84/364/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 mei 1984 betreffende een steunvoornemen van de Italiaanse Regering ten behoeve van een onderneming die motoren en landbouwtrekkers vervaardigt (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
84/364/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 mei 1984 betreffende een steunvoornemen van de Italiaanse Regering ten behoeve van een onderneming die motoren en landbouwtrekkers vervaardigt (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
84/364/EEG: Beschikking van de Commissie van 16 mei
1984 betreffende een steunvoornemen van de Italiaanse
Regering ten behoeve van een onderneming die motoren en
landbouwtrekkers vervaardigt (Slechts de tekst in de
Italiaanse taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 192 van 20/07/1984 blz. 0035 -
0037
*****
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 16 mei 1984
betreffende een steunvoornemen van de Italiaanse Regering ten behoeve van een onderneming die motoren en landbouwtrekkers vervaardigt
(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)
(84/364/EEG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en met name op artikel 93, lid 2, eerste alinea,
Na belanghebbenden overeenkomstig genoemd artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I
De Italiaanse Regering heeft bij schrijven van 6 september 1983 de Commissie in kennis gesteld van haar voornemen om uit hoofde van Wet 675/77 steun te verlenen aan een motoren en landbouwtrekkers vervaardigende onderneming.
Deze steun zou, met name voor het op industriële schaal vervaardigen van een nieuwe motor, moeten dienen tot installatie van een flexibele produktieketen. Het steunvoornemen voorziet in de financiering van de installatiekosten, in de aankoop van apparatuur met numerieke besturing en in de aanschaffing van uitrusting.
Uitbreiding van de reeds bestaande installaties met een nieuwe produktieketen zal in de onderneming tot een duidelijke verhoging van de produktiecapaciteit voor motoren leiden. De soepelheid waarmee de onderneming zich door deze investering aan de vraag op de markt zal kunnen aanpassen, zal een verlaging van haar rentabiliteitsdrempel meebrengen en zal bijgevolg haar concurrentiepositie op de markt verbeteren.
De in het bijzonder de gebruiker ten goede komende voordelen van de nieuwe motor vormen een element in de zich op het gebied van de O & O afspelende concurrentiestrijd tussen de ondernemingen, hetgeen in dit geval een factor is die vooral in het voordeel uitvalt van de onderneming die het nieuwe produkt op de markt brengt.
De totale investeringskosten zijn geschat op 46 344 miljoen lire en voor het project zou ten belope van 50 % van de investeringswaarde een rentesubsidie van 8,4 % voor een over vijf jaar lopende lening kunnen worden verstrekt.
De Commissie heeft na een eerste onderzoek gemeend dat de steun niet aan de door de Commissie, inzake de toepassing van genoemde Wet 675/77, op 18 januari 1983 goedgekeurde voorwaarden beantwoordde.
De Commissie heeft ten aanzien van het steunvoornemen de procedure van artikel 93, lid 2, van het EEG-Verdrag ingeleid en bij schrijven van 23 december 1983 heeft zij de Italiaanse Regering aangemaand haar opmerkingen te maken.
II
De Italiaanse Regering heeft bij schrijven van 9 februari 1984 op de aanmaning van de Commissie krachtens artikel 93 van het EEG-Verdrag geantwoord, waarbij zij wees op de overeenstemming van het project met de doelstellingen van het door het Interministerieel Comité voor het industrieel beleid (CIPI) vastgestelde definitieve programma. Het project biedt, als gevolg van de soepelheid die in het produktieproces wordt aangebracht, duidelijke voordelen, vooral wat de algemene rentabiliteit van de onderneming en de arbeidsomstandigheden betreft; het nieuwe produkt biedt zijn gebruiker een reeks verbeteringen en tevens betekent het project voor de onderneming een bijzondere investeringsinspanning.
De Regeringen van twee Lid-Staten hebben in het raam van de raadpleging van de belanghebbenden erop gewezen dat de voorgenomen steun voor het handelsverkeer tussen Lid-Staten nadelig kan zijn en op een markt met een slechts geringe groei en openstaand voor de internationale handel de concurrentie in het nadeel van hun eigen producenten kan vervalsen.
