Home

84/88/EEG: Beschikking van de Raad van 6 februari 1984 houdende machtiging tot uitdrukkelijke of stilzwijgende verlenging van bepaalde handelsakkoorden die door de Lid-Staten met derde landen zijn gesloten

84/88/EEG: Beschikking van de Raad van 6 februari 1984 houdende machtiging tot uitdrukkelijke of stilzwijgende verlenging van bepaalde handelsakkoorden die door de Lid-Staten met derde landen zijn gesloten

*****

BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 6 februari 1984

houdende machtiging tot uitdrukkelijke of stilzwijgende verlenging van bepaalde handelsakkoorden die door de Lid-Staten met derde landen zijn gesloten

(84/88/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gelet op Beschikking 69/494/EEG van de Raad van 16 december 1969 betreffende de geleidelijke eenmaking van de akkoorden inzake de handelsbetrekkingen tussen de Lid-Staten en derde landen en betreffende onderhandelingen over communautaire akkoorden (1), inzonderheid op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat voor de in de bijlage vermelde akkoorden en protocollen laatstelijk bij Beschikking 83/249/EEG (2) machtiging werd verleend tot uitdrukkelijke of stilzwijgende verlenging tot na de overgangsperiode;

Overwegende dat de belanghebbende Lid-Staten hebben verzocht te worden gemachtigd om deze akkoorden uitdrukkelijk of stilzwijgend te verlengen ten einde elke onderbreking in hun op overeenkomst berustende handelsbetrekkingen met de betrokken derde landen te vermijden;

Overwegende echter dat het merendeel van de onderwerpen waarop deze nationale akkoorden betrekking hebben, voortaan in communautaire akkoorden worden geregeld; dat het in deze omstandigheden enkel gaat om het verlenen van machtiging tot het handhaven van de nationale akkoorden voor die onderwerpen die niet onder de communautaire akkoorden vallen; dat, anderzijds, deze machtiging geen afbreuk doet aan de verplichting van de Lid-Staten om elke onverenigbaarheid van deze akkoorden met het communautaire recht te vermijden en, zo nodig, ongedaan te maken;

Overwegende dat gedurende de beoogde periode daarenboven de bepalingen van de uitdrukkelijk of stilzwijgend te verlengen akkoorden geen belemmering mogen vormen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek;

Overwegende dat de betrokken Lid-Staten hebben verklaard dat de uitdrukkelijke of stilzwijgende verlenging van deze akkoorden het openen van communautaire onderhandelingen met de betrokken derde landen en het overnemen in communautaire akkoorden van hetgeen op handelsgebied in deze akkoorden is vastgesteld niet in de weg staat en gedurende de beoogde periode geen belemmering kan vormen voor het aannemen van de maatregelen die nodig zijn om de eenmaking van de invoerregelingen van de Lid-Staten te voltooien;

Overwegende dat na het bij artikel 2 van Beschikking 69/494/EEG bedoelde overleg werd vastgesteld dat gedurende de beoogde periode de bepalingen van de uitdrukkelijk of stilzwijgend te verlengen akkoorden geen belemmering zullen vormen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek, zoals door voornoemde verklaringen van de belanghebbende Lid-Staten wordt bevestigd;

Overwegende dat deze akkoorden dan ook uitdrukkelijk of stilzwijgend kunnen worden verlengd voor een beperkte periode,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde handelsakkoorden en protocollen tussen Lid-Staten en derde landen mogen uitdrukkelijk of stilzwijgend worden verlengd tot de voor elk daarvan aangegeven datum, zulks voor de onderwerpen die niet onder de akkoorden tussen de Gemeenschap en de betrokken derde landen vallen en voor zover de daarin vervatte bepalingen niet in strijd zijn met de bestaande gemeenschappelijke politiek.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 6 februari 1984.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. ROCARD

(1) PB nr. L 326 van 29. 12. 1969, blz. 39.

(2) PB nr. L 140 van 31. 5. 1983, blz. 22.