Home

84/129/EEG: Besluit van de Commissie van 6 maart 1984 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure inzake de invoer van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet van oorsprong uit de Volksrepubliek China

84/129/EEG: Besluit van de Commissie van 6 maart 1984 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure inzake de invoer van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet van oorsprong uit de Volksrepubliek China

84/129/EEG: Besluit van de Commissie van 6 maart 1984 tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure inzake de invoer van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet van oorsprong uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 066 van 08/03/1984 blz. 0032 - 0035


*****

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 6 maart 1984

tot beëindiging van de anti-dumpingprocedure inzake de invoer van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(84/129/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3017/79 van de Raad van 20 december 1979 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1580/82 (2), inzonderheid op artikel 10,

Overwegende hetgeen volgt:

A. Procedure

(1) In juni 1982 is door de Grecian Magnesite Mining Industrial Shipping and Commercial Co. SA, voor zichzelf en tevens namens alle producenten van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet in de Gemeenschap, wier gezamenlijke produktie de gehele produktie in de Gemeenschap van het betrokken artikel vormt, bij de Commissie een klacht ingediend. Deze klacht bevatte bewijsmateriaal van dumping en van daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade, dat voldoende geacht werd om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen. De Commissie heeft dienovereenkomstig met een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (3), kennis gegeven van de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van natuurlijk magnesiet, caustisch gebrand, vallende onder NIMEXE-code ex 25.19-59, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en is tot een onderzoek overgegaan.

(2) De Commissie heeft bij Verordening (EEG) nr. 3541/82 (4), op de invoer van natuurlijk magnesiet, caustisch gebrand, met een MgO-gehalte tussen 70 en 91 %, van oorsprong uit China, een voorlopig anti-dumpingrecht ingesteld. De Commissie heeft de haar bekende betrokken exporteurs in kennis gesteld van haar voornemen het voorlopig recht voor nogmaals een tijdsduur van twee maanden te verlengen. Deze exporteurs, die een aanzienlijk deel van de betrokken handel vertegenwoordigen, maakten daartegen geen bezwaar. Het recht werd dienovereenkomstig bij Verordening (EEG) nr. 992/83 (5), voor een tijdsduur van ten hoogste twee maanden verlengd.

(3) Na het opleggen van het voorlopig antidumpingrecht hebben de vertegenwoordigers van de exporteurs, bepaalde importeurs en de betrokken producenten in de Gemeenschap verzocht om door de Commissie te worden gehoord, hetgeen hun is toegestaan. Exporteurs, importeurs, producenten in de Gemeenschap en verbruikers van het betrokken produkt hebben schriftelijk hun standpunten over het recht naar voren gebracht.

(4) De exporteurs en de belangrijkste importeurs zijn van de voornaamste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie een definitief optreden dacht aan te bevelen, in kennis gesteld.

(5) De Commissie heeft in juni 1983 bij de Raad een voorstel ingediend om op de invoer van het betrokken produkt een definitief anti-dumpingrecht in te stellen. De Raad heeft dit voorstel evenwel niet aangenomen.

(6) De Commissie heeft daarop het onderzoek dat de vergelijkbaarheid van de betrokken produkten, de keuze van een derde land met markteconomie, de normale waarde en de schade omvatte, voortgezet.

(7) De oorspronkelijke periode van onderzoek, die het laatste halfjaar van 1981 en het eerste halfjaar van 1982 bestreek, werd uitgebreid met het laatste halfjaar van 1982 en het eerste halfjaar van 1983.

B. Soortgelijke produkten

(8) De bij deze gang van zaken betrokken partijen hebben inzake de vergelijkbaarheid van de produkten van oorsprong uit het land van uitvoer, het derde land met markteconomie en de Gemeenschap onderling zeer tegengestelde opvattingen laten horen. De na de instelling van het voorlopig anti-dumpingrecht door de Commissie voor een onderzoek ter zake benoemde deskundigen zijn niet tot voldoende overtuigende gezamenlijke bevindingen gekomen. De betrokken

partijen, die een tweede maal werden uitgenodigd voor een nieuw onderzoek namen van deskundigen op te geven, zijn niet in staat gebleken tot overeenstemming te komen over de benoeming van een objectief deskundige.