Uit door één vereniging van bedrijfsgenoten en vier ondernemingen uit de sector ingediende opmerkingen blijkt dat de steun op een markt waarop aanbiedingsprijzen voor de werking van de concurrentie van doorslaggevende betekenis zijn, tot concurrentievervalsing zou kunnen leiden; een steun genietende onderneming zou door die investeringssteun niet alle normale kosten in haar verkoopprijs behoeven te integreren, hetgeen een onaanvaardbare concurrentiedistorsie zou opleveren.
De Italiaanse Regering heeft erkend dat deze markt aan concurrentie onderhevig is en een recessieve tendens vertoont. De motorproduktie van de onderneming moest tussen 1980 en 1983 met circa 40 % worden verminderd. In 1982 werd 75 % van de door de onderneming geproduceerde trekkers binnen de Gemeenschap verkocht, waarvan 33 % in de andere Lid-Staten. De onderneming komt eveneens met industriële motoren op de markt, vooral in de Gemeenschap. Motor- en trekkerproduktie van de betrokken onderneming concurreert rechtstreeks met die van andere ondernemingen in de Gemeenschap. Tussen de Lid-Staten is er handelsverkeer in deze produkten.
III
De nieuwe investering zal niet alleen tot versterking van de concurrentiepositie van de onderneming op de markt voor motoren leiden, doch eveneens op de markt voor landbouwtrekkers waarvoor een deel van de motorenproduktie van de onderneming bestemd is.
Het onderhavige Italiaanse project biedt een aan de ontwikkeling van de onderneming en de markt aangepaste investering. De onderneming had in ieder geval belang bij de uitvoering ervan, ten einde, gezien de evolutie van de vraag, althans haar concurrentiepositie te handhaven.
De steun die de Italiaanse Regering voornemens is te verlenen, kan bijgevolg het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ongunstig beïnvloeden en de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen door begunstiging van de betrokken onderneming of haar produktie in de zin van artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag.
Volgens artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag zijn steunmaatregelen die aan de in dat lid vermelde criteria voldoen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt. De in artikel 92, lid 3, van het EEG-Verdrag vermelde uitzonderingen op deze onverenigbaarheid hebben betrekking op doelstellingen die in het belang van de Gemeenschap en niet in dat van de individuele begunstigde worden nagestreefd. Deze uitzonderingen moeten strikt worden geïnterpreteerd bij het onderzoek van elk plan voor hetzij regionale of sectoriële steunregelingen, hetzij afzonderlijke gevallen van toepassing van algemene steunregelingen; uitzonderingen mogen met name slechts dan worden toegestaan wanneer de Commissie kan vaststellen dat het daar zonder het vrije spel van vraag en aanbod op zichzelf genomen niet zou volstaan om de steun genietende ondernemingen tot een zodanig gedrag te bewegen dat zij daardoor tot de verwezenlijking van een van de in die uitzonderingsbepalingen beoogde doelstellingen zouden kunnen bijdragen.
Het maken van een uitzondering voor steunmaatregelen zonder een passende tegenprestatie als rechtvaardigingsgrond, zou neerkomen op het toetsen van een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de Lid-Staten en van een vervalsing van de concurrentie, zonder dat daarmee het belang van de Gemeenschap in enig opzicht wordt gediend, terwijl sommige Lid-Staten ten onrechte worden bevoordeeld.
Wanneer de Commissie bovenbedoelde beginselen in haar onderzoek van individuele gevallen toepast, dient zij zich ervan te vergewissen dat er van de zijde van de begunstigde een tegenprestatie als specifieke rechtvaardigingsgrond wordt geboden, met andere woorden dat toekenning van de steun nodig is om het bereiken van een der in artikel 92, lid 3, van het EEG-Verdrag bedoelde doelstellingen te bevorderen. Indien dat niet kan worden aangetoond, met name wanneer investering hoe dan ook plaatsvindt, is het duidelijk dat de steun niet tot de verwezenlijking van de in de uitzonderingsbepalingen vermelde doelstellingen bijdraagt, doch veeleer ter versterking van de financiële positie van de betrokken onderneming dient.
In het onderhavige geval is van dergelijke tegenprestaties aan de zijde van de steun verkrijgende onderneming niets gebleken.
