Home

84/436/EEG: Advies van de Commissie van 10 augustus 1984 aan de Regering van Frankrijk betreffende het ontwerp- decreet inzake het personenvervoer over de weg (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

84/436/EEG: Advies van de Commissie van 10 augustus 1984 aan de Regering van Frankrijk betreffende het ontwerp- decreet inzake het personenvervoer over de weg (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

84/436/EEG: Advies van de Commissie van 10 augustus 1984 aan de Regering van Frankrijk betreffende het ontwerp- decreet inzake het personenvervoer over de weg (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 242 van 12/09/1984 blz. 0012 - 0013


*****

ADVIES VAN DE COMMISSIE

van 10 augustus 1984

aan de Regering van Frankrijk betreffende het ontwerp-decreet inzake het personenvervoer over de weg

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(84/436/EEG)

Overeenkomstig artikel 1 van de beschikking van de Raad van 21 maart 1962 (1) houdende vaststelling van een procedure voor het voorafgaande onderzoek en overleg omtrent bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen welke door de Lid-Staten op het gebied van het vervoer worden overwogen, gewijzigd bij Beschikking 73/402/EEG van de Raad van 22 november 1973 (2), heeft de Franse Regering de Commissie bij schrijven van 10 juli 1984 van haar Permanente Vertegenwoordiging bij de Europese Gemeenschappen een ontwerp-decreet doen toekomen betreffende het personenvervoer over de weg.

De brief van de Permanente Vertegenwoordiging werd op 16 juli 1984 door de Commissie ontvangen en is overeenkomstig artikel 1 van bovengenoemde beschikking van de Raad ook aan de andere Lid-Staten toegezonden.

Bij schrijven van 20 juli 1984, gericht aan het Directoraal-generaal Vervoer, heeft de Permanente Vertegenwoordiging van Frankrijk verzocht om toepassing van de in artikel 2, lid 4, van de beschikking van de Raad genoemde spoedprocedure. Dit schrijven werd op 24 juli 1984 door het Directoraal-generaal Vervoer ontvangen.

Op initiatief van de Commissie heeft op 26 juli 1984 te Brussel een informatiebijeenkomst met de Franse Regering plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst hebben vertegenwoordigers van de Franse Regering aan de diensten van de Commissie een versie van het ontwerp-decreet overhandigd die sterk afweek van de op 10 juli 1984 per post verzonden versie.

Geen enkele Lid-Staat heeft om instelling van de overlegprocedure verzocht en de Commissie heeft het niet wenselijk geoordeeld met alle Lid-Staten overleg te plegen omtrent de desbetreffende bepalingen.

Op grond van artikel 2, lid 1, van de beschikking van de Raad, brengt de Commissie het volgende advies uit:

1. De Commissie stelt vast dat, volgens de Franse Regering, het ontwerp-decreet tot doel heeft de bepalingen vast te stellen die nodig zijn voor de toepassing van de artikelen 7, 27 en 29 van Oriëntatiewet nr. 82/1153 van 30 december 1982 voor het binnenlands vervoer, waarover de Commissie op 15 december 1982 een advies heeft uitgebracht (3). De Commissie stelt vast dat het ontwerp-decreet uitsluitend betrekking heeft op het personenvervoer over de weg op het Franse grondgebied met uitzondering van het gebied Ile-de-France (regio Parijs), aangezien voor de toepassing van die wet in deze regio binnen korte termijn bijzondere wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zullen worden vastgesteld.

De Commissie constateert dat de uitvoeringsmaatregelen van het ontwerp-decreet betrekking hebben op:

- de inschrijving in een register van ondernemingen voor openbaar vervoer van personen over de weg,

- de omschrijving en organisatie van verschillende soorten vervoer van personen over de weg, en

- de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal personenvervoer over de weg.

2. De Commissie vindt het wenselijk dat de Franse Regering van de gelegenheid gebruik zou maken om de nationale definities van geregeld en ongeregeld vervoer aan te passen aan die welke in Verordening nr. 117/66/EEG (4) voor het internationale vervoer van personen over de weg tussen de Lid-Staten zijn vastgesteld.

De Commissie neemt nota van het feit dat de in artikel 8 van decreet nr. 49/1473 van 14 november 1949 vermelde bepalingen van het exploitatiereglement, waarvan de afschaffing is voorzien, opnieuw zullen worden opgenomen in de overeenkomsten met openbare of particuliere ondernemingen die geregeld en ongeregeld vervoer verrichten.

