigde Staten van Amerika of Canada; dat de Commissie dit heeft overwogen, doch zulks gezien de bijzondere kenmerken van de produktiestructuur van de Noordamerikaanse producerende bedrijven minder dienstig achtte; dat enige exporteurs hebben verzocht de normale waarde te baseren op de Zweedse prijs bij uitvoer; dat de Commissie hieraan geen gevolg heeft kunnen geven, omdat het grootste deel van de Zweedse produktie op de binnenlandse markt wordt afgezet en bovendien niet was uit te sluiten dat de Zweedse uitvoerprijzen door mededinging van laaggeprijsde uitvoer van andere landen beïnvloed waren;

Overwegende dat de Commissie, na onderzoek ten kantore van de Zweedse producent alsook na kennis genomen te hebben van de door de betrokken partijen schriftelijk en mondeling ingediende argumenten, bij haar eerste onderzoekingen naar de normale waarde is uitgegaan van de prijzen voor »general purpose" suspensie-pvc op de Zweedse binnenlandse markt; dat de Commissie bij deze beslissing in overweging heeft genomen dat de wijze van produktie voor suspensie-pvc in Zweden in ruime mate vergelijkbaar is met die in de betrokken exportlanden en in de Gemeenschap; dat ongeveer de helft van de Zweedse behoeften door invoer voornamelijk uit de Gemeenschap en uit andere Scandinavische landen wordt gedekt; dat de invoer afkomstig uit de bij de procedure betrokken exportlanden daarbij van gering belang is en de douanetarieven bij invoer van pvc in Zweden relatief laag zijn; dat de Commissie aldus tot de bevinding is gekomen dat de toestand op de Zweedse markt de mededingingsverhoudingen in de Westeuropese pvc-industrie afdoende weerspiegelt en dat het prijspeil representatief is;

Overwegende dat bij het eerste onderzoek naar dumping derhalve de Zweedse gewogen gemiddelde prijzen af-fabriek van tussen januari en december 1981 verrichte verkopen zijn vergeleken met de in hetzelfde tijdsbestek door de betrokken landen bij uitvoer naar de Gemeenschap gehanteerde prijzen;

Overwegende dat met de verschillen die de vergelijkbaarheid der prijzen beïnvloeden op passende wijze rekening is gehouden, daar van de Zweedse prijzen voor losse goederen, welke de afnemers franco berekend werden, kortingen, andere opbrengstverminderingen en de vervoerkosten werden afgetrokken; dat verder een correctie heeft plaatsgevonden om de prijzen tot contante basis te herleiden; dat de prijzen bij uitvoer van de bij de procedure betrokken landen deels op fob- en deels op cif-grondslag beschikbaar waren, zodat zij waar nodig zijn aangepast om rekening te houden met de erin begrepen vervoerkosten en met de betalingsvoorwaarden; dat voorts leveringen van mindere kwaliteit, voor zover aantoonbaar, bij de berekening van de prijzen bij uitvoer op redelijke wijze in acht zijn genomen;

Overwegende dat dit eerste onderzoek voor de betrokken invoer het bestaan van dumping heeft uitgewezen, met als marge het bedrag waarmee de hierboven bepaalde normale waarde de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap te boven gaat; dat deze marge naar gelang het land van uitvoer en de Lid-Staten van invoer van uiteenlopende omvang is; dat de marges bij voorbeeld variëren van 53 tot 68 % bij invoer uit Tsjechoslowakije, van 58 tot 74 % voor Roemenië, van 26 tot 37 % voor de Duitse Democratische Republiek en van 25 tot 45 % voor Hongarije;

Overwegende dat met het oog op de aan deze tak van nijverheid in de Gemeenschap door de invoer met dumping toegebrachte schade, de Commissie uit het bewijsmateriaal bij de eerste onderzoekingen gebleken is dat de totale invoer van harsen van polyvinylchloride uit de betrokken landen in de Gemeenschap (met uitzondering van de interne Duitse handel) van 62 100 ton in 1979 is gestegen tot 125 200 ton in 1981, hetgeen een toename van 102 % betekent; dat het marktaandeel van deze invoer in de Gemeenschap over hetzelfde tijdsbestek van 2,3 % tot 5,6 % is gestegen; dat het bereikte aandeel van een markt van de verschillende Lid-Staten van de Gemeenschap zeer uiteenliep; dat het bijzonder sterk was in de Bondsrepubliek Duitsland, waarheen alleen al in 1981, los van de interne Duitse handel, 75 300 ton of wel 60 % van deze invoer ging, waardoor het marktaandeel van 4 % in 1979 tot 11,6 % in 1981 opliep; dat het marktaandeel van deze invoer terzelfder tijd in Nederland van 2,3 % tot 8,4 %, in België van 3,9 % tot 6,4 %, in Frankrijk van 1,6 % tot 3,6 % en in het Verenigd Koninkrijk van 1,7 % tot 2,0 % steeg; Overwegende dat de verkoopprijzen in de Gemeenschap van harsen van polyvinylchloride van oorsprong uit de betrokken landen voor de algemene gebieden van toepassing in uiteenlopende mate en wel tot 20 %, onder de prijzen van de communautaire producenten lagen;

