Verordening (EEG) nr. 1514/83 van de Raad van 2 juni 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor Sherrywijn (Xereswijn) van post ex 22.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Spanje (1983/1984)
Verordening (EEG) nr. 1514/83 van de Raad van 2 juni 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor Sherrywijn (Xereswijn) van post ex 22.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Spanje (1983/1984)
*****
VERORDENING (EEG) Nr. 1514/83 VAN DE RAAD
van 2 juni 1983
betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor Sherrywijn (Xereswijn) van post ex 22.05 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Spanje (1983/1984)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende dat de Gemeenschap zich bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Spanje (1) op 29 juni 1970 ertoe heeft verplicht een preferentiële tariefregeling toe te passen bij de invoer in de Gemeenschap van Sherrywijn van oorsprong uit Spanje; dat deze verplichting, aangevuld bij Verordening (EEG) nr. 3559/80 van de Raad van 16 december 1980 houdende vaststelling van de regeling van toepassing op het handelsverkeer van Griekenland met Spanje (2), op dit ogenblik betrekking heeft op de jaarlijkse opening van de volgende twee tariefcontingenten:
- 108 120 hectoliter tegen 40 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, voor Sherrywijn in verpakkingen inhoudende twee liter of minder van de posten ex 22.05 C III a) 1 en ex 22.05 C IV a) 1, van oorsprong uit Spanje, en
- 685 000 hectoliter tegen 50 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, voor Sherrywijn in verpakkingen inhoudende meer dan twee liter van de posten ex 22.05 C III b) 1 en ex 22.05 C IV b) 1, van oorsprong uit Spanje;
Overwegende dat in het kader van deze communautaire tariefcontingenten uitsluitend mag worden ingevoerd indien het certificaat inzake goederenverkeer A.E. 1 wordt voorgelegd, alsmede een certificaat van benaming van oorsprong zoals bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1120/75 van de Commissie (3);
Overwegende dat Spanje gegarandeerd heeft dat de prijs voor wijnen van oorsprong uit zijn grondgebied niet lager zal liggen dan de referentieprijs, verminderd met de werkelijk geheven invoerrechten; dat als gevolg daarvan de wijnen waarop deze tariefcontingenten van toepassing zijn, op dezelfde wijze dienen te worden behandeld als wijnen waarvoor preferentiële tariefconcessies zijn verleend, op voorwaarde dat de referentieprijs franco grens in acht wordt genomen; dat dergelijke wijnen alleen voor tariefconcessies in aanmerking komen indien aan de voorwaarden van artikel 18 van Verordening (EEG) nr. 337/79 (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3082/82 (5), is voldaan; dat deze bepalingen van toepassing zijn op de invoer onder deze contingenten;
Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door de bedoelde contingenten geboden mogelijkheden en dat de daaraan verbonden rechten in alle Lid-Staten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop de contingenten geheel zijn uitgeput; dat een regeling voor het beheer van de communautaire tariefcontingenten, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van die contingenten in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen; dat die verdeling, om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de bedoelde produkten weer te geven, moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten, berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer van de betrokken produkten uit Spanje over een representatieve referentieperiode, en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode;
Overwegende dat van de invoer in de Gemeenschap van de betrokken produkten uit Spanje gedurende de laatste drie jaren waarover statistische gegevens beschikbaar zijn, de afzonderlijke Lid-Staten de hierna genoemde percentages voor hun rekening namen:
1.2.3.4 // // // // // // 1979 // 1980 // 1981 // // // // // Sherrywijn: // // // // - in verpakkingen inhoudende twee liter of minder: // // // // - Benelux // 49,26 // 45,47 // 44,43 // - Denemarken // 1,92 // 1,67 // 2,00 // - Duitsland // 23,57 // 25,76 // 28,56 // - Griekenland // 0,03 // 0,02 // 0,01 // - Frankrijk // 0,35 // 1,45 // 0,23 // - Ierland // 1,59 // 1,51 // 1,82 // - Italië // 0,92 // 0,72 // 0,44 // - Verenigd Koninkrijk // 22,36 // 23,40 // 22,51 // - in verpakkingen inhoudende meer dan twee liter: // // // // - Benelux // 24,39 // 29,20 // 34,23 // - Denemarken // 3,75 // 4,17 // 3,84 // - Duitsland // 2,66 // 0,64 // 0,72 // - Griekenland // - // - // - // - Frankrijk // 0,06 // 0,10 // 0,09 // - Ierland // 0,81 // 0,91 // 0,72 // - Italië // - // - // - // - Verenigd Koninkrijk // 68,33 // 64,98 // 60,40 // // // //
Overwegende dat, gelet op deze gegevens en de ramingen van bepaalde Lid-Staten, de percentages voor de eerste verdeling van de contingenten bij benadering als volgt kunnen worden vastgesteld:
1.2,3 // // // Lid-Staten // Sherrywijn in verpakkingen inhoudende // 1.2.3 // // twee liter of minder // meer dan twee liter // // // // Benelux // 50,57 // 28,20 // Denemarken // 3,08 // 3,44 // Duitsland // 21,91 // 3,23 // Griekenland // 0,02 // 0,02 // Frankrijk // 0,29 // 0,02 // Ierland // 1,76 // 0,54 // Italië // 0,72 // 0,10 // Verenigd Koninkrijk // 21,65 // 64,53 // // //
Overwegende dat het, ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten, dienstig is de contingenten in twee gedeelten te splitsen, waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld, terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quota hebben opgebruikt; dat het, ten einde aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen, dienstig is het eerste gedeelte van elk communautair contingent vast te stellen op een niveau dat in het onderhavige geval 90 % van het volume van elk contingent zou kunnen bedragen;
Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt; dat het, ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen, van belang is dat iedere Lid-Staat die een van zijn aanvankelijke quota nagenoeg geheel heeft opgebruikt, overgaat tot opneming van een extra quotum uit de overeenkomstige reserve; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is benut, en wel zo vaak als de reserve dit toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van de contingenten moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten;
Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip van de contingentsperiode een aanzienlijk overschot heeft, daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve, ten einde te voorkomen dat in een Lid-Staat een gedeelte van het communautaire tariefcontingent onbenut blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;
Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Van 1 juli 1983 tot en met 30 juni 1984 worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de onderstaande Sherrywijn, van oorsprong uit Spanje, binnen de grenzen der volgende communautaire tariefcontingenten gedeeltelijk geschorst tot de hieronder aangegeven niveaus:
1.2.3.4 // // // // // Nr. van het gemeenschappelijk douanetarief // Omschrijving // Invoerrechten (in Ecu/hl) // Grootte van het contingent (in hl) // // // // // ex 22.05 C III a) 1 // Sherrywijn // 6,5 // 108 120 // ex 22.05 C IV a) 1 // Sherrywijn // 7,0 // // ex 22.05 C III b) 1 // Sherrywijn // 6,6 // 685 000 // ex 22.05 C IV b) 1 // Sherrywijn // 7,2 // // // // //
Binnen de grenzen van dit tariefcontingent past Griekenland douanerechten toe die worden berekend volgens de bepalingen van de Toetredingsakte van 1979.
