Verordening (EEG) nr. 3018/82 van de Commissie van 11 november 1982 houdende instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en aanvaarding van een verbintenis met betrekking tot de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
Verordening (EEG) nr. 3018/82 van de Commissie van 11 november 1982 houdende instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en aanvaarding van een verbintenis met betrekking tot de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 3018/82 VAN DE COMMISSIE
van 11 november 1982
houdende instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika en aanvaarding van een verbintenis met betrekking tot de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 3017/79 van de Raad van 20 december 1979 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1580/82 (2), inzonderheid op de artikelen 10 en 11,
Na overleg in het bij genoemde verordening ingestelde Raadgevend Comité,
Overwegende dat de Commissie in mei 1982 een klacht heeft ontvangen, ingediend door de Europese Raad van de bonden van de chemische nijverheid (CEFIC), namens alle producenten van de Gemeenschap van zwaar natriumcarbonaat;
Overwegende dat de Commissie, aangezien de klacht voldoende bewijsmateriaal bevatte voor het bestaan van dumping en daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade, door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3) een onderzoek naar de invoer van zwaar natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika heeft aangekondigd;
Overwegende dat de Commissie de haar als betrokken bekende exporteurs, alsmede de uitvoerende landen en de indieners van de klacht, hiervan officieel in kennis heeft gesteld;
Overwegende dat de Commissie alle rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid heeft gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken;
Overwegende dat twee betrokken exporteurs, Allied Corporation en Texasgulf Chemicals Company, hebben verzocht hun standpunt mondeling te mogen toelichten en zulks is ingewilligd;
Overwegende dat twee andere potentiële exporteurs, namelijk FMC Corporation en Stauffer Chemical Company, hun standpunten schriftelijk hebben medegedeeld; dat geen andere potentiële exporteurs aan het onderzoek hebben deelgenomen;
Overwegende dat consumentenorganisaties en afzonderlijke verbruikers met name het Permanent Comité van de Glasindustrieën van de Europese Economische Gemeenschap, de Glass Manufactuers' Federation of the United Kingdom, Pilkington Ltd, Rockware Glass Ltd en United Glass Ltd op hun verzoek in de gelegenheid werden gesteld hun standpunt mondeling toe te lichten, en andere verbruikers zulks schriftelijk deden; dat een andere organisatie die de belangrijkste kopers van glasverpakkingen in het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigt, de Food Manufactuers' Federation, eveneens heeft verzocht haar standpunt mondeling te mogen toelichten, hetgeen is ingewilligd;
Overwegende dat de Commissie met het oog op een voorlopige vaststelling van dumping en schade alle inlichtingen die zij nuttig achtte heeft verzameld en geverifieerd;
Overwegende dat de Commissie, ten einde de binnenlandse marktprijzen in de Verenigde Staten, de exportprijzen en de verkoopprijzen in de Gemeenschap van het betrokken natriumcarbonaat te verifiëren, een onderzoek heeft ingesteld ten kantore van Allied Corporation, Morristown, New Jersey, en Texasgulf Chemicals Company, Raleigh, North Carolina;
Overwegende dat de Commissie op haar verzoek van de in de klacht vermelde communautaire industrie uitvoerige schriftelijke gegevens heeft ontvangen met betrekking tot het vraagstuk van schade en de oorzaak daarvan; dat de Commissie deze gegevens ten kantore van de communautaire industrie heeft geverifieerd;
Overwegende dat de Commissie bij het onderzoek, voor het bepalen van de normale waarde, de gewogen gemiddelde binnenlandse prijzen van Texasgulf Chemicals en Allied Corporation vaststelde voor de periode van januari tot juni 1982; dat deze prijzen werden vergeleken met, in het geval van Texasgulf Chemicals, de exportprijs van elk van de drie zendingen naar de Gemeenschap in 1982 en, in het geval van Allied Corporation, de exportprijs van de enige uitvoerzending naar de Gemeenschap in 1982 waarvan alle relevante inlichtingen konden worden verkregen; dat beide vergelijkingen plaatsvonden op het niveau af-fabriek;
Overwegende dat een vergelijking van de normale waarde en de exportprijzen het bestaan van dumping ten aanzien van alle bij het onderzoek betrokken zendingen aantoont, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het bedrag waarmede de normale waarde, als boven vastgesteld, de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt;
