Home

Verordening (EEG) nr. 3052/83 van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor colofonium, harspek daaronder begrepen, van post 38.08 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1984)

Verordening (EEG) nr. 3052/83 van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor colofonium, harspek daaronder begrepen, van post 38.08 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1984)

Verordening (EEG) nr. 3052/83 van de Raad van 17 oktober 1983 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor colofonium, harspek daaronder begrepen, van post 38.08 A van het gemeenschappelijk douanetarief (1984)

Publicatieblad Nr. L 304 van 05/11/1983 blz. 0005 - 0007


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 3052/83 VAN DE RAAD

van 17 oktober 1983

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor colofonium , harspek daaronder begrepen , van post 38.08 A van het gemeenschappelijk douanetarief ( 1984 )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 28 ,

Gezien de ontwerp-verordening ingediend door de Commissie ,

Overwegende dat de produktie van colofonium van post 38.08 A van het gemeenschappelijk douanetarief in de Gemeenschap momenteel onvoldoende is om in de behoeften van de verwerkende industrieën van de Gemeenschap te kunnen voorzien ; dat daaruit volgt dat de voorziening van de Gemeenschap met de betrokken produkten momenteel voor een niet gering gedeelte afhankelijk is van de invoer uit derde landen ; dat onverwijld dient te worden voorzien in de meest dringende behoeften van de Gemeenschap aan de betrokken produkten , en dit tegen de meest gunstige voorwaarden ; dat het derhalve dienstig is een communautair tariefcontingent vrij van rechten met een passende omvang te openen ; dat , terwille van het evenwicht op de markt van dit produkt en een parallelle ontwikkeling van de afzet van de communautaire produktie en een bevredigende graad van zekerheid in de voorziening van de industrieën die dit produkt gebruiken , het communautaire tariefcontingent 11 000 ton dient te bedragen ;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Lid-Staten te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door dit contingent geboden mogelijkheden en dat het aan dit contingent verbonden recht zonder onderbreking wordt toegepast op alle invoer van de betrokken produkten in die Lid-Staten , totdat het contingent geheel is opgebruikt ; dat een regeling voor het gebruik van dit contingent , op basis van een verdeling over de Lid-Staten , in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dit contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat die verdeling om zo goed mogelijk de werkelijke ontwikkeling op de markt van de betrokken produkten weer te geven , dient te geschieden naar verhouding van de behoeften van de onderscheiden Lid-Staten , berekend enerzijds aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer uit niet-preferentiële landen gedurende een representatieve referentieperiode , en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode ;

Overwegende dat , op basis van de thans beschikbare statistische gegevens , de invoer van het bedoelde produkt uit deze landen in de Lid-Staten zich in de loop van de jaren 1980 , 1981 en 1982 als volgt heeft ontwikkeld en zich tot de totale invoer in de Gemeenschap van dit produkt verhoudt volgens de hierna vermelde percentages :

Lid-Staten * 1980 * 1981 * 1982 *

* in ton * in % * in ton * in % * in ton * in % *

Benelux * 3 370 * 15,93 * 3 749 * 31,69 * 1 120 * 16,82 *

Denemarken * 48 * 0,23 * 77 * 0,65 * 213 * 3,20 *

Duitsland * 5 527 * 26,12 * 2 594 * 21,93 * 3 105 * 46,62 *

Griekenland * 29 * 0,13 * 0 * 0 * 0 * 0 *

Frankrijk * 6 410 * 30,29 * 3 062 * 25,88 * 213 * 3,20 *

Ierland * 0 * 0 * 0 * 0 * 0 * 0 *

Italië * 1 486 * 7,02 * 204 * 1,73 * 120 * 1,80 *

Verenigd Koninkrijk * 4 291 * 20,28 * 2 144 * 18,12 * 1 889 * 28,36 *

Overwegende dat , met inachtneming van die gegevens en met de voor 1984 te verwachten ontwikkeling van de markt voor het betrokken produkt en met name van de ramingen van sommige Lid-Staten , de percentages van de aanvankelijke deelneming in het contingent bij benadering als volgt liggen :

Benelux : 19,67

Denemarken : 1,56

Duitsland : 36,88

Griekenland : 0,08

Frankrijk : 12,98

Ierland : 0,04

Italië : 5,04

Verenigd Koninkrijk : 23,76 ;