De Commissie heeft daarom zelf het onderzoek voortgezet, met name door contact op te nemen met alle gebruikers die haar door de producenten in de Gemeenschap, de importeurs of door enige andere partij zijn genoemd.

(9) Uit de thans bij de Commissie voorliggende gegevens kunnen met het oog op de vergelijkbaarheid van de betrokken produkten de volgende conclusies worden getrokken:

a) de verschillende microstructuur van de grondstof (cryptokristallijn of macrokristallijn), waarvan de te onderzoeken produkten worden afgeleid, heeft voor de meeste toepassingen van deze produkten vrijwel geen betekenis;

b) het gebruik van wentelovens voor het branden van de grondstof is over het algemeen voor de kenmerken van het onderzochte produkt niet bepalend. Bovendien hebben alle betrokken producenten (in het land van uitvoer, in het derde land met markteconomie en in de Gemeenschap) zowel schacht- als wentelovens;

c) de betrokken produkten vallen alle onder dezelfde postonderverdeling van het gemeenschappelijk douanetarief;

d) alle onderzochte produkten hebben hetzelfde scheikundige hoofdbestanddeel, MgO, met een gehalte tussen 70 en 91 % en bijkomende scheikundige bestanddelen: Fe2O3, SiO2, CaO en Al2O3. Het gehalte van deze onzuiverheden verschilt naar land van oorsprong, gebied van winning zelfs naar gelang van de oven waarin het produkt is gebrand;

e) ten aanzien van de toepassingen:

aa) het gebruik in de landbouw, hetwelk verreweg de belangrijkste afzonderlijke toepassing oplevert:

- slechts het MgO-bestanddeel is van belang,

- de exporteurs en de meeste importeurs hebben de onderlinge verwisselbaarheid van de produkten, ongeacht het land van oorsprong, erkend;

bb) andere toepassingen:

- ofschoon sommige gebruikers de voorkeur geven aan een produkt dat uit een bepaald land afkomstig is, is niet bewezen dat de produkten over het algemeen niet verwisselbaar zouden zijn; bovendien worden in sommige gevallen de produkten van uiteenlopende oorsprong door de gebruikers gemengd,

- met betrekking tot bepaalde toepassingen lijken de produkten over het algemeen niet verwisselbaar, voornamelijk vanwege een verschillend SiO2-gehalte. De exporteurs waarborgen evenwel geen maximumgehalte van deze onzuiverheden. Bovendien vertegenwoordigt de Chinese hoeveelheid, waarbij het SiO2-gehalte eventueel het gebruik kan bepalen, minder dan 10 % van de markt van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet in de EEG,

- de Chinese exporteurs erkenden, behalve voor één toepassing, de onderlinge verwisselbaarheid,

- in hun commerciële folders prijzen de exporteurs een groot aantal gebruiksmogelijkheden aan die met die van de producenten in de Gemeenschap te vergelijken zijn.

(10) Op grond van de in punt 9 genoemde gegevens wordt geconcludeerd dat de produkten van oorsprong uit China en Griekenland niet soortgelijk zijn in de zin van artikel 2, lid 12 van Verordening (EEG) nr. 3017/79, maar dat zij wel sterk op elkaar gelijkende kenmerken bezitten.

C. Normale waarde

(11) Tijdens de procedure werd herhaaldelijk door de exporteurs en de meeste importeurs aangevoerd dat de producenten van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet uit China voordeel trekken van een buitengewoon, natuurlijk concurrentievoordeel ten opzichte van elke andere producent wiens prijzen ter vaststelling van de normale waarde door de Commissie zouden kunnen worden gebruikt. Er werd gesteld dat dit voordeel te danken was aan de buitengewoon hoge zuiverheid van de grondstof, die daar een veel goedkoper produktieproces behoeft dan elders.