Overwegende dat deze marges, uitgedrukt als percentage van de prijs vrij grens van de Gemeenschap, voor de zendingen van Texasgulf Chemicals variëren tussen 12,09 % en 22,17 %; dat de gewogen gemiddelde dumpingmarge 16,17 % bedraagt;
Overwegende dat de dumpingmarge voor de zending van Allied Corporation 20,25 % bedraagt; dat de gewogen gemiddelde dumpingmarge voor alle onderzochte exportverzendingen uit de Verenigde Staten van Amerika 17,55 % bedraagt;
Overwegende dat ten aanzien van de door de gedumpte invoer veroorzaakte schade voor de communautaire industrie uit het de Commissie ter beschikking staande bewijsmateriaal blijkt dat de invoer van zwaar natriumcarbonaat uit de Verenigde Staten is gestegen van 14 100 ton in 1979 tot 48 500 ton in 1981 en 58 600 ton in de eerste zes maanden van 1982;
Overwegende dat de invoer in de Gemeenschap in de maanden augustus en september 1982 wordt geraamd op nog eens 40 000 ton; dat het beschikbare bewijsmateriaal betreffende de produktie- en exportcapaciteiten van de producenten in de Verenigde Staten alsmede hun in de Gemeenschap bestaande en van kracht zijnde invoerfaciliteiten, wijzen op een verdere omvangrijke uitvoer naar de Gemeenschap op een aanzienlijk hoger niveau dan thans;
Overwegende dat de invoer in de Gemeenschap is gestegen van nog geen 0,5 % van het verbruik in 1979 tot 1,5 % in 1981 en tot 3,7 % in de eerste helft van 1982, en voor het derde kwartaal van 1982 wordt geraamd op 5,1 %;
Overwegende dat de invoer in de belangrijkste betrokken communautaire markt is gestegen van 1,7 % van het verbruik in 1979 tot 17,2 % in de eerste helft van 1982;
Overwegende dat de door enkele producenten in de Verenigde Staten aan de Commissie verstrekte inlichtingen over hun toekomstige verkopen naar de markt in het Verenigd Koninkrijk slechts duiden op een sterk stijgend aandeel van deze producenten in de communautaire markt;
Overwegende dat de produktie van de Gemeenschap verminderde van 3 912 miljoen ton in 1979 tot 3 359 miljoen ton in 1981 en in de eerste helft van 1982 wordt geraamd op 1 536 miljoen ton; dat dit een daling betekent van 14 % tussen 1979 en 1981 en van naar schatting 21 % tot het einde van de eerste helft van 1982;
Overwegende dat de benutting van de capaciteit daalde van 83 % in 1979 tot 72 % in 1981; dat in de eerste helft van 1982 een verdere daling tot 66 % werd vastgesteld;
Overwegende dat, aangezien door de producenten van het produkt van de Gemeenschap geen grote voorraden worden gehouden, de verkoop in dezelfde mate als de produktie is gedaald;
Overwegende dat het aandeel in de communautaire markt van de producenten van de Gemeenschap dienovereenkomstig is verminderd tegelijk met een daling van de vraag;
Overwegende dat dit marktaandeel in het derde kwartaal van 1982 verder is verminderd en nog meer zal dalen indien de invoer van het gedumpte natriumcarbonaat plaatsvindt volgens plan;
Overwegende dat het marktaandeel van de communautaire producenten in de voornaamste betrokken markt tussen 1979 en de eerste helft van 1982 met ongeveer 16 % verminderde;
Overwegende dat aangezien de verkoopprijzen van het ingevoerde natriumcarbonaat in het algemeen beneden die van de betrokken markten lagen, ofschoon gedeeltelijk slechts in geringe mate, de producenten hun prijzen niet konden verhogen om hun verkopen winstgevend te maken en prijsdalingen het gevolg waren;
Overwegende derhalve dat dit voor de bedrijfstak van de Gemeenschap een uitholling van haar rentabiliteit betekent die in de laatste twaalf maanden nog is verergerd;
Overwegende dat de Commissie heeft onderzocht of andere factoren, afzonderlijk of gecombineerd, de bedrijfstak van de Gemeenschap nadelig hebben beïnvloed en met name de invoer uit andere landen en het niveau van het verbruik in de Gemeenschap;
Overwegende dat invoer van watervrije soda (zware kwaliteit) heeft plaatsgevonden uit andere landen, met name bepaalde Oosteuropese landen;
Overwegende dat deze invoer niet afzonderlijk is opgenomen in de invoerstatistieken van de Gemeenschap; dat overeenkomstig het beste beschikbare bewijsmateriaal in de periode van 1979 tot 1981 en voorts tot het einde van de eerste helft van 1982 deze invoer een jaarniveau had van tussen de 13 000 en minder dan 30 000 ton; dat het marktaandeel van de andere invoer nimmer 1 % bereikte;
Overwegende dat het verbruik in de Gemeenschap tussen 1979 en 1981 daalde met 8,7 % en zich in de loop van 1982 geen tekenen van stijging hebben voorgedaan; dat deze daling van het verbruik samenvalt met bovengenoemde stijging van gedumpte invoer uit de Verenigde Staten van Amerika;