Overwegende dat het , ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van genoemd produkt in de Lid-Staten , dienstig is het volume van het contingent in twee gedeelten te splitsen , waarbij het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quotum hebben opgebruikt ; dat het , ten einde aan de importeurs van iedere Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , aanbeveling verdient het eerste gedeelte van het communautaire tariefcontingent vast te stellen op een betrekkelijk hoog niveau , dat in het onderhavige geval ongeveer 95 % van de totale hoeveelheid van het contingent zou kunnen bedragen ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen worden opgebruikt ; dat het , ten einde daarmee rekening te houden en iedere onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum vrijwel geheel heeft opgebruikt , overgaat tot de opneming van een extra quotum uit de reserve ; dat dergelijke opnemingen dienen te worden verricht wanneer elk van zijn extra quota nagenoeg geheel is opgebruikt , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke quota en de extra quota dienen te gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat die wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name in de gelegenheid moet zijn de stand van het contingent te volgen en de Lid-Staten daarover in te lichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een Lid-Staat die op een bepaald tijdstip in de contingentsperiode een aanzienlijk overschot van zijn aanvankelijke quotum heeft , daarvan een bepaald percentage in de reserve terugstort , ten einde te voorkomen dat een gedeelte van het communautaire contingent in een Lid-Staat ongebruikt blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Van 1 januari tot en met 31 december 1984 wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor colofonium , harspek daaronder begrepen , van post 38.08 A , geheel geschorst binnen de grenzen van een communautair tariefcontingent van 11 000 ton .

2 . De invoer van de bedoelde produkten waarvoor reeds vrijstelling van rechten geldt krachtens een andere preferentiële tariefregeling , wordt niet op dit tariefcontingent afgeboekt .

3 . In het kader van dit tariefcontingent past Griekenland rechten toe die worden berekend overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1979 .

Artikel 2

1 . Het in artikel 1 , lid 1 , bedoelde tariefcontingent wordt in twee gedeelten gesplitst .

2 . Het eerste gedeelte , ter grootte van 10 500 ton , wordt onder de Lid-Staten verdeeld ; de quota die behoudens het bepaalde in artikel 5 tot en met 31 december 1984 gelden , bedragen de volgende hoeveelheden :

Benelux : 2 065 ton

Denemarken : 164 ton

Duitsland : 3 872 ton

Griekenland : 8 ton

Frankrijk : 1 363 ton

Ierland : 4 ton

Italië : 529 ton

Verenigd Koninkrijk : 2 495 ton .

3 . Het tweede gedeelte , ter grootte van 500 ton , vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijke quotum van een Lid-Staat , zoals het is vastgesteld in artikel 2 , lid 2 - dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte - voor 90 % of meer is gebruikt , gaat deze Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover er in de reserve een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum gelijk aan 10 % van zijn aanvankelijke quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledig gebruik van zijn aanvankelijke quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft opgebruikt , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 5 % van zijn aanvankelijke quotum .

3 . Indien deze Lid-Staat , na volledig gebruik van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft opgebruikt , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde quotum .

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van de leden 1 , 2 en 3 , kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er gronden zijn om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden opgebruikt . Zij delen aan de Commissie de redenen mede waarom zij besloten hebben deze bepaling toe te passen .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1984 .

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1984 van het niet-gebruikte gedeelte van hun aanvankelijke quotum in de reserve terug , het deel dat op 15 september 1984 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten indien er gronden zijn om aan te nemen dat deze hoeveelheid anders wellicht ongebruikt zou blijven .

De Lid-Staten geven uiterlijk op 1 oktober 1984 aan de Commissie kennis van de totale invoer van de betrokken produkten die tot en met 15 september 1984 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van het aanvankelijke quotum , dat zij in de reserve terugstorten .

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt , zodra de opgaven naar bereiken , ieder van hen op de hoogte van de in de reserve nog beschikbare hoeveelheden .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1984 in kennis van de stand van de reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming , waardoor de reserve volledig wordt opgebruikt , tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die de laatste opneming verricht , mee , hoeveel het saldo bedraagt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen opdat , bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerd aandeel in het communautaire tariefcontingent .

2 . De Lid-Staten waarborgen aan de importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegewezen of door hen uit de reserve opgenomen quota .

3 . De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden van de betrokken produkten op hun quota af naargelang deze produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven .

4 . De stand van de quota der Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van de ingevoerde hoeveelheden welke op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt .

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van de betrokken produkten , die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat het bepaalde in deze verordening wordt nagekomen .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1984 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Luxemburg , 17 oktober 1983 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . VARFIS