(12) Ten aanzien van de buitengewone natuurlijke concurrentievoordelen die door de exporteurs werden aangevoerd, kunnen geen aanpassingen van de normale waarde worden gemaakt, aangezien onzeker is hoe deze voordelen, als zij werkelijk zouden bestaan en niet door concurrentienadelen zouden worden geneutraliseerd, in de normale waarde zouden worden weerspiegeld als dezelfde voorwaarden in een derde land met markteconomie zouden bestaan, aangezien de prijzen niet alleen afhangen van de kosten maar ook van de vraag. Bovendien zou, als de normale waarde op de aangenomen waarde in een land met markteconomie zou worden gebaseerd, elke aanpassing van de kosten in een derde land met markteconomie om met beweerde natuurlijke voordelen rekening te houden, inhouden dat op de kosten en de allocaties van middelen in een land zonder markteconomie moet worden afgegaan, terwijl met artikel 2, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 3017/79 juist werd beoogd dit te vermijden.

(13) Ten einde de normale waarde op een passende en niet onredelijke wijze vast te stellen, werden voor de keuze van een derde land met markteconomie waar de grondstof en het produktieproces de beste vergelijking zou kunnen opleveren, de betrokken partijen uitgenodigd voorstellen in te dienen.

Ten slotte heeft de Commissie om de volgende redenen Oostenrijk uitgekozen:

- afgezien van het gebrek aan overeenstemming tussen exporteurs en importeurs, is Oostenrijk door een van de belangrijkste importeurs geopperd,

- de producenten in de Gemeenschap, die in hun klacht Spanje hadden voorgesteld, maakten tegen deze keuze geen bezwaar,

- in Oostenrijk is de winning van de grondstof vrij eenvoudig en er is bijna geen afval met betrekking tot de voor de vervaardiging van het betrokken produkt gewonnen grondstof,

- de Oostenrijkse producent vervaardigt verschillende kwaliteiten van het betrokken produkt voor een vrij groot aantal toepassingsmogelijkheden terwijl in Spanje het merendeel slechts voor landbouwdoeleinden werd afgezet. Het bredere gamma van de Oostenrijkse verkopen betreft uitvoer en de Oostenrijkse prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap werden derhalve een deugdelijke en redelijke keuze voor de normale waarde geacht.

D. Prijzen bij uitvoer

(14) De prijzen bij uitvoer werden vastgesteld op basis van de voor de voor uitvoer naar de Gemeenschap verkochte produkten betaalde of te betalen prijzen.

E. Vergelijking

(15) Op grond van deze feiten bedraagt de dumpingmarge, die gelijk is aan het bedrag waarmee de vastgestelde normale waarde de prijs bij uitvoer naar de Gemeenschap overschrijdt, 48 %.

F. Schade

(16) Ten aanzien van de door de invoer met dumping veroorzaakte schade blijkt uit het aan de Commissie beschikbare bewijsmateriaal dat de invoer in de Gemeenschap uit China van caustisch gebrand magnesiet van 41 380 ton in 1979 tot 59 951 ton in 1982 is gestegen met over die periode een daaruit voortvloeiende vergroting van het marktaandeel van 12 tot 16 %; de wederverkoopprijzen van deze invoer lagen onder de voor de dekking van de kosten der producenten in de Gemeenschap benodigde prijzen.

De gevolgen hiervan voor de bedrijfstak in de Gemeenschap waren een vermindering van de produktie tussen 1979 en 1982 met 33 %, een aanzienlijk lagere benuttingsgraad van de produktiecapaciteit, een verkoopdaling met 33 % tussen 1979 en 1982, verlies van marktaandeel, afnemende gewogen gemiddelde prijzen sinds 1981, met verliezen op het betrokken produkt als gevolg.