Overwegende dat al deze beschouwingen te zamen de Commissie hebben geleid tot de vaststelling dat de schade veroorzaakt aan de betrokken bedrijfstak van de Gemeenschap door de gedumpte invoer van zwaar natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, afzonderlijk gezien, als aanzienlijk moet worden beschouwd;
Overwegende dat de verbruikers en de andere organisaties zich hebben uitgesproken voor voortzetting van de invoer van zwaar natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika ten einde een andere bron van bevoorrading te hebben en aldus de concurrentie tussen leveranciers te verhogen; Overwegende dat de Commissie niettemin tot de conclusie is gekomen dat in het belang van de Gemeenschap maatregelen dienen te worden genomen;
Overwegende dat, gezien de resultaten van het onderzoek, FMC Corporation en Allied Corporation prijsverbintenissen met betrekking tot de toekomstige uitvoer naar de Gemeenschap hebben aangeboden; dat de Commissie deze verbintenissen aanvaardbaar acht; dat in het Raadgevend Comité geen bezwaren zijn gemaakt; dat het derhalve niet noodzakelijk is beschermende maatregelen te treffen ten aanzien van de invoer van het door deze ondernemingen uitgevoerde produkt;
Overwegende dat met betrekking tot andere exporteurs de bescherming van de belangen van de Gemeenschap de instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op zwaar natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika vereist; dat gezien de omvang van de schade die is of dreigt te worden veroorzaakt het recht gelijk dient te zijn aan de op grond van de dumpingmarges van bovenomschreven zendingen voorlopig vastgestelde gemiddelde gewogen dumpingmarge; dat deze marge 17,55 % bedraagt;
Overwegende dat het wenselijk is het voorlopige anti-dumpingrecht uit te drukken in een vast Ecu-bedrag per ton;
Overwegende dat dit bedrag 24,63 Ecu per ton is voor invoer van zwaar natriumcarbonaat uit de Verenigde Staten met uitzondering van de uitvoer van Texasgulf Chemicals Company waarvoor het recht 22,24 Ecu per ton bedraagt;
Overwegende dat een tijdslimiet moet worden vastgesteld binnen welke de betrokken partijen in verband met de instelling van het voorlopige recht hun standpunt kunnen bekendmaken en kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De Commissie aanvaardt de verbintenissen die door FMC Corporation en Allied Corporation zijn aangegaan in verband met de procedure betreffende de invoer van een bepaalde soort natriumcarbonaat van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.
2. De procedure ten aanzien van FMC Corporation en Allied Corporation wordt beëindigd.
Artikel 2
1. Er wordt een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld op zwaar natriumcarbonaat van post 28.42 A ex II van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomend met NIMEXE-code ex 28.42-31, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika.
2. Het recht is niet van toepassing op zwaar natriumcarbonaat uitgevoerd door FMC Corporation en Allied Corporation.
3. Het recht wordt vastgesteld op 24,63 Ecu per ton, behalve voor de uitvoer van Texasgulf Chemicals Company, waarvoor het recht op 22,24 Ecu per ton wordt vastgesteld.
4. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder zwaar natriumcarbonaat verstaan natriumcarbonaat met een soortelijk gewicht van meer dan 0,700 kg/dm3 en bestaande uit korrels met een diameter van meer dan 0,4 mm.
5. De inzake douanerechten geldende bepalingen zijn op dit recht van toepassing.
6. Het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen van de in lid 1 bedoelde produkten is onderworpen aan een zekerheidstelling gelijk aan het bedrag van het voorlopige recht.
Artikel 3
Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 4, sub b) en c), van Verordening (EEG) nr. 3017/79 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt kenbaar maken en verzoeken mondeling door de Commissie te worden gehoord.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 11, 12 en 14 van die verordening is het in artikel 2 bedoelde recht van toepassing gedurende ten hoogste vier maanden en in elk geval niet langer dan tot op het ogenblik waarop de Raad definitieve maatregelen vaststelt.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Brussel, 11 november 1982.
Voor de Commissie
Wilhelm HAFERKAMP
Vice-Voorzitter
(1) PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 1.
(2) PB nr. L 178 van 22. 6. 1982, blz. 9.
(3) PB nr. C 147 van 11. 6. 1982, blz. 4.