Home

Verordening (EEG) nr. 3685/83 van de Raad van 22 december 1983 betreffende de uitvoerregeling voor bepaalde resten en afvallen van non-ferrometalen

Verordening (EEG) nr. 3685/83 van de Raad van 22 december 1983 betreffende de uitvoerregeling voor bepaalde resten en afvallen van non-ferrometalen

*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3685/83 VAN DE RAAD

van 22 december 1983

betreffende de uitvoerregeling voor bepaalde resten en afvallen van non-ferrometalen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2603/69 van de Raad van 20 december 1969 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1934/82 (2), inzonderheid op artikel 7,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1023/70 van de Raad van 25 mei 1970 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke procedure voor het beheer van kwantitatieve contingenten (3), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1979, inzonderheid op artikel 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de uitvoer van resten en afvallen van aluminium en van lood bij Verordening (EEG) nr. 3440/82 (4) voor 1983 werd onderworpen aan een voorafgaande uitvoervergunning die door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten volgens bepaalde regels moet worden afgegeven; dat deze regeling op 31 december 1983 afloopt; dat voor resten en afvallen van aluminium bij Verordening (EEG) nr. 3300/83 (5) de afgifte van uitvoervergunningen tot en met 31 december 1983 is geschorst;

Overwegende dat, om moeilijkheden bij de voorziening te voorkomen, voor assen en residuen van koper, alsmede voor resten en afvallen van koper bij Verordening (EEG) nr. 3440/82 communautaire kwantitatieve uitvoercontingenten zijn ingesteld; dat deze contingenten geldig zijn tot en met 31 december 1983;

Overwegende dat het noodzakelijk blijkt de van kracht zijnde kwantitatieve uitvoercontingenten voor de produkten van koper en het uitvoervergun- ningenstelsel voor de produkten van aluminium en lood voor 1984 te handhaven; dat deze regeling het door de vastgestelde toezichtsregels mogelijk moet maken de ontwikkeling van de uitvoer van de betrokken produkten, die in het bijzonder ten aanzien van enkele van die produkten in de loop van het jaar een zeer snelle stijging te zien heeft gegeven, nauwkeurig te volgen;

Overwegende dat de schattingen van de behoeften een goed criterium voor de verdeling van bovengenoemde contingenten vormen;

Overwegende dat de bepalingen betreffende de controle op het intracommunautaire handelsverkeer, neergelegd in Verordening (EEG) nr. 223/77 van de Commissie van 22 december 1976 houdende uitvoeringsbepalingen alsmede vereenvoudigingsmaatregelen van de regeling voor communautair douanevervoer (6) slechts van toepassing zijn voor zover de maatregelen waarbij de uitvoerbeperkingen worden ingesteld, de toepassing ervan voorschrijven;

Overwegende dat het comité, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2603/69, is geraadpleegd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Van 1 januari tot en met 31 december 1984 dient bij uitvoer uit de Gemeenschap van resten en afvallen van aluminium van post 76.01 B van het gemeenschappelijk douanetarief en voor resten en afvallen van lood van post 78.01 B een door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten afgegeven uitvoervergunning te worden overgelegd. Deze uitvoervergunning moet zonder kosten voor alle gevraagde hoeveelheden worden afgegeven, met inachtneming van onderstaande bepalingen.

2. De uitvoervergunning wordt binnen een termijn van ten hoogste 15 werkdagen na indiening van de aanvraag op vertoon door verzoeker van een verkoopcontract voor het totaal van de gevraagde hoeveelheden afgegeven.

De vergunning is geldig voor twee maanden.

3. Elke Lid-Staat verstrekt de Commissie tijdens de eerste vijftien dagen van elke maand een opgave van:

a) de hoeveelheden in tonnen en de prijzen van de produkten waarvoor in de voorafgaande maand uitvoervergunningen zijn afgegeven;

b) de hoeveelheden in tonnen van de produkten die in de maand voorafgaande aan de maand genoemd sub a) zijn uitgevoerd;

c) de hoeveelheden in tonnen waarvan de uitvoer waarvoor vergunning is gegeven of die heeft plaatsgevonden geschiedt in het kader van actieve of passieve veredeling;

d) de derde landen van bestemming.

