Home

Verordening (EEG) nr. 45/84 van de Commissie van 6 januari 1984 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1687/76 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van produkten uit interventie

Verordening (EEG) nr. 45/84 van de Commissie van 6 januari 1984 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1687/76 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van produkten uit interventie

Verordening (EEG) nr. 45/84 van de Commissie van 6 januari 1984 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1687/76 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van produkten uit interventie

Publicatieblad Nr. L 007 van 10/01/1984 blz. 0005 - 0006
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0214
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0214


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 45/84 VAN DE COMMISSIE

van 6 januari 1984

houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 1687/76 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van produkten uit interventie

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1413/82 (2), en met name op artikel 12, lid 4, en artikel 26, lid 3, alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwprodukten,

Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 1687/76 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3653/83 (4), de bepalingen zijn vastgesteld die moeten worden toegepast wanneer produkten voor een bijzonder gebruiksdoel en/of met een bijzondere bestemming afkomstig zijn uit interventievoorraden;

Overwegende dat de bestaande overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Oostenrijk over de toepassing van de regeling voor communautair douanevervoer voorzien in de mogelijkheid dat de documenten voor communautair douanevervoer worden afgegeven in Zwitserland en in Oostenrijk; dat moet worden voorkomen dat voor uitvoer bestemde interventieprodukten, ook al zijn zij zonder restitutie uitgevoerd, opnieuw worden ingevoerd als communautaire produkten; dat deze produkten daartoe bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij uitvoer onder de regeling voor extern communautair douanevervoer moeten worden geplaatst;

Overwegende dat de verkoopprijs van interventieprodukten onder de marktprijs kan liggen; dat het verschil tussen beide prijzen groter kan zijn dan het bedrag van de belasting bij invoer; dat deze situatie tot misbruiken kan leiden; dat de waarborg in deze gevallen slechts mag worden vrijgegeven als voldoende bewijsstukken worden overgelegd; dat de reeds ter zake in Verordening (EEG) nr. 2730/79 van de Commissie van 29 november 1979 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwprodukten (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 519/83 (6), en met name in artikel 10 van die verordening, bestaande bepalingen dienen te worden overgenomen;

Overwegende dat, wanneer interventieprodukten opnieuw in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de omstandigheden als omschreven in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 754/76 van de Raad (7), moet worden voorkomen dat zulks geschiedt tegen een lagere prijs dan de communautaire prijs; dat daartoe dient te worden bepaald dat, indien de waarborg reeds is vrijgegeven, een bedrag moet worden betaald dat gelijk is aan de waarborg;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met de adviezen van alle betrokken Comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1687/76 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan artikel 4 worden een derde en een vierde lid toegevoegd, luidende als volgt:

»3. Het voor de vervulling van de in lid 1 en lid 2 bedoelde douaneformaliteiten bij uitvoer gebruikte document draagt de vermelding »interventieprodukten".

4. Indien in het in lid 1 en lid 2 bedoelde geval geen enkele restitutie van toepassing is op de produkten die worden uitgevoerd, worden deze produkten, na aanvaarding van de hierop betrekking hebbende aangifte ten uitvoer, geacht niet langer onder artikel 9, lid 2, van het Verdrag te vallen en worden bijgevolg vervoerd volgens de bepalingen van artikel 1, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 222/77 van de Raad van 13 december 1976 betreffende het communautair douanevervoer (1).

(1) PB nr. L 38 van 9. 2. 1977, blz. 1.".

2. Aan artikel 6, lid 3, derde alinea, wordt een vierde streepje toegevoegd, luidende als volgt:

»- de vermelding: »interventieprodukten bij uitvoer onder de regeling extern communautair douanevervoer te plaatsen".".

3. Artikel 13, lid 4, wordt gelezen:

»4. De waarborg wordt vrijgegeven tegen overlegging van het in artikel 8, lid 2, dan wel het in artikel 12 bedoelde bewijs, al naar het geval, en

- wanneer het produkt bestemd is voor invoer in een bepaald derde land, of

- wanneer het produkt naar een land buiten de Gemeenschap moet worden uitgevoerd, er ernstige twijfel bestaat omtrent de werkelijke bestemming van het produkt,

tegen overlegging van de in artikel 20, leden 2 tot en met 6, van Verordening (EEG) nr. 2730/79 van de Commissie (1) bedoelde bewijsstuken.

Bovendien kunnen de bevoegde diensten van de Lid-Staten bijkomende bewijzen verlangen waarmee ten genoegen van de bevoegde instanties kan worden aangetoond dat het produkt in het derde land van invoer werkelijk op de markt is gebracht.

(1) PB nr. L 317 van 12. 12. 1979, blz. 1.".

4. Na artikel 13 wordt het volgende artikel 13 bis ingevoegd:

»Artikel 13 bis

1. Wanneer het bepaalde in artikel 2, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 754/76 van de Raad (1) van toepassing is,

- wordt de in artikel 13, lid 1, bedoelde waarborg verbeurd indien hij nog niet is vrijgegeven;

- moet, indien de waarborg reeds is vrijgegeven, een bedrag worden betaald, dat gelijk is aan de waarborg.

2. Indien bij de uitvoer uit het geografisch grondgebied van de Gemeenschap van produkten waarvoor een waarborg als bedoeld in artikel 13, lid 1, is gesteld, de douaneformaliteiten bij uitvoer met het oog op de toekenning van de restitutie niet zijn vervuld, wordt voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 754/76 nochtans aangenomen dat voor deze produkten dergelijke formaliteiten zijn vervuld, en is het bepaalde in lid 1 van toepassing.

3. De in de leden 1 en 2 bedoelde waarborgsom wordt beschouwd als een verbeurde waarborg in de zin van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 352/78 van de Raad (2).

4. De belanghebbende levert de bevoegde autoriteiten het bewijs door middel van een door het betrokken interventiebureau afgegeven verklaring dat het bepaalde in lid 1 is in acht genomen of dat geen enkele waarborg werd gesteld.

(1) PB nr. L 89 van 2. 4. 1976, blz. 1.

(2) PB nr. L 50 van 22. 2. 1978, blz. 1.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 april 1984.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 6 januari 1984.

Voor de Commissie

Poul DALSAGER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

(2) PB nr. L 162 van 12. 6. 1982, blz. 6.

(3) PB nr. L 190 van 14. 7. 1976, blz. 1.

(4) PB nr. L 361 van 24. 12. 1983, blz. 17.

(5) PB nr. L 317 van 12. 12. 1979, blz. 1.

(6) PB nr. L 58 van 5. 3. 1983, blz. 5.

(7) PB nr. L 89 van 2. 4. 1976, blz. 1.