2. Het Protocol betreffende de definitie van het begrip »produkten van oorsprong" en betreffende de methoden van administratieve samenwerking, dat aan de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en Spanje is gehecht, is van toepassing.
3. Deze wijnen komen alleen in aanmerking voor deze tariefcontingenten indien aan de voorwaarden van artikel 18, leden 3 en 4, van Verordening (EEG) nr. 337/79 is voldaan.
4. Invoer van Sherrywijn in het kader van de communautaire tariefcontingenten geschiedt tegen overlegging van een certificaat inzake goederenverkeer A.E. 1 en van een certificaat van benaming van oorsprong, bedoeld in Verordening (EEG) nr. 1120/75, gewaarmerkt door de Spaanse douaneautoriteiten.
Artikel 2
1. De in artikel 1 bedoelde tariefcontingenten worden in twee gedeelten gesplitst.
2. Een eerste gedeelte van ieder contingent wordt over de Lid-Staten verdeeld; de quota die, behoudens artikel 5, tot en met 30 juni 1984 gelden, bedragen de volgende hoeveelheden:
(in hl)
1.2,3 // // // Lid-Staten // Sherrywijn van de posten // 1.2.3 // // ex 22.05 C III a) 1 en ex 22.05 C IV a) 1 // ex 22.05 C III b) 1 en ex 22.05 C IV b) 1 // // // // Benelux // 49 400 // 174 870 // Denemarken // 3 010 // 21 330 // Duitsland // 21 400 // 20 000 // Griekenland // 20 // 100 // Frankrijk // 280 // 150 // Ierland // 1 710 // 2 820 // Italië // 700 // 640 // Verenigd Koninkrijk // 21 150 // 400 090 // // // // Totaal // 97 670 // 620 000 // // //
3. Het tweede gedeelte van ieder contingent, ter grootte van respectievelijk 10 450 en 65 000 hectoliter, vormt de overeenkomstige reserve.
Artikel 3
1. Indien een van de aanvankelijke quota van een Lid-Staat, zoals vastgesteld in artikel 2, lid 2, dan wel datzelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat, door middel van een kennisgeving aan de Commissie, onverwijld over tot opneming, voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is, van een tweede quotum ter grootte van 10 % van zijn aanvankelijk quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
2. Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van een van zijn aanvankelijke quota, het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend, gaat hij, op de wijze als bepaald in lid 1, over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 5 % van zijn aanvankelijk quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.
3. Indien een Lid-Staat, na volledige benutting van zijn tweede quota, het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend, gaat hij op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde.
Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput.
4. In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut. Zij delen aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van het onderhavige lid hebben geleid.
Artikel 4
Alle overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 30 juni 1984.
Artikel 5
De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 april 1984 van het niet-benutte gedeelte van hun aanvankelijk quotum in de reserve terug, het deel dat op 15 maart 1984 20 % van het aanvankelijk quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat deze wellicht onbenut zal blijven.
De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 april 1984 de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten, die tot en met 15 maart 1984 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat zij in de reserve terugstorten.
Artikel 6
De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota, en brengt, zodra de opgaven haar bereiken, elke Lid-Staat op de hoogte van de in de reserves nog aanwezige hoeveelheden.
Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 april 1984 in kennis van de stand der reserve, na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen. Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor een van de reserves volledig wordt uitgeput, tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt te dien einde aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht mede, hoeveel het saldo bedraagt.
Artikel 7
1. De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota, de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in de communautaire tariefcontingenten.
2. De Lid-Staten waarborgen de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegewezen quota.
3. De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten die bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven.
Artikel 8
Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten, die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt.
Artikel 9
De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen.
Artikel 10
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1983.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.
Gedaan te Luxemburg, 2 juni 1983.
Voor de Raad
De Voorzitter
N. BLUEM
(1) PB nr. L 182 van 16. 8. 1970, blz. 2.
(2) PB nr. L 382 van 31. 12. 1980, blz. 71.
(3) PB nr. L 111 van 30. 4. 1975, blz. 19.
(4) PB nr. L 54 van 5. 3. 1979, blz. 1.
(5) PB nr. L 326 van 23. 12. 1982, blz. 1.