83/667/EEG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1983 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.671 - IPTC Belgium) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
83/667/EEG: Beschikking van de Commissie van 5 december 1983 inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag (IV/30.671 - IPTC Belgium) (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
++++
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 5 december 1983
inzake een procedure op grond van artikel 85 van het EEG-Verdrag
( IV/30.671 - IPTC Belgium )
( Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek )
( 83/667/EEG )
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,
Gelet op Verordening nr . 17 van de Raad van 6 februari 1962 , eerste verordening over de toepassing van de artikelen 85 en 86 van het EEG-Verdrag ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van Griekenland , en met name op de artikelen 3 en 15 ,
Gezien het besluit van de Commissie van 20 september 1982 om ambtshalve de procedure in te leiden ,
Na de betrokken onderneming in de gelegenheid te hebben gesteld haar standpunt kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar welke de Commissie in aanmerking heeft genomen overeenkomstig artikel 19 , lid 1 , van Verordening nr . 17 en overeenkomstig Verordening nr . 99/63/EEG van de Commissie van 25 juni 1963 over het horen van belanghebbenden en derden overeenkomstig artikel 19 , leden 1 en 2 , van Verordening nr . 17 van de Raad ( 2 ) ,
Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities ,
Overwegende hetgeen volgt :
I . DE FEITEN
( 1 ) Op 17 december 1981 heeft de Commissie Beschikking 82/371/EEG ( 3 ) gegeven , waarin werd vastgesteld dat een aantal bepalingen in de " Overeenkomst betreffende het gebruik van het conformiteitsmerk Navewa-Anseau voor wasmachines en vaatwasmachines " , hierna " de Overeenkomst " te noemen , die op 13 december 1978 is gesloten , inbreuk maakten op artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag , waar zij de mogelijkheid voor niet-exclusieve importeurs uitsloten om op voorwaarden die niet discriminerend zijn ten opzichte van die welke voor fabrikanten of exclusieve importeurs gelden , een conformiteitscontrole te verkrijgen waarmee wordt aangetoond dat de was - en de vaatwasmachines welke zij in België importeerden , aan de voorschriften voldoen .
( 2 ) Beschikking 82/371/EEG is gericht tot de Nationale Vereniging der waterleidingbedrijven - Association nationale des services d'eau ( Navewa-Anseau ) - de Unie der leveranciers der voedingsambachten - Union des fournisseurs des artisans de l'alimentation ( Ulevo-Ufaral ) - en de ondernemingen die partij zijn bij de Overeenkomst en die in de bijlagen I en II bij genoemde beschikking zijn opgesomd . In die twee lijsten , die aan de hand van door de Elektriciteitsgemeenschap , hierna CEG te noemen , aan de Commissie verstrekte gegevens zijn samengesteld , wordt onderscheid gemaakt tussen ondernemingen die aan de voorbereiding van de Overeenkomst hebben deelgenomen , genoemd in bijlage I , en ondernemingen die na de ondertekening tot de Overeenkomst zijn toegetreden , genoemd in bijlage II . Alleen aan de eerstbedoelde ondernemingen zijn geldboeten opgelegd .
( 3 ) Uit de documenten betreffende de vergaderingen ter voorbereiding van de Overeenkomst blijkt dat een firma onder de naam Allumalux aan de volgende vergaderingen van de groepen " Onderhoud van het wasgoed " en " Vaatwasmachines " heeft deelgenomen :
- vergadering van 23 oktober 1978 : Allumalux was vertegenwoordigd door de heer Demeestere ;
- vergadering van 13 december 1978 : Allumalux was vertegenwoordigd door de heer Donnay .
Op 19 september 1978 is de leden van de groepen " Onderhoud van het wasgoed " en " Vaatwasmachines " medegedeeld dat één van de oogmerken van CEG eruit bestond voor haar leden een behandeling te verkrijgen die hen ten opzichte van niet-leden in een gunstiger positie bracht , omdat laatstgenoemden hun machines stuk voor stuk door Navewa moesten laten keuren , terwijl CEG-leden als enigen voor het conformiteitsmerk of het merkplaatje Navewa-Anseau in aanmerking konden komen . Op de vergadering van 23 oktober 1978 is medegedeeld dat de Overeenkomst de verdienste had een wapen tegen nevenimport te zijn .