(17) Uit de voor 1983 beschikbare gegevens blijkt dat de producenten in de Gemeenschap in staat waren hun produktie als gevolg van een hogere benuttingsgraad van de capaciteit te vergroten. Hun verkopen binnen de Gemeenschap namen toe maar de gewogen gemiddelde verkoopprijzen stegen nog steeds niet. Ook waren zij in staat hun marktaandeel van 1982 te handhaven. Uit officiële statistieken blijkt voor de eerste helft van 1983 een aanzienlijke daling van de invoer van onder NIMEXE-code ex 25.19-59 vallend magnesiet uit China.

De producenten in de Gemeenschap genoten aldus voordeel van het gedurende het eerste halfjaar van 1983 geldende voorlopig recht.

(18) De Commissie heeft nagegaan of er schade is veroorzaakt door andere factoren zoals de omvang en prijzen van invoer zonder dumping of stagnatie van de vraag. De aanzienlijke toeneming evenwel van de invoer met dumping en de prijzen waartegen deze produkten in de Gemeenschap te koop worden aangeboden, hebben de Commissie tot de conclusie gebracht dat de gevolgen van de invoer met dumping van caustisch gebrand magnesiet, van oorsprong uit China, op zichzelf moeten worden beschouwd als aanzienlijke schade voor de betrokken bedrijfstak in de Gemeenschap.

G. Belang van de Gemeenschap

(19) Met het oog op de bijzonder ernstige verliezen die de producenten in de Gemeenschap bij de produktie en verkoop van het betrokken produkt lijden en ten einde te voorkomen dat de Gemeenschap, indien haar producenten de vervaardiging van deze produkten zouden moeten staken, volkomen afhankelijk zal worden van leveranties van buitenaf van de betrokken produkten, is de Commissie tot de slotsom gekomen dat het in het belang van de Gemeenschap is op te treden. H. Beëindiging van de procedure

(20) De betrokken exporteurs zijn van de voornaamste bevindingen van het onderzoek in kennis gesteld en hebben daarop uitvoerig commentaar gegeven. Vervolgens is namens alle Chinese exporteurs van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet een memorandum aangeboden, waarin zij zich onder meer verbonden het betrokken produkt niet onder bepaalde prijzen naar de Gemeenschap uit te voeren. Deze prijzen zijn op een dergelijk peil vastgesteld dat de door de producenten in de Gemeenschap geleden schade zal worden opgeheven.

(21) Het memorandum wordt onder deze omstandigheden aanvaardbaar geacht en de procedure kan derhalve zonder instelling van een anti-dumpingrecht worden beëindigd.

(22) Tijdens het overleg in het Raadgevend Comité is over de aanvaardbaarheid van dit memorandum door enige Lid-Staten bezwaar gemaakt.

De Commissie heeft derhalve bij de Raad een voorstel ingediend tot beëindiging van de procedure op grond van de aanvaarding van het memorandum.

(23) Gezien de Raad binnen een maand niet anders heeft besloten, wordt het memorandum aanvaard overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3017/79 van de Raad en de procedure wordt geacht te zijn beëindigd overeenkomstig artikel 9, lid 1, van dezelfde verordening,

BESLUIT:

Artikel 1

De Commissie aanvaardt hierbij het namens alle exporteurs van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet uit China aangeboden memorandum in verband met de uitvoer van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet van post 25.19 ex B van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code ex 25.19-59, van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

Artikel 2

De anti-dumpingprocedure inzake de invoer van caustisch gebrand natuurlijk magnesiet, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt beëindigd.

Gedaan te Brussel, 6 maart 1984.

Voor de Commissie

Étienne DAVIGNON

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 1.

(2) PB nr. L 178 van 22. 6. 1982, blz. 9.

(3) PB nr. C 162 van 29. 6. 1982, blz. 2 en PB nr. C 192 van 27. 7. 1982, blz. 7.

(4) PB nr. L 371 van 30. 12. 1982, blz. 21.

(5) PB nr. L 110 van 27. 4. 1983, blz. 28.