De Italiaanse Regering heeft niet kunnen aantonen, en de Commissie heeft evenmin kunnen vaststellen, dat de voorgenomen steun aan alle vereiste voorwaarden om voor een van de uitzonderingen van artikel 92, lid 3, van het EEG-Verdrag in aanmerking te kunnen komen, voldeed.
De streek van Treviglio kan niet in aanmerking komen voor de uitzonderingen bedoeld in artikel 92, lid 3, sub a) en c), van het EEG-Verdrag betreffende steun ter bevordering of vergemakkelijking van de ontwikkeling van bepaalde regio's, aangezien de levensstandaard er niet »abnormaal laag" is en er evenmin een »ernstig gebrek aan werkgelegenheid" heerst in de zin van het sub a) bepaalde; wat de sub c) bedoelde uitzondering aangaat, heeft de Italiaanse Regering de betrokken regio niet onder de regio's opgenomen die een extra inspanning met het oog op hun regionale ontwikkeling behoeven.
Wat de uitzonderingen van artikel 92, lid 3, sub b), van het EEG-Verdrag betreft zal het normale spel van vraag en aanbod op de markt in ieder geval tot deze investeringen leiden. De betrokken investering vertoont niets van een project »van gemeenschappelijk Europees belang", noch vermag zij een »ernstige verstoring in de economie" van een Lid-Staat op te heffen. Derhalve kan zij niet in aanmerking komen voor een uitzondering krachtens artikel 92, lid 3, sub b), van het EEG-Verdrag op de onverenigbaarheid van de in artikel 92, lid 1, van het EEG-Verdrag bedoelde steun.
Wat de uitzondering van artikel 92, lid 3, sub c), van het EEG-Verdrag betreft ten behoeve van »steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken", blijkt uit een onderzoek naar de situatie dat er als gevolg van een ongunstige ontwikkeling van de vraag een excedentaire produktiecapaciteit bestaat. De voorgenomen steun zou moeten dienen voor een investering die bedoeld is om een oude produktieketen ten dele door een flexibele produktie-installatie te vervangen. Gezien de reeds bestaande installaties zou een en ander netto leiden tot een vergroting van de produktiecapaciteit van de onderneming, ook al is dit niet het hoofddoel van het project.
De investering zal de onderneming bovendien een grotere rentabiliteit geven, dankzij een betere afstemming van haar produktie op het marktverloop. De maatregel lijkt derhalve onder de normale bedrijfsvoering te vallen en verstrekking van de steun zou neerkomen op een bevoordeling van de onderneming voor een investering die haar concurrenten onder druk van de markt zonder steun moeten verrichten. De belangrijke inspanning die het project voor de onderneming kan meebrengen, mag de beoordeling van de aard ervan en van haar mogelijke gevolgen voor de markt en haar concurrenten niet beïnvloeden. Bovendien kunnen de nieuwe intrinsieke eigenschappen van de nieuwe motor, als een element in de concurrentie tussen ondernemingen op het gebied van O & O, op zich geen voldoende tegenprestatie voor de voorgenomen produktie-investering vormen.
De steun levert bijgevolg geen enkele tegenprestatie in het belang van de Gemeenschap op en daar deze geldt voor een sector die door een felle concurrentie binnen de Gemeenschap zelf wordt gekenmerkt, kan die steun het handelsverkeer tussen Lid-Staten zodanig beïnvloeden dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De Commissie kan derhalve in het onderhavige geval geen afwijking van het beginsel van onverenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt uit hoofde van artikel 92, lid 3, sub c), van het EEG-Verdrag toestaan.
Het bovengenoemde steunvoornemen van de Italiaanse Regering beantwoordt bijgevolg niet aan één der in artikel 92, lid 3, van het EEG-Verdrag toegestane uitzonderingen,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De door de Italiaanse Regering voorgenomen steun ten behoeve van een in Treviglio gevestigde, motoren en landbouwtrekkers producerende onderneming, welke steun bij de Commissie bij schrijven van 6 september 1983 is aangemeld, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 92 van het EEG-Verdrag en mag derhalve niet worden toegekend.
Artikel 2
De Italiaanse Regering licht de Commissie binnen twee maanden na datum van kennisgeving van deze beschikking in over de maatregelen die zij tot nakoming ervan heeft getroffen.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.
Gedaan te Brussel, 16 mei 1984.
Voor de Commissie
Frans ANDRIESSEN
Lid van de Commissie