Allumalux is ook vermeld op de lijst van de firma's waarvoor de Overeenkomst op 31 november 1978 gold .
( 4 ) Bovendien heeft Allumalux voor 13 december 1978 en dus voor de ondertekening van de Overeenkomst een exemplaar van de ontwerp-overeenkomst ontvangen waarin zij de wijzigingen mocht aanbrengen welke zij noodzakelijk oordeelde . Allumalux heeft nimmer wijzigingen voorgesteld .
( 5 ) Op de lijsten van na het sluiten van de Overeenkomst , die door CEG zijn medegedeeld , wordt melding gemaakt van " Bosch ex-Allumalux " . De Commissie heeft de mededeling van de punten van bezwaar in zaak IV/29.995 dus gericht tot de SA Robert Bosch NV ( Bosch ) , Bergense Steenweg , 128-130 te 1070 Brussel en niet tot Allumalux , omdat de naam Bosch voorkwam onder de ondernemingen die aan de voorbereiding van de Overeenkomst hadden deelgenomen .
( 6 ) Bosch heeft noch in zijn schriftelijk antwoord op de mededeling van punten van bezwaar , noch tijdens de hoorzitting , noch op enig ander aan de beschikking van de Commissie voorafgaand moment ontkend aan de voorbereiding van de Overeenkomst te hebben deelgenomen . De Commissie ging er dus van uit dat Bosch aan de voorbereiding van de Overeenkomst had deelgenomen en heeft deze onderneming een geldboete van 76 500 Ecu ( 3 146 346 Bfr . ) opgelegd .
( 7 ) Nadat hem de beschikking was betekend , heeft Bosch aangevoerd dat hij als gevolg van een technische vergissing was opgenomen in de lijst van ondernemingen waaraan een geldboete was opgelegd . Bosch zou namelijk op 19 mei 1980 zijn opgericht en de exclusieve afzet van de produkten van het Bosch-concern in België eerst op 1 juni 1980 ter hand hebben genomen . Voor de afzet van deze produkten zou tot die datum zijn zorggedragen door de naamloze vennootschap IPTC Belgium , hierna IPTC te noemen , die als zelfstandige alleenverkoopster optrad .
( 8 ) Uit de overeenkomst van 22 mei 1980 tussen IPTC en Bosch blijkt dat Bosch slechts een deel van de activa van IPTC heeft verworven , welke laatste vanaf 1 juni 1980 de verkoop van de produkten van het Bosch-concern heeft gestaakt . IPTC is vanaf die datum opgehouden wasmachines of vaatwasmachines in de handel te brengen en dus de Overeenkomst toe te passen .
( 9 ) In antwoord op een verzoek om inlichtingen uit hoofde van artikel 11 van Verordening nr . 17 , dat op 8 juni 1982 door de Commissie tot IPTC was gericht , heeft deze vennootschap bevestigd dat zij tot en met 31 mei 1980 de Bosch-produkten in België had geïmporteerd en in de handel gebracht en dat zij toen de handelsnaam " Allumalux " voerde . IPTC bevestigde voorts dat zij lid was van CEG , waartoe zij als importeur en verkoper van elektrische apparaten was toegetreden en dat zij had behoord tot de groepen " Vaatwasmachines " en " Onderhoud van het wasgoed " . Er werd medegedeeld dat IPTC momenteel nog slechts op één gebied in het distributiestadium actief is , namelijk op dat van verluchtingsapparatuur . IPTC behaalde de volgende omzetten ( 4 ) :
* ( in miljoen Bfr . ) *
* Totaal * Afdeling elektrische huishoudelijke apparaten *
1979 * ... * ... *
1980 * ... * ... *
1981 * ... * ... *
1982 * ... * ... *
( 10 ) Op 4 november 1982 heeft de Commissie Beschikking 82/777/EEG ( 5 ) gegeven waarbij Beschikking 82/371/EEG werd gewijzigd , Bosch onder de ondernemingen die na de ondertekening tot de Overeenkomst zijn toegetreden , werd opgenomen en de aan deze vennootschap opgelegde geldboete , werd ingetrokken .