De Commissie stelt de Lid-Staten hiervan op de hoogte.

Artikel 2

Voor 1984 worden de volgende communautaire kwantitatieve uitvoercontingenten ingesteld:

1.2.3 // // // // Nr. van het gemeen- schappelijk douanetarief // Omschrijving // Hoeveelheid (in ton) // // // // ex 26.03 // Assen en residuen van koper en koperlegeringen // 22 300 // ex 74.01 D // Resten en afvallen van koper en koperlegeringen // 35 300 // // //

Artikel 3

De in artikel 2 vastgestelde contingenten worden naar schatting van de behoeften verdeeld.

Artikel 4

1. Uitvoer van de in artikel 2 genoemde goederen wordt niet op het quotum van de uitvoerende Lid-Staat afgeboekt, wanneer

- de betrokken goederen in ongewijzigde staat worden uitgevoerd of als veredelingsprodukten in toepassing van Richtlijn 69/73/EEG van de Raad van 4 maart 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de regeling »actieve veredeling" (1), voor zover in de vervaardiging van genoemde veredelingsprodukten geen goederen zijn begrepen, die aan de artikelen 9 en 10 van het Verdrag beantwoorden.

Toepassing van het equivalentieverkeer is niet toegestaan;

- goederen die niet aan de artikelen 9 en 10 van het Verdrag beantwoorden, worden uitgevoerd na te zijn opgeslagen in een douane-entrepot overeenkomstig Richtlijn 69/74/EEG van de Raad van 4 maart 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot het stelsel van douane-entrepots (2), of na te zijn binnengebracht in vrije zones overeenkomstig Richtlijn 69/75/EEG van de Raad van 4 maart 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot het stelsel van vrije zones (3). Indien deze goederen in het raam van een regeling van actief veredelingsverkeer zijn verkregen, moeten de voorwaarden van het eerste streepje in acht worden genomen.

Artikel 1, lid 3, sub c) en d), is van toepassing.

2. Tijdelijke uitvoer van de in artikel 2 genoemde goederen wordt afgeboekt op het quotum van de uitvoerende Lid-Staat.

Na raadpleging van het Comité douane-veredelingsverkeer van artikel 26 van Richtlijn 69/73/EEG kan evenwel met inachtneming van de procedure van artikel 11, leden 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1023/70 van de Raad een besluit worden genomen, waarbij met gebruikmaking van de regeling van Richtlijn 76/119/EEG van de Raad van 18 december 1975 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de regeling »passieve veredeling" (4) niet-afboeking wordt toegestaan.

Artikel 5

Verordening (EEG) nr. 223/77 is op het verkeer binnen de Gemeenschap van de in artikel 2 bedoelde produkten van toepassing.

Artikel 6

De Raad stelt te zijner tijd en in ieder geval vóór 31 december 1984 de maatregelen vast welke na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening voor de uitvoer van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde produkten moeten worden genomen.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1984.

Zij is van toepassing tot en met 31 december 1984.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1983.

Voor de Raad

De Voorzitter

C. VAITSOS

(1) PB nr. L 324 van 27. 12. 1969, blz. 25.

(2) PB nr. L 211 van 20. 7. 1982, blz. 1.

(3) PB nr. L 124 van 8. 6. 1970, blz. 1.

(4) PB nr. L 362 van 23. 12. 1982, blz. 5.

(5) PB nr. L 327 van 24. 11. 1983, blz. 1.

(6) PB nr. L 38 van 9. 2. 1977, blz. 20.

(1) PB nr. L 58 van 8. 3. 1969, blz. 1.

(2) PB nr. L 58 van 8. 3. 1969, blz. 7.

(3) PB nr. L 58 van 8. 3. 1969, blz. 11.

(4) PB nr. L 24 van 30. 1. 1976, blz. 58.