3. Wat de voorwaarden voor de toegang tot het beroep betreft, ziet de Commissie zich genoodzaakt om in het licht van Richtlijn 74/562/EEG van de Raad van 12 november 1974 inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal personenvervoer over de weg (5) de volgende opmerkingen en aanbevelingen te formuleren:

a) Artikel 2 van het ontwerp-decreet stelt in samenhang met de artikelen 5 en 13 de staatsvervoerbedrijven die alleen financiële zelfstandigheid bezitten en geen rechtspersoonlijkheid hebben en die door de territoriale overheden zijn opgericht vrij van de inschrijving in het register van ondernemingen van openbaar vervoer van personen over de weg en bijgevolg ook van de voorwaarden voor de toetreding tot het beroep. Deze vrijstelling is strijdig met de bepalingen van artikel 1, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 74/562/EEG op grond waarvan »elk onder de overheid ressorterend orgaan, ongeacht of het een eigen rechtspersoonlijkheid bezit of afhankelijk is van een autoriteit met deze persoonlijkheid" aan de voorwaarden voor de toegang tot het beroep is onderworpen.

De Commissie verzoekt de Franse Regering artikel 2 van haar ontwerp in overeenstemming te brengen met Richtlijn 74/562/EEG.

b) De Commissie neemt nota van artikel 7, sub a), van het ontwerp-decreet waarbij de lijst van diploma's die hun houder vrijstellen van het bewijs van vakbekwaamheid, opgenoemd in het interministerieel besluit van 31 december 1977, wordt ingekort en waarbij deze vrijstelling wordt beperkt tot de diploma's van een bij interministerieel besluit erkende instelling voor vervoeronderricht.

De Commissie is van mening dat deze wijziging in de lijn ligt van Richtlijn 74/562/EEG. Zij kan zich evenwel eerst definitief uitspreken over de verenigbaarheid van artikel 7 van het ontwerp-decreet nadat zij inzage heeft gekregen in het ontwerp van de door de Franse Regering aangekondigde uitvoeringsbesluiten.

De Commissie verzoekt de Franse Regering haar tijdig bovengenoemde ontwerp-besluiten mede te delen.

c) De Commissie neemt nota van het feit dat de Franse Regering tijdens de informatiebijeenkomst van 26 juli 1984 heeft verklaard dat de voorwaarden inzake betrouwbaarheid en algemene financiële draagkracht ook in de toekomst los zullen staan van de voorwaarden inzake vakbekwaamheid en zullen worden geregeld door de wet van 30 augustus 1947 inzake de sanering van de commerciële en industriële beroepen en de wet van 22 oktober 1940 betreffende betalingen door middel van cheques en overschrijvingen.

d) De Commissie neemt ook akte van het feit dat de Franse Regering heeft verklaard dat de verplichting om de beslissingen tot afwijzing van een aanvraag om toegang tot het beroep met redenen te omkleden en de verweermiddelen tegen die beslissingen, in de zin van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 74/562/EEG, zijn onderworpen aan de wet van 11 juli 1979 en het decreet van 28 november 1983 betreffende de motivering van administratieve handelingen en de verbetering van de betrekkingen tussen de overheidsdiensten en het publiek.

e) Wat artikel 12 van het ontwerp-decreet betreft, neemt de Commissie nota van het feit dat de Franse Regering tijdens de informatiebijeenkomst van 26 juli 1984 heeft verklaard dat de tweede en derde alinea van artikel 12 zullen worden geschrapt.

f) Door in artikel 37, sub a), »het door een openbare instantie of een onderneming voor de normale werkingsbehoeften georganiseerde vervoer van hun personeel" als particulier vervoer aan te merken, lijkt het ontwerp-decreet de beroepsvervoerders die dit soort vervoer zouden verrichten vrij te stellen van de voorwaarden voor de toegang tot het beroep. De Commissie neemt akte van de verklaringen van de Franse Regering volgens welke de toegangsvoorwaarden ook voor die beroepsvervoerders gelden.

Om verwarring te vermijden wenst de Commissie dat de Franse Regering dit punt in artikel 37, sub a), verduidelijkt.

g) De Commissie wijst er de Franse Regering op dat artikel 52 van het ontwerp-decreet wat de toegang tot het beroep betreft aanleiding zou kunnen geven tot een verschil in behandeling tussen de binnenlandse en internationale vervoerondernemers en ook tussen de binnenlandse vervoerondernemers en die van Ile-de-France.

4. De Commissie stelt de andere Lid-Staten van dit advies in kennis.

Gedaan te Brussel, 10 augustus 1984.

Voor de Commissie

Giorgios CONTOGEORGIS

Lid van de Commissie

(1) PB nr. 23 van 3. 4. 1962, blz. 720/62.

(2) PB nr. L 347 van 17. 12. 1973, blz. 48.

(3) PB nr. L 361 van 22. 12. 1982, blz. 27.

(4) PB nr. 147 van 9. 8. 1966, blz. 2688/66.

(5) PB nr. L 308 van 19. 11. 1974, blz. 23.