( 11 ) In de mededeling van punten van bezwaar welke op 24 november 1982 aan IPTC werd toegezonden , nodigde de Commissie deze vennootschap uit , haar opmerkingen kenbaar te maken ter zake van de punten van bezwaar van de Commissie , waarbij deze laatste duidelijk aangaf dat daaronder de redenen waren begrepen waarop de Commissie zich voor haar Beschikking 82/371/EEG had gebaseerd en waarin werd vastgesteld dat een aantal bepalingen uit de Overeenkomst een inbreuk op artikel 85 van het Verdrag vormden .
II . JURIDISCHE BEOORDELING
A . Artikel 85
( 12 ) IPTC is een onderneming in de zin van artikel 85 van het EEG-Verdrag , Zij heeft deelgenomen aan de voorbereiding van de Overeenkomst en was daarbij partij van 1 januari 1979 tot en met 31 mei 1980 . De vennootschap maakte deel uit van de CEG-groepen " Onderhoud van het wasgoed " en " Vaatwasmachines " , die de Overeenkomst hebben voorbereid ; zij is onder haar handelsnaam Allumalux genoemd onder de deelnemers aan twee van de vergaderingen waarin de Overeenkomst werd opgesteld en zij komt voor op de lijst van de oorspronkelijke partijen bij de Overeenkomst : IPTC heeft de Overeenkomst toegepast door aankoop van merkplaatjes Navewa-Anseau en door deze op alle door haar verkochte machines aan te brengen .
( 13 ) Een aantal bepalingen van de Overeenkomst vormden om de redenen welke in de punten 37 tot en met 67 van Beschikking 82/371/EEG zijn uiteengezet , inbreuken op artikel 85 van het Verdrag . IPTC heeft geen enkel element ter ontzenuwing daarvan aangevoerd .
B . Artikel 15 , lid 2 , van Verordening nr . 17
( 14 ) Uit het bovenstaande volgt dat IPTC met ingang van 1 januari 1979 tot en met 31 mei 1980 door haar deelneming aan de voorbereiding van de Overeenkomst Navewa-Anseau en door de toepassing welke zij aan deze Overeenkomst heeft gegeven , inbreuk heeft gemaakt op artikel 85 van het Verdrag .
( 15 ) Het is algemeen bekend dat de door ondernemingen getroffen maatregelen om nevenimport te belemmeren en om binnen de Gemeenschap kunstmatige barrières op te richten , waardoor aan de eenheid van de gemeenschappelijke markt afbreuk wordt gedaan , geregeld door de communautaire instanties worden vervolgd en veroordeeld . In casu vormen de aan nevenimport gestelde beperkingen op grond van een contractuele regeling voor controle op overeenstemming met technische normen ernstige inbreuken op artikel 85 van het Verdrag , gezien het ten opzichte van derden dwingende karakter van die regeling .
( 16 ) IPTC heeft deze inbreuken opzettelijk gepleegd , want zij was zich bewust van het concurrentiebeperkend oogmerk van deze Overeenkomst . De leden van de CEG-groepen " Onderhoud van het wasgoed " en " Vaatwasmachines " was namelijk medegedeeld dat één van de oogmerken van CEG bij de invoering van het nieuwe systeem van erkenningen eruit bestond voor haar leden een behandeling te verkrijgen die hen in een gunstiger positie zou brengen en dat de Overeenkomst de verdienste had een wapen tegen nevenimport te zijn .
( 17 ) Het feit dat de personeelsleden van IPTC die deze vennootschap op de hogergenoemde vergaderingen van de groepen " Onderhoud van het wasgoed " en " Vaatwasmachines " vertegenwoordigden , niet bevoegd zouden zijn de vennootschap te binden , vormt geen element op grond waarvan IPTC zich aan haar verantwoordelijkheid ten opzichte van het mededingingsrecht kan onttrekken . De tekst van de ontwerp-overeenkomst is namelijk , voordat deze definitief werd aangenomen , aan IPTC toegezonden om haar de gelegenheid te geven dienaangaande haar opmerkingen kenbaar te maken . IPTC kende dus de tekst waarop haar verplichting om de merkplaatjes Navewa-Anseau te bevestigen , was gegrond en had de mogelijkheid gehad daarin wijzigingen voor te stellen . De bovengenoemde natuurlijke personen hebben trouwens de vennootschap , die de Overeenkomst daadwerkelijk heeft toegepast , de facto gebonden door aankoop van de merkplaatjes en de bevestiging daarvan op de door haar verkochte machines .
( 18 ) De verantwoordelijkheid van IPTC vloeit voort uit zowel haar deelneming aan de voorbereiding van de Overeenkomst als haar hoedanigheid van CEG-lid , gezien de actieve rol die CEG bij de voorbereiding en de toepassing van de Overeenkomst speelde .
( 19 ) IPTC dient derhalve overeenkomstig artikel 15 , lid 2 , van Verordening nr . 17 een geldboete te worden opgelegd . Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete moet rekening worden gehouden met de duur van de inbreuk , de bijzondere samenhang waarin de inbreuk is gepleegd en de betekenis van deze onderneming op de betrokken markt . Aangezien echter de totale activiteit van IPTC zeer sterk is teruggelopen , dient aan deze onderneming een lagere geldboete te worden opgelegd dan aan de andere ondernemingen , die aan de voorbereiding van de Overeenkomst hebben deelgenomen ,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :
Artikel 1
Het bepaalde in de Overeenkomst betreffende het gebruik van het conformiteitsmerk Navewa-Anseau , welke op 13 december 1978 te Brussel is gesloten , en waarin voor niet-exclusieve importeurs de mogelijkheid wordt uitgesloten om op voorwaarden die niet discriminerend zijn ten opzichte van die welke voor fabrikanten of exclusieve importeurs gelden , een conformiteitscontrole te verkrijgen op overeenstemming van de door hen in België geïmporteerde was - en vaatwasmachines met de voorschriften , vormt gedurende de periode waarin de naamloze vennootschap IPTC Belgium partij was bij deze Overeenkomst , een inbreuk op artikel 85 , lid 1 , van het EEG-Verdrag . Bedoeld zijn in dit verband met name artikel 2 , artikel 4 , lid 1 , en de artikelen 5 en 6 van de genoemde Overeenkomst , alsmede artikel 6 van het bijzondere reglement dat in een bijlage bij die Overeenkomst is opgenomen .
Artikel 2
1 . IPTC Belgium wordt een geldboete opgelegd ten bedrage van 5 000 ( vijfduizend ) Ecu , overeenkomend met 229 502 Bfr .
2 . De betaling van de geldboete dient binnen drie maanden na betekening van deze beschikking te geschieden door storting op rekening nr . 310-023 1000-32 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij de Bank Brussel-Lambert , Europees Agentschap .
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de naamloze vennootschap IPTC Belgium , Bergense Steenweg , 128-130 , 1070 Brussel .
Deze beschikking vormt executoriale titel in de zin van artikel 192 van het EEG-Verdrag .
Gedaan te Brussel , 5 december 1983 .
Voor de Commissie
Frans ANDRIESSEN
Lid van de Commissie
( 1 ) PB nr . 13 van 21 . 2 . 1962 , blz . 204/62 .
( 2 ) PB nr . 127 van 20 . 8 . 1963 , blz . 2268/63 .
( 3 ) PB nr . L 167 van 15 . 6 . 1982 , blz . 39 .
( 4 ) In de voor bekendmaking bestemde versie van deze beschikking zijn hierna enige gegevens weggelaten , conform de bepalingen van artikel 21 van Verordening nr . 17 betreffende het niet-prijsgeven van zakengeheimen .
( 5 ) PB nr . L 325 van 20 . 11 . 1982 , blz . 20 .