Home

Derde Richtlijn 84/634/EEG van de Raad van 12 december 1984 inzake de bepalingen op het gebied van de zomertijd

Derde Richtlijn 84/634/EEG van de Raad van 12 december 1984 inzake de bepalingen op het gebied van de zomertijd

*****

DERDE RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 12 december 1984

inzake de bepalingen op het gebied van de zomertijd

(84/634/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat bij de Tweede Richtlijn 82/399/EEG van de Raad van 10 juni 1982 inzake de bepalingen op het gebied van de zomertijd (4) een gemeenschappelijke datum en een gemeenschappelijk uur voor het begin van de zomertijd in de Gemeenschap voor 1983, 1984 en 1985 zijn ingevoerd en voor het einde van de zomertijd voor diezelfde jaren twee verschillende data, de ene voor de Lid-Staten die niet tot de Greenwich-tijdzone behoren en de andere voor de twee Lid-Staten die tot de Greenwich-tijdzone behoren;

Overwegende dat in artikel 5 van die richtlijn is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie de regeling vaststelt die met ingang van 1986 moet worden toegepast;

Overwegende dat het wenselijk is de zomertijd op gezette tijden opnieuw te bezien en dat te dien einde moet worden voorzien in een regeling voor 1986, 1987 en 1988;

Overwegende dat voor die jaren een gemeenschappelijke datum en een gemeenschappelijk uur moeten worden vastgesteld voor het begin van de zomertijd in de gehele communautaire zone;

Overwegende dat het dienstig is bij wijze van proef gedurende deze drie jaar twee tussen de Lid-Staten die tot de Greenwich-tijdzone behoren en de overige Lid-Staten verschillende data voor het einde van de zomertijd te handhaven;

Overwegende dat om geografische redenen de gemeenschappelijke bepalingen inzake de zomertijd niet op de overzeese gebieden van de Lid-Staten dienen te worden toegepast,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder zomertijd verstaan de periode van het jaar waarin de klok zestig minuten vooruit wordt gezet ten opzichte van de tijd gedurende de rest van het jaar.

Artikel 2

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen opdat in 1986, 1987 en 1988 de zomertijd in elke Lid-Staat begint om 1.00 uur 's morgens, wereldtijd, op de laatste zondag van maart.

Artikel 3

De Lid-Staten die niet tot de Greenwich-tijdzone behoren, treffen de nodige maatregelen opdat de zomertijd in 1986, 1987 en 1988 eindigt om 1.00 uur 's morgens, wereldtijd, op de laatste zondag van september, te weten:

- in 1986: op 28 september

- in 1987: op 27 september

- in 1988: op 25 september.

Artikel 4

De Lid-Staten die tot de Greenwich-tijdzone behoren, namelijk Ierland en het Verenigd Koninkrijk, treffen de nodige maatregelen opdat de zomertijd eindigt om 1.00 uur 's morgens, wereldtijd, op de vierde zondag van oktober, te weten:

- in 1986: op 26 oktober

- in 1987: op 25 oktober

- in 1988: op 23 oktober.

Artikel 5

Vóór 1 januari 1988 stelt de Raad op voorstel van de Commissie de regeling vast die met ingang van 1989 moet worden toegepast.

Artikel 6

Deze richtlijn is niet van toepassing op de overzeese gebieden van de Lid-Staten.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 12 december 1984.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. QUINN

(1) PB nr. C 179 van 7. 7. 1984, blz. 11.

(2) PB nr. C 300 van 12. 11. 1984, blz. 57.

(3) PB nr. C 307 van 19. 11. 1984, blz. 8.

(4) PB nr. L 173 van 19. 6. 1982, blz. 16.