Overwegende dat voorts uit het bij de Commissie aanwezige bewijsmateriaal blijkt dat de toename van deze invoer met dumping en de verovering van een aanzienlijk marktaandeel hebben plaatsgevonden terwijl in de Gemeenschap de vraag krachtig terugliep; dat de communautaire producenten zodoende extra afzetverliezen leden en ondanks aanzienlijke produktiebeperkingen niet in staat waren de markt te stabiliseren; dat niet het minst wegens de invoer met dumping een toenemende prijsafbrokkeling niet tegen te houden was; dat aldus de verliezen van de communautaire producenten een niet meer te dragen omvang bereikten;

Overwegende dat de Commissie daarenboven de invloed van andere invoer van harsen van polyvinylchloride in de Gemeenschap heeft onderzocht en tot de conclusie is gekomen dat deze evenredig aan de vraag binnen de Gemeenschap teruggelopen is en qua marktaandeel nauwelijks was veranderd;

Overwegende dat de Commissie bij de beoordeling van de gevolgen van de invoer met dumping tevens in aanmerking genomen heeft dat gezien de in de Gemeenschap bestaande overcapaciteit voor de produktie van polyvinylchloride een aanzienlijke druk op de prijzen bestaat, die niet aan de betrokken invoer kan worden toegeschreven; dat aldus de heersende marktomstandigheden het behalen van winst of zelfs kostendekkende prijzen niet mogelijk maken;

Overwegende dat de Commissie op grond van deze gegevens voorlopig tot de conclusie gekomen is dat vooral met het oog op de aanpassingsproblemen waarvoor de betrokken communautaire industrie is komen te staan, de nadelige gevolgen van de invoer met dumping op zich zelf, een aanzienlijke schade veroorzaken, welke beschermende maatregelen vergt; dat de verwerkende industrie in de Gemeenschap aanvoert dat door het treffen van beschermende maatregelen haar mededingingsmogelijkheden nadelig beïnvloed zouden worden zodat dergelijke maatregelen niet in het belang van de Gemeenschap zijn; dat, op de bijzonder moeilijke positie van de pvc-producenten de Commissie wel tot het oordeel gekomen is dat de belangen van de Gemeenschap een onverwijld ingrijpen in de vorm van de instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht vereisen;

Overwegende dat de Commissie er bij de vaststelling van het tarief rekening mee heeft gehouden dat de betrokken exporteurs ten opzichte van de communautaire producenten bij de afzet van hun produkten uiteenlopende nadelen moeten goedmaken; dat te dien aanzien de Commissie tot de overtuiging gekomen is dat ter voorkoming van verdere schade het instellen van een voorlopig anti-dumpingrecht ten bedrage van:

- 12 % voor Tsjechoslowakije,

- 10 % voor Roemenië

- 6 % voor de Duitse Democratische Republiek, en

- 4 % voor Hongarije

voldoende is;

Overwegende dat de hiermee geconfronteerde exporteurs in Roemenië, Hongarije en de Duitse Democratische Republiek, namelijk Chimimportexport, Boekarest, Chemolimpex, Boedapest en AHB Chemie, Berlijn, verbintenissen hebben aangeboden welke door de Commissie als voldoende worden beoordeeld om de nadelige gevolgen van deze invoeren teniet te doen; dat in het in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 3017/79 bedoelde Raadgevend Comité tegen deze mening geen bedenkingen gerezen zijn; dat de verbintenissen van de genoemde exporteurs derhalve kunnen worden aanvaard en de procedure ten aanzien van hen kan worden beëindigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De door de exporteurs in Roemenië, Hongarije en de Duitse Democratische Republiek, met name Chimimportexport, Boekarest, Chemolimpex, Boedapest en AHB Chemie, Berlijn, aangegane verbintenissen, worden aanvaard en de procedure inzake de invoer van harsen en verbindingen van polyvinylchloride van oorsprong uit Roemenië, Hongarije en de Duitse Democratische Republiek wordt beëindigd.

Artikel 2

1. Er wordt een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld voor harsen en verbindingen van polyvinylchloride van post 39.02 C VII ex a) van het gemeenschappelijk douanetarief, in de vorm van kruimels, korrels, vlokken, poeder en dergelijke (vormmassa's inbegrepen), overeenkomend met NIMEXE-codes 39.02-41 en ex 39.02-43, van oorsprong uit Tsjechoslowakije.

2. Het anti-dumpingrecht bedraagt voor Tsjechoslowakije 12 % op grondslag van de overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1224/80 van de Raad van 28 mei 1980 inzake de douanewaarde van de goederen (1) te bepalen douanewaarde.

3. De voor de toepassing van de douanerechten geldende bepalingen zijn op het anti-dumpingrecht van toepassing.

4. Het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van de in lid 1 bedoelde produkten is onderworpen aan een zekerheidstelling ter hoogte van het bedrag van het anti-dumpingrecht.

Artikel 3

Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4, sub b) en c), van Verordening (EEG) nr. 3017/79 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt kenbaar maken en verzoeken mondeling door de Commissie te worden gehoord.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 11, 12 en 14 van Verordening (EEG) nr. 3017/79 is deze verordening van toepassing voor een periode van ten hoogste vier maanden of tot het tijdstip waarop de Raad definitieve maatregelen vaststelt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 17 september 1982.

Voor de Commissie

Lorenzo NATALI

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 1.

(2) PB nr. L 178 van 22. 6. 1982, blz. 9.

(3) PB nr. C 332 van 19. 12. 1981, blz. 2.

(1) PB nr. L 134 van 31. 5. 1980